direct naar inhoud van 7.1 Algemeen
Plan: Huidekoperstraat 13-17
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.A1002BPSTD-OH01

7.1 Algemeen

Het archeologische erfgoed bestaat uit voorwerpen en structuren die in de bodem bewaard zijn. Ook landschappelijke of infrastructurele elementen kunnen een archeologische waarde hebben. Deze materiele overblijfselen vormen een onderdeel van onze leefomgeving waarvan het behoud in de bodem of documentatie, op maatgesneden maatregelen vergen. Het archeologisch bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar. Om het archeologische erfgoed beter te beschermen, is in 1992 het Verdrag van Malta opgesteld. Een essentieel uitgangspunt uit dit verdrag is dat behoud van archeologisch erfgoed in de bodem in iedere fase van planontwikkeling dient te worden meegewogen. Als behoud in de bodem geen optie is, dient het bouwplan te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen op de juiste wijze te documenteren en de informatie en de vondsten te behouden. Het verdrag stelt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. De nieuwe wet ter uitvoering van dit verdrag, de Wet op de archeologische monumentenzorg, is per 1 september 2007 definitief van kracht.

De afdeling archeologie van Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) is in 2001 gestart met een nadere inventarisatie van archeologische verwachtingen in elk afzonderlijk stadsdeel. De wetgeving schrijft voor dat bij vaststelling van een nieuw bestemmingsplan een waardestelling nodig is van de aanwezige archeologische verwachting.
Voor het gedeelte van het stadsdeel waarbinnen het plangebied zich bevind is een archeologische verwachtingskaart beschikbaar.

Op 6 augustus 2009 heeft Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam een quickscan uitgevoerd naar de cultuurhistorische en archeologische waarden van het bestemmingsplangebied. Hierin wordt geconcludeerd dat voor het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. Archeologisch vervolgonderzoek is niet noodzakelijk. Indien tijdens graafwerkzaamheden toch archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen, geldt vanwege de Monumentenwet een vondstmeldingsplicht. Dit houdt in dat BMA per ommegaande wordt geïnformeerd door de uitvoerder of opdrachtgever. De quickscan is als bijlage toegevoegd.

In de planregels zijn bepalingen opgenomen die de eventuele archeologische waarden dienen te beschermen.