direct naar inhoud van Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
Plan: Herbestemmen Raambordelen Binnenstad
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1003BPSTD-OH01

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Toepassing van een afwijkingsbevoegdheid mag niet tot gevolg hebben dat de karakteristiek van het stadsgezicht in onevenredige mate wordt aangetast en/of aan de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied in onevenredige mate afbreuk wordt gedaan.

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken, is het dagelijks bestuur bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van regels van dit plan, voor:

15.1 Gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde

Gebouwen voor de openbare dienst met een maximale bouwhoogte van 5 meter en een maximale vloeroppervlakte van 15 m2, kiosken en bouwwerken geen gebouw zijnde, zoals vrijstaande muren, straatmeubilair, geluidwerende voorzieningen, gedenktekens, plastieken, duikers, bruggen en andere waterbouwkundige constructies.

15.2 Geringe afwijkingen

Geringe afwijkingen in situering die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch betere plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de toestand van het desbetreffende bouwterrein, tot ten hoogste 2 meter.

15.3 Geringe overschrijdingen

Het overschrijden van minimale en maximale hoogte-, breedte-, diepte- en oppervlaktematen voor bebouwing als aangegeven op de verbeelding, dan wel zoals omschreven in de regels, mits de afwijking van enige maat niet meer dan 10% bedraagt, met dien verstande dat geen extra bouwlaag mag worden gerealiseerd en de bestemmingsgrenzen op de verbeelding niet worden overschreden.

15.4 Balkons

Het overschrijden van bestemmingsgrenzen voor balkons, (hoek)erkers, bordessen, galerijen, luifels, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van bouwwerken, met in achtneming van het volgende:

  • a. in het gehele plangebied is met ontheffing een balkon aan de achtergevel toegestaan met een diepte van 2 meter, mits het balkon binnen een hoek van 45 graden vanaf de zijgevels van het desbetreffende perceel wordt gebouwd. Bij de afweging of de ontheffing wordt verleend, wordt de relatie tot de belendende panden betrokken;
  • b. ontheffing voor galerijen wordt slechts verleend als een andere vorm van ontsluiting niet mogelijk is. De overschrijding van de bestemmingsgrens dan wel de differentiatielijn bedraagt ten hoogste 2 meter. Deze ontheffing wordt alleen voor de achterzijde van bebouwing verleend. In elk geval dient de parcellering, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan te worden gehandhaafd;
  • c. buitentrappen zijn slechts aan de achterzijde van bebouwing toegestaan;
  • d. luifels zijn slechts toegestaan als de samenhang van de onderpui met de hogere bouwlagen niet verloren gaat, mits de overschrijding van de bestemmingsgrens niet meer dan 0,60 meter bedraagt. Deze ontheffing wordt alleen verleend voor een openbare of bijzondere voorziening. Voor luifels aan en/of over gebouwde terrassen wordt geen ontheffing verleend;
  • e. erkers zijn slechts toegestaan als ondergeschikt deel van de gevel. De maximale breedte mag niet meer bedragen dan een derde van de breedte van de gevel; de maximale diepte mag niet meer bedragen dan 0,60 meter. Aan de straatzijde wordt de ontheffing slechts verleend vanaf de eerste bouwlaag en mits de erker past binnen de karakteristiek van het deel van de bestaande gevelwand waarin de erker wordt geplaatst.

De ontheffing voor erkers en luifels wordt niet verleend voor bebouwing aan straten/stegen met een breedte van minder dan 6 meter.

15.5 Ondergrondse voorzieningen

De afwijking voor ondergrondse voorzieningen wordt toegestaan voor:

  • a. Bergbezinkbassins;
  • b. Voorzieningen ten behoeve van warmte-koudeopslag.
15.6 Antennes ten behoeve van mobiele telecommunicatie

De afwijking voor antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie zal slechts worden toegestaan tot een maximale hoogte van 5 meter, gemeten vanaf de voet, indien onderdelen van de antenne-installatie om aantoonbare redenen niet inpandig kunnen worden gerealiseerd. Deze installaties dienen zo centraal mogelijk op het dak te worden geplaatst, aan of nabij de liftschacht, indien aanwezig. Plaatsing op panden met een 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' is niet toegestaan, tenzij de karakteristiek van het monument niet wordt aangetast. Plaatsing op panden met een 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' of met een 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' is toegestaan, tenzij de karakteristiek van het stadsgezicht wordt verstoord.

15.7 Voorzieningen ten behoeve van cameratoezicht en verkeersmonitoring

De afwijking voor voorzieningen ten behoeve van cameratoezicht en verkeersmonitoring wordt slechts toegestaan met inachtneming van het volgende:

a. Plaatsing op of aan panden met een 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' is niet toegestaan, tenzij de karakteristiek van het monument niet wordt aangetast.
b. Plaatsing op of aan panden met een 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' of met een 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' is toegestaan, tenzij de karakteristiek van het stadsgezicht wordt verstoord.