Plan: | Oostelijke eilanden |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.A0901BPSTD-OH01 |
De archeologische beleidskaart van het bestemmingsplangebied Oostelijke eilanden is een vereenvoudigde weergave van de diverse archeologische verwachtingen, vertaald in archeologische waarderingen en beleidsmaatregelen. De kaart is bedoeld als een schematisch ruimtelijk overzicht van de maatregelen die nodig zijn voor de zorg voor het archeologische erfgoed binnen bepaalde zones of locaties in het plangebied. Op basis van archeologische verwachtingen zijn de volgende beleidszones (A t/m F) te onderscheiden ieder met bijbehorende beleidsmaatregelen:
Zone A: bekende archeologische vindplaats. Op deze locaties is al vastgesteld dat er archeologische overblijfselen van hoge waarde in de bodem aanwezig zijn. Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlak groter dan 0,50 m2 en dieper dan 0,50 m onder maaiveld een inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de planvorming moet worden opgenomen.
Zone B: hoge archeologische verwachting. Voor de verwachtingszones 1, 4, 6 en 8 geldt een hoge archeologische verwachting vanwege een dichte verspreiding van archeologische sporen. Voor alle werkzaamheden dieper dan 0,50 m onder maaiveldniveau en met een oppervlak groter dan 50 m2. is een archeologisch vervolgonderzoek vereist in de vorm van een Archeologische Opgraving (AO)
Zone C: lage archeologische verwachting, aanplemping. Zone C betreft delen van het voormalige IJ en de waterbodem van het IJ (verwachtingszone 2) die vanaf het midden van de 19de eeuw aangeplempt zijn. Er kunnen overblijfselen verwacht worden die verband houden met scheepvaartactiviteiten, zoals scheepsresten. Ook kan het gaan om materiaal dat vanaf de 17de tot midden 19de eeuw verloren of gedumpt is en in de waterbodem terecht is gekomen, zoals stadsafval. Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlak groter dan 10.000 m2 en dieper dan 3,00 m - NAP een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de planvorming wordt opgenomen.
Zone D: lage archeologische verwachting, grachten. Voor een deel van de verwachtingzone 2 geldt een lage archeologische verwachting, aangezien archeologisch materiaal in deze zone een lage concentratie en een wijde verspreiding heeft. Het betreft een zone die als waterweg in gebruik is binnen het historische centrum van Amsterdam. Ook hier kunnen scheepsresten en verloren en gedumpt materiaal voorkomen. Dit betekent dat bij bodemingrepen over een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 3,00 m - NAP een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) in de planvorming moet worden opgenomen.
Zone E: archeologische vindplaats, verstoord. In deze gebieden zijn geen archeologische overblijfselen meer in de bodem aanwezig omdat hier door archeologisch onderzoek de oorspronkelijke bodem verstoord is.
Zone F: recente verstoringen. In deze gebieden zijn geen archeologische overblijfselen meer in de bodem aanwezig omdat hier door nieuwbouw de oorspronkelijke bodem verstoord is.
Deze terreinen (zone E en F) zijn vrijgesteld van archeologische maatregelen zodat hier geen archeologisch veldonderzoek in de bouwplanning behoeft te worden opgenomen. In geval onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen bij de uitvoering van bodemwerkzaamheden geldt de wettelijke meldingsplicht. Dit geldt vooral voor die zones waarvoor geen archeologisch vooronderzoek vereist is en wanneer de ontgravingen niet dieper reiken dan genoemde diepten. Dit houdt in dat de aanwezigheid van bodemvondsten ouder dan 50 jaar bij bouwwerkzaamheden aan Bureau Monumenten en Archeologie gemeld wordt zodat in gezamenlijk overleg met de uitvoerder maatregelen getroffen worden tot documentatie en berging van de vondsten.
Het volledige archeologisch bureauonderzoek, inclusief de archeologische beleidskaart is als bijlage bij de toelichting op het bestemmingsplan gevoegd.