direct naar inhoud van Regels

Amsterdamse Bos 2018

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.15A-VG01
Plantype: bestemmingsplan

TOELICHTING

 

Bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2018

Inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doelstelling

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplannen

1.4 Leeswijzer

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

2.1 Uitgangspunten

2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking

2.3 Motivatie gemaakte keuzes

2.4 Evenementen

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

3.1 Algemeen

3.2 De bestemmingen

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

4.1 Actuele regionale behoefte

4.2 Economische uitvoerbaarheid

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.4 Handhaving

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

5.2 Functioneel gebruik

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

6.1 Inleiding

6.2 Rijksbeleid

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

6.4 Gemeentelijk beleid

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

7.1 Bodem

7.2 Water

7.3 Archeologie

7.4 Geluid

7.5 Luchtkwaliteit

7.6 Externe veiligheid

7.7 Natuur

7.8 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

 

 

1.1 Aanleiding en doelstelling

 

In de Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) behoudt het bestemmingsplan een belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. Het bestemmingsplan is en blijft een belangrijk – zo niet het belangrijkste –normstellende instrumentarium voor het ruimtelijk beleid.

 

Vastgesteld beleid wordt doorvertaald en ontwikkelingen waarvoor de planvorming en besluitvorming zijn afgerond, worden meegenomen. Het gemeentelijk beleid is erop gericht toe te werken naar grotere uniformiteit en daardoor meer rechtsgelijkheid van de bestemmingsplannen.

 

Met dit bestemmingsplan wordt beoogd om voor het grondgebied van het Amsterdamse Bos een toekomstbestendige juridisch-planologisch kader te bieden.

 

Dit bestemmingsplan is een overwegend conserverend bestemmingsplan met een aantal kleine wijzigingen/aanpassingen. Alle projecten waarvoor in het verleden vrijstellings-/afwijkings-/ bestemmingsplanprocedures zijn doorlopen (zie paragraaf 2.1.1) en enkele kleine wijzigingen/aanpassingen (zie paragraaf 2.1.3) zijn ook opgenomen in dit bestemmingsplan. Daarnaast heeft jurisprudentie er toe geleid dat jaarlijks terugkerende evenementen juridisch-planologisch in een bestemmingsplan verankerd moet worden (zie paragraaf 2.1.2).

 

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het Amsterdamse Bos ligt op het grondgebied van de gemeente Amsterdam, Amstelveen en Aalsmeer. Het overgrote deel ligt in de gemeente Amstelveen.

 

Het plangebied is gesitueerd in het noordwesten van de gemeente Amstelveen en ten zuidwesten van de gemeente Amsterdam. Ten noorden grenst het plangebied aan de gemeentegrens tussen Amstelveen en Amsterdam (parallel aan de Bosbaan), ten westen grenst het plangebied aan de Ringvaart van de Haarlemmermeerpolder en ten zuidwesten vormt de Bosrandweg de grens met de gemeente Aalsmeer. Verder wordt het plangebied in het zuiden begrenst door de Legmeerdijk en de Noorddammerlaan en in het oosten door de Handweg, de Landscheidingskade en de Amsterdamseweg. Aan de oostzijde grenst het Amsterdamse Bos aan de Amsterdamse wijk Buitenveldert en iets zuidelijker aan de Amstelveense wijk Randwijck.

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 1. Begrenzing plangebied (aangegeven met een blauwe lijn)

 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

 

Dit bestemmingsplan vervangt geheel de volgende bestemmingsplannen:

 

 

Bovengenoemde, thans geldende bestemmingsplannen komen met het in werking treden van dit bestemmingsplan (gedeeltelijk) te vervallen.

 

 

1.4 Leeswijzer

 

In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.

 

Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

  

2.1 Uitgangspunten

 

Het bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2018 komt overeen met de Structuurvisie 2025+/uitvoeringsparagraaf. In hoofdstuk zes wordt nader ingegaan op de relatie tussen het bestemmingsplan en de structuurvisie. Tevens wordt het overige relevante beleid hier behandeld.

 

Het bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter. Voor het consoliderende gedeelte van het bestemmingsplan geldt dat er geen of minimale ruimtelijke wijzigingen zijn.

 

Er zijn een aantal nieuwe ontwikkelingen die meegenomen worden in het bestemmingsplan. Deze ontwikkelingen zijn omschreven in paragrafen 2.1.1, 2.1.2 en 2.1.3.

 

2.1.1 Planologische ontwikkelingen die afwijken van het vorige bestemmingsplan

 

 

2.1.2 Ontwikkelingen naar aanleiding van relevante wet- en regelgeving

 

Evenemententerreinen

 

Relevante wet- en regelgeving en relevante jurisprudentie schrijven voor dat evenemententerreinen voor wat betreft locatie, aard en aantallen bezoekers ruimtelijk moeten worden verankerd. Hiertoe heeft de gemeenteraad van Amstelveen op 16 december 2015 het 'Evenementenbeleid Amstelveen' vastgesteld. In voorliggend bestemmingsplan zijn de evenemententerreinen ook vastgelegd. Het bestemmingsplan dient het recent vastgestelde evenementenbeleid hierin te volgen. Het opnemen van de evenemententerreinen is gebeurd door het opnemen van de gebiedsaanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8' op de Verbeelding.

 

In het bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2006 zijn drie gebieden aangewezen als evenemententerrein, te weten: ter plaatse van het Openluchttheater, ter plaatse van het radarterrein en nabij 'de Uitkijk' even ten noorden van de Nieuwe Kalfjeslaan. Dit laatstgenoemde evenemententerrein ter plaatse van de voormalige vestiging van de Dienst Werk en Inkomen (DWI) van de gemeente Amsterdam komt in het voorliggende bestemmingsplan te vervallen.

 

Het in het bestemmingsplan van 2006 aangewezen evenemententerrein ter plaatse van het radarterrein zal in het voorliggende bestemmingsplan worden gehandhaafd. Om dit evenemententerrein heen ligt een nieuw toegevoegd evenemententerrein, te weten 'het Land van Bosse'.

 

In paragraaf 2.4 wordt nader ingegaan op de ontwikkelingen rondom de evenementen en de bijbehorende (omgevings)aspecten.

 

 

2.1.3 Ontwikkelingen naar aanleiding van inventarisatie en wensen Amsterdamse Bos

 

Terrassen

Terrassen zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Horeca' (H), Sport-Watersport (ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2') en binnen de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - Theater' (CO-TH). De terrassen zijn hier toegestaan tot een totale maximum oppervlakte van 1.375 m². Bij zogenoemde zwevende kiosken (binnen de bestemming 'Natuur-Recreatie') wordt binnen die bestemming een maximum oppervlakte aangehouden van 60 m² per gebouw en 800 m² in totaal. Terrassen binnen de bestemming Natuur - Recreatie die groter zijn dan 90 m² worden aangeduid met (tr). Ter plaatse van de geitenboerderij 'Ridammerhoeve' (functie aanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij') is de aanwezige oppervlakte aan terrassen (1.420 m²) geïnventariseerd en als maximum vastgelegd in dit bestemmingsplan.

 

Bezoekerscentrum 'De Boswinkel'

De bestemming voor deze locatie is gewijzigd van 'Natuur en Recreatie' naar 'Cultuur en Ontspanning - Bezoekerscentrum' (CO-BC). Deze wijziging is doorgevoerd om meer duidelijkheid te scheppen in het karakter van het gebouw, namelijk: een bezoekerscentrum voor allerhande informatie over het Amsterdamse Bos, met ondergeschikt en ondersteunend hieraan een winkeltje en kleinschalige horeca.

 

Manege Nieuw Amstelland

Ter plaatse van de manege is in verband met een nieuwe bedrijfswoning en het verplaatsen van een ponystal het bouwvlak ter plaatse aangepast. In verband met de uitbreiding van het onbebouwde terras en een nieuwe ruiterpadverbinding is de bestemming ter plaatse uitgebreid. Met oog op de genoemde dienstwoning en een stagiairewoning is tweemaal de aanduiding 'specifieke vorm van sport - dienstwoning' (ss-dw) toegevoegd op de verbeelding.

 

Amsterdamse manege

Deze manage wordt grotendeels conform het bestemmingsplan uit 2006 bestemd.

 

Voormalig terrein Dienst Werk en Inkomen

De bebouwing op het terrein dat voorheen in gebruik was bij Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam was tijdelijk vergund als 'kantoor'. Conform de wens worden de gronden in voorliggend bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd'. Hierbij geldt een maximale bebouwingspercentage van 25% en een maximale bouwhoogte van 4 meter.

 

Geitenboerderij Ridammerhoeve

Binnen het aanduidingsvlak 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij' is een gemaximeerde oppervlakte voor horeca en detailhandel toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - dienstwoning' (sn-dw) is een dienstwoning toegestaan.

 

Dagcamping

Ten noordwesten van het Land van Bosse is een functieaanduiding opgenomen voor dagrecreatie (dr). Tenten en vergelijkbare onderkomens zijn toegestaan tot zonsondergang. Overnachtingen zijn op deze locatie niet toegestaan.

 

Beheerkantoor Amsterdamse Bos "het Genie"

Het opslagdeel van het kantoor wordt ruimtelijk verplaatst door de verbreding van de A9. De bestemming ter plaatse wordt gewijzigd van 'Natuur en recreatie' (met de gebiedsaanduiding geluidzone - zonebesluit) naar de bestemming 'Gemengd' met de functieaanduiding 'kantoor' en met diezelfde gebiedsaanduiding.

 

Vogeleiland

Het vogeleiland is planologisch lokaal vergroot. De bebouwing van het leslokaal heeft in het bestemmingsplan Amsterdamse Bos (2006) een bouwvlak binnen de bestemming Natuur-Recreatie (N-R). In het voorliggende bestemmingsplan is dit bouwvlak vergroot en is aan het leslokaal de bestemming Gemengd (G) toegekend.

 

Het Bostheater (openluchttheater)

De bestemming wordt gewijzigd van 'Natuur en recreatie' (met de gebiedsaanduiding geluidzone - zonebesluit) naar de bestemming 'Cultuur en Ontspanning - Theater' (COTH), met de gebiedsaanduiding geluidzone - zonebesluit. Binnen deze bestemming worden horeca tot en met categorie II (een verkooppunt voor dranken), terrassen, een kleedruimte / onderkomen en een regisseursruimte toegestaan. Binnen deze bestemming is, voor het mogelijk maken van een regisseursruimte, kleedruimten en overige gebouwen een bebouwingsvlak met een maximale oppervlakte opgenomen van 15% met een maximale bouwhoogte van 5 meter. Het maximum aantal bezoekers is 2000 per evenementendag.

 

Het klimbos (Fun Forest)

Ter plaatse van het entreegebied zijn binnen de bestemming 'Natuur - Recreatie' twee gebouwtjes met onder meer kluisjes mogelijk gemaakt door middel van een bouwvlak. De maximale bouwhoogte is 4 meter.

 

Zendmast

De radartoren (nabij het Land van Bosse) fungeert tevens als zendmast welke op de Verbeelding is bestemd als Bedrijf - Nutsvoorziening (B-N) met een maximale bouwhoogte van 35 meter.

 

Radaropslagterrein

Het radaropslagterrein (driehoekvormig gebied ten noordwesten van de radartoren en van de Nieuwe Meerlaan) heeft in het bestemmingsplan Amsterdamse Bos (2006) slechts de bestemming Natuur - Recreatie (N-R). In voorliggend bestemmingsplan krijgt dit gebied twee functieaanduidingen, te weten: parkeren (p) en opslag (o).

 

Verenigingsgebouwen (sportverenigingen)

Deze gebouwen krijgen in voorliggend bestemmingsplan een bouwvlak binnen de bestemming 'Sport' en 'Sport - Watersport' waarbinnen ondergeschikte horeca (tot maximaal categorie 2) en terrassen toegestaan zijn. Buiten het bouwvlak worden zaken als tijdwaarneemhokjes en kluisjes van maximaal 20 m² en 2,5 meter hoog toegestaan.

 

Woningen aan het Jan Tooropplantsoen

Ter plaatse van deze woningen gelden in bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2006 de aanduiding 'Waarde - Cultuurhistorie' (WR-C). Deze aanduiding komt te vervallen en hiervoor in de plaats worden de gronden voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente' (WR-CG, artikel 25 van de Regels). De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld). Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

 

* De waarden die aan de genoemde woningen is toegekend wordt samen met artikel 25 van de Regels nader toegelicht in de zogenoemde 'Gebiedsspecifieke welstandsciteria' en in de 'redengevende omschrijving', te vinden in paragraaf 5.1.7. Cultuurhistorie / Archeologie, onder 'monumenten', 'gemeentelijk beschermde dorpsgezichten'.

 

 

 

Nieuwe Meerlaan

Op de Nieuwe Meerlaan is een extra rijstrook en een gedeelte fietspad toegevoegd. Deze aanpassing past binnen de ter plaatse geldende bestemming Natuur-Recreatie.

 

Beschermde cultuurhistorische status van het Amsterdamse Bos

Het Amsterdamse Bos is de uitkomst van ruim 80 jaar ontwerp, beheer en gebruik.

De ontwikkelingen in de lange duur van honderdvijftig jaar (de laagdynamische structuur) zijn bepalend voor de (historische) structuur, verschijningsvorm en cultuurhistorische betekenis van het park.

Zij vormen het casco of ‘skelet’ dat tot in al zijn onderdelen qua idee en fysiek de drager is van de verschijningsvorm en de identiteit van het Amsterdamse Bos. Het casco bestaat uit vele onderdelen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Het casco functioneert als eenheid en kan niet opgesplitst of uit elkaar getrokken worden.

 

In de Cultuurhistorische Verkenning ‘Tussen natuur en ontspanning’, opgesteld door de Gemeente Amsterdam, Monumenten en Archeologie (februari 2016) is de ontstaansgeschiedenis, het ontwerp en de cultuurhistorische context van het bos uitvoerig beschreven.

 

Iedere voorgestelde nieuwe ingreep/functie, (nieuw) ontwerp en onderhoudsmaatregel dient getoetst te worden aan het historische casco en met argumenten onderbouwd. De toekomstige veranderingen en transformaties nemen het vastgestelde casco tot uitgangspunt. Uitgangspunt is dat deze hoogdynamische veranderingen (ingegeven door de zogeheten ‘korte duur’) in vorm en functie altijd getoetst dienen te worden aan het historisch casco. Van een aantasting van het historisch casco kan geen sprake zijn.

 

Om de oorspronkelijke of bestaande structuur (ook genoemd: casco of skelet) uit het oorspronkelijke inrichtingsplan planologisch te beschermen wordt in voorliggend bestemmingsplan binnen de bestemmingen Natuur – Recreatie (N-R), Water (WA) en Sport- Watersport (S-WAS) een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. Het aanlegvergunningstelsel is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Artikel 3.3 sub a Wro heeft de bevoegdheid om in bestemmingsplan ten aanzien van werken en werkzaamheden een verbod behoudens een omgevingsvergunning in te voeren om te voorkomen dat in een bestemmingsplan begrepen grond minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan te geven bestemming. In het aanlegvergunningstelsel is een koppeling gemaakt met de thans geldende beheervisie.

In de beheervisie zijn de waarden van het Amsterdamse Bos vastgelegd. Voor regulier onderhoud aan parken is een lange termijn vergunning afgegeven op basis van een gemeentelijk beheerplan. De beheervisie beschrijft de richting en de nodige ingrepen. Bij nieuwe toevoegingen staat de esthetische kwaliteit voorop, waarbij transformatie (met het bestaande iets nieuws maken) altijd is gebaseerd op de principes uit het verleden van het park. Indien oorspronkelijk voor de aanleg en inrichting van het park gebruikt materiaal aanwezig is, dient dit met zorg onderzocht, gedocumenteerd en gebruikt te worden.

Met het aanlegvergunningstelsel wordt beoogd de volgende aspecten uit het oorspronkelijke inrichtingsplan planologisch te beschermen, met als uitzondering regulier beheer en onderhoud. Deze aspecten samen vormen de oorspronkelijke structuur van het Amsterdamse Bos:

  1. Bescherming bestaande structuren, met als uitzondering beheer, onderhoud en ecologie

  2. Scherp omlijnde bosranden

  3. Open plekken, bijvoorbeeld in de vorm van weiden

  4. Oeverlijnen

  5. Padenstructuren en –verloop: scheiding van verkeersstromen hetgeen zich uit in breedte, verharding en beloop

  6. Profiel karakteristieke lanen

  7. Reliëf: de heuvel, dijklichamen, incidentele ophogingen binnen bosvakken

  8. Richtlijnen: openingen tussen bosranden waardoor schakeling van open ruimtes plaatsvindt

  9. Beplantingsstructuur: hoogte en belijning van bosranden

  10. Open wateren als vijvers, speelvijvers en waterlopen

  11. Verkaveling broeklanden van de Poel en het Nieuwe Meer

 

Het Bureau Monumenten en het Amsterdamse Bosbeheer (in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) hebben eerder de cultuurhistorische waarde van het Bos besproken en de wens uitgesproken voor een beschermde status voor het Amsterdamse Bos. Omdat het toekennen van een dergelijke status (Rijksbeschermd dorps- of stadsgezicht) enige tijd op zich kan laten wachten is afgesproken om vooruitlopend hierop een aanlegvergunningstelsel op te nemen in de regels van het betreffende bestemmingsplan (artikel 8 Natuur - Recreatie, artikel 12 Sport-Watersport en artikel 17 Water). De aanlegvergunning regelt dat het zonder omgevingsvergunning niet toegestaan is om wijzigingen uit te voeren in (aanleg)ontwerp van het Amsterdamse Bos. Omdat hiervoor vergunningen moeten worden aangevraagd, en bovendien op voorhand, in een vroeg stadium, duidelijk is hoe hiermee wordt omgegaan (ook vanwege de verwijzing naar het Beheerplan/Boschplan) wordt een moment ingebouwd waarbij kan worden getoetst aan het oorspronkelijke ontwerp van het bos (zoals opgenomen in het Beheerplan), zowel door het Bosbeheer, Bureau Monumenten en de onafhankelijk deskundige leden van de commissie ruimtelijke kwaliteit.

 

De reden voor het opnemen van een aanlegvergunningstelsel is dat de belangen uit het Beheerplan nu goed en volledig worden verwoord, verankerd en beschermd, en dat in een vroeg stadium. Hiernaast heeft het aanlegvergunningstelsel en straks de officiële monumentale status een symbolische functie.

 

 

2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking

 

In dit hoofdstuk worden alleen de ruimtelijke ontwikkelingen behandeld, die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Ontwikkelingen die nog niet voldoende zijn uitgewerkt worden buiten beschouwing gelaten. Deze ontwikkelingen zullen te zijner tijd hun eigen procedure doorlopen.

 

Ontwikkelingen

 

 

Dit bestemmingsplan is op 15 december 2010 vastgesteld en ziet op de verbeterde aansluiting van de Fokkerweg / Schipholdijk op de A9. Dit is gebeurd door extra rijstroken aan te leggen op de wegvakken van de Schipholdijk tussen de Bosrandbrug en Schipholdraaibrug (Burgemeester Colijnweg). Daarnaast is een aparte rijstrook aangelegd, die in oostelijke richting aansluit op de A9. Voor deze aansluiting is een nieuwe oprit gemaakt tussen de Ringvaart en het huidige benzineverkooppunt. De aansluiting vormt een ongelijkvloerse kruising (fly-over) met de Bosrandweg. De juridisch-planologische situatie zoals vastgelegd in genoemd bestemmingsplan wordt bestendigd in het voorliggende bestemmingsplan voor het Amsterdamse Bos.

 

 

 

Deze omgevingsvergunning (uitgebreide procedure) is in augustus 2013 verleend en ziet op een uitbreiding van het Olympisch Trainingscentrum aan de Bosbaan 8 - 10. Deze uitbreiding brengt de voorziening op het niveau dat gewenst is voor het ondersteunen van de beleidsmatige ambities van Amstelveen en Amsterdam. In eerste instantie vervult het hiermee een behoefte aan een goede voorziening voor de roeisport aan de Bosbaan, waardoor trainen op Olympisch niveau weer gegarandeerd is. Hiernaast ontstaat de mogelijkheid voor het organiseren van een internationaal evenement, zoals plaatsvond in augustus van 2014. De juridisch-planologische situatie zoals vastgelegd in genoemde omgevingsvergunning wordt bestendigd in het voorliggende bestemmingsplan voor het Amsterdamse Bos.

 

 

 

Dit bestemmingsplan is op 3 juni 2015 vastgesteld door de gemeenteraad. Het vastgestelde bestemmingsplan heeft tot 29 juli jongstleden ter visie gelegen voor beroep. In dit bestemmingsplan wordt de situatie voor een aantal woonschepen vastgelegd. De betrokken woonschepen liggen in de Ringvaart van de Haarlemmermeer, direct ten noorden van de A9 en aan de westrand van het Amsterdamse Bos. De juridisch-planologische situatie zoals vastgelegd in genoemd bestemmingsplan wordt bestendigd in het voorliggende bestemmingsplan voor het Amsterdamse Bos.

 

Het oevergebruik met de bestemming Natuur - Recreatie valt niet in de reikwijdte van bovengenoemde herziening. De juridisch-planologische regeling voor de oever wordt geregeld in voorliggend bestemmingsplan.

 

 

2.3 Motivatie gemaakte keuzes

 

In relatie tot het bestemmingsplan Amsterdamse Bos uit 2006 zijn een aantal wijzigingen in de bestemmingsplanregels doorgevoerd. Een aantal van deze wijzigingen zijn ingegeven door de wijzigingen in het IMRO (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) behorende bij de Regeling standaarden ruimtelijke ordening. Op basis van dit model hebben een aantal bestemmingen en aanduidingen een andere benaming gekregen.

 

Andere aanpassingen van de planregels houden verband met een wijziging, toevoeging of verdwijning van een bepaalde functie of bestemming. De belangrijkste wijzigingen worden hier genoemd:

 

  1. Een aparte, specifieke bestemming voor het Bostheater, te weten: 'Cultuur en Ontspanning - Theater' in plaats van de bestemming Natuur en Recreatie;

  2. Een aparte, specifieke bestemming voor het bezoekerscentrum 'De Boswinkel', nabij de Bosbaan, te weten: 'Cultuur en Ontspanning - Bezoekerscentrum' in plaats van de bestemming Natuur en Recreatie (met aanduiding kantoor);

  3. De bestemming 'Gemengd' met aanduiding 'kantoor' voor het Genie gebouw (beheerkantoor Amsterdamse Bos);

  4. De bestemming 'Gemengd' voor de bebouwing ten zuiden van het Arenaterrein, voor het gebouwtje ten zuiden van de Nieuwe Kalfjeslaan en ten noorden van de sportvelden en voor het terrein ten noorden van de Nieuwe Kalfjeslaan en ten oosten van de Bunker (het voormalige DWI terrein);

  5. De bestemming 'Sport - Watersport', in plaats van de bestemming Sportvoorzieningen met subbestemming Watersport, voor de locatie aan de Bosbaan, voor de locatie ten oosten van de Grote Speelweide (waterfietsverhuur) en voor de locatie van de kanovereniging ten westen van de Blekerskade;

  6. De bestemming 'Water' in plaats van de bestemming Natuur en recreatiewater;

  7. De functieaanduiding 'dagrecreatie' bedoeld voor intensieve dagrecreatie voor het perceel net ten noorden van het radarterrein;

  8. Een specifieke functieaanduiding voor de geitenboerderij 'de Ridammerhoeve', namelijk: 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij';

  9. De bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' in plaats van de bestemming Recreatieve doeleinden - Camping' ter plaatse van de camping 'Het Amsterdamse Bos';

  10. De toevoeging van de bestemmingen 'Water', 'Water-Permanent Wonen' en 'Water-Verblijfsrecreatie' ter plaatse van woonschepen in de Ringvaart van de Haarlemmermeer, direct ten noorden van de A9 en aan de westrand van het Amsterdamse Bos. Tevens worden de aanduidingen 'ligplaats' (binnen de bestemming Water - Permanent Wonen), 'parkeren' (binnen de bestemming Natuur-Recreatie) en de functie 'specifieke vorm van water - woonark' (binnen de bestemming Water - Permanent Wonen). Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2.2 onder: 'Bestemmingsplan 2e herziening Amsterdamse Bos, Woonschepen (juni 2015)';

  11. De dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarden', in het zuidelijke deel van het Amsterdamse Bos, aan de westzijde van De Poel;

  12. De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente' ter plaatse van de woningen aan het Jan Tooropplantsoen, welke aangewezen zijn als gemeentelijk monument, waarbij vernoemd dat het om een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht gaat;

  13. De bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' in plaats van de bestemming 'Nutsdoeleinden' voor de Radartoren en het gasontvangststation in de noordoostzijde van het plangebied;

  14. De functieaanduiding 'terrassen', zie 2.1.3. van de Toelichting;

  15. De gebiedsaanduiding 'Overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8', zie 2.1.2. van de toelichting;

 

2.4 Evenementen

 

In het Amsterdamse Bos vinden jaarlijks meer dan 250 evenementen en groepsactiviteiten plaats. Dit zijn hoofdzakelijk evenementen op het gebied van sport en spel, culinair, cultureel, natuur/educatief en (dance) muziek. Deze evenementen vinden op diverse locaties in het bos plaats. In het voorliggende bestemmingsplan zijn acht gebieden aangewezen als evenemententerrein, namelijk:

 

  1. Bosbaan, met maximaal 5000 bezoekers

  2. Vrije sportvelden noord en zuid, maximaal 3000 bezoekers

  3. Wagener Stadion en sportvelden, maximaal 15.000 bezoekers

  4. Arenaterrein, maximaal 7.500 bezoekers

  5. Openluchttheater, maximaal 2000 bezoekers

  6. Kleine- en grote speelweide, maximaal 5000 bezoekers

  7. Land van Bosse, maximaal 30.000 bezoekers

  8. Radarterrein, maximaal 2.750 bezoekers

 

Het maximum aantal bezoekers geldt per evenementendag.

 

Het betreffen hier evenementen die jaarlijks terugkeren op dezelfde locatie en jaarlijks vergund worden. Het gaat in dit geval om een bestaande situatie. Om een juridisch kader te bieden voor deze evenementen, worden deze meegenomen in dit bestemmingsplan.

 

Op afbeelding 2 'Locatie evenemententerreinen' zijn de genoemde evenemententerreinen aangegeven. Naar voren komt welk evenemententerrein reeds is opgenomen in het bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2006 (en wederom wordt opgenomen in het voorliggende bestemmingsplan), welke evenemententerreinen als nieuw worden opgenomen en welk evenemententerrein niet meer wordt opgenomen.

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afbeelding 2. Locatie evenemententerreinen

 

Evenementenbeleid Amstelveen

In paragraaf 6.4.10 'Evenementenbeleid Amstelveen' wordt per evenemententerrein een nadere omschrijving gegeven van het toegestane aantal evenementen per kalenderjaar, het maximum aantal personen per evenementendag en het soort evenement dat toegestaan wordt. Het bestemmingsplan vindt aansluiting op het 'Evenementenbeleid Amstelveen' dat op 16 december 2015 is vastgesteld in de gemeenteraad. Het evenementenbeleid is terug te vinden in bijlage 4 van de Toelichting.

 

Geluid

Evenementen met een bepaalde geluidsproductie worden alleen op specifieke evenemententerreinen toegestaan. De geluidsproductie door versterkte apparatuur - de zogenoemde directe hinder - wordt vergund of ontheven middels geluidsontheffingen. In voorliggend bestemmingsplan is - in aansluiting op de eerder genoemde Evenementennota - per evenemententerrein een maximale geluidsbelasting op de gevels van de geluidgevoelige bestemmingen opgenomen. Zie hiervoor ook de regels bij de bestemming 'Artikel 35 Overige zone - evenemententerreinen 1 t/m 8'. De geluidsproductie door versterkte apparatuur wordt op de volgende evenemententerreinen, met de volgende maximale geluidbelasting toegestaan:

 

 

*dB(A): de meest gangbare eenheid voor geluidsbelasting (de A-weging houdt rekening met de gevoeligheid van het menselijk oor voor de toonhoogte van het geluid). dB(C) is de eenheid die ingevoerd is om de hinder vanwege basgeluiden te beperken.

 

De indirecte hinder - meer specifiek: de geluidhinder, veroorzaakt door het wegverkeer van bezoekers van de festivals (aankomend en vertrekkend) is onderzocht en opgetekend in het rapport "Indirecte hinder Amsterdamse Bos", door Tauw B.V., op 17 juli 2017, met kenmerk: R003-1239767MJO-baw-V02-NL.

 

In paragraaf 7.4 van voorliggende toelichting wordt nader ingegaan op dit milieuaspect.

 

Externe veiligheid

Aangezien de evenemententerreinen Land van Bosse, de Grote Speelweide, de Vrije Sportvelden noord en zuid en de Bosbaan zijn gelegen op locaties waar hogedruk aardgasleidingen aanwezig zijn, zijn voor deze evenemententerreinen externe veiligheidsonderzoeken verricht. Deze onderzoeken zijn bijgevoegd als bijlage 9 en de resultaten worden besproken in paragraaf 7.6 'Externe Veiligheid'.

 

Parkeren, verkeer en ontsluiting bij evenementen

In de praktijk vinden op de aangewezen locaties reeds evenementen plaats. Conform geldende jurisprudentie en volgend op het in december 2015 vastgestelde Evenementenbeleid zijn deze locaties in het voorliggende bestemmingsplan vastgelegd. Omdat de evenemententerreinen (in aard, in aantal en met maximale aantallen bezoekers per evenementendag) vooraf ruimtelijk worden vastgelegd, dient ook op voorhand duidelijk te worden gemaakt op welke wijze in de parkeerbehoeften wordt voorzien. Op deze wijze wordt aangetoond dat het bestemmingsplan voor wat betreft dit onderwerp uitvoerbaar is.

 

In samenwerking met het Evenementenbureau van de gemeente Amsterdam heeft de gemeente Amstelveen de parkeerbehoefte en de - oplossingen per evenemententerrein in kaart gebracht (zie bijlage 1: 'Notitie Parkeren tijdens evenementen in het Amsterdamse Bos' en bijlage 2 voor het bijbehorende kaartmateriaal). Hierin is onderscheid gemaakt in: (brom-)fietsparkeren, OV / touringcar en autoparkeren. De parkeeroplossingen voor auto's worden zowel in als buiten het Amsterdamse Bos gevonden. De locatie van de evenemententerreinen, de maximale bezoekersaantallen per evenementendag en de aard van de evenementen zijn van invloed op de transportwijzen en - verdeling en ook op de parkeerbehoefte.

 

Ten eerste wordt ingegaan op de parkeermogelijkheden voor auto's in het Amsterdamse Bos en de verwachte beschikbaarheid van deze parkeerplaatsen. Ook wordt omschreven welke (auto)parkeermogelijkheden buiten het Amsterdamse Bos er zijn. Tot slot worden de (brom)fietsparkeerplaatsen binnen het Amsterdamse Bos aangegeven. In bijlage 2 zijn de bovengenoemde locaties per kaartje aangegeven.

 

Autoparkeermogelijkheden (in aantal parkeerplaatsen) binnen het Amsterdamse Bos (in de bijlagen zijn de locaties per kaartje aangegeven)

 

In totaal zijn 4.023 parkeerplaatsen in het bos beschikbaar voor evenementen en - bij benutting van de voornoemde parkeerplaatsen - 493 parkeerplaatsen beschikbaar voor de reguliere bosbezoekers.

 

Autoparkeermogelijkheden buiten het Amsterdamse Bos (in de bijlagen zijn de locaties per kaartje aangegeven)

 

In totaal zijn 12.700 parkeerplaatsen beschikbaar als autoparkeermogelijkheden buiten het Amsterdamse Bos.

 

* ter illustratie is in bijlage 3 van deze Toelichting het parkeeronderzoek van het festival 'A Day At The Park' toegevoegd.

 

(Brom)fietsparkeermogelijkheden binnen het Amsterdamse Bos

 

In totaal zijn 41.000 (brom)fietsparkeermogelijkheden binnen het Amsterdamse Bos.

 

 

 

 

Parkeerbehoefte (per vervoerswijze: (brom-) fiets, ov/touringcar en auto) per evenemententerrein en de bijbehorende parkeermogelijkheden

 

 

Locatie

 

Aantal bezoekers

Aantal en soort voertuigen

Fietsparkeerterreinen

Capaciteit / Totaal

Autoparkeerterreinen

Capaciteit / Totaal

 

Bosbaan

 

 

Minimaal: 3.000

Maximaal: 5.000

 

  • (Brom)fietsen: 1.800 (min), 3.000 (max)

  • OV / Touringcar: 6 (min), 10 (max)

  • Auto: 281 (min), 469 (max)

 

 

Bij minimaal: Fietsparkeerstrook Bosbaan 1

 

Bij maximaal:

Fietsparkeerstrook Bosbaan 1 en 2

 

1.500 / 1.500

 

 

1.500 + 2.000 / 3.500

 

Bij minimaal: Kop Bosbaan parkeerweide

 

Bij maximaal: idem + Kop Bosbaan overloop parkeerplaats

 

640 / 640

 

 

640 + 500 / 1.140

 

Vrije Sportvelden Noord en Zuid

 

 

 

Minimaal: 3.000

Maximaal: 3.000

 

  • (Brom)fietsen: 1.500 (min), 1.200 (max)

  • OV / Touringcar: 0

  • Auto: 469 (min), 563 (max)

 

 

Bij minimaal en maximaal: Tulpenboomveld

 

2.500 / 2.500

 

Bij minimaal en maximaal: Kop Bosbaan parkeerweide + Nieuwe Kalfjeslaan

 

640 + 584 / 1.224

 

Wagenerstadion en sportvelden

 

 

Minimaal: 2.000

Maximaal: 15.000

 

  • (Brom)fietsen: 1.100 (min), 2.550 (max)

  • OV / Touringcar: 2 (min), 150 (max)

  • Auto: 250 (min), 1.547 (max)

 

 

Bij minimaal en maximaal: P2, Vrije Sportvelden Noord

 

 

5000 / 5000

 

 

 

Bij minimaal: Nieuwe Kalfjeslaan

Bij maximaal: idem + P1, Vrije Sportvelden Zuid + Amsterdam RAI

 

584 / 584

 

 

584 + 800 + 2500 / 3884

 

 

Arenaterrein

 

 

 

Minimaal: 7.500

Maximaal: 7.500

 

  • (Brom)fietsen: 5.250 (min), 3.000 (max)

  • Ov /Touringcar: 0

  • Auto: 703 (min), 1.406 (max)

 

 

Bij maximaal: P2, Vrije Sportvelden Noord

 

Bij minimaal: P2, Vrije sportvelden Noord + busopstelplaats Emmakade

 

5000 / 5000

 

 

5000+ 1500/

6500

 

Bij minimaal: P1 Vrije Sportvelden Zuid

 

Bij maximaal: Nieuwe Kalfjeslaan, idem + Kop Bosbaan Parkeerweide

 

800 / 800

 

 

 

584 + 800 + 640 / 2.024

 

Openluchttheater

 

 

Minimaal: 2.000

Maximaal: 2.000

 

  • (Brom)fietsen: 1000 (min), 600 (max)

  • Ov /Touringcar: 0

  • Auto: 313 (min), 438 (max)

 

 

Bij minimaal en maximaal: Kleine Speelweide

 

1000 / 1000

 

Bij minimaal: Duizendmeterweg

 

Bij maximaal: idem, Meerzicht, Berkenhoek

 

373 / 373

 

 

373 + 78 + 62 / 513

 

 

Speelweiden groot en klein

 

 

Minimaal: 5.000

Maximaal: 5.000

 

  • (Brom)fietsen: 3.500 (min), 2.500 (max)

  • Ov /Touringcar: 0

  • Auto: 469 (min), 781 (max)

 

 

Bij minimaal en maximaal: Gallopeerbaan

 

5000 / 5000

 

Bij minimaal: Duizendmeterweg, Meerzicht, Berkenhoek, Kop Bosbaan parkeerweide

 

Bij maximaal: idem + Kop Bosbaan overloop parkeerplaats

 

373 + 78 + 62 + 640 / 1.153

 

 

 

 

1.153 + 500 / 1.653

 

Land van Bosse

 

 

Minimaal: 20.000

Maximaal: 30.000

 

Minimaal: 20.000

Maximaal: 30.000

 

 

  • (Brom)fietsen: 8.000 en 6.000 (min), 12.000 en 9.000 (max)

  • Ov /Touringcar: 120 en 80 (min), 180 en 120 (max)

  • Auto: 1.875 en 3.125 (min), 2.813 en 4.688(max)

 

 

Bij maximaal: Dagrecreatie

 

Bij minimaal: Dagrecreatie, Het Genie, Gazon rotonde Nieuwe Meerlaan / Burgemeester Colijnweg, grasstrook land van Jan

 

8.500 / 8.500

 

8.500+ 2.000+ 1.000 + 3000/ 14.500

 

Bij minimaal en maximaal: Schiphol Oost, Veilingen Aalsmeer (Flora Holland), RAI, De Amsterdam Arena (P2), Weiland Blom (Rietwijkeroordweg59), Weiland Wennekers, Weiland Koppe (Rietwijkeroordweg 40), Twaalfhoven (Rietwijkeroordweg 66), Max Ghazi (Rietwijkeroordweg 52)

 

 

1.900+3.000+2.500+2.500+2.500+1.000+350+900+200+350

 

/ 12.700

 

Nb: dit zijn de totaal aantal aan opties. Inzet afhankelijk van beschikbaarheid

 

Radarterrein

 

 

 

  • Minimaal: 2.750

  • Maximaal: 2.750

 

  • (Brom)fietsen: 1.925 (min), 1.375 (max)

  • Ov /Touringcar: 0

  • Auto: 258 (min), 430 (max)

 

Bij minimaal en maximaal: Dagrecreatie

 

8.500 / 8.500

 

Bij minimaal en maximaal: Het Genie + Radaropslag

 

 

 

 

236+250 / 486

Bovenstaand overzicht laat zien: de locatie van het evenemententerrein, de capaciteit (minimum en maximum aantal bezoekers) per evenemententerrein, het aantal en het soort voertuigen per evenemententerrein per minimum en maximum aantal bezoekers, de capaciteit aan fietsparkeerplaatsen en de locatie ervan (binnen en buiten het Bos), de capaciteit per autoparkeerplaatsen en de locatie ervan (binnen en buiten het Bos). Uit het schema blijkt tevens welke van deze parkeergelegenheden ingezet kunnen worden voor welke evenemententerreinen en wat de capaciteit van deze parkeerterreinen is. De genoemde parkeerterreinen buiten het Amsterdamse Bos liggen nabij het Bos of zijn goed te bereiken via de weg met pendelroutes.

 

Aan de hand van het overzicht kunnen een aantal conclusies worden getrokken:

 

 

Indien er (al dan niet in samenhang) sprake is van meer dan 10.000 bezoekers per dag bij georganiseerde evenementen in het Amsterdamse Bos moet zowel binnen als buiten het Amsterdamse Bos danwel geheel buiten het Amsterdamse Bos geparkeerd worden. Deze mogelijkheid is zoals uit het schema naar voren kwam aanwezig. Het evenemententerrein 'Het Land van Bosse' is hier een voorbeeld van. Uit het schema blijkt dat bij evenementen die plaatsvinden op het Land van Bosse autoparkeren plaatsvindt (vlak) buiten het Amsterdamse Bos.

 

Afstemming evenementen

Het evenementenbureau Amsterdamse Bos heeft als (een van haar) kerntaken dat evenementen, activiteiten en grote festivals die plaatsvinden in het Bos elkaar - bijvoorbeeld op het gebied van parkeergelegenheid - niet frustreren of 'elkaar in de weg zitten'. Om voorstaande te voorkomen wordt gewerkt met een 'evenementenplanning'. Tevens zijn er een aantal regels die het evenementenbureau hanteert bij het beoordelen van nieuwe evenementenaanvragen:

 

  1. Wat zijn de specifieke plannen: aantal bezoekers, datum, tijdstip, locatie, verwachte aantal auto's en fietsen. Kunnen de verkeersstromen en parkeerbehoeften in het Bos worden opgevangen of zijn parkeergelegenheden buiten het Bos nodig?

  2. Door de te verwachte hoge verkeer- en parkeerdrukte vinden nooit twee (middel)grote festivals / evenementen op dezelfde dag plaats.

  3. In het 'Evenementenbeleid Amstelveen' is het maximum aantal dagen dat er een maximale geluidsontheffing wordt verleend vastgelegd. Dit zorgt, indirect, voor een limiet aan grote (muziek)festivals dat veel publiek- en verkeerstromen genereert.

  4. Aanvragen voor (middel)grote evenementen worden in nauw overleg tussen het evenementenbureau Amsterdamse Bos en de gemeente Amsterdam behandeld.

 

 

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

 

3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.

 
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.

 
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor de burger. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.

 
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Amstelveen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

 

3.2 De bestemmingen

 

Dit hoofdstuk geeft een artikelsgewijze beschrijving van de regels en de bestemmingen.

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1. Begrippen

Hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.

 

Artikel 2. Wijze van meten

Hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3. Bedrijf-Nutsvoorziening (B-N)

De voor 'Bedrijf-Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening, waterzuiveringsinstallatie, warmte- en koudeopslag en daarmee gelijk te stellen gebouwen.

 

Artikel 4. Cultuur en Ontspanning - Bezoekerscentrum (CO-BC)

De voor 'Cultuur en ontspanning - Bezoekerscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van voorlichting, het verstrekken van informatie, het boeken van excursies, rondvaarten, wandel- en fietstochten en het tentoonstellen van exposities en ten behoeve van hiermee gelijk te stellen functies.

 

Artikel 5. Cultuur en Ontspanning - Theater (CO-TH)

De voor 'Cultuur en ontspanning - Theater' aangewezen gronden zijn bestemd voor een openluchttheater, zonder enige vorm van overkapping, gebouwen ten behoeve van een openluchttheater, waaronder een regieruimte en een kleedruimte / onderkomen voor de spelers, met de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde en terrassen. In ondergeschikte vorm worden een verkooppunt voor entreebewijzen, horecavoorzieningen tot en met categorie 2 ten dienste aan de hoofdbestemming, detailhandel ten dienste aan de hoofdbestemming, verhardingen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen toegestaan.

 

Artikel 6. Gemengd (GD)

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur(wetenschappelijke) en de landschappelijke waarden, gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud en gebouwen ten behoeve bedrijfsactiviteiten van bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 uit de van deze planregels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, alsmede met uitzondering van bedrijfsactiviteiten die vallen onder het besluit externe veiligheid inrichtingen. Ter plaatse van de functieaanduiding 'kantoren' is, naast de overige ter plaatse toegestane functies, een brutovloeroppervlakte van maximaal 2.000 m2 aan kantoorfunctie toegestaan.

 

Artikel 7. Horeca (H)

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' is maximaal 'horeca 2' toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' is maximaal 'horeca 3' toegestaan. Hierbij zijn de volgende bouwwerken en functies toegestaan: bouwwerken geen gebouwen zijnde terrassen, met aan de bestemming ondergeschikt: paden en andere verhardingen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en openbare nutsvoorzieningen.

 

Artikel 8. Natuur - Recreatie (N-R)

De voor 'Natuur - Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur(wetenschappelijke) en de landschappelijke waarden; gebouwen ten behoeve van beheer, natuur- en (open) landschapsontwikkeling, agrarisch/recreatief/educatief medegebruik met de daarbij behorende gebouwen zoals kiosken, lesgebouwtjes, (water)fietsverhuur, kanoverhuur en toiletgebouwen, extensieve dagrecreatie, ter plaatse van de functieaanduiding 'dagrecreatie' intensieve dagrecreatie, ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8 is een evenemententerrein toegestaan (artikel 35), ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein' is een parkeerterrein toegestaan, ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag' het gebruik van onbebouwde gronden gelegen buiten het bouwvlak voor opslag van goederen met een hoogte tot 2 meter toegestaan. Verder is ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - recreatieboerderij' een recreatieboerderij met de daarbij behorende gebouwen toegestaan, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - dienstwoning' is een dienstwoning met de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - klimpark' is een klimpark toegestaan, bestaande uit een klimparkcours met daaraan een ondergeschikte horeca- en vergaderfunctie. Ter plaatse van de functieaanduiding 'bedrijf' is aan de Kleine Noorddijk binnen het bouwvlak een houtzagerij toegestaan, ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' is een terras toegestaan. Verder zijn waterhuishoudkundige voorzieningen, rijwegen, ruiterpaden en fiets- en voetpaden, sporen en andere terreinverhardingen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en speel- en ligweiden toegestaan, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met daaraan ondergeschikt ontsluitingswegen, (fiets)parkeervoorzieningen en andere verhardingen, infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming, horeca tot en met categorie 2, terrassen, detailhandel, opslag, kunstwerken en kunstobjecten toegestaan.

 

Artikel 9. Recreatie - Kampeerterrein (R-KT)

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor verblijfsrecreatie, in de vorm van camper- en caravanstandplaatsen, toeristische standplaatsen en trekkersplaatsen voor caravans en tenten, voor gebouwen ten behoeve van een camping, waaronder sanitair paviljoenen, eetzaal, opslag, winkelreceptie, een kantoortje, chalets, trekkershutten en ECO lodges. Ook is het bestemd voor hieraan ondergeschikt: één detailhandelsvestiging en één horecavestiging tot maximaal categorie 2, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan met daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en natuur- en landschapsontwikkeling. De betreffende gronden zijn tevens bedoeld voor het bij bovenstaande behorende bouwwerken en functies: waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan- en uitbouwen en bijgebouwen, fietsenstallingen, infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming, ruiterpaden en fiets- en voetpaden, met hieraan ondergeschikt ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen op eigen terrein en andere verhardingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, speel- en ligweiden.

 

Artikel 10. Sport (S)

Het sportpark aan de Nieuwe Kalfjeslaan (Wagener Stadion) heeft de bestemming 'Sport' gekregen. De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen, en in het bijzonder voor de beoefening van veldsporten en open terreinen, voor gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden, waaronder tribunes, met de daarbij behorende bouwwerken, zoals een kantine, voor natuurbeheer en -ontwikkeling van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden. En met de daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, fietsenstallingen, infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming en ruiterpaden en fiets- en voetpaden. Met ondergeschikt aan voorstaande: ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, ondersteunende horecavoorziening tot maximaal categorie 2, detailhandel ten dienste van de hoofdbestemming.

 

Artikel 11. Sport - Manege (S-MA)

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor een manege met de daarbij behorende gebouwen, zoals club- en kantinegebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - dienstwoning' is een dienstwoning toegestaan, ter plaatse van de aanduiding 'terrassen' zijn terrassen toegestaan, met de daarbij behorende: paardenbakken, open terreinen, waterhuishoudkundige voorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, fietsenstallingen, infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming, ruiterpaden en fiets- en voetpaden. Met ondergeschikt aan voorstaande: ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, horeca tot maximaal categorie 2, tot maximaal 375 m² per manege, detailhandel, ten dienste van de hoofdbestemming.

 

Artikel 12. Sport - Watersport (S-WAS)

De voor 'Sport - Watersport' aangeduide gronden zijn bestemd voor watersport ten behoeve van roei- en kanoverenigingen, met de daarbij behorende gebouwen, waaronder een starttoren, een finishtoren, een botenloods, een clubhuis, kantine en een bondskantoor. Deze bestemming is gegeven aan de Bosbaan waar onder andere diverse roei-, kano-, waterski en viswedstrijden plaatsvinden. Daarnaast hebben de kanoverhuur aan de Grote Speelweide en de kanovereniging aan de Bleekerskade deze bestemming gekregen. Ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding tribune' is een tribune toegestaan, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca tot en met categorie 2' horeca met de categorieën 1 en 2, met een daarbij behorend terras. Met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waterhuishoudkundige voorzieningen, fietsenstallingen, infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming, ruiterpaden en fiets- en voetpaden en open terreinen. Met daaraan ondergeschikt ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, horeca tot maximaal categorie 1, ten dienste van de hoofdbestemming, detailhandel, ten dienste van de hoofdbestemming.

 

Artikel 13. Tuin (T)

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, entreeportalen, erkers, fietsenbergingen voor zover het achtererfgebied niet bereikbaar is vanaf een (openbaar) toegankelijk gebied en als er geen andere bouwwerken voor bergingsmogelijkheden zijn die direct bereikbaar zijn vanaf een (openbaar) toegankelijk gebied, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Met aan voorstaande ondergeschikt: verhardingen, parkeren indien er een inritconstructies/vergunning aanwezig is, containerbergingen en inritconstructies voor een parkeergarage.

 

Artikel 14. Verkeer (V)

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, ter plaatse van de functieaanduiding 'evenemententerrein' een evenemententerrein, met de daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, viaducten, groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geluidwerende voorzieningen, fietsenstallingen en infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming.

 

Artikel 15. Verkeer - Openbaar Vervoer (V-OV)

De voor 'Verkeer-Openbaar Vervoer' aangewezen gronden zijn bestemd voor openbaar vervoersvoorzieningen (museumspoorlijn), met de daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen, bruggen, viaducten, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming, met aan voorstaande ondergeschikt: straatmeubilair.

 

Artikel 16. Verkeer - Verblijfsgebied (V-VB)

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: woonstraten, parkeervoorzieningen, met de daarbij behorende: waterhuishoudkundige voorzieningen, bruggen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en infrastructurele voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming. Met daaraan ondergeschikt: straatmeubilair. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde binnen deze bestemming geldt dat de hoogte van palen en (licht-)masten en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 10 meter en de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 5 meter.

 

Artikel 17. Water (WA)

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterberging, waterhuishouding, waterlopen, waterpartijen, het verkeer in en over water, watersport en waterrecreatie. Met de bij voorstaande behorende: bruggen, steigers, dammen en / of duikers, openbare nutsvoorzieningen en speelvoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voorzieningen met het oog op het beheer van de bestemming, kunstwerken en kunstobjecten.

 

 

 

Artikel 18. Water - Permanent Wonen (WA-PW)

De voor 'Water - Permanent Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de functieaanduiding 'ligplaats' een ligplaats ten behoeve van één woonschip voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het woonschip, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - ligplaats ark' maximaal één woonark voor permanente bewoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woonark, voor water, waterberging, waterhuishouding. met de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, voorzieningen voor woonschepen en woonarken, aanlegplaatsen. De schepen dienen te zijn gelegen binnen de aanduiding ligplaats. Ze kunnen dus niet verplaats worden. De woonark is met een aparte aanduiding op de planverbeelding opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat ook op andere ligplaatsen in het plangebied de woonschepen door een woonark kunnen worden vervangen. Omgekeerd is het wel toegestaan op de locatie van de woonark een woonschip af te meren.

 

Artikel 19. Water - Verblijfsrecreatie (WA-V)

De voor 'Water - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor: ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' een recreatieschip, water, waterberging, waterhuishouding, met de daarbij behorende voorzieningen van algemeen nut, voorzieningen voor recreatieschepen en aanlegplaatsen voor pleziervaartuigen. De schepen dienen te zijn gelegen binnen de aanduiding ligplaats. Ze kunnen dus niet verplaats worden. Voor de ligplaatsen ten behoeve van recreatief gebruik is een expliciet verbod op het gebruik voor woondoeleinden opgenomen.

 

Artikel 20. Wonen (W)

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30 % van de vloeroppervlakte van de woning, met inbegrip van de daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen, voor. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie Gemeente' (zie artikel 25) zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van cultuurhistorische waarden, in het bijzonder beschermde dorps- en stadsgezichten. Met de bij voorstaande behorende: tuinen en erven, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

Dubbelbestemmingen:

 

Artikel 21. Leiding - Gas (L-G)

De voor Leiding-Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen hogedruk gastransportleidingen. In het Amsterdamse Bos zijn drie van deze leidingen aanwezig, te weten: W534-01 (belemmeringsstrook 4 meter) ter plaatse van de Bosbaan, A-807 (belemmeringsstrook 5 meter) ter plaatse van de Bosbaan en boven de Kalfjeslaan, W540-07 (belemmeringsstrook 4 meter) ter plaatse van de Speelweiden en Land van Bosse. De belemmeringsstroken van 4 en 5 meter ter weerszijde worden gemeten uit het hart van de leiding. Indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, zijn deze andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming Leiding-Gas.

 

Als bouwregel geldt dat binnen een afstand van 4 meter en 5 meter ter weerszijden van het hart van de leidingen uitsluitend bouwwerken tot een bouwhoogte van 3 meter mogen worden opgericht ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leiding.

 

In het artikel zijn vormen van bouwen en gebruik genoemd die zonder omgevingsvergunning niet zijn toegestaan.

 

Artikel 22. Leiding - Water (L-W)

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van de al dan niet ondergronds gelegen hoofdwatertransportleiding, waarbij een minimale bebouwingsafstand geldt van 20 meter, 10 meter ter weerszijde gemeten uit het hart van de leidingen, met dien verstande, dat indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming leidingen. De gronden zijn tevens bestemd voor de bij bovenstaand genoemde behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 

 

Artikel 23. Waarde - Aardkundige Waarden (W-AW)

De gronden binnen de bestemming 'Waarde - Aardkundige Waarden' (WR-AW) zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende aardkundige waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen. Voor deze gronden is een aanlegvergunningstelsel opgenomen. Omgevingsvergunning is vereist wanneer werkzaamheden in de bodem zullen plaatsvinden.

 

Artikel 24. Waarde Archeologie 1, 2, 3 en 5 (W-A1, 2, 3 en 5)

Voor de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 5 geldt dat de initiatiefnemer bij ingrepen in de bodem bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning) een archeologisch rapport dient te overleggen. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is geregeld welke dit kunnen zijn. Deze regels zijn van toepassing bij de volgende bodeningrepen:

 

Artikel 25. Waarde - Cultuurhistorie Gemeente

De voor Waarde - Cultuurhistorie Gemeente aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming en het behoud en / of herstel van het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht in overeenstemming met de redengevende omschrijving welke genoemd is in de Toelichting van dit bestemmingsplan. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw moeten voldoen aan de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' en hoofdgebouwen dienen in de voorgevel te worden gebouwd. Voor het hoofdgebouw is een zadeldak met, waar aanwezig, een karakteristieke steekkap in het voordakvlak voorgeschreven als beschreven in de redengevende beschrijving in de Toelichting van dit bestemmingsplan. Voor de hoofdgebouwen zijn een gevelopbouw en gevelindeling voorgeschreven als beschreven in de Toelichting van dit bestemmingsplan.

 

Artikel 26. Waterstaat Waterkering (WS-WK)

De voor Waterstaat-Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de waterhuishouding door middel van dijken, dijksloten en kaden. Indien deze bestemming samenvalt met andere bestemmingen, zijn deze andere bestemmingen ondergeschikt aan de bestemming waterkering. Op of in deze gronden mogen ten behoeve van de primaire bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Ook geld dat op deze gronden ten behoeve van andere, daarmee samenvallende bestemmingen slechts mag worden gebouwd, indien en voor zover de belangen van de waterkering hierdoor niet worden geschaad. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, dient de aanvrager (vooraf) een watervergunning aan te vragen bij de Waterbeheerder, waaruit blijkt dat de door de voorgenomen bouwactiviteiten het water(staats)belang niet wordt geschaad en omtrent de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

 

Artikel 26 anti-dubbeltelregel

Deze regel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 27 algemene bouwregels

In dit artikel wordt geregeld dat bepaalde overschrijdingen van in het bestemmingsplan aangegeven bestemmings-, bouwgrenzen en / of hoogtematen onder genoemde voorwaarden / regels mogen worden overschreden.

 

Gebiedsaanduidingen:

 

Artikel 29. geluidzone - zonebesluit

De voor Geluidzone - Zonebesluit aangeduide gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting vanwege de op het luchthaventerrein Schiphol Oost aanwezige bedrijven, alsmede proefdraaiplaatsen, op geluidgevoelige gebouwen. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat op grond van de basisbestemming een toelaatbaar geluidgevoelig gebouw niet mag worden gebouwd.

 

Artikel 30. Luchtvaartverkeerzone lib art. 2.2.1 nr 3

De voor 'Luchtvaartverkeerzone - LIB art 2.2.1 nr 3' aangeduide gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemmingen), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge personendichtheid in verband met het luchtverkeer van en naar luchthaven Schiphol. Een op grond van de andere aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw, of de uitbreiding daarvan, welk aangemerkt kan worden als een nieuw gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, mag slechts worden gebouwd indien voor het desbetreffende bouwplan een verklaring van geen bezwaar is verleend zoals bedoeld in artikel 8.9 van de Wet luchtvaart.

 

Artikel 31. Luchtvaartverkeerzone lib art. 2.2.1 nr 4

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.1 nr. 4' gelden beperkingen voor bebouwing en gebruik als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit. Op deze gronden die zijn aangeduid met de term 'Luchtvaartverkeerzone LIB artikel 2.2.1 nr. 4' zijn geen nieuwe woningen, woonwagens, woonboten, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik.

 

Artikel 32. Luchtvaartverkeerzone lib art. 2.2.2, toetshoogten

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2' gelden beperkingen van bouwhoogten als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Ter plaatse van deze aanduiding mogen op de gronden gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger zijn dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 2. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2 van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol".

 

Artikel 33. Luchtvaartverkeerszone lib art 2.2.2a toetshoogtes radar

Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone-lib artikel 2.2.2a' gelden beperkingen van bouwhoogten (radar) als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Ter plaatse van deze aanduiding mogen op de gronden gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet hoger zijn dan is aangegeven met hoogtelijnen met de daarbij behorende hellende vlakken, zoals aangegeven op bijlage 3. Hiervoor gelden de bepalingen gesteld in artikel 2.2.2a van het "Luchthavenindelingbesluit Schiphol".

 

Artikel 34. Luchtvaartverkeerzone lib art. 2.2.3

Ter plaatse van de aanduiding 'Luchtvaarverkeerzone-LIB artikel 2.2.3' zoals aangegeven op bijlage 4, gelden beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking als bedoeld in het Luchthavenindelingbesluit Schiphol. Op deze gronden is een grondgebruik of een functie binnen de volgende categorieën niet toegestaan: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten en vogelreservaten, moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare. Tenzij en voor zover dit gebruik of deze bestemming rechtmatig is op de datum van inwerkingtreding van het LIB (20 februari 2003).

 

Artikel 35. Overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8

De in het Amsterdamse Bos aanwezige evenemententerreinen hebben de gebiedsaanduiding 'Overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8' gekregen. Het gaat in totaal om 8 evenemententerreinen. Het maximum aantal dagen voor evenementen zonder versterkte muziek tot maximaal 500 bezoekers is onbeperkt. Ten aanzien van evenemententerrein 1 (Bosbaan) geldt dat hier sportevenementen zijn toegestaan zoals roeiwedstrijden, waterskiwedstrijden, kanowedstrijden en viswedstrijden. Er zijn per dag 5000 bezoekers toegestaan en voor de duur van een evenement geldt een maximum van 40 dagen per jaar tot 23.00 uur. Op het evenemententerrein 2 (Entree Bos/ Vrije Sportvelden) zijn culinaire en culturele evenementen toegestaan en evenementen met betrekking tot sport en spel. Het maximum aantal bezoekers per dag is 3000. Duur van een evenement op deze locatie is maximaal 30 dagen per jaar van 09.00-23.00 uur. Evenementen op deze locatie mogen maximaal 3 aaneengesloten dagen duren. Op het Sportpark/ Wagener Stadion (locatie 3) zijn sportevenementen toegestaan waaronder hockey- tennis- en crickettoernooien. De wedstrijden (competitie, toernooien) die in het Sportpark plaatsvinden vallen hoofdzakelijk onder regulier gebruik. Internationale wedstrijden (evenementen) vinden hoofdzakelijk in het Wagener Stadion plaats (EK/WK hockey). Het maximum aantal bezoekers bij grote (inter)nationale toernooien is 15.000 per dag. Een toernooi van deze omvang vindt meerdere dagen achter elkaar plaats. Voor deze locatie is voor grote evenementen die buiten de reguliere wedstrijden en toernooien vallen een maximum van 30 dagen opgenomen. Het Arenaterrein (locatie 4) mag gebruikt worden voor culinaire en culturele evenementen en evenementen met betrekking tot sport en spel. Voor deze locatie geldt een duur van maximaal 10 dagen per jaar en een maximum aantal bezoekers van 7500 per dag. Voor het Bostheater (locatie 5) is een maximum bezoekersaantal van 2000 per dag opgenomen. Op deze locatie vinden evenementen gericht op cultuur en ontspanning plaats. Voor de duur geldt een onbeperkt aantal dagen tot 23.00 uur. Op de Grote en Kleine Speelweiden (locatie 6) zijn culinaire en culturele evenementen en evenementen met betrekking tot sport en spel toegestaan. Dit betreft onder andere sportdagen, sportdemonstraties, survivals en avondvierdaagse. Er geldt een maximum bezoekersaantal van 5000 per dag. Er mag op deze locatie maximaal 30 dagen per jaar een evenement plaatsvinden. Op het Land van Bosse (locatie 7) mogen evenementen met en zonder versterkte muziek plaatsvinden. Er geld voor deze locatie een maximale bezoekersaantal van 30.000 per dag. Voor evenementen zonder versterkte muziek (culinair, cultureel, sport en spel) geldt een maximum van 20 dagen per jaar. Voor evenementen met versterkte muziek (dance evenementen) geldt een maximum van 7 dagen per jaar, waarvan een evenement niet langer dan 3 aaneengesloten dagen mag duren. Voor een evenement geldt een maximale op- en afbouwtijd van 12 dagen. Voor evenementen met versterkte muziek zijn geluidsnormen opgenomen. Op het Radarterrein (locatie 8) zijn evenementen zonder versterkte muziek toegestaan. Dit betreffen evenementen met voornamelijk een besloten karakter zoals bruiloften en bedrijfsfeesten. Voor deze evenementen geldt een maximum bezoekersaantal van 2750 per dag en een maximum van 20 dagen per jaar. Daarnaast zijn op het Radarterrein evenementen met versterkte muziek toegestaan, waar het radarterrein als overloopgebied geldt voor de evenementen op het Land van Bosse. Hiervoor gelden de regels die voor het Land van Bosse gelden, maar met een maximum bezoekersaantal van 2750 per dag. Ten slotte zijn er op het Radarterrein evenementen met versterkte muziek toegestaan (uitgesloten dance evenementen of soortgelijke evenementen). Er geldt een maximum van 5000 bezoekers per dag en een maximum van 5 dagen per jaar. Een evenement mag niet langer dan 3 aaneengesloten dagen duren. Voor deze evenementen zijn tevens geluidsnormen opgenomen.

 

Artikel 36. Veiligheidszone - bevi

De voor Veiligheidszone-bevi aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten vanwege een Gasontvangststation. Binnen het gebied van deze aanduiding mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de binnen dit gebied voorkomende bestemmingen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

 

Artikel 37. Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 38. Overgangsrecht

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

 

Artikel 39. Slotregel

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.

 

 

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

 

4.1 Actuele regionale behoefte

 

De ladder per 1 oktober 2012

Met ingang van 1 oktober 2012, is in artikel 3.1.6, tweede en derde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (hierna: de Ladder) opgenomen. In de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet vanaf genoemde datum beschreven worden dat de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Naast voor bestemmingsplannen is deze onderbouwingsplicht van overeenkomstige toepassing voor andere planologische besluiten, zoals de omgevingsvergunning voor het buitenplans afwijken, het uitwerkings- en wijzigingsplan en de provinciale ruimtelijke verordening.

 

Het doel van de ladderplicht is dat een bevoegd gezag bij het nemen van een planologisch besluit aandacht besteed aan zorgvuldig ruimtegebruik en het voorkomen van onaanvaardbare leegstand. In het kort dient het bevoegd gezag drie treden te doorlopen op grond van artikel 3.1.6 tweede lid van het Bro, in het geval er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. In de eerste plaats dient het bevoegd gezag te beoordelen in hoeverre er sprake is van een actuele regionale behoefte aan de geplande ontwikkeling. Ten tweede dient het bevoegd gezag aandacht te besteden aan de vraag of de geplande ontwikkeling, als deze buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, binnen bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, in hoeverre de locatie passend ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.

 

De ladder per 1 juli 2017

Per 1 juli 2017 is artikel 3.1.6, tweede en derde lid Bro (de Ladder) gewijzigd. Per genoemde datum is het de bedoeling dat bij het toepassen van de Ladder wordt beschreven welke behoefte (en niet actuele regionale behoefte) aan de ontwikkeling bestaat, en als de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, een motivering waarom niet binnen het bestaande stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Dit komt nagenoeg overeen met de voormalige eerste twee treden. De derde trede komt te vervallen.

 

Het bevoegd gezag (de gemeenteraad) kan bovendien in een bestemmingsplan met wijzigings- en/of uitwerkingsmogelijkheden bepalen dat de ladder pas bij het vaststellen van het wijzigingsplan dan wel het uitwerkingsplan dient te worden toegepast.

 

De treden van de ladder schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

 

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1. lid 1 Bro) luidt als volgt:

 

"Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

 

Onder 'andere stedelijke voorzieningen' wordt verstaan: "accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure". Daartoe behoren onder meer een hotel, een zorgvoorziening, een ziekenhuis en een recreatiepark.

 

Relevantie projectgebied

Binnen het bestemmingsplan wordt geen ontwikkeling mogelijk gemaakt die van dien aard is dat deze als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt. Daarnaast worden in het Amsterdamse Bos evenementen mogelijk gemaakt op de aangewezen evenemententerreinen. Een evenemententerrein valt niet onder de begripsbepaling van artikel 1.1.1. Bro. Er wordt in dit geval met de evenemententerreinen geen nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk gemaakt waarop de Ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. De actuele regionale behoefte van dit bestemmingsplan hoeft dus niet te worden aangetoond.

 

 

4.2 Economische uitvoerbaarheid

 

4.2.1 Financieel-economische haalbaarheid

 

Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter. Uit onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve gebleken dat er enkel kosten optreden die verband houden met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten te verwachten zijn en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.

 

4.2.2 Verhaal van kosten

 

Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan dient vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen (artikel 6.2.1. Bro).

 

Voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar betreft een conserverend bestemmingsplan. Op basis van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen ontwikkeld als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het vaststellen van een exploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.

 

 

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

4.3.1 Inspraak

 

Het voorontwerp is gedurende vier weken - van dinsdag 11 augustus 2015 tot en met dinsdag 11 september 2015 - voorgelegd aan de overleginstanties (op grond van artikel 3.1.1 Bro). Hiervan is vooraf kennis gegeven in de Staatscourant en de gemeentelijke website op maandag 10 augustus 2015.

 

Er zijn meerdere inspraakreacties binnengekomen. Naast reacties van Bro partners (zie 4.3.2) en van individuele burgers zijn reacties ingediend door een aantal verenigingen en stichtingen, waaronder: de vereniging comité buurtbelang, Stichting Tuinstad Buitenveldert en Stichting Vrienden van het Amsterdamse Bos.

 

In de bijlagen (bijlage 5) zijn de inspraakreacties zakelijk weergegeven in een Nota van Beantwoording en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd.

 

Het ontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van donderdag 9 november 2017 tot en met woensdag 20 december 2017. Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. In dat kader zijn er 14 zienswijzen ingediend. Drie zienswijzen zijn buiten de ter inzage termijn ingediend en daarmee niet-ontvankelijk. In bijlage 6 zijn de zienswijzen zakelijk weergegeven in een Nota van Beantwoording en heeft het college van burgemeester en wethouders hierop een reactie gegeven.

 

4.3.2 Bro-partners

 

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op dinsdag 11 augustus 2015.

 

De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 4 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

  1. Ministerie van EL&I / energie

  2. Rijkswaterstaat, dir. West-Nederland Noord

  3. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed

  4. Ministerie van Defensie, dir. Noord-West

  5. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

  6. Hoogheemraadschap Rijnland

  7. Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (Waternet)

  8. Gemeente Haarlemmermeer

  9. VROM inspectie

  10. Schiphol Group

  11. N.V. Nederlandse Gasunie

  12. Liander

  13. Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland

  14. LTO Noord

  15. Gemeente Amsterdam: Amsterdamse Bos

  16. Cultuurcompagnie Noord-Holland

  17. Brandweer Amsterdam Amstelland

  18. Wijkplatform Keizer Karelpark

  19. Wijkplatform Bovenkerk

  20. Wijkplatform Elsrijk

  21. Wijkplatform Oude Dorp

  22. Wijkplatform Patrimonium

  23. Wijkplatform Randwijck

  24. Wijkplatform Westwijk

  25. Ridammerhoeve

  26. Camping 'Het Amsterdamse Bos'

  27. Koninklijke Nederlandse Hockeybond (Wagener Hockeystadion)

  28. Bostheater (openluchttheater)

  29. Koninklijke Nederlandse Roeibond

  30. Manage Nieuw Amstelland

  31. De Bosbaan (horecagelegenheid)

  32. Kanovereniging Frisia

  33. Kanoverhuur Amsterdamse Bos

  34. Tankstation Shell (A9)

  35. Tankstation Tango (A9)

 

De instanties welke staan vermeld onder de nummers 1, 3, 4, 6, 7, 9, 10, 12, 13, 14, 17 t/ 25 en 27 t/m 35 hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

De instanties welke staan vermeld onder de 2, 5, 11, 8, 15, 16, 25 en 26 hebben inhoudelijk schriftelijk gereageerd op het voorontwerp bestemmingsplan.

 

In bijlage 5 volgt een samenvatting van de reacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.

 

 

4.4 Handhaving

 

Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, dan is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de verbeelding en/of de planregels is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken zijn bestemmingsplannen digitaal toegankelijk via het internet. In de opzet van voorliggend bestemmingsplan is al rekening gehouden met deze nieuwe ontwikkeling.

 

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

 

In dit hoofdstuk is een beschrijving weergegeven van de huidige situatie van het plangebied. De ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met dit bestemmingsplan zijn al behandeld in hoofdstuk 2

 

5.1 Ruimtelijke karakteristiek

 

5.1.1 Het plangebied in groter verband

Het plangebied is gesitueerd in het noordwesten van de gemeente Amstelveen. Het Amsterdamse Bos maakt onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Daarnaast loopt er in het Amsterdamse Bos een natuurverbinding (ecologische verbindingszone) van Spaarnwoude naar Weesp. Het bos vormt een groene buffer tussen het luchthaven Schiphol en de noordwestelijke woonwijken van Amstelveen en sluit aan op de groengebieden (NNN) van de Bovenlanden in het Zuiden (Aalsmeer) en de Amsterdamse hoofdgroenstructuur.

 

Op 28 november 1928 besloot de gemeenteraad van Amsterdam tot de aanleg van een bos. Voor de ontwikkeling van dat bos werd een “Boschcommissie” ingesteld, die in 1931 rapporteerde over de randvoorwaarden. Het bos moest een overwegend sociaal karakter krijgen, dus een gebruikersbos en geen product- of sierbos. “Iedere stedeling diende er ongeacht zijn leeftijd of belangstelling iets van zijn gading te kunnen vinden”. De werkzaamheden begonnen reeds voordat er een definitief ontwerp was. Mede door de economische crisis van de jaren dertig is het graven van de roeibaan verricht als werkverschaffingsproject. Op 30 april 1934 ging in de toenmalige Rietwijkeroorderpolder de eerste spade de grond in. Eind 1936 was het definitieve ontwerp van het “Boschplan” gereed. Naast de reeds gereed zijnde roeibaan werd voorzien in een uitgebreid programma met onder meer water- en ruitersportcomplexen, een openluchttheater, restaurants, speelweiden en spartelvijvers alsmede een complex terreinen voor de georganiseerde buitensport. Voorts veel bos- en veldpaden, fietspaden en enkele (auto)wegen. Het totale Boschplan was destijds circa 900 ha groot en ligt grotendeels 4 meter onder NAP. Tussen 1936 en 1940 werd het noordelijk deel van het Boschplan met mankracht stap voor stap aangelegd. De oorlog verstoorde de voortgang, met name door de aanwezige militaire installaties ter beveiliging van de Luchthaven Schiphol. Dit deel van het Bos was in de oorlog voor publiek niet toegankelijk. In die tijd zijn ook diverse terreinen tijdelijk ingezaaid met voedingsgewassen en werd een deel van de aanplant weer gekapt voor brandhout.

In 1945 werd de oorlogsschade, met name als gevolg van bombardementen, hersteld en werd het gedeelte ten noorden van de Burg. A. Colijnweg afgerond. Spoedig volgde ook de ontwikkeling van het zuidelijk gedeelte in de Schinkelpolder tot aan de Bosrandweg. In die periode werd het begrip werkvoorzieningsproject vervangen door werkgelegenheidsproject waarbij steeds meer hulpmateriaal, zoals draglines en andere mechanisatie, werd ingezet. Na 1950 werd de naam “Boschplan” door de Amsterdamse gemeenteraad vervangen door “Het Amsterdamse Bos”. Rond 1955 was het merendeel van het grondwerk in het Bos in hoofdlijnen ingericht. De aanleg van de heuvel ging nog door tot circa 1970. Vele onderdelen werden sindsdien toegevoegd en/of gewijzigd. De in het oorspronkelijke programma opgenomen siertuinen en het grote centrale café-restaurant bij de grote vijver zijn niet gerealiseerd. Wel kwamen er een geitenboerderij, de wilde dierenweide (in plaats van het gedachte hertenkamp op de plaats van de noordelijke noodlandingsbaan, en vele kleine gebouwen, zoals kiosken en een horecapaviljoen bij. Voorts werden er meer paden aangelegd dan in het plan was opgegeven. Een jeugdherberg annex kampeerweide is niet tot stand gekomen, onder andere vanwege het vliegtuiglawaai van Schiphol. In plaats daarvan is de camping in de zuidoosthoek van het Bos aangelegd.

 

In 1964 werd de roeibaan verbreed met 20 meter tot 92 meter. Een laatste boom werd op 25 maart 1970 geplant. Het Bos was “af”. Het werk aan en het onderhoud van het Bos is echter een continu proces, waarbij steeds ingespeeld moet worden op maatschappelijke veranderingen in de recreatie en de sportbeoefening. Belangrijke aanpassingen waren de bouw van het Amstelpark (tennis) en een 'welness' instelling op de voormalige Vietnamweide en de samenhangende aanleg van de wetlands (op grondgebied van Amstelveen), de aanleg van het 46 hectare grote Schinkelbos (op grondgebied van Aalsmeer), de herinrichting van het entreegebied en opnieuw een verbreding van de Bosbaan, de aanleg van het Bloesempark (een geschenk van de Japanse gemeenschap), de vestiging van het Olympisch Trainings Centrum (OTC) voor roeien (in 2014 vergroot), een café-restaurant aan de Bosbaan, de vestiging van het klimpark Fun-Forest en de fysieke aanleg van een evenemententerrein in het zuidelijk deel met een ecologisch natuurgebied. De gebouwen van de beheerorganisatie van het Bos werden vernieuwd en samengevoegd, behalve het bezoekerscentrum (nu Boswinkel genoemd) bij het entreegebied. De wegenstructuur veranderde o.a. verdween het ‘klaverblad’ bij de oprit van de A9 en werd een nieuwe oprit gerealiseerd.

 

5.1.2 Beschrijving deelgebieden

 

Ruimtelijke structuur van het totale bos

Het Amsterdamse Bos is een groengebied binnen het stedelijk gebied van de agglomeratie Amsterdam (een van de scheggen), gedomineerd door bos en (speel)weides en water. De hoofdfuncties van dit stadsbos zijn recreatie en natuurgebied met als doelstelling het bieden van mogelijkheden voor recreatief gebruik in een natuurlijke omgeving. Het recreatieve gebruik komt tevens tot uiting door de verschillende evenemententerreinen die door het bos zijn ontstaan.

 

De inrichting van dit groengebied is en blijft hierop toegespitst. In het ontwerp van het “Boschplan” werd destijds aangegeven dat het Amsterdamse Bos vooral diende ter ontspanning van de “stadsmens” en dat het uitgangspunt de realisatie van een stadsbos was. Dat heeft geleid tot de huidige inrichting, dat zich kenmerkt door een veelvoud van open, ongeconditioneerde ruimtes omzoomd door bosranden.

De diverse open ruimtes lopen vloeiend in elkaar over en vormen een onderlinge verbinding die de ruggegraat/as is van het Bos. De rijksweg A9 deelt het bos in tweeën. In het deel ten noorden van de A9 loopt de as vanaf de speelweide bij de kleine vijver, langs de heuvel naar de grote vijver met de grote speelweide, en doorlopend langs de 'vrije' sportvelden tot de entree bij de Van Neijenrodeweg. Door drie onderdoorgangen bij de A9 en Burg. A. Colijnweg wordt het gebied ten noorden van de snelweg verbonden met het gebied ten zuiden van de autosnelweg. Het Nieuwe Meer in het noordelijk deel en de Amstelveense Poel in het zuidelijk deel completeren, in de vorm van relatief grote open wateroppervlakten aan de rand van het Bos, de ruimtelijke structuur van het Amsterdamse Bos.

 

Structuur van het noordelijke deel

Het bosgebied ten noorden van de snelweg A9 heeft een aantal specifieke kenmerken. Aan de oostzijde grenst het Bos geheel aan de bebouwing van Amstelveen en Buitenveldert. De noordrand van dit gebied ligt binnen de Gemeente Amsterdam en valt derhalve buiten dit plangebied. De hoofdontsluiting bij de van Nijenrodeweg en de centrale activiteiten as vormen de meest intensief ingerichte en benutte onderdelen van het gebied. Dit deel van het bos kenmerkt zich door een meer parkachtige inrichting. De entree is in 2001 ingrijpend gerenoveerd. Sindsdien is ook het bezoekerscentrum (nu de Boswinkel) in het entreegebied gevestigd. Landschappelijk is het noordelijk deel op een architectonische wijze gecomponeerd. De doorzichten en ruimtelijke samenhang suggereren harmonie en ongedwongenheid in een natuurlijk landschap. Paden, waterlopen, bosranden, reliëf en de beplanting zijn zorgvuldig ontworpen.

De natuur- en ecologische functie van dit deel van het Bos komt met name tot uitdrukking in de mate van afwisseling van de ruimtelijke opzet. De open (weide)gebieden, de gesloten (bos)gedeelten en het vele water vervullen daarbij een rol.

 

Het recreatieve component in het noordelijk deel wordt voornamelijk gevormd door een centrale activiteiten as, waaraan intensieve vormen van recreatie en sport- en spelbeoefening zijn gekoppeld. Naast diverse bouwwerken ten behoeve van deze intensieve vormen van recreatie, zoals bij de Bosbaan en de sportterreinen, zijn de ruimten in dit noordelijk deel veelal ongeconditioneerd, zodat de ruimten geschikt zijn voor diverse, te combineren recreatievormen. De centrale as wordt begeleid door een groene bosrand die tevens de begrenzing van het Bos vormt. De overwegend strakke, dichte bosrand is grotendeels gelegen op de verlengde taluds van de vroegere polderdijken. De vaarten rondom doen de bosrand extra uitkomen. De oeverlanden bij het Nieuwe Meer vormen door de losse beplantingsgroepen en het vele riet een contrast met de strakke bosrand daarachter. De oeverlanden zijn vanuit natuurwetenschappelijk (flora en fauna) oogpunt van groot belang.

 

Structuur van het zuidelijke deel

Het bosgebied ten zuiden van de Rijksweg A9 heeft eveneens een aantal specifieke kenmerken.

De zuidoostzijde van dit deelgebied grenst aan de bebouwing van het oude dorp Amstelveen en het oude dorp Bovenkerk inclusief de museumspoorlijn. Het zuidwestelijke deel van dit deelgebied wordt gevormd door de Schinkeldijkje, die geheel in de gemeente Aalsmeer is gesitueerd. De westelijke grens van dit deelgebied is de oever van de Ringvaart. Dit water is bijna geheel gesitueerd binnen de gemeente Haarlemmermeer. Landschappelijk is het zuidelijk deel op een andere architectonische wijze gecomponeerd. Het kenmerkt zich door meer rechte lijnen en een strakkere ordening. Dit is mede het gevolg van het voormalige noodlandingsterrein. Het agrarisch medegebruik hiervan is inmiddels beëindigd. Het bloesempark met kersenbomen, het dagrecreatieterrein, het evenemententerrein en de camping vormen de belangrijkste recreatieve elementen. De oeverlanden langs de Kleine Poel en de Amstelveense Poel zijn cultuurhistorisch en natuurwetenschappelijk van groot belang en bepalen in belangrijke mate het karakter van dit gebied. Het Schinkelbos dat eveneens onder de zorg van het gemeentelijke organisatieonderdeel Amsterdamse Bos valt, is gesitueerd in de gemeente Aalsmeer en valt derhalve buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. De oeverlanden bij de Poel vormen door de losse beplantingsgroepen een contrast met de strakke dijk daarachter.

 

5.1.3 Waterlopen en waterhuishouding

Doordat het Bos is aangelegd in een diepe polder moest ten behoeve van een goede waterberging en afwatering een wijdvertakt systeem van waterlopen worden aangelegd. In het “Boschplan” is van dit gegeven overvloedig gebruik gemaakt door de aanleg van water en (sier)vijvers. De aangelegde vijvers zijn onderling verbonden door de waterlopen. Het open water wordt voornamelijk gevormd door de Bosbaan, de grote vijver en de kleine vijver in het noordelijk deel en de Poel en de Kleine Poel in het zuidelijk deel van het bos. In het Bos worden bospartijen doorsneden met waterlopen. In het noordelijk deel zijn de waterlopen grillig van vorm waardoor het landschap doet denken aan slingerende bosbeken en meanderende rivieren. Dit in tegenstelling tot de vormgeving van de waterpartijen in het zuidelijk deel. Hier wordt door de strakke vormgeving gerefereerd aan het oorspronkelijke en aangrenzende polderlandschap. Het gebied van Amsterdamse Bos kent twee watersystemen. Het ene watersysteem betreft het grootste deel van het Bos, dat gelegen is in de Schinkel- en Rietwijkeroorderpolder. Het oppervlaktewater wordt gevoed door hemelwater, kwel en door de inlaat van (voedselrijk) water uit de Nieuwe Meer.

Het tweede watersysteem betreft de Hoornsloot, Landscheidingsvaart en Poel en Oeverlanden, die in de Buitendijkse Buitenvelderste Poel zijn gelegen. Het oppervlaktewater wordt met name gevoed vanuit de Nieuwe Meer, aangezien het systeem een rol speelt voor de aanvoer van water in de stedelijk Amstelveen en de Legmeerpolder. Zie ook de beschrijving in het hoofdstuk milieuaspecten.

 

 

5.1.4 Sportpark Amsterdamse Bos

Aan de oostrand grenst het sportpark aan de stadsrand van Amstelveen. Het sportpark is op deze wijze een overgangszone tussen stad en bos. Verder mag worden geconstateerd dat de huidige inrichting van het sportpark evenwichtig is en wordt gekenmerkt door de openheid van het sportcomplex tegenover de dichtheid van het Bos. Daarnaast zijn zeer fraaie uitzichten en doorzichten aanwezig. Deze karakteristieken zijn als beschermenswaardig aan te merken.

Het sportpark is bedoeld voor buitensporten en is met name ingericht voor de veldsporten hockey, cricket, voetbal en tennis. Dit park kenmerkt zich door een ruime opzet en wordt doorsneden/geflankeerd door doorgaand langzaam-

verkeersverbindingen. Hierdoor is er een zekere integratie tussen de bewuste en de toevallige bezoeker van het sportpark.

De diverse faciliteiten worden vanaf de Amsterdamseweg/Amstelveenseweg ontsloten door een doodlopende rijweg (Nieuwe Kalfjeslaan). Naast het feitelijke sportpark liggen nog twee maneges. Om de parkeer- en verkeerssituatie te verbeteren en veiliger te maken is het langsparkeren in de Nieuwe Kalfjeslaan opgeheven en zijn een drietal parkeerterreinen ingericht. Nadere informatie over deze gewijzigde verkeers- en parkeersituatie wordt beschreven in paragraaf 5.2.4. Verkeer en vervoer; Autoverkeer en parkeren.

 

5.1.5 Bosbaan

De Bosbaan is een (inter)nationale roeibaan met een lengte van ruim 2 kilometer. Het was het eerste onderdeel van het “Boschplan” dat is gerealiseerd. In eerste instantie met een breedte van ruim 72 meter. In twee fasen is de roeibaan verbreed tot 92 meter en in 2001 tot 118 meter. De roeibaan wordt geflankeerd door een voetpad en een fietspad aan de noordzijde en door een laaggelegen voet/fietspad met een hoger gelegen rijweg langs de zuidzijde. Hierdoor is er mede door de bezonning een wisselende beleving van deze rechte, strakke waterpartij.

De weg langs de Bosbaan (Bosbaanweg) kan tijdens bepaalde (roei)wedstrijden voor autoverkeer worden afgesloten. De roeibaan heeft in het westelijk uiteinde een eenvoudige startaccommodatie. Aan de oostzijde, in het finishgebied, bevinden zich de faciliteiten voor de roeisport. Deze zijn de laatste jaren ingrijpend vernieuwd. Er is een nieuw finishgebouw gekomen, de botenloodsen zijn uitgebreid en er is een nieuw (Olympisch) trainingscentrum en verenigingsgebouw voor de roei- en kanosport gerealiseerd, alsmede een café-restaurant.

 

5.1.6 Bebouwingskarakteristiek

In het Bos bevinden zich diverse soorten bebouwing, voornamelijk verspreid gelegen. De belangrijkste gebouwen in het plangebied zijn de gebouwen op het sportterrein, bij de Bosbaan, nabij het Nieuwe Meer en bij de geitenboerderij. Ter hoogte van de Kalfjeslaan stulpt de stedelijke rand langs de Amsterdamseweg als het ware in het Bos naar binnen. Hier is een klein en besloten woonbuurtje aangelegd. Het buurtje bestaat uit enkele blokken van vrijwel aaneengesloten bebouwing. De (24) woningen zijn gebouwd in twee bouwlagen met kap, waarbij de kap op enkele plaatsen doorgaat tot de eerste bouwlaag. Hierdoor ontstaan karakteristieke gevels. De woningen in deze straatjes hebben roodbruine bakstenen gevels en nadrukkelijke kappen met diverse nokrichtingen en met pannen bedekt. In het Bos komt een aantal woningen voor, deels (voormalige) dienstwoningen. In de eerste plaats nabij de Koenensluis en bij het gemaal aan de Ringvaart. (Dienst)woningen zijn ook aanwezig bij het voormalige Genieterrein (nu werf en kantoor van het gemeentelijke organisatieonderdeel Amsterdamse Bos) langs de A9 (welke in het kader van de verbreding van de A9 geamoveerd zullen worden of inmiddels zijn), bij het bloesempark, Amsterdamse Poel, Kleine Noorddijk en de camping. Ook de dienstgebouwen van het gemeentelijke organisatieonderdeel Amsterdamse Bos behorend tot de meer omvangrijke gebouwen in het Bos. Tenslotte komen in het Bos op verschillende plekken – zowel solitair als gegroepeerd – kleinschalige gebouwen voor, ter ondersteuning van de recreatieve functie, zoals sanitaire voorzieningen en kiosken. Veel gebouwen staan als losse gebouwen in een bosrand en zijn vanuit één of meerdere richtingen van veraf waarneembaar. De kiosken, paviljoen en toiletgebouwen zijn gebouwd in eenzelfde stijl met gebruikmaking van veel hout. De gebouwen zoals (dienst)woningen en sportgebouwen in het Amsterdamse Bos hebben een eigen architectuur. De meeste beheersgebouwen hebben een utilitaire vormgeving en liggen verscholen in het Bos.

 

5.1.7 Cultuurhistorie/archeologie

 

 

Het Amsterdamse Bos ligt voor het grootste deel op Amstelveens grondgebied; het noordelijke gedeelte in de voormalige Rietwijkerpolder, het zuidelijke gedeelte in de Schinkelpolder. Het bos is ingeklemd tussen de Nieuwe Meer in het noorden, de Amsterdamseweg in het oosten, de Bosrandweg in het zuiden en de ringvaart van de Haarlemmermeer in het westen.

 

Hoewel de naam anders doet vermoeden, ligt het Amsterdamse Bos voor het overgrote deel op Amstelveens grondgebied. Het gebied waar nu het Amsterdamse Bos ligt, was vroeger veengebied en bestaat uit drie polders: de Buitendijkse Buitenveldertse Polder, de Rietwijkeroordpolder en de Schinkelpolder. In 1879 werd begonnen met de vervening van de Rietwijkeroordpolder en in 1906 is deze drooggelegd en vervolgens verkaveld en agrarisch in gebruik genomen. Het agrarisch landgebruik heeft hier niet lang geduurd, want in de jaren dertig werd al begonnen met de aanleg van het bos en zijn de boerderijen en de droogmakerij gesloopt. Tenslotte hebben nog verveningen en droogleggingen plaatsgevonden in de Buitendijkse Buitenveldertse polder. In de negentiende eeuw is het veen grotendeels afgegraven. Het gedroogde veen (turf) werd gebruikt om de Amsterdamse huizen te verwarmen. Het gebied kwam daardoor een stuk lager te liggen en moest worden bemaald.

 

Het Amsterdamse Bos is in de jaren dertig van de vorige eeuw ontworpen en deels aangelegd naar ontwerp van Cornelis van Eesteren en Jacoba Mulder. Het zuidelijke deel van het bos is na de Tweede Wereldoorlog aangelegd. Het ontwerp ging uit van een gebruiksbos voor alle Amsterdammers. Het ontwerp vormde een ideale mix tussen voorzieningen voor recreatie en ontspanning enerzijds, en een natuurlijk parklandschap anderzijds. De grote speelvijver en de grote speelweide zijn een voorbeeld van deze mix: niet alleen om naar te kijken, maar ook om te gebruiken.

Voor de aanleg van het bos zette de gemeente werklozen in, en was daarmee een van de grootste werkverschaffingsprojecten van Amsterdam tijdens de economische crisis van de jaren ’30. Tussen 1934 en 1940 werkte er maar liefst 20.000 mensen in het bos, onder leiding van de Nederlandse Heidemaatschappij.

Een bijzonder onderdeel van het bos zijn de in totaal 116 bruggen. Daarvan zijn 67 bruggen naar ontwerp van architect Piet Kramer, werkzaam bij de Dienst Publieke Werken van de gemeente Amsterdam. Hij behoorde tot de architectuurstroming van de Amsterdamse School. Deze expressieve ontwerpstijl zie je terug in deze bruggen. 53 bruggen zijn door de gemeente Amstelveen aangewezen als gemeentelijk monument.

 

Het bos kent vier hoofdonderdelen: het kamvormige ‘ecologische’ gedeelte langs het Nieuwe Meer, de Bosbaan en zijn omgeving, het radvormige parkachtige gedeelte tussen de Bosbaan en de A9, en het meer bosachtige ‘doolhof’ ten zuiden van de A9. Het middengedeelte bevat de meeste functies en kent de meest uitgewerkte aanleg van functies. Het bestaat uit verschillende assen. Er zijn ‘activiteitsassen’, waarlangs de verschillende (recreatieve) functies in het bos zijn geplaatst, en zichtassen, waaraan met name opvalt dat de schijn van oneindigheid wordt gewekt, en dat alle architectonische accenten asymmetrisch, dus uit de zichtas zijn geplaatst. De concentratie van activiteiten was gericht op het ‘vrij van rumoer’ houden van andere delen van het Bos. Verder heeft het bos geen harde rand, zoals een stadspark, maar wordt het van de stad gescheiden door een meer geleidelijke overgang, waarbij de meeste gebouwen van de rand van het bos af zijn georiënteerd.

 

 

Het gehele bos, zowel het ontwerp als de natuurlijke inpassing en de gebouwde elementen binnen het bos, vertegenwoordigen tezamen een hoge cultuurhistorische waarde. Momenteel loopt een onderzoek naar de cultuurhistorische waarde van het Amsterdamse Bos, uitgevoerd door het Amsterdamse Bos in samenwerking met Bureau Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam en de gemeente Amstelveen naar een eventuele monumentwaardige status van het bos. 53 bruggen in het bos zijn aangewezen als gemeentelijk monument. De Botenloods bij de Bosbaan is aangewezen als Rijksmonument.

 

  1. Molens

 

In 1645 werd de Rietwijkeroordpolder gesticht. Samen met de Buitendijkse Buitenveldertse Polder werd deze voorzien van een doorlopende kade langs de Nieuwe Meer, de Koenenkade. Voor het droogmalen van de polders werden twee molens, de Koenenmolen en de Noordermolen, geplaatst die uitsloegen op de Nieuwe Meer. De molens zijn met de aanleg van het bos in de jaren ’30 gesloopt. De locatie van de molens vertegenwoordigen cultuurhistorische waarde.

 

  1. Verdedigingswerken

 

Niet ver van de Hockeyclub Hurley, ligt verscholen in het groen, een schuilkelder, aangelegd in 1966. De kelder was bedoeld als schuilplaats voor het management van het Amsterdamse Bos van de gemeente Amsterdam ten tijde van de koude oorlog, bij eventuele dreiging van een bombardement of nucleaire aanval. De kelder bestaat uit twee ruimten en een nooduitgang achter een stalen luik, vanwaar een stalen trappetje door een betonnen schacht omhoog gaat. De schuilkelder is van binnen uitgerust met elektriciteit, een luchtventilatiesysteem, een (grond)waterpomp en een douche. Van de schuilkelder zijn bovengronds alleen twee metalen luiken, twee luchtpijpen en een antenne binnen een hek zichtbaar. De schuilkelder vertegenwoordigt cultuurhistorische waarde vanwege de tastbare herinnering aan de Koude Oorlog.

 

  1. Oude dorp Amstelveen

 

Aan de noord-oost zijde van de Poel is op de waardekaart nog een klein gedeelte van de oude dorpskern van Amstelveen te vinden. Het betreft de meest zuidelijke bebouwing van het oude dorp Amstelveen gelegen aan de Handweg, van oudsher de doorgaande weg van Amsterdam langs het dorp Amstelveen naar Leiden.

 

  1. Spoorlijn

 

Aan de oostzijde van de Poel loopt een spoorlijn over een hoger gelegen dijklichaam. Deze is begin twintigste eeuw aangelegd, en was onderdeel van de Haarlemmermeerspoorlijnen, die Amstelveen met Amsterdam verbond. De Haarlemmermeerspoorlijnen vormen een netwerk van voormalige lokaalspoorlijnen in het gebied tussen Haarlem, Amsterdam, Utrecht en Leiden aangelegd door de Hollandse Elektrische Spoorweg Maatschappij.

Het overgrote deel van de spoorrails is inmiddels opgebroken, maar op het tracé Amsterdam – Amstelveen – Bovenkerk loopt vanaf het Haarlemmermeerstation, langs het Zwarte Pad richting de kruising Handweg-Noorddammerlaan, nog steeds een museumtrammetje. Het tracé is tussen 1975 en 1997 geëlektrificeerd en wordt gebruikt door de Electrische Museum-tramlijn Amsterdam. Het tracé van de spoorlijn vertegenwoordigt cultuurhistorische waarde. De stationnetjes aan deze lijn, evenals de spoorwegwachterswoningen, zijn in Amstelveen allemaal aangewezen als gemeentelijke monumenten.

 

 

  1. Amsterdamse Bos

 

De landschappelijke waarde van het Amsterdamse Bos is met name gelegen in het ontwerp van het bos van Cornelis van Eesteren en Jacoba Mulder, de verschillende aanlegperioden van het bos en de natuurlijke elementen (groen, water, flora en fauna) en gebouwde elementen (bruggen, bosbaan, kleinschalige bebouwing etc.) daarbinnen. Hoewel het bos door mensen is aangelegd volgens een ontwerp is het op de cultuurhistorische waardekaart aangeduid als van landschappelijke waarde, vanwege de natuurlijke, groene setting en de recreatieve waarde van het bos. Van de oorspronkelijke situatie, het ontveende polderlandschap en droogmakerij, is niets meer te zien. Dit slotenpatroon en bijbehorende molens en dijken zijn bij de aanleg van het bos verloren gegaan of aan het oog onttrokken.

Het gehele bos vertegenwoordigd landschappelijke waarde. Momenteel wordt door het Amsterdamse Bosbeheer en Bureau Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam onderzoek gedaan naar de (eventueel monumentale) waarde van het gehele Amsterdamse Bos.

 

  1. Dijklichaam Schinkelpolder en Rietwijkerpolder

 

In noord-zuidelijke richting liep dwars door het bos een dijklichaam. Voor de aanleg van het bos lag deze hoger gelegen dijk te midden van de Rietwijkeroordpolder en de Schinkelpolder, en werd ten tijde van de ontvening gebruikt voor vervoer door het drassige veenlandschap en bebouwing. Bij de aanleg van het Amsterdamse Bos zijn de boerderijen en de droogmakerij gesloopt en is het hoger gelegen dijklichaam gedeeltelijk aan het oog onttrokken door ophoging van het landschap. Alleen aan de zuidzijde van het bos, in de schinkelpolder, is de dijk nog als zodanig herkenbaar.

 

 

  1. Historische kern

 

Ook de locaties van de voormalige molens aan de westelijke rand van de Schinkelpolder en de Rietwijkerpolder, zijn op de archeologische beleidsadvieskaart aangegeven als van hoge waarde. Dat betekent dat het gebied een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft. Bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 50 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden.

 

  1. Dijklichaam

 

Het meest zuidelijke deel van het dijklichaam dat door de Schinkelpolder en de Rietwijkerpolder loopt, is op de Archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als ‘Dijklichaam’: een zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden. Het noordelijke deel van de Schinkeldijk is bij de aanleg van het bos verdwenen, en heeft geen bijzondere waarde meer op de archeologische beleidsadvieskaart.

 

De Handweg is op de Archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als ‘Dijklichaam’: een zone waarbinnen historische bebouwing heeft plaatsgevonden. Dat betekent dat bij bodemverstoringen met een oppervlakte groter dan 100 vierkante meter, en dieper dan 30 cm, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.

 

  1. Onverveend Bovenland

 

Het gebied rond de Poel en de Poeloevers bestaat uit onverveend bovenland. Het is daarom op de archeologische beleidsadvieskaart aangeduid als van middelhoge archeologische waarde. Dat betekent dat bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 1.000 vierkante meter, dieper dan 30 cm, vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.

 

  1. Verveend en drooggemaakt

 

Het overgrote deel van het bos heeft een lage archeologische verwachtingswaarde. De oude polderstructuren van ontvening en bemaling zijn verdwenen nadat het bos in de jaren dertig tot en met de jaren zestig is aangelegd. Alleen bij zeer grote ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 10.000 vierkante meter, en een diepte van meer dan 30 cm, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek verricht te worden. Het gebied is afgegraven voor de turfwinning, ingepolderd en drooggemalen. De archeologische verwachtingswaarde is er daarom laag.

 

De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten, ook niet wanneer in inventariserende onderzoeken de locatie vrij wordt gegeven voor de geplande ontwikkeling of wanneer het om een gebied gaat dat op de beleidsadvieskaart is aangegeven als van ‘lage waarde’. Mochten er tijdens de geplande werkzaamheden toch archeologische waarden worden aangetroffen dan geldt conform artikel 53 van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg een meldingsplicht bij het bevoegd gezag, de gemeente Amstelveen.

 

 

  1. Rijksmonumenten

 

Bosbaan 2 (506203) botenhuis met staantribune op het dak. Bouwjaar: 1936. Architect: Dienst Publieke Werken, gemeente Amsterdam.

 

  1. Gemeentelijk monument

 

 

  1. Gemeentelijk beschermde dorpsgezichten

 

In dit geactualiseerde bestemmingsplan is opgenomen de aanwijzing van het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Jan Tooropplantsoen, bestaande uit de adressen Jan Tooropplantsoen 1-16 met Jan Tooroplaan 51 t/m 53 en Nieuwe Kalfjeslaan 11-15.

Dit staat echter al sinds 2009 op de lijst van gemeentelijke beschermde dorpsgezichten. In 2009 werkte de gemeente Amstelveen echter met een Erfgoedverordening die het niet mogelijk maakte beschermde dorpsgezichten aan te wijzen. Zij zijn daarom destijds aangewezen als gemeentelijk monument, met in de beschrijving de mededeling dat het hier gaat om een beschermd dorpsgezicht. Juridisch moeten deze echter als gemeentelijk monument behandeld worden, terwijl in de praktijk slechts rekening wordt gehouden met behoud van het straatgezicht. De door het Rijk bepaalde vergunningvrije werkzaamheden zijn echter niet van toepassing op gemeentelijke monumenten maar wel op panden binnen een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht. Dit zorgt voor onduidelijkheid en ontevredenheid bij bewoners, en moet worden rechtgezet voor alle gemeentelijke beschermde dorpsgezichten die voor 2010 zijn aangewezen.

 

Sinds de Erfgoedverordening vastgesteld in 2010 is het wel mogelijk beschermde dorpsgezichten aan te wijzen. Deze moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan (Erfgoedverordening, artikel 18 lid 5). In dit ontwerpbestemmingsplan is het beschermde dorpsgezicht opgenomen op de kaart met een dubbelbestemming 'Waarde Cultuurhistorie Gemeente', en is de redengevende beschrijving verderop in de Toelichting opgenomen. In het raadsbesluit m.b.t. vaststelling bestemmingsplan Amsterdamse Bos zal als besluitpunt de aanwijzing van het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht worden opgenomen. In de collegevergadering voorafgaand aan deze raadsvergadering zal het advies m.b.t. afvoering van de panden als gemeentelijk monument worden voorgelegd.

 

Gebiedsspecifieke welstandscriteria

Voor het gemeentelijk beschermd dorpsgezicht Jan Tooropplantsoen 1-16, Jan Tooroplaan 51-53 en Nieuwe Kalfjeslaan 11-15 gelden onderstaande gebiedsspecifieke welstandscriteria:

 

Redengevende omschrijving

 

Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht redengevende omschrijving

 

Adres: Jan Tooropplantsoen 1-16 met Jan Tooroplaan 51 t/m 53 en Nieuwe Kalfjeslaan 11-15

postcode: 1182 AA, 1182 AC, 1182 AE

naam object: complex van 22 woningen

kadastraal: sectie V nrs 458, 459, 460, 506, 515, 516, 517, 522, 528, 532, 533, 534, 544, 545, 546, 569, 571, 572, 573, 574, 644 en 645.

bouwjaar : 1931/1932

architect : Alb.J. Kramer

 [image]

 

Beknopte beschrijving

Het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht betreft het complex van woningen aan het Jan Tooropplantsoen 1 – 16, Jan Toorplaan 50 – 53 en Nieuwe Kalfjeslaan 11 – 15. Het geheel is in stedenbouwkundig opzicht symmetrisch opgezet ten opzichte van de Nieuwe Kalfjeslaan. Aan weerszijden van deze laan zijn achtereenvolgens een blok met drie woningen, een vrijstaande woning en een blok van 4 woningen gerealiseerd. Aan de zuidzijde gaat het Jan Tooropplantsoen over in de Jan Tooroplaan. Hier is nog een blok met drie woningen gerealiseerd. Ten zuiden daarvan bevindt zich nog een vrijstaande woning, maar deze is in 2010 gebouwd en maakt geen onderdeel uit van het beschermde dorpsgezicht. Aan zuidzijde van de Nieuwe Kalfjeslaan bevindt zich nog een blok bestaande uit drie woningen. Het gehele beschermde dorpsgezicht bestaat uit een complex van 22 woningen.

 

Het geheel is voorbereid in 1929, de bouwvergunningen werden, per blok, verleend in 1930 en gerealiseerd in 1931 en begin 1932, door de ontwikkelaar NV Bouwmij de Kennemer III uit Heemstede.

 

De reden voor deze relatief lange periode in die tijd is het speculatieve karakter van dit project; door de gemeente Amsterdam werd gewerkt aan het plan Amsterdamse Bos waarvoor de benodigde gronden in de Buitendijkschen Buitenvelderschen polder zijn verworven met uitzondering van deze gronden. Met het plan beoogde de gemeente Amsterdam een totaal recreatief project op het grondgebied van de voormalige gemeente Nieuwer-Amstel te realiseren in het kader van de werkgelegenheidsverschaffing. Omdat de beoogde grondoverdracht niet plaatsvindt, was de gemeente Nieuwer-Amstel gedwongen de aangevraagde bouwvergunning in fasen te verlenen.

In 1993 zijn werkzaamheden in verband met het geluidsisolatieproject Schiphol uitgevoerd. Hierbij zijn veel kozijnen vervangen, waarbij een deel van de kenmerkende detaillering van ramen verloren is gegaan.

 

Het beschermde dorpsgezicht is gelegen op de grens tussen Amsterdam en Amstelveen, bij de ingang van het Amsterdamse Bos aan de Nieuwe Kalfjeslaan. Het ensemble vormt tezamen een halve cirkel, waar de Nieuwe Kalfjeslaan als middenlijn dwars doorheen steekt. De voormalige Spoorwegwachterswoning (bouwjaar 1915) en de Halte Kalfjeslaan als onderdeel van de Haarlemmermeerspoorlijn tussen het Haarlemmermeerplein en Amstelveen, ligt centraal binnen deze halve cirkel. Direct ten westen van het beschermde ensemble ontvouwt zich het Amsterdamse Bos en ten zuidwesten de sportvelden behorende bij het Sportcomplex Amstelveense Hockey & Bandy club.

 

 [image]

 

 

exterieur

De architectuur wordt gekenmerkt door de typische baksteenarchitectuur uit de jaren dertig. De woningblokken hebben een fors, met rode verbeterde Hollandse pannen gedekt, zadeldak met een steile dakhelling welke twee verdiepingen beslaat. De nok loopt parallel aan de straat. Het dakvlak aan de straat wordt op één of twee plaatsen per blok aangevuld met een steekkap, haaks op de straat. Het dak heeft aan alle zijden een vrij groot overstek.

De twee vrijstaande woningen hebben een gelijkende zadelkap, maar deze staat haaks op de straat. De goten van de voor- en achtergevels hebben een ruim overstek, zijn uitgevoerd als houten bakgoot en bevinden zich direct boven de gevelopeningen van de eerste bouwlaag.

 

De meeste hoofdentrees bevinden zich in de voorgevel. Naast de voordeur bevindt zich een klein (toilet)raampje. Aan de andere zijde van de voordeur bevindt zich een licht uitgebouwde erker, die aan drie zijden voorzien is van ramen. In de vrijstaande woningen ligt de hoofdentree niet aan de straat, maar in de zijgevel van de woning. Deze voordeuren, evenals die onder de steekkappen van de woningen in de blokken, zijn gelegen, zijn halfrond aan de bovenzijde, en liggen verdiept waardoor en klein portiek ontstaat.

 

In de langgerekte voordakvlakken, parallel aan de straat gelegen, zijn op de eerste verdieping, over nagenoeg de volle breedte van het dakvlak, dakkapellen aangebracht, die grenzen aan die van het buurpand.

In de voorgevels van de vrijstaande woningen, evenals de voorgevels gelegen onder de steekkappen, zijn twee symmetrisch geplaatste ramen te vinden. Daarboven is, in de zolderverdieping, een staand raampje, met een roedeverdeling van 6 glasvakken, aangebracht.

In de zijdakvlakken, haaks op de straat, zijn hier en daar Velux-dakramen geplaatst. De langgerekte dakvlakken, parallel aan de straat, zijn onaangetast.

Enkele woningen op de kop van een blok, hebben een karakteristieke hoge gemetselde schoorsteen, die in het hart van het zijdakvlak start.

Al het houtwerk, waaronder de kozijnen, dakkapellen, dakranden, bakgoten en erkers zijn uitgevoerd in witgeschilderd, hout. De oorspronkelijke voordeuren zijn blank gelakt, maar op verschillende plekken geschilderd of vervangen.

 

Criteria

Bij de aanwijzing van objecten als gemeentelijk beschermd dorpsgezicht worden de navolgende criteria in aanmerking genomen:

situeringswaarde: B

architectonische betekenis: A

historische betekenis/cultuurhistorische waarde: C

 

- Uitwerking:

Situeringswaarde*

B van belang als onderdeel van een ensemble van woonhuizen uit het begin van de jaren dertig van de twintigste eeuw

 

Architectonische betekenis**

A de stilistische betekenis als goed voorbeeld van een bouwstijl en de kwaliteit van de architectuur

 

Historische betekenis/cultuurhistorische waarde***

C van belang in verband met de zeldzaamheidswaarde qua gaafheid (exterieur voorzijde) en herkenbaarheid van het complex

 

* de situeringswaarde als onderdeel van een ontwikkeling aan de buitenzijde van het oorspronkelijke dorp langs de Amsterdamse weg (begin jaren dertig) en het belang van het stadsbeeld

** de bouwwijze met dominante kap en detaillering van een ensemble uit het begin van de dertiger jaren en architectonische opzet van het geheel samenstel van bouwelementen en de schaal, die kenmerkend is voor deze voor-oorlogse periode

*** het complex is in hoofdlijnen gaaf gebleven, hetgeen sterk bijdraagt aan het herkenbaar blijven van het complex

 

Specifiek beschermingswaardige onderdelen:

Van het gemeentelijke beschermde dorpsgezicht kunnen de navolgende aspecten als kenmerkend en derhalve als beschermingswaardig worden aangemerkt:

 

panden:

hoofdvorm met positionering van de architectonische onderdelen en detaillering in de gevels.

 

gevels:

het metselwerk uitgevoerd in schoonmetselwerk; naast de raamvormen in de gevels is het vooral de kap die in hoge mate de verschijningsvorm van het pand bepaalt. Wel is een deel van de kozijnen als gevolg van de uitvoering van het geluidsisolatie-project Schiphol (wel in dezelfde afmetingen maar zonder de roedenindeling) vervangen. De gevelindeling en het bouwvolume zijn behoudens de materiële uitvoering redelijk gaaf bewaard gebleven; de uitgebouwde schoorsteen en het raam met daarboven de doorgetrokken goot in de zijgevel zijn nog authentiek aanwezig

 

kappen:

de dominante kapvorm (zadeldak met aan de voor- en achterzijde een ruim overstek) en ongeglazuurde rode keramische pandekking, type rode verbeterde hollandse pan en nokvorsten; de nok wordt ter plaatse van de scheidingsmuren onderbroken door een schoorsteen.

 

Voortuinen:

Het groene en landelijke karakter van de straat is kenmerkend voor het ensemble. De bestaande erfscheidingen aan de straatzijde zijn laag en overwegend transparant (bijvoorbeeld een spijlenhekje) of bestaat uit groene beplanting (heggen). Nieuwe gebouwde erfafscheidingen hebben een hoogte van maximaal 1.00m.

 

Openbaar gebied:

De met gras ingeplande bermen langs de Nieuwe Kalfjeslaan en het Jan Tooropplantsoen dragen bij aan het groene en landelijke karakter van het straatbeeld en het ensemble.

 

Situatie

 

 [image]

 

 

5.1.8 Natuurnetwerk Nederland en provinciale Ecologische Verbindindingszone

Het gehele grondgebied van het Amsterdamse Bos behoort tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is een belangrijk onderdeel van de provinciale groenstructuur. Het NNN, waar ook natuurbruggen, natuurverbindingen en de Nationale Parken Nationaal Park Zuid-Kennermerland en Nationaal Park Duinen van Texel deel van uitmaken, vormt een samenhangend netwerk van (inter-)nationaal belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. Dit netwerk bestaat voor een groot deel uit reeds bestaande natuurgebieden en grote wateren. Daarnaast worden nieuwe natuurgebieden gerealiseerd. Het NNN wordt in de periode tot en met 2027 gerealiseerd en wordt beschermd op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Een groot deel van het NNN is ook onderdeel van Natura2000, het Europese natuurnetwerk dat op grond van de Natuurbeschermingswet wordt beschermd. De Provincie Noord-Holland is in veel gevallen bevoegd gezag om een afweging te maken, als sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met de bijzondere kenmerken en waarden van het natuurgebied. Doorgaans zijn dergelijke ontwikkelingen niet toegestaan. Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen, die een negatief effect hebben op natuurgebieden, toch moeten doorgaan vanwege een groot maatschappelijk belang en gebrek aan alternatieve locaties, wordt de schade aan de natuur zoveel mogelijk gemitigeerd en gecompenseerd.

 

Voor gronden, aangemerkt als Natuurnetwerk Nederland en als natuurverbinding (Ecologische Verbindingszones), geldt dat:

 

  1. een bestemmingsplan de gronden als ‘natuur’ bestemt, indien de natuurfunctie reeds is gerealiseerd;

  2. een bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid bevat die bepaalt dat burgemeester en wethouders een bestemming wijzigen in een natuurbestemming vanaf het moment dat de gronden zijn verworven of ontpacht ten behoeve van het realiseren van de natuurfunctie, een overeenkomst voor functieverandering door middel van particulier natuurbeheer is gesloten, of gedeputeerde staten besluiten dat zij provinciale staten zullen verzoeken om het besluit tot het verzoek tot onteigening aan de Kroon, als bedoeld in artikel 78 van de Onteigeningswet, te nemen en dat ter voorbereiding van dit besluit van provinciale staten, gedeputeerde staten een kopie van hun besluit hiertoe aan burgemeester en wethouders zenden met het verzoek over te gaan tot vaststelling van het wijzigingsplan;

  3. een bestemmingsplan geen bestemmingen en regels bevat die omzetting naar de natuurfunctie onomkeerbaar belemmeren en de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland en de natuurverbindingen significant aantasten;

  4. een bestemmingsplan het bepaalde in artikel 15 in acht neemt; 'Ruimtelijke kwaliteitseis ingeval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het landelijk gebied en voor windturbines.

 

In aanvulling op bovenstaande beschrijft de toelichting van het bestemmingsplan:

 

  1. de wezenlijke kenmerken en waarden van het desbetreffende deel van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, zoals aangegeven in het Natuurbeheerplan;

  2. hoe de wezenlijke kenmerken en waarden worden beschermd en;

  3. hoe negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden worden voorkomen.

 

In afwijking van bovenstaande kan een bestemmingsplan voorzien in:

 

  1. nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten voor zover: er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële andere mogelijkheden zijn en, de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd of een activiteit of een combinatie van activiteiten die mede tot doel heeft de kwaliteit of kwantiteit van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen per saldo te verbeteren.

 

In aanvulling op bovenstaande:

 

  1. voldoet het bestemmingsplan aan de ruimtelijke kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 15 en is een bestemmingsplan in overeenstemming met het gestelde in artikel 5a of artikel 5c (nieuwe stedelijke ontwikkeling en kleinschalige ontwikkeling);

  2. gelet op voorstaande kan het bestemmingsplan hier alleen in voorzien indien in het bestemmingsplan wordt opgenomen: op welke wijze schade aan het Natuurnetwerk Nederland zoveel mogelijk wordt voorkomen en resterende schade wordt gecompenseerd; hoe wordt geborgd dat de maatregelen ten behoeve van de compensatie daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

 

Gedeputeerde staten kunnen, gehoord de desbetreffende commissie van provinciale staten, de begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur of de Ecologische Verbindingszone wijzigen: ten behoeve van een verbetering van de samenhang of de planologische inpassing van het Natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen;

 

  1. ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling; of

  2. ten behoeve van de krachtens het derde lid gestelde regels.

 

Een wijziging als bedoeld in het bovenstaande is mogelijk voor zover:

 

  1. de wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur en de Ecologische Verbindingszone worden behouden, en

  2. de oppervlakte van het Natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft.

 

Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van:

 

  1. de wezenlijke kenmerken en waarden om deze nader te specificeren of aan te vullen in het belang van de instandhouding en verdere ontwikkeling van de natuurdoelen van het natuurnetwerk Nederland en de natuurverbindingen;

  2. de wijze waarop compensatie plaatsheeft.

 

Relevantie plangebied

 

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland is van belang voor natuurwaarden en biodiversiteit in Nederland. De afgelopen jaren is deze in Amstelveen (Groene AS) gerealiseerd vanaf het Amsterdamse Bos langs de Beneluxbaan, Hammerskjöldsingel en bedrijventerrein Legmeer. Van daaruit is door een ecoduiker onder de Bovenkerkerweg de aansluiting op de Bovenkerkerpolder gemaakt. Op de planning staan onderdelen van de Groene AS in de Bovenkerkerpolder ten zuiden van de Nesserlaan en ten noorden van de Burgemeester Wiegelweg. Laatstgenoemde als basiselement van de groenstructuur van Westwijk Zuidoost. Daarnaast bestaat het voornemen om de natuur- en recreatiewaarden van de Middenweg door de Bovenkerkerpolder te versterken (plan ‘Kwikstaart’). In het zuiden van de Bovenkerkerpolder vindt, in samenhang met Amstelgroen, natuurcompensatie voor de N201 plaats.

 

Natuurverbindingen (ecologische verbindingszone)

Het Amsterdamse Bos vormt een belangrijke schakel in ‘de Groene AS’, de groene verbindingszone tussen Amstelland en Spaarnwoude. Voor het goed functioneren van deze schakel heeft de gemeente Amsterdam langs de Ringvaart en door het Bos (tussen het Nieuwe Meer en het Schinkelbos) in het najaar van 2016 en voorjaar van 2017 een ecologische verbindingszone aangelegd. In deze ecologische verbindingszone bevinden zich natuurvriendelijke oevers, poelen en faunapassages. Planten en dieren, waaronder de ringslang, vinden hier een geschikt leefgebied en kunnen zo andere natuurgebieden bereiken.

 

De Amstelveense Poel is één van de belangrijke leefgebieden van de ringslang rond Amsterdam. Door de aanleg van de ecologische verbindingszone neemt de kans toe dat deze soort zich ook in andere potentieel geschikte leefgebieden, zoals het Schinkelbos of de oeverlanden van het Nieuwe Meer kan vestigen en van daaruit andere gebieden kan bereiken. Voor de ringslang worden broeihopen en overwinteringsplekken aangelegd.

 

Met de aanleg van de ecologische verbindingszone ontstaat ook een aantrekkelijk landschap voor recreatie. Langs de Ringvaart worden drie recreatieplekken ingericht, met meubels en steigers: bij de aanlegplek van de veerpont 'Ome Piet', ter hoogte van de parkeerplaats Berkenhoek en bij de loswal langs de Nieuwe Meerlaan. Het fietspad langs de Ringvaart wordt opgeknapt.

 

De Groene AS verbindt grote en kleine natuurgebieden met elkaar, tussen Spaarnwoude (Haarlem, Amsterdam), de Westeinderplassen (Aalsmeer) en Amstelland (Amstelveen, Ouderkerk, Abcoude). Andere onderdelen van de Groene AS die al zijn gerealiseerd, zijn de Lange Bretten, het Schinkelbos, delen van de Tuinen van West, de Bovenlanden Aalsmeer en de groenstructuur door Amstelveen.

 

 

 

 

5.2 Functioneel gebruik

 

5.2.1 Wonen

Per 1 januari 2005 woonden er in het plangebied 82 mensen. In het plangebied zijn enkele woningen aanwezig. Deze woningen zijn geconcentreerd bij de Nieuwe Kalfjeslaan, nabij de noordoostelijke toegang tot het bos en de sportvelden, alsmede nabij de Burgemeester A. Colijnweg ter hoogte van de Ringvaart. Met oog op de verbreding van de A9 conform het nieuwe Tracébesluit maken deze laatstgenoemde woningen (5 stuks) geen onderdeel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Deze woningen worden / zijn geamoveerd. De overige woningen zijn als zodanig bestemd. In het plangebied zijn tevens enkele dienstwoningen aanwezig ten behoeve van het beheer van het Amsterdamse Bos, van de maneges en van de Recreatieboerderij. Verdere uitbreiding van de oppervlakte en/of het aantal dienstwoningen wordt niet voorgestaan. Het Amsterdamse Bos voert een terughoudend beleid met betrekking tot bebouwing van het bos. Dat betekent, dat als een door het Bos verhuurde woning vrij komt, de afweging moet worden gemaakt of de woning opnieuw verhuurd, verkocht of gesloopt moet worden.

 

Aan de westrand van het bos, ten noorden van de A9, liggen 6 woonschepen in de Ringvaart. In het kader hiervan is in 2015 het 'Bestemmingsplan 2e herziening Amsterdamse Bos, Woonschepen' vastgesteld door de gemeenteraad. Dit bestemmingsplan is als zodanig meegenomen in het voorliggende bestemmingsplan.

 

5.2.2 Detailhandel en Horeca

In het plangebied is detailhandel te vinden bij de Geitenboerderij (verkoop zuivelproducten). Kleinschalige, ondersteunende detailhandel is tevens te vinden in de noordoostzijde van het plangebied (entree) bij onder meer het bezoekerscentrum 'de Boswinkel' en er bevindt zich een kleinschalige campingwinkel op de camping 'Het Amsterdamse Bos' (primair gericht op de bezoekers van de camping).

 

De horeca in het plangebied beperkt zich tot een restaurant in het noorden van het plangebied bij de Bosbaan, een horecapaviljoen ten noordoosten van de Grote Vijver (De Duizendmeterweg), in de geitenboerderij (inclusief horeca in de kiosk van de geitenboerderij) en in de kiosken die in het bos aanwezig zijn. Daarnaast is er sprake van ondersteunende horeca in de sportkantines, maneges, het bezoekerscentrum, het bostheater, het klimpark, de fietsverhuur en op de camping. De eetzaal met keuken van de camping bediend primair de bezoekers van de camping. Het restaurant bij boerderij Meerzicht ligt net buiten het plangebied, in de gemeente Amsterdam. De (geringe) uitbreidingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan zijn in dit bestemmingsplan overgenomen.

 

5.2.3 Bedrijven en Kantoren

In het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig. Een drietal locaties zijn bestemd als: Bedrijf-Nutsvoorziening, te weten: de Radartoren (ter plaatse van het Radarterrein en het Land van Bosse, het Gasontvangststation (in het noordoosten van het plangebied, ten zuidoosten van de Bosbaan) en een Gemaal (aan de westkant van het plangebied, langs de Ringvaart. Het gebouw van de Organisatie Amsterdamse Bos wordt gedeeltelijk gebruikt als kantoor. Dit gebouw ligt binnen de bestemming Gemengd.

 

5.2.4 Verkeer en vervoer

 

Ontsluiting van het bosgebied

Het Amsterdamse Bos is een bosgebied omsloten door stedelijke gebieden en is daarom een belangrijk “uitloopgebied” voor omwonenden. Voor het optimaal functioneren van een “uitloopgebied” zijn drie aspecten van belang, namelijk aantrekkelijkheid, bereikbaarheid en doorkruisbaarheid. Om te kunnen functioneren als “uitloopgebied” moet het voldoende aantrekking op mensen uitoefenen om er naar toe te gaan.

 

Deze aantrekking wordt in hoge mate bepaald door de gebruiksmogelijkheden van het Bos. Naast de aantrekkelijkheid van het Bos, die wordt bepaald door het “groene karakter” en de recreatieve voorzieningen, is de bereikbaarheid van belang.

 

Bereikbaarheid wil zeggen dat de bezoekers van het Bos op eenvoudige en directe wijze èn op meerdere plaatsen een toegangsmogelijkheid tot het Bos hebben. Buiten het Bos spelen “aanvoerroutes” (wegen, fietspaden e.d.) en de parkeeraccommodaties een grote rol.

 

Doorkruisbaarheid wil zeggen dat, eenmaal in het Bos aangekomen, de bezoekers zich gemakkelijk door het hele Bos kunnen begeven. Met name geldt dit voor het langzaam verkeer. Een goede doorkruisbaarheid van het bosgebied hangt af van de aanwezigheid van voldoende routes voor zowel voetgangers en fietsers als auto´s (niet zijnde doorgaand autoverkeer, maar bestemmingsverkeer). De doorkruisbaarheid is goed met uitzondering van de doorgaande fietsroute tussen Amsterdam en Aalsmeer.

 

De hoofdtoegang voor alle verkeerscategorieën ligt aan de stadsrand ter hoogte van de Van Nijenrodeweg. Daarnaast zijn in de huidige situatie 11 ingangen aanwezig. De aard van de ontsluiting is in de meeste gevallen afhankelijk van de intensiteit van het gebruik van het te ontsluiten gebied.

 

Autoverkeer en parkeren

Het Bos is op verschillende plekken ontsloten voor het autoverkeer. Daarbij wordt het bestemmingsverkeer voor de diverse activiteiten in het Bos naar de bijbehorende parkeervoorzieningen geleid.

 

Het Amsterdamse Bos wordt doorsneden door de autosnelweg A9 (welke geen onderdeel uitmaakt van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan) en de direct ten zuiden daarvan gesitueerde Burgemeester A. Colijnweg (N232). Door het Bos loopt een doorgaande weg. Deze sluit aan op de Amstelveenseweg ter hoogte van de Van Nijenrodeweg en loopt langs de Bosbaan (Bosbaanweg) en ongeveer langs de Ringvaart (Nieuwe Meerlaan). De weg sluit met een rotonde aan op de Bosrandweg en met een zijtak en een rotonde op de Burgemeester A. Colijnweg. Aan deze weg zijn de parkeerterreinen gelegen die toegang geven tot de belangrijkste voorzieningen in het bos. In het entreegebied ligt het grootste parkeerterreinen, daarnaast is veel parkeerruimte beschikbaar langs de Duizendmeterweg, een doodlopende zijweg van de Bosbaanweg richting de Grote Vijver. Behalve door bosbezoekers wordt de weg ook gebruikt door woon-werkverkeer. Door versmalling en andere snelheidsremmende maatregelen, waaronder omlegging rond het dagrecreatieterrein wordt de weg minder aantrekkelijk voor het sluipverkeer.

 

Andere toegangen tot het bos zijn:

 

In het algemeen is bij normaal (dagelijks/wekelijks) gebruik de huidige parkeeraccommodatie voldoende. Alleen rond het sportpark is er structureel sprake van parkeer- en verkeersproblemen. Voor de Nieuwe Kalfjeslaan is daarom een herstructurering van de parkeer- en verkeerssituatie gerealiseerd. Deze herstructurering is middels een vergunning mogelijk gemaakt en op deze wijze in voorliggend bestemmingsplan verankerd. Bij grote evenementen van hockey, cricket en/of tennis is er een piek in de parkeerbehoefte, die in de huidige / 'vernieuwde' situatie beter kan worden opgevangen. Het eventuele, overblijvende tekort aan parkeerruimten tijdens deze pieken kan tijdelijk worden opgevangen door begeleid parkeren op nabij, daartoe geconditioneerde, grasvelden of door parkeren elders met georganiseerd vervoer van en naar het evenement. Verdere vermindering van de parkeerdruk kan plaatsvinden door blijvende ontwikkeling van de fietsroutes en door vergroting van het bereik door het openbaar vervoer.

 

Het onderwerp verkeer en parkeren voor wat betreft de evenementen(terreinen) is omschreven in paragraaf 2.1.2 'Wijzigingen naar aanleiding van relevante wet- en regelgeving'.

 

Fietspaden, ruiterpaden en voetpaden

Voor fietsers en voetgangers is er een netwerk van (half)verharde paden aanwezig. In het noordelijk deel is dit netwerk dichter en intensiever dan in het zuidelijk deel van het Bos. De doorgaande fietsroute tussen Amsterdam en Aalsmeer ligt aan de oostzijde van het plangebied. Voor de wandelaars zijn zes routes uitgezet met bordjes met het nummer van de betreffende wandeling. De fietsroute van 13,5 kilometer is gemarkeerd door middel van bordjes met een fietssymbool.

 

De ontsluitingen voor het langzaam verkeer zijn gesitueerd ter hoogte van:

 

Door het Bos ligt een netwerk van ruiterpaden. De ruiterpaden sluiten zowel aan op

de maneges in het Bos als de maneges ten zuiden van de Bosrandweg.

 

Openbaar vervoer

De historische spoorbaan Amsterdam-Amstelveen-Uithoorn loopt gedeeltelijk langs het plangebied en wel van de Kalfjeslaan tot aan de Hoornsloot en gedeeltelijk in het plangebied en wel van het raadhuis tot aan de Noorddammerlaan in Bovenkerk. De spoorlijn is nu nog slechts in gebruik als museumtramlijn vanaf het Haarlemmermeerstation in Amsterdam via het Oude Dorp in Amstelveen tot in Bovenkerk. Door het plangebied is slechts openbaar vervoer aanwezig over de Burgemeester A. Colijnweg. Deze weg doorsnijdt het plangebied van west naar oost. Voorts zijn diverse buslijnen met halteplaatsen aan de rand van het Amsterdamse Bos. In het noordoosten is dat over de Amstelveense weg (Amsterdam) en de Amsterdamse weg en in het zuiden is dat over de Noorddammerlaan en de Bosrandweg (Aalsmeer).

 

5.2.5 Recreatie

In het plangebied komen de volgende specifieke recreatieve voorzieningen voor: de Bosbaan met trainingscentrum, verenigingsgebouw en sportvoorzieningen in het botenloodscomplex, het sportpark (hockey, cricket, voetbal en tennis), een bezoekerscentrum (de Boswinkel), een openluchttheater, twee maneges, een geitenboerderij, een camping, een dagrecreatieterrein, een scoutinggroep, een kanovereniging, kanoverhuur (kanoroutes), fietsenverhuur, speel- en zonneweiden, een groot- en klein kinderbad, een klimbos en evenemententerreinen (met de bijbehorende parkeervoorzieningen voor (brom)fietsen en auto's).

 

Tijdens toernooien, sportkampen en scoutingkampen wordt in het bos gekampeerd en in tenten overnacht. De Amsterdamse Manege heeft in de afgelopen jaren nieuwbouwplannen doorgevoerd. Deze nieuwbouw / uitbreiding is in dit bestemmingsplan bestendigd. Ook bij de kanoverhuur is in de voorgaande periode nieuwbouw gepleegd; er is een nieuw gebouw opgericht waar zowel de kanoverhuur als de kiosk in opgenomen is. Deze eerder ontstane bouwrechten zijn tevens bestendigd in voorliggend bestemmingsplan.

 

5.2.6 Natuur

Het Amsterdamse Bos heeft als hoofdfunctie het bieden van mogelijkheden voor recreatief en sportief gebruik in een natuurlijke omgeving.

 

5.2.7 Veiligheid

Veiligheid is een randvoorwaarde voor een goed functionerend recreatiegebied en een gedeelde verantwoordelijkheid van gebruikers, beheerder, politie en betreffende gemeenten. Gemeente Amsterdam is verantwoordelijk voor een veilige inrichting, het opstellen en handhaven van gedragsregels (in samenwerking met betreffende gemeente/stadsdeel), stellen van veiligheidseisen bij evenementen en hulpverlening bij ongelukken en calamiteiten. De boswachters vormen de schakel tussen bezoeker en beheerorganisatie. Zij zorgen voor toezicht, veiligheid, informatie en educatie.

 

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

 

6.1 Inleiding

 

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.

 

6.2 Rijksbeleid

 

Hieronder volgt het beleid van het rijk, waar indien relevant voor het plangebied met dit rijksbeleid rekening wordt gehouden in dit bestemmingsplan.

 

6.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte

 

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

 

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

 

Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken ('je gaat er over of niet'). Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

 

Tevens werkt het Rijk aan eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

 

Rol provincies en gemeenten bij ruimte en mobiliteit

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei, aansluitend op de woonwensen van mensen. Bij beheer en ontwikkeling van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol. Bij gebiedsontwikkeling wordt de daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties leidend. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, zorgen voor een optimale (multimodale) bereikbaarheid. Het Rijk vindt de stedelijke regio's van mainports, brainport, greenports en valleys van nationale betekenis. Gebiedsontwikkelingen van nationaal belang zoals de Zuidas en Structuurvisie Mainport Schiphol Amsterdam Haarlemmermeer worden doorgezet. Om nieuwe projecten van de grond te krijgen, zoekt het Rijk in samenwerking met marktpartijen en andere overheden naar nieuwe vormen van financiering.

 

Bereikbaarheid verbeteren

Om de bereikbaarheid te verbeteren, zet het Rijk in op investeren, innoveren en in stand houden. Het Rijk geeft vanuit het verlengde Infrastructuurfonds na 2020 prioriteit aan het oplossen van bereikbaarheidsknelpunten voor de main-, brain- en greenports. Bij het verbeteren van de bereikbaarheid wordt sterk gelet op het samenspel tussen alle modaliteiten in samenhang met ruimtelijke ontwikkeling.

 

Op de weg wordt doorgaand verkeer en bestemmingsverkeer zo veel mogelijk gescheiden. In de Randstad wordt voor snelwegen standaard 2x4 rijstroken gehanteerd. Op het spoor kunnen reizigers vanaf 2020 spoorboekloos reizen (op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur). Verder wordt veel geld uitgetrokken voor wegenonderhoud. Daarnaast wordt er innovatief omgegaan met benutting van infrastructuur, zoals ruimere openstelling spitsstroken, introductie intelligente transportsystemen en afspraken met werkgevers over terugdringen woon- werkverkeer.

 
Juridische doorwerking

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) definieert de beleidsverantwoordelijkheid van het rijk inzake de ruimtelijke ordening en mobiliteit. Deze verantwoordelijkheid zal betrekking hebben op basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden; (inter)nationale hoofdnetten en ruimtelijke voorwaarden voor versterking van de economische structuur. De structuurvisie moet de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte, de Mobiliteitsaanpak en Randstad 2040 vervangen.

 

De nationale belangen uit de structuurvisie worden in de Amvb Ruimte juridisch geborgd. Deze Amvb komt in de plaats van de eerdere ontwerp-Amvb Ruimte die in 2009 aan de Tweede kamer is aangeboden. De Amvb Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De Amvb is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' Amvb en deels uit nieuwe onderwerpen.

 

De Amvb is een van de uitvoeringsinstrumenten die kunnen worden ingezet om het Rijksbeleid in het beleid van lagere overheden te laten implementeren. De Amvb Ruimte bevat de juridische kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, de mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Hiermee kan bijvoorbeeld precies aangegeven worden in welke zones bestemmingsplannen geen bestemmingen mogen bevatten die verdere verstedelijking toestaan. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte.

 

Conclusie

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen hebben invloed op het onderhavige plangebied en bestemmingsregelingen.

 

6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol

 

Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.

Per 4 november 2015 is een wijziging van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden (zie Staatsblad met nr. 389). Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes

in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument radar advies" is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB. De procedures - in het kader van een aanvraag om omgevingsvergunning - voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden.

De genoemde beperkingen betreffen:

 

Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke-contour gelden nu en ook onder het regime van het nieuwe LIB geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw. In het landelijk gebied zal een verbod worden verankerd in het Lib op nieuwe woningbouwlocaties.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied valt binnen de invloedszones van luchthaven Schiphol; de beperkingen conform LIB artikel 2.2.1 a t/m d tegengaan te hoge personendichtheid en beperkende bebouwing (geluid en externe veiligheid), binnen de beperkingen conform LIB artikel 2.2.2 ('hoogtebeperkingen'), binnen de beperkingen ten aanzien van LIB artikel 2.2.2a ('toetshoogten in verband met radar') en binnen de beperkingen conform LIB artikel 2.2.3 ('beperkingen aantrekkende werking vogels'). Binnen het eerst genoemde gebied worden geen nieuwe gebouwen of bouwwerken opgericht, binnen het als tweede en derde genoemde gebied worden geen nieuwe gebouwen opgericht die de toegestane bouwhoogten overschrijden en binnen het laatstgenoemde gebied worden op grond van dit bestemmingsplan geen nieuwe rechten toegekend die strijdig zijn met de beperkingen in verband met de vogelaantrekkende werking (zoals: industrie in de voedingssector met extramurale opslag of overslag, viskwekerijen met extramurale bassins, opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking, natuurreservaten of vogelreservaten, moerasgebieden of oppervlaktewater groter dan 3 hectare).

 

Conclusie

Op geen van de genoemde gebieden heeft het LIB consequenties voor dit bestemmingsplan, aangezien er geen gebouwen of bouwwerken worden gerealiseerd die de voorgeschreven bouwhoogten overschrijden en binnen het plangebied geen bestemmingen aanwezig zijn de een vogelaantrekkende werking hebben. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het Luchthavenindelingbesluit.

 

 

 

 

 

 

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

 

6.3.1 Structuurvisie Noord Holland 2040

 

De provincie heeft op 21 juni 2010 de "Structuurvisie Noord-Holland 2040 - Kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. Op 28 september 2015 is deze gewijzigd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn:

 

 

Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo’n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

Ruimtelijke kwaliteit; Behoud en ontwikkeling van Cultuurlandschappen

Ten aanzien van het plangebied heeft de structuurvisie als grootste belang het behouden en ontwikkelen van Noord-Hollandse cultuurlandschappen.

 

Het plangebied karakteriseert zich als droogmakerijlandschap (het Archeologiebeleid van de gemeente Amstelveen laat zien dat het Amsterdamse Bos is aangewezen als 'verveend en drooggemaakt') met de zuidzijde van de Poel als Aardkundig waardevol gebied. Gezorgd moeten worden dat ontwikkelingen in dergelijke landschappen plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen (Landschaps-DNA). De ruimtelijke kwaliteit wordt omschreven aan de hand van kernkwaliteiten van het landschap. Natuurlijke omstandigheden en vooral ook menselijk handelen hebben hun sporen nagelaten. De voornaamste kernkwaliteiten zijn te herkennen in de archeologie en tijdsdiepte (ondergrond), aardkundige waarden, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en openheid, duisternis en stilte (Landschaps-DNA) en dorps-DNA. Ten aanzien van de archeologie heeft het veenrivierlandschap een grotere tijdsdiepte dan droogmakerijen. Gebieden die niet uit water zijn gewonnen bestaan uit meer lagen, structuren en objecten over elkaar heen waardoor de verschillende perioden uit de geschiedenis zijn te herkennen. De verwachting op vondsten is hier groter.

 

Daarnaast beschermt de Provincie ook de ondergrond van de bijzondere landschappen. Zolang de aardkundige verschijningsvormen onaangetast zijn, vertellen ze veel over de ontstaansgeschiedenis en de krachten die daarbij een rol speelden: wind, water, ijs en getijden. De west- en zuidzijde van de Poel is een aardkundig waardevol gebied.

 

De landschapstypen hebben elk hun eigen Landschap-DNA dat bepalend is voor de openheid. De mate van openheid wordt bepaald door de mate waarin elementen zoals beplanting, bebouwing en grondlichamen afwezig zijn. Ook duisternis en stilte zijn belangrijke kernwaarden van de beleving van het landschap. De kernkwaliteiten moeten worden meegenomen bij ruimtelijke ontwikkelingen.

 

 

 

Relevantie plangebied

Het gehele grondgebied van het Amsterdamse Bos behoort tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is een belangrijk onderdeel van de provinciale groenstructuur. Het NNN, waar ook natuurbruggen, natuurverbindingen en de Nationale Parken Nationaal Park Zuid-Kennermerland en Nationaal Park Duinen van Texel deel van uitmaken, vormt een samenhangend netwerk van (inter-)nationaal belangrijke, duurzaam te behouden ecosystemen. Dit netwerk bestaat voor een groot deel uit reeds bestaande natuurgebieden en grote wateren. Daarnaast worden nieuwe natuurgebieden gerealiseerd. Het NNN wordt in de periode tot en met 2027 gerealiseerd en wordt beschermd op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Een groot deel van het NNN is ook onderdeel van Natura2000, het Europese natuurnetwerk dat op grond van de Natuurbeschermingswet wordt beschermd. De Provincie Noord-Holland is in veel gevallen bevoegd gezag om een afweging te maken, als sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen die strijdig zijn met de bijzondere kenmerken en waarden van het natuurgebied. Doorgaans zijn dergelijke ontwikkelingen niet toegestaan. Wanneer ruimtelijke ontwikkelingen, die een negatief effect hebben op natuurgebieden, toch moeten doorgaan vanwege een groot maatschappelijk belang en gebrek aan alternatieve locaties, wordt de schade aan de natuur zoveel mogelijk gemitigeerd en gecompenseerd.

 

De westzijde (langs de Ringvaart) en de zuidwestzijde van het plangebied behoort tot de Ecologische Verbindingszone Groene As. Deze zone verbindt grote en kleine natuurgebieden tussen Amstelland en Spaarnwoude met elkaar. Hierdoor ontstaat niet alleen een natuurverbinding, maar ook een aantrekkelijk landschap dat onder meer geschikt is voor recreatie en leefgebied voor dieren. De Groen As is een keten van natuur- en recreatiegebieden die gezamenlijk een ecologische verbinding vormen. Bestaat uit open water, rietkragen en moeras, veenmosrietland, kruidenrijk grasland en bos. Door de recreatieve betekenis van dit gebied wordt bij het gebruik van dit gebied een goede combinatie van natuur en recreatie nagestreefd. Dit betekent dat er meer recreatieve ontwikkelingen mogelijk en toegestaan zijn, mits ze de wezenlijke kenmerken en waarden niet schaden. Met de Groene AS zorgt de provincie Noord-Holland samen met haar partners voor groen op de kaart in Noord-Holland, voor mens, dier en plant. De Groene AS moet dan ook een belangrijke schakel in het Noord-Hollandse deel van het Natuurnetwerk Nederland worden. De Ecologische Verbindingszone Groene As maakt ook onderdeel uit van het Natuurbeheerplan 2018 (zie paragraaf 6.3.5 en 7.7.3.).

 

6.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening

 

Op 12 december 2016 heeft Gedeputeerde Staten de meeste recente Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 1 maart 2017 in werking getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte (Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).

 

Regels voor het gehele grondgebied

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1, onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te concretiseren. Artikel 2 van deze regels beschrijft waaraan regionale woningbouwafspraken dienen te voldoen. Regionale woningbouwafspraken:

Uitgangspunt is dat de regionale afspraken zijn gebaseerd op het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP).

 

Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het BSG. Tot BSG wordt gerekend het gebied als bedoeld in artikel 1.1.1 onder h. van het Besluit ruimtelijke ordening: 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

 

Voor zover het bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat binnen de 20 Ke-contour, dient in de bestemmingsplantoelichting rekenschap te worden gegeven van het feit dat op de locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid dat op de locatie nieuwe woningen worden bestemd, alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid hieromtrent.

 

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend ten opzichte van de voorgaande planologische regelingen. Er worden geen extra bouwmogelijkheden (verstedelijking) toegestaan in strijd met de regels die al niet eerder zijn toegestaan op basis van genomen afwijkingsbesluiten.

 

De Groene Ruimte

De verzameling aan ecologische zones en structuren, UNESCO-erfgoederen, bufferzones, weidevogelleefgebieden en agrarische gebieden vallen onder de Groene Ruimte van de Provincie Noord-Holland.

 

Op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (en op basis van het Natuurbeheerplan 2018 Noord Holland, paragraaf 6.3.5) is het gehele grondgebied van het Amsterdamse Bos aangewezen als Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de Natuurverbinding (Ecologische Verbindingszone: EVZ).

 

De gebieden hebben reeds een natuurfunctie of deze natuur dient in de toekomst te worden aangelegd. Het beheer vindt plaats door de gemeente Amsterdam. Het bestemmingsplan zal een natuurbestemming moeten hebben ofwel via een wijzigingsbevoegdheid moeten kunnen krijgen. Deze potentiele functieverandering dient in ieder geval niet onmogelijk gemaakt te worden. De toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de kenmerken en waarden van de EHS, de wijze waarop deze kenmerken en waarden beschermd worden en hoe negatieve effecten kunnen worden voorkomen.

 

De bestemmingsplanregels en de plantoelichting voldoen aan het vereisten zoals gesteld in de PVR. Hoofdstuk 5 voorziet in de beschrijvingen van de verschillende kenmerken en waarden ten aanzien van onder ander ecologie en aardkundig waardevolle gebieden. Hoofdstuk 2 en 3 schenkt aandacht aan de wijze waarop verschillende kenmerken, waarden beschermd worden en/of beleidsdoelstellingen behaald worden.

 

Het bestemmingsplan is - met oog op de opgenomen hoofdbestemming Natuur - Recreatie - in overeenstemming met de PRV.

 

6.3.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

 

Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. De historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden.

 

Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen. De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' heeft een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'.

 

De Provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke plannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd. Via artikel 15 van de PRV is de ruimtelijke kwaliteitseis geborgd in de provinciale regelgeving. Nieuw stedelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in deze Leidraad.

Aansluitend op de uitgangspunten van de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, bestaat ook in Amstelveen de wens de kenmerkende kwaliteiten, de diversiteit en identiteit van de gemeente te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het Ruimtelijk Kwaliteitskader van de gemeente Amstelveen biedt hier een goed startpunt toe. De meest karakteristieke objecten, die ons doen herinneren aan vroeger tijden, zijn aangewezen als monument of beschermd gezicht. Voor grotere landschappelijke structuren die karakteristiek zijn voor de gemeente kunnen ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en structuurplannen als beoordelingskader gebruikt worden.

 

Relevantie plangebied

De gemeente heeft lokale cultuurhistorische waarden vastgelegd op een cultuurhistorische waardenkaart, waarop het volledige Amsterdamse Bos een landschappelijke waarde toegekend heeft gekregen. Ook zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle elementen (molens, verdedigingswerken, dijklichamen) aangegeven op de kaart. Hieruit komt geen directe bescherming voort. Wel zijn de cultuurhistorische waarden (het ontworpen ‘skelet’ van het bos en het gemeentelijk beschermde dorpsgezicht aan het Jan Tooropplantsoen) vast gelegd in de bestemmingen van het bestemmingsplan.

 

6.3.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018

 

Het doel van het provinciale milieubeleid is dat al haar activiteiten in planperiode er toe moeten leiden dat overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Daarnaast wordt ingezet op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven.

 

In de Visie agendeert vier integrale opgaven die mogelijk een plek krijgen in een Omgevingsvisie (Omgevingswet): Gezonde stad en mobiliteit, Visie op de ondergrond, Circulaire economie en Transitie duurzame energie. Daarnaast beschrijft het programma een aantal sectorale thema's: luchtkwaliteit, geur, geluid, bodem, externe veiligheid, afval, licht en donkerte en duurzame energie.

 

Relevantie plangebied

Hoofdstuk 7 van de plantoelichting gaat in op de sectorale milieuthema's voor zover deze relevant zijn voor het bestemmingsplan. Het plan is in lijn met het milieubeleidsplan.

 

6.3.5 Natuurbeheerplan 2018 Noord-Holland

 

Op 13 november 2017 heeft de provincie het Natuurbeheerplan 2018 vastgesteld. Het Natuurbeheerplan beschrijft waar in Noord-Holland natuur is en kan komen, welk soort natuur en beheer daar gewenst is en voor welke locaties, agrarische collectieven, grondeigenaren en natuurbeherende organisaties subsidie voor natuurbeheer kunnen aanvragen. Het Natuurbeheerplan bevat de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en de Natuurverbindingen. Ook staat in het Natuurbeheerplan hoe de in Noord-Holland aanwezige natuur, agrarische natuur of landschap beheerd moet worden.

 

Het NNN wordt uitbreid met 186 hectare

De bijzondere veenmosrietlanden in Polder Westzaan zijn bijvoorbeeld in het NNN opgenomen. Grondeigenaren kunnen daar nu subsidie aanvragen voor natuurbeheer. In Waterland zijn de Aeen en de Dieen opgenomen in het NNN. Deze wateren waren beschermd met de Natuurbeschermingswet. Door het wegvallen van deze wet is gebiedsbescherming via het NNN nodig.

 

Subsidie voor beheer Noord-Hollandse natuur

De provincie draagt met subsidies bij aan de uitvoering van natuurbeheer. Deze subsidies verstrekt de provincie op basis van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL).

 

Relevantie plangebied

Op basis van het Natuurbeheerplan 2018 Noord-Holland (en op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening) is het gehele grondgebied van het Amsterdamse Bos aangewezen als Natuurnetwerk Nederland (NNN, zie paragraaf 6.3.1.) en de Natuurverbinding (Ecologische Verbindingszone: EVZ).

 

In het Natuurbeheerplan 2018 Noord-Holland (vastgesteld 13 november 2017) is aangegeven dat het Amsterdamse Bos (samen met de Nieuwe Meer) gericht zijn op het opvangen van recreanten en evenementen. Door de recreatieve betekenis wordt bij het gebruik een goede combinatie van natuur en recreatie nagestreefd.

 

Het bestemmingsplan is - met oog op de opgenomen hoofdbestemming Natuur - Recreatie - in overeenstemming met het Natuurbeheerplan 2018 Noord-Holland.

 

 

6.4 Gemeentelijk beleid

 

6.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+

 

De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. Het is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen. De Structuurvisie is in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en is waar nodig een verdere uitbreiding van de lokale beleidsdoelen.

Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.

 

Een aantal thematische uitgangspunten zijn relevant voor het plangebied Amsterdamse Bos:

 

Landschap en Water

De hoofdelementen van landschap en water in Amstelveen zijn de Middelpolder, de Bovenkerkerpolder, de Noorder Legmeerpolder, het Amsterdamse Bos, de Poel, de Amstel, de Heemparken en de hoofdgroenstructuur in de stad. Het landschap biedt ruimte voor agrarische bedrijfsvoering, recreatieve voorzieningen, ecologische hoofdstructuur, weidevogels en het watersysteem van vlakken en verbindingen door stedelijk en landelijk gebied.

 

Het groen in en om Amstelveen - binnen bestaand bebouwd gebied en in de polders - is een belangrijke vestigingsfactor voor bewoners en bedrijven. Uit onderzoek blijkt dat het gewicht van dit aspect in de afwegingen zelfs toeneemt.

Er is in de metropoolregio Amsterdam steeds meer stedelijke druk op het buitengebied. Er zijn claims vanuit onder meer natuurontwikkeling, waterberging, recreatieve fiets- en wandelroutes, sportvoorzieningen en woningbouw. In Amstelveen zien we dit in het bijzonder aan de oost- en zuidkant van de stad terug: de overgang en het contrast tussen stad en landschap is een unieke kwaliteit. Om deze kwaliteit te behouden is het aantrekkelijk en het toegankelijk maken van het landschap voor de stedelijke recreant wezenlijk. Opwaardering van het watersysteem zal de appreciatie van het groen verder doen toenemen. Amstelveen heeft ook veel groen en water in de stad. De inzet is om de ecologische waarde en de gebruiks- en belevingswaarde hiervan te verbeteren. In het landelijk gebied wordt ook gewoond, zij het in beperkte mate. De kwaliteiten van het landschap zijn: Het landschapsbeeld: de openheid, de doorkijken naar de groene polders en het zicht op de Amstel, Hoge natuurwaarden in en om de stad, Recreatiemogelijkheden voor de metropoolregio Amsterdam, Cultuurhistorie: buitenplaatsen langs de Amstel, de ontveende polders, het bovenlanden industrieel erfgoed en Losstaande cultuurhistorische elementen.

 

Thema's uit de structuurvisie

 

Versterken bestaande kwaliteiten

Amstelveen wil dat allereerst doen door haar bestaande kwaliteiten te behouden en waar mogelijk te versterken. Dit zijn een uitstekend woonklimaat, een ondernemend werkklimaat en een meer dan gemiddelde bereikbaarheid. Dit laatste is het grootste punt van zorg, zowel de bereikbaarheid van de stad als binnen de stad zelf. Dit vergt grote investeringen in hoofdwegen en openbaar vervoerssystemen. Voor de stedelijke ontwikkeling van Amstelveen op langere termijn is dit thema van doorslaggevend belang.

 

Grijpen van nieuwe kansen

Amstelveen wil nieuwe kansen die zich voordoen grijpen. Bijvoorbeeld door een toekomstvaste openbaar vervoer verbinding tussen Amsterdam en Amstelveen. Of met een knooppunt van hoogwaardig openbaar vervoer bij het Stadshart, waardoor het Stadshart een impuls krijgt. Ook liggen er kansen in de ontwikkeling van de Noorder Legmeerpolder, waar een combinatie van duurzaam wonen, werken en kassen is voorzien

 

Waardevol landschap: behouden door zorgvuldige ontwikkeling: zie 'Landschap en Water'.

 

Toekomstvast openbaar vervoer: fundamenteel voor de stad, maar goed lokaal netwerk noodzakelijke voorwaarde;

 

Hoogwaardig wonen: betere doorstroming, energiezuiniger woningen en meer particulier opdrachtgeverschap;

 

Het nieuwe werken: bestaande bedrijventerreinen en kantoren beter benutten;

 

Aantrekkelijke voorzieningen: stadshart versterken, wijkwinkelcentra concentreren en zorgen voor excellent onderwijs voor iedereen;

 

Duurzame ruimte: slim en zuinig ruimtegebruik, binnen een ruimtelijk kwaliteitskader.

 

Relevantie plangebied

 

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de structuurvisie en biedt waar mogelijk aanknopingspunten voor het verder in uitvoering brengen van de verschillende beleidsdoelstellingen, projecten en programma's.

 

6.4.2 Amstelveense verkeers en vervoersvisie (oktober 2008)

 

De Amstelveense Verkeers- en Vervoersvisie (oktober 2008) telt acht ambities voor de mate van bereikbaarheid, kwaliteit van de leefbaarheid en gewenste verkeersveiligheid. De gemeente werkt er aan om deze ambities tussen nu en 2025 gestalte te geven.

 

Ambitie 1: Kwetsbare verkeersdeelnemers centraal in woonwijken

Ambitie 2: Amstelveen beschikt in 2025 over een hoogwaardige OV-verbinding

Ambitie 3: Fietsers krijgen zoveel mogelijk voorrang

Ambitie 4 en 5: Speciale routes voor vrachtverkeer

Ambitie 6: Doorgaand verkeer buiten Amstelveen

Ambitie 7: Verkeerseducatie voor alle leeftijden

Ambitie 8: milieuvriendelijke voertuigen

 

Niet alle ambities zijn relevant voor het plangebied of zijn ruimtelijk relevant. De derde ambitie is te werken aan een kernnet van hoogwaardige, herkenbare, comfortabele, directe en (sociaal) veilige fietsroutes, dat aansluit op het regionale fietsnetwerk. Een dergelijk netwerk moet concurreren met het openbaar vervoer of de auto, maar ook zorgen voor een recreatieve toevoeging in het landelijke gebied.

 

Uitvoeringsprogramma Verkeer 2015-2018

Aansluitend op de Verkeers- en vervoersvisie heeft de gemeenteraad op 30 september 2015 een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin worden de speerpunten voor de periode tot 2018 beschreven en een indicatieve lijst met concrete projecten en werkzaamheden. Binnen het plangebied is het aanleggen van fietsstroken en het vervangen van wegversmallingen door drempels op de Amsteldijk-Noord voorzien. Dit zal gelijktijdig plaatsvinden met een dijkverzwaring door het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

 

Nota Fiets 2006

Als afgeleide van de verkeers- en vervoersvisie heeft Amstelveen een specifiek fietsbeleid vastgesteld; Nota Fiets (maart 2006). De nota verwoordt het fietsbeleid. De nota bevat beleidsuitgangspunten, beleidsvoornemens en concrete maatregelen om de kwaliteit van het fietsnetwerk te verhogen, alsmede het gebruik ervan. Tevens is hierin het hoofdnetwerk voor het fietsverkeer vastgesteld. De gemeente Amstelveen geeft prioriteit aan de kwaliteitsverbetering van de hoofdfietsroutes.

 

 

 

Relevantie plangebied

Voor zover de verkeerskundige ingrepen geen extra ruimtebeslag benodigd is, zal dit plaats kunnen vinden binnen de verkeersbestemming. Aanpassingen aan de parkeergelegenheden ter plaatse van de Nieuwe Kalfjeslaan hebben een separate procedure doorlopen. Deze bestaande, reeds verworven rechten worden verankerd in dit bestemmingsplan (zie paragraaf 6.4.3).

 

6.4.3 Nota Parkeernormen Amstelveen 2016

 

Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2016' vastgesteld. Deze nota vervangt de parkeernormen uit de Parkeernota 2005-2010.

De nieuwe landelijke richtlijnen van de CROW zijn aanleiding voor het actualiseren van de oude normen. De normen uit de parkeernota 2005 dateren uit 2004 en zijn op bepaalde onderdelen niet meer actueel. Bij de toetsing van bouwplannen blijkt vaak dat de oude parkeernormen niet meer hanteerbaar zijn.

 

Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernorm Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2. tweede lid Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren). In een planregel dient dan tot uitdrukking worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat te allen tijde wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.

Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  1. Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

  2. Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.

  3. De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.

  4. Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.

 

Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen van deze projecten wordt aan deze normen vastgehouden.

 

Conclusie

Binnen de reikwijdte van dit zijn wat betreft het onderwerp parkeren twee onderwerpen van belang, te weten:

 

 

Herinrichting Nieuwe Kalfjeslaan

Als gemachtigde van de gemeente Amsterdam, Sport en Bos heeft Tauw B.V. op 28 juni 2016 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de herinrichting van de Nieuwe Kalfjeslaan.

 

De aanleiding voor de aanvraag zijn de sinds jaren bestaande, structurele parkeer- en verkeersproblemen rond het sportpark Amsterdamse Bos. Om deze problemen het hoofd te bieden is een aanvraag gedaan tot herstructurering van de parkeer- en verkeerssituatie aan de Nieuwe Kalfjeslaan. Deze herstructurering houdt onder meer het realiseren en uitbreiden van de parkeerplaatsen in. De aanvraag voor omgevingsvergunning voor tijdelijk planologisch strijdig gebruik is opgenomen in het voorliggend bestemmingsplan.

 

De herinrichting is mogelijk gemaakt middels een tijdelijke afwijking van het geldende bestemmingsplan (Amsterdamse Bos 2006) voor maximaal 10 jaar (artikel 4, lid 11 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). Deze tijdelijke vergunning betreft een reguliere procedure. De aanleg van de parkeerplaatsen en herinrichting zijn hiermee tijdelijk vergund. De herinrichting wordt hiermee ook opgenomen in het voorliggende

bestemmingsplan. Bij het vervallen van de tijdelijke vergunning is het bestemmingsplan in werking getreden en worden de drie parkeerterreintjes van rechtswege door het bestemmingsplan ‘gelegaliseerd’.

 

Concreet houdt de herstructurering het volgende in:

 

 

De ruimtelijke relevantie is gelegen in het feit dat de extra parkeerplaatsen ('parkeerkoffers') geheel of gedeeltelijk vallen binnen de - op basis van het bestemmingsplan Amsterdamse Bos 2006 - geldende bestemming 'Natuur-Recreatie'.

 

De herstructurering zorgt voor meer verkeersveiligheid en minder parkeeroverlast bij de piekmomenten rondom het sportpark. Ten gunste van de verbetering van de verkeersveiligheid zijn de kruisingen aangepast, is het langsparkeren langs de Nieuwe Kalfjeslaan opgeheven en zijn is het fietsverkeer en het autoverkeer gescheiden.

 

6.4.4 Sportnota Amstelveen 2013 -2020

 

De gemeente Amstelveen stimuleert haar inwoners de komende jaren meer te bewegen en sporten. Sport is goed voor de gezondheid, de sociale contacten en het vestigingsklimaat van de stad. Na een periode van investeren in binnen- en buitensportaccommodaties zal de sportnota voor de periode tot 2020 vooral ingaan op het inhoudelijk sportbeleid en het formuleren van nieuwe ambities. Aanleiding hiervoor zijn veranderingen in de beoefening en beleving van sport, nieuwe behoeften en ambities van sportverenigingen en ontwikkelingen op andere beleidsterreinen.

 

De sportnota heeft een beperkte ruimtelijke relevantie. Gemeentelijk sportbeleid stond lange tijd gelijk aan sportaccommodatiebeleid. Dat ligt nu anders. Sportbeleid is meer dan accommodatiebeleid. Sportbeoefening is niet langer het primaat van de sportvereniging. Daarom is het ook niet langer vanzelfsprekend dat het accommodatiebeleid uitsluitend op sportverenigingen is toegesneden. De toename van het aantal anders georganiseerde sporters stelt andere eisen aan de inrichting van zowel accommodaties als de openbare ruimte. De gemeente beoogt een voldoende kwalitatief, hoogwaardig aanbod aan binnen- en buitensportaccommodaties in stand te houden dat toegankelijk is voor alle doelgroepen en gericht is op multifunctioneel gebruik. Dit multifunctionele gebruik bevordert de zelfredzaamheid van de bedrijfsvoering van de ondernemers op de sportparken. Tot slot vindt er een doorlopende monitoring van de behoefte naar accommodaties plaats.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied vormt een belangrijke bijdrage voor het bieden van - met name - buiten sportaccommodaties. Hierbij wordt het Sportpark (in het noordoosten van het plangebied) en de Bosbaan (in het noorden van het plangebied), de maneges en de kanovereniging als belangrijkste voorbeelden genoemd. Hiernaast wordt vrijwel het gehele grondgebied van het Bos gebruikt voor bijvoorbeeld hardlopen, fietsen, wandelen en andere buitensportactiviteiten.

 

6.4.5 Horecanota

 

Het horecabeleid geeft inzicht in de wijze waarop de horeca zich in Amstelveen verder kan ontwikkelen en hoe de gemeente tegemoet kan komen aan wensen die er bij ondernemers leven. In de horecanota is de huidige situatie met betrekking tot de plaatselijke horeca, de trends en ontwikkelingen beschreven. Op basis hiervan is beleid voor de komende jaren uitgewerkt. Dit beleid gaat in op het vergroten van het draagvlak voor horeca, verbeteren van de dienstverlening aan ondernemers, maar ook meer ruimtelijk relevante aspecten zoals:

 

De horecanota is vastgesteld op 29 september 2008 en bestaat naar het beleidsmatige deel ook uit een uitvoeringskader. Dit laatste is kaderstellend voor de vergunningverlening. Het uitvoeringskader is in 2015 gedeeltelijk herzien. In het uitvoeringskader wordt aangegeven welke typen horeca worden onderscheiden en hoe wordt omgegaan met ondergeschikte horeca en paracommerciële horeca.

 

Relevantie plangebied

Het onderwerp horeca in het plangebied van het Amsterdamse Bos is reeds behandeld in paragraaf 5.2.2. van deze Toelichting.

 

6.4.6 Ruimte voor groen; Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018

 

In september 2008 is het geactualiseerde Groenstructuurplan 'Ruimte voor Groen' vastgesteld. Amstelveen is naast een stad met een rijke groentraditie een stad in ontwikkeling. Juist door het bijzonder groene karakter raken veranderingen in de stad al snel de stedelijke groenstructuur.

 

In plan Ruimte voor Groen zijn de volgende zaken vastgelegd:

 

Het is de ambitie van Amstelveen om de hoofdgroenstructuur duurzaam in stand te houden en verder te ontwikkelen. De hoofdgroenstructuur geeft Amstelveen zijn karakteristiek groene parkachtige uitstraling en zorgt voor een bijzonder aantrekkelijke leefomgeving. Dat geldt niet alleen voor het stedelijk gebied maar ook voor het buitengebied. Ligt het accent van de kwaliteit van de hoofdgroenstructuur binnen de stad op fraaie lanen en rijk beplante parkstroken, in het buitengebied bepaalt de landschappelijke opbouw in belangrijke mate de kwaliteit. De landschappelijke elementen zoals dijken, waterlopen en de Bovenlanden vormen belangrijke dragers voor de verdere ontwikkeling van het buitengebied.

 

Relevantie plangebied

 

Het Amsterdamse Bos is vanwege het beeldbepalende karakter voor Amstelveen onderdeel van de hoofdgroenstructuur.

 

Het buitengebied van Amstelveen kent een hoge groenkwaliteit. Het Amsterdams bos - in de jaren ’30 aangelegd in de Engelse Landschapsstijl, in de westzijde van het Amstelveens grondgebied - is wat betreft landschappelijke, recreatieve en ecologische kwaliteit daarvan een bijzonder voorbeeld en van grote betekenis voor Amstelveners. Amstelveen beschouwt het Amsterdams Bos tot een van de belangrijkste onderdelen van de hoofdgroenstructuur. Ondanks de relatief jonge ontstaansgeschiedenis heeft het Amsterdamse Bos een hoge landschappelijke en ecologische waarde en is de recreatieve betekenis uitzonderlijk hoog.

 

Het Bos vormt een belangrijk kerngebied voor de ecologische structuur van Amstelveen van waaruit planten- en diersoorten zich verder kunnen verspreiden

 

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen uit het groenstructuurplan. Middels de natuur- en recreatiebestemmingen waar nodig voorzien van een aanlegvergunningenstelsel vindt regulering plaats van de mogelijkheden binnen de hoofdgroenstructuur.

 

6.4.7 Detailhandelsnota 2008-2012, maart 2008

 

De Amstelveense ambitie met betrekking tot de detailhandel is vastgelegd in de Detailhandelsnota (maart 2008) en vloeit voort uit de missie die is geformuleerd in de Nota Economisch beleid (maart 2004). Hierin is geformuleerd dat de gemeente zich verder wil ontwikkelen tot een dynamische, kennisintensieve en kwaliteitsvolle stad, waarbij één van de richtpunten is het instandhouden van de bestaande detailhandelsstructuur, zonder daarbij uitbreiding van winkelcentra en herstructurering onmogelijk te maken. Deze missie kan worden uitgewerkt in de volgende ambities met betrekking tot de winkelcentra voor dagelijkse en frequent benodigde artikelen:

De gemeente ambieert een goed voorzieningenniveau te bieden aan haar inwoners, opdat mensen in hun eigen omgeving de dagelijkse benodigdheden kunnen verkrijgen en de wijken leefbaar blijven en economische gezonde bedrijven te hebben die kunnen voorzien in de behoefte van de bewoners van Amstelveen.

 

Het detailhandelsbeleid is er op gericht een aantal wijkwinkelcentra op lange termijn minimaal te behouden om de voorzieningenstructuur voor de bewoners van de stad te waarborgen. Het Stadshart is het centrumgebied waar de hele stad en omgeving gebruik van kan maken voor recreatief winkelen en uitgaan..

 

Relevantie plangebied

Het onderwerp detailhandel in het plangebied van het Amsterdamse Bos is reeds behandeld in paragraaf 5.2.2. van deze Toelichting.

 

6.4.8 Nota heroriëntatie gemeentelijk sportbeleid 2004-2009

In de nota heroriëntatie gemeentelijk sportbeleid 2004-2009 (juli 2004) kiest de gemeente Amstelveen voor kwaliteit, kwantiteit, spreiding en doelmatigheid.

Het sportbeleid kent de volgende algemene uitgangspunten:

 

De hoofddoelstelling van het gemeentelijk sportbeleid is:

 

6.4.9 Nota ondergronds bouwen, maart 2005

De nota ondergronds bouwen is in de raadsvergadering van 30 maart 2005 vastgesteld. Deze nota regelt het ondergronds bouwen welke zijn gelegen buiten het bouwvlak. Voorschriften worden gegeven voor het realiseren van kelders bij woningen, kantoren, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, centrumvoorzieningen etc. Bij woningen is het mogelijk om een kelder te realiseren onder gronden welke zijn omschreven als 'te bebouwen erven' bij de bestemming Wonen. Wanneer een woning geen erf heeft maar alleen een tuinbestemming (patiowoning), is het mogelijk om een kelder te realiseren binnen de bestemming 'Tuin'. Bij de overige bestemmingen is het mogelijk om ondergrondse bouwwerken te realiseren gelegen buiten het bouwvlak. Het gebruik van de ondergrondse bouwwerken moet overeenkomen met het gebruik boven de grond en een ondergronds bouwwerk mag niet visueel waarneembaar zijn.

 

6.4.10 Evenementenbeleid Amstelveen

 

In Nederland worden jaarlijks duizenden publieksevenementen georganiseerd die miljoenen bezoekers trekken. Evenementen hebben de afgelopen paar jaar een ongekende ontwikkeling doorgemaakt. De groeiende populariteit van evenementen lijkt nog geenszins tanende. Dit is aanleiding geweest voor Amstelveen om het evenementenbeleid opnieuw kritisch te bekijken.

 

De gemeenteraad heeft in september 2014 opgeroepen tot een evaluatie van de evenementennota 2009-2013, mede naar aanleiding van overlastklachten rondom bepaalde festiviteiten en evenementen. Daarnaast zijn er ook positieve aanleidingen voor een herziening van het evenementenbeleid. Het college van B&W wil actieve steun gaan bieden aan recreatieve initiatieven van inwoners en ondernemers. Dat betekent meer handelingsvrijheid door deregulering van de gemeentelijke regelgeving, waarbij de balans tussen enerzijds het plezier en anderzijds de overlast van evenementen wordt gewaarborgd.

 

De evaluatie van de evenementennota heeft plaatsgevonden met de verschillende belanghebbenden: van evenementorganisatoren tot samenwerkingspartners, inwoners en ondernemers. Het gaat goed met de evenementen in Amstelveen, het aanbod is groot en gevarieerd. De bestaande festivals worden steeds professioneler georganiseerd en de verschillende nieuwe initiatieven, zoals Jazz in het Dorp en het Bacchus Wijnfestival, zijn een succes.

 

De Amstelveense evenementen worden over het algemeen hoog gewaardeerd, zowel de gevestigde festivals als de nieuwe evenementen. Belangrijk aandachtspunt dat inwoners in de enquête mee hebben gegeven, is het bewaken van een evenwichtig aanbod van evenementen zodat er voor elke doelgroep jong en oud wat te beleven valt. Een grote meerderheid (71%) ervaart (vrijwel) nooit overlast van evenementen. Van de mensen die wel overlast hebben zegt het merendeel last te hebben van geluidshinder van de grote festivals in het Amsterdams Bos.

De gemeente heeft om die reden in overleg met de beheerorganisatie van het Amsterdamse Bos, locatieprofielen opgesteld waarin het aantal evenementdagen is gemaximeerd, de eindtijden en geluidsnormen zijn vastgelegd. Verder zet de gemeente in op een verbetering van de klachtenprocedure wat essentieel is voor het handhaven en het creëren van draagvlak voor evenementen.

 

Het evenementenbeleid behoefde op een aantal punten verbetering. Kort gezegd, op de ondersteuning naar de evenementorganisatoren en in het bewaken van de balans tussen de levendigheid die evenementen met zich meebrengen en de leefbaarheid die soms in het gedrang komt. De aanbevelingen uit de evaluatie zijn vertaald in dit nieuwe evenementenbeleid.

 

Een belangrijke wijziging ten opzichte van het voorgaande beleid is dat evenementen voortaan worden beoordeeld op basis van risico’s. Voorheen was het aantal bezoekers bepalend voor zowel de classificatie, de voorwaarden en de hoogte van de leges voor de evenementenvergunning. Naar aanleiding van het Haaksbergen-incident, werkt een voortrekkersgroep van gemeenten momenteel aan een standaard veiligheidsmodel voor evenementen. Vooruitlopend daarop stelt de gemeente dat de risicoanalyse leidend is voor de eisen en voorwaarden die aan het evenement worden gesteld. De nu gekozen systematiek met een risicoscan en puntensysteem sluit naar onze verwachting goed aan op de nieuwe systematiek die wordt uitgewerkt.

Jaarlijks vinden in onze stad vele evenementen plaats. Evenementen leveren een positieve bijdrage aan de samenleving van Amstelveen. Zij zorgen voor levendigheid en leefbaarheid van onze stad. Evenementen dragen bij aan de aantrekkelijkheid van Amstelveen en vergroten de sociale samenhang. Evenementen hebben ook een economische betekenis. De organisatie van evenementen brengt economische activiteiten met zich mee en vooral bij grote evenementen besteden bezoekers

geld in Amstelveen. De doelstelling van de gemeente is meer ruimte bieden aan evenementen. Het nieuwe beleid is gericht op de pijlers:

 

1) stimuleren en faciliteren van evenementen en

2) bewaken van de balans tussen levendigheid en leefbaarheid.

 

Relevantie plangebied

Het evenementenbeleid (zie bijlage 4 Toelichting) bestaat uit een beleidskader dat door de gemeenteraad wordt vastgesteld en een uitvoeringskader dat gedelegeerd is aan de burgemeester respectievelijk het college van B&W.

 

In het Amsterdamse Bos vinden jaarlijks meer dan 250 evenementen en groepsactiviteiten plaats veelal in het hoogseizoen van april tot en met september. Van sportieve, culturele, natuur- en vrije-tijdsevenementen tot grootschalige muziekfestivals met internationaal bereik. Er zijn veel jaarlijks terugkerende evenementen zoals de grote muziek- en openluchtvoorstellingen en sportactiviteiten, naast de kleinschalige groepsgerichte activiteiten en evenementen.

 

Het Bos is naast een natuurgebied een belangrijk recreatiegebied dat vele bezoekers trekt en waar evenementen met respect voor flora en fauna (zie paragraaf 7.7) georganiseerd mogen worden. Evenementen dienen passend in het bos te zijn, rekening houdend met de mogelijkheden en onmogelijkheden die het bos biedt.

 

De gemeente Amstelveen streeft tezamen met de beheerorganisatie van het Amsterdamse Bos naar een evenwichtig aanbod van evenementen waarbij verschillende doelgroepen worden aangetrokken.

 

Voor de kleine evenementen (tot maximaal 500 personen) is er veelal voldoende ruimte. Voor de middelgrote en grote evenementen (meer dan 500 personen) is minder ruimte.

 

In voorliggend bestemmingsplan zijn - in navolging van het evenementenbeleid Amstelveen - de volgende evenementenlocaties opgenomen (Zie regels: gebiedsaanduiding: overige zone - evenemententerrein 1 t/m 8):

 

  1. Bosbaan

  2. Vrije sportvelden noord en zuid

  3. Wagener Stadion en sportpark

  4. Arenaterrein

  5. Openluchttheater

  6. Kleine en Grote Speelweide

  7. Land van Bosse (inclusief dagrecreatieterrein)

  8. Radarterrein (het radarterrein wordt veelal gebruikt als overloopgebied voor evenementen op het Land van Bosse)

 

De Vrije sportvelden noord en zuid zijn niet als locatie opgenomen in het evenementenbeleid. Op deze locatie vindt jaarlijks het Bacchus wijnfestival plaats. Dit betreft een meerdaags evenement. Daarnaast vindt op dit terrein (entreegebied Amsterdamse Bos) meerdere keren per jaar de Pure Markt plaats en diverse sportevenementen (sportdagen). Deze jaarlijks terugkerende evenementen zijn planologisch vastgelegd in dit bestemmingsplan.

 

Op andere locaties in het Bos zijn ook activiteiten of evenementen toegestaan. Op de overige locaties zoals het Bloesempark vinden voornamelijk kleine evenementen plaats of evenementen die incidenteel plaatsvinden.

 

Ten aanzien van evenementen in het Bos zijn een aantal zaken van belang die in dit bestemmingsplan ruimtelijk geregeld en verantwoord worden, te weten:

 

Voorliggend bestemmingsplan is een uitwerking van het Evenementenbeleid met bijbehorend Uitvoeringskader en sluit er volledig op aan.

 

6.4.11 Erfgoednota Amstelveen

 

Op 28 september 2016 heeft de gemeenteraad van Amstelveen de Erfgoednota Amstelveen vastgesteld. De Erfgoednota beschrijft het erfgoed van Amstelveen en de beoogde omgang ermee in drie delen. Het eerste deel beschrijft de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed. Het tweede deel beschrijft Amstelveen in al haar (ruimtelijke) facetten; van de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed. In het derde deel wordt het instrumentarium beschreven: welke middelen zijn er om de visie en ambitie waar te maken.

 

De Erfgoednota vervangt de Monumentennota, die was vastgesteld in 2005. De aanleiding tot het vaststellen van de Monumentennota destijds was het inventariseren en het aanwijzen van gemeentelijke monumenten. Dit is inmiddels geen prioriteit meer, daar de gemeente inmiddels beschikt over complete monumentenlijsten die een representatief beeld geven van de ontstaansgeschiedenis en historische groei van Amstelveen. Ook op andere punten was de monumentennota aan vervanging toe. Zo bestaat de gemeentelijke monumentencommissie al geruime tijd niet meer, is er sinds 2008 een archeologiebeleid en is de landelijke wetgeving op verschillende punten gewijzigd sinds 2005.

 

Met de Erfgoednota wordt ingegaan op de actualiteiten: het opnemen van cultuurhistorie in bestemmingsplannen, het actualiseren van het archeologiebeleid, de omschakeling van objectgericht- naar gebiedsgericht denken en het credo 'behoud door ontwikkeling'. De monumentenlijst van de gemeente bestaat momenteel uit:

37 Rijksmonumenten

1 Provinciaal monument

128 Gemeentelijke monumenten

1 Rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht

11 Gemeentelijke beschermde stads-of dorpsgezichten

 

Hiermee zijn de meest waardevolle gebouwen, objecten en parken afdoende beschermd. Monumenten zijn bij wet beschermd: zonder omgevingsvergunning mag er niets wijzigen aan het uiterlijk aanzien. Andere zaken met cultuurhistorische waarden, maar zonder monumentale bescherming hebben beleidsmatig een stuk minder bescherming. Sloop van bijvoorbeeld karakteristieke panden is niet tegen te gaan, en vergunningsvrij kan er op van alles worden op-, aan- en bijgebouwd. Een monumentale bescherming mag enerzijds geen keurslijf zijn waarbinnen de tijd stil staat, en een karakteristiek pand of cultuurhistorisch waardevol gebied moet anderzijds beeldbepalend zijn en blijven en inspiratie bieden bij nieuwe ontwikkelingen.

 

De prioriteit in de Erfgoednota ligt niet meer in het inventariseren en aanwijzen van monumenten. De Erfgoedverordening maakt dat altijd nog mogelijk, maar veel meer zal er ingestoken worden op het behoud van structuren en ensembles. De omgang met het lokale cultureel erfgoed in meer algemene zin, zal in deze nota onder de loep worden gelegd. Er wordt niet lager gefocust op een strikt en statisch behoud van objecten, maar vooral op de ontwikkeling van gebieden, structuren, ensembles en gebouwen, waarbij cultuurhistorie en erfgoed wordt ingezet als inspiratiebron en verrijking.

 

Relevantie plangebied

De archeologische paragraaf in voorliggende Toelichting is te vinden onder paragraaf 7.3.

 

6.4.12 Energiebeleidsplan 2013-2016

Het energiebeleidsplan (27 mei 2009) gaf het energiebeleid van Amstelveen nieuwe impulsen. Amstelveen heeft de ambitie met regiogemeenten in 2040 een energie neutrale regio gerealiseerd te hebben, door integraal en maximaal in te zetten op alle gerelateerde onderwerpen die binnen haar invloedssfeer liggen. Hiertoe zet zij vanaf de beleidsperiode 2009-2012 en verder, waar mogelijk, maximaal in op het terugdringen van het energiegebruik en de CO 2 -uitstoot. Tegelijk stimuleert de gemeente het opwekken en benutten van duurzame energie, wil ze een voorbeeldfunctie vervullen en een nauwe samenwerking met regiogemeenten, inwoners, bedrijven en andere organisaties aangaan op het bereiken van de doelen. Met het op 24 april 2013 vastgestelde Energiebeleidsplan 2013-2016 is deze ambitie herbevestigd waarbij in activiteiten meer focus is aangebracht.

 

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

 

7.1 Bodem

 

Wettelijk- en Beleidskader

Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.

 

Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico optreden, is in Aalsmeer/Amstelveen bereikt. Het 2e spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het 3e en laatste spoor is het ruimtelijke spoor (Wro) dat tot doel heeft te komen tot een ‘goede ruimtelijke ordening. Dit gebeurt door nieuwe gebruiksfunctie (bv. wonen) alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Bij bestaand bodemgebruik worden natuurlijk momenten aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren. Als ijkpunt kunnen de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit worden toegepast.

 

In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.

 

De 3 sporen komen te zijner tijd samen in de Omgevingswet. De uitgangspunten van de Nota bodembeheer worden dan vertaald in de omgevingsvisie en resp. omgevingsplannen.

 

Provinciale milieuverordening

De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over manier waarop het landschap is ontstaan. Ze vormen ons aardkundig erfgoed. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. Paragraaf 5.1.7 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed. Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd.

 

Relevantie plangebied

De oorsprong van het plangebied is beschreven in paragraaf 5.1.3 over cultuurhistorie.

 

De Schinkelpolder, in het zuidelijke deel van het plangebied, is een ontveende polder. De kleine Noorddijk is een restant van de historische 17e-eeuwse dijk. Ten noorden van de Schinkelpolder bevond zich de Rietwijkeroorderpolder. Deze veenpolder, sinds het midden van de 17e eeuw ingepolderd, is pas aan het eind van de 19e eeuw ontveend en drooggemalen. Restanten van deze polder betreffen de Bleekerskade en Koenenkade. Ook een groot deel van de voormalige Buitenveldersche Buitendijkse polder, tussen Rietwijkoorderpolder en Amsterdamse weg, is pas tijdens de aanleg van het Bos ontveend.

 

Door de grootschalige ontveningen is nog weinig van het oorspronkelijk veenlandschap over in het Bos. Alleen langs de westelijke Oevers van de Poel is nog een deel in tact. Daarnaast hebben de historische dijken en kaden nog een basis van veen. De bodem van de polders bevindt zich zo'n 2 meter dieper en bestaat hoofdzakelijk uit humeuze klei.

 

Zoals hierboven is aangegeven, bestaat de bodem hoofdzakelijk uit humeuze klei. Het oorspronkelijke veendek, afgezien van dijken en kade, is volledig vergraven. In de bodemkwaliteitskaart van Amstelveen bestaat het Amsterdamse Bos uit 1 zelfstandige zone. De gemiddelde kwaliteit van de bovengrond is categorie 1, de ondergrond bevat geen verontreinigingen.

Opgemerkt dient te worden dat dit geldt voor de onverdachte delen. Delen van de bodem, met name onder wegen en parkeerplaatsen bevatten een verontreinigde bodem door puinverhardingen, puinfunderingen en erfenissen van (historische) bebouwing. Over het algemeen vormen deze verontreinigingen geen belemmering voor het huidige gebruik.

Er is een enkele lokale bodemverontreiniging bekend: deze betreft het voormalige terrein van het CCB aan het eind van de Bleekerskade, te noorden van de parkeerplaats. De verontreinigingen worden gekenmerkt door verontreinigde ophoog- en verhardingslagen. Het terrein ligt braak, direct aan een fiets/wandelpad en is door de groenopslag niet bijzonder toegankelijk. Als gevolg hiervan zijn de actuele risico's beperkt en is de sanering van het terrein niet urgent.

De westelijke oeverlanden van de Amstelveense Poel zijn aangewezen als bijzonder bodembeschermingsgebied. Het gebied betreft wordt omschreven als oeverlanden met ongerijpt veen en petgaten. De bescherming heeft met name een waterhuishoudelijke component: het grond- en oppervlaktepeil mag niet verlaagd worden en er mag geen gebiedsvreemd water worden ingelaten.

 

 

7.2 Water

 

Beleidsdoelen water

Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte vanwege de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.

 

Grondwater wordt volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.

 

Wettelijk kader

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.

De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.

 

In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.

 

Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

 

Gemeentelijk rioleringsplan (GRP) 2010-2015

Op basis van de Waterwet heeft de gemeente een zorgplicht voor het transport van afvalwater, voor hemelwaterafvoer en voor grondwateroverlast en -onderlast. In het gemeentelijk rioleringsplan wordt uiteengezet hoe deze zorg wordt ingevuld. Het grondwaterzorgplan is een uitwerking van de grondwaterzorgtaak die in het GRP staat omschreven.

 

Beleid Hoogheemraadschap Rijnland

Het Amsterdamse Bos ligt binnen het beheergebied van het hoogheemraadschap Rijnland. Het beleid van het hoogheemraadschap is dat bij een toename van verharding, 15% daarvan gecompenseerd moet worden met functioneel open water. Functioneel houdt in dat het open water in open verbinding staat met het overige oppervlaktewater binnen het watersysteem. De voorkeur gaat uit naar het verbreden van een watergang in de directe nabijheid van de nieuwe bebouwing. In principe kan er bij toekomstige toename van verharding geen aanspraak worden gemaakt op extra gegraven open water in het verleden.

 

Waterbergend vermogen

Binnen het plangebied is ca 1.572.109 m² oppervlaktewater en dat op een areaal van 8.043.845 m² van het plangebied. Het waterbergend vermogen wordt berekend op ca 19,54 % van het plangebied, waarbij nog geen rekening is gehouden met het waterbergend vermogen van duikers en taluds. Het op de plankaart aangegeven water van de roeibaan is in de berekening opgenomen. De niet op de plankaart aangegeven sloten zijn niet in de berekening opgenomen. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden om het waterbergend vermogen uit te breiden.

 

Oppervlaktewater

De kwaliteit van het oppervlaktewater in het plangebied is matig. Dit wordt veroorzaakt door de aanvoer van kwelwater uit de ondergrond en door de inlaat van voedselrijk water in de zomer. Het oppervlaktewater wordt beheerd door het Hoogheemraadschap Rijnland. De natuurlijke watergangen zijn gesitueerd langs de waterkering (de Koenenkade in het noordoosten van het plangebied, de Kleine Noorddijk in het zuidelijk deel van het plangebied en de Schipholdijk, de buitenrand van de Ringvaart in het westen van het plangebied) en de museumspoorlijn. Het overige water is aangelegd.

 

Peilbeheer

Het waterpeil van de Bosbaan is 4,50 m – NAP, van het sportpark 5,20 – NAP, van het bloesempark -4,75, van de omgeving van het Vogeleiland -5,35 en van de rest van het bos 5,50 – NAP. Het peil van de Landscheidingsvaart en de Poel is 1,70 m – NAP. Indien nodig kan water worden ingelaten via de Bosbaansluis en de Koenensluis vanuit het Nieuwe Meer, dat een waterpeil heeft van 0,60 m – NAP.

Het peilbeheer wordt gedaan door of namens het hoogheemraadschap. Voor wat betreft waterretentie en –infiltratie is het uitgangspunt eerst water vasthouden, dan water bergen en tenslotte water afvoeren. Bij tekort zal (zoet)water worden ingelaten. Dit is een verantwoordelijkheid van het hoogheemraadschap.

 

Vaarwater

Het water met de bestemming “Water” kan voor het overgrote deel worden gebruikt als vaarwater voor (kleine) recreatievaart. Hieronder wordt verstaan: kano´s, roeiboten, zeilboten en kleine motorschepen. Dit vaarwater wordt beheerd door de Dienst Beheer Amsterdamse Bos.

Het water dat onderdeel uitmaakt van de Ringvaart is bestemd voor beroepsvaart en voor recreatievaart. De provincie Noord-Holland is hier de vaarwegbeheerder.

Het water in de Bosbaan is niet geschikt als openbaar vaarwater en is uitsluitend bestemd voor watersport en in het bijzonder voor de roeisport en heeft daarom de bestemming “Sport - Watersport”.

 

Drinkwater

De watervoorziening wordt verzorgd door een nutsbedrijf.

 

Afvalwater

In het plangebied zijn niet alle panden op de riolering aangesloten. Voor een aantal panden is een voorziening getroffen. In een klein gedeelte van het plangebied is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aanwezig. Bij eventuele toekomstige bebouwing geldt als uitgangspunt dat het afvalwater op het riool wordt aangesloten en dat hemelwater via een voorziening moet worden geloosd.

 

Het hoogheemraadschap hanteert voor het afkoppelen van wegen en daken de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken” van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Voor deze beslisboom is de kwaliteit van afstromend regenwater van verschillende oppervlakken bepalend. Ook het gebruiken van halfverharding of open bestrating, waardoor (afgekoppeld) regenwater in de bodem kan infiltreren is een maatregel die wellicht kan worden toegepast.

De beheerder van het Amsterdamse Bos, de Organisatie Amsterdamse Bos (Gemeente Amsterdam) heeft aangegeven dat alle nieuwe gebouwen worden aangesloten op het riool of een IBA (Individueel Behandeling Afvalwater) -voorziening krijgen. Bij nieuwe gebouwen wordt hemelwater van daken opgevangen in grind, waarna het kan infiltreren in de bodem.

 

Volgens de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen (zoals koper, zink en lood) voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen.

 

Relevantie plangebied

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarvoor een keurvergunning nodig is op grond van de Keur van Waterschap Amstel, Gooi, en Vecht.

 

7.3 Archeologie

 

Wet op de archeologische monumentenzorg

De Erfgoedwet vormt samen met de Omgevingswet het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. Onderdelen van de voormalige Monumentenwet over archeologie worden overgeheveld naar de Omgevingswet. Voorbeelden daarvan zijn de verplichting om rekening te houden met archeologie bij het opstellen van bestemmingsplannen (straks omgevingsplannen) en de vergunningverlening voor het verstoren van archeologische rijksmonumenten. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied.

 

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt”, dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden.

 

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.

 

De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 

Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.

 

Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld (zie bijlage 5 Regels). Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid, en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid is door een paraplubestemmingsplan gemeentebreed verankerd.

 

De gebieden met de hoogste verwachting zijn vermeld als ‘AMK-terrein’ (Archeologische Monumentenkaart) of als ‘historische kern’. Dit zijn de op kaart paars gekleurde gebieden (Amsterdamseweg, oude dorp, bestaande en voormalige buitenplaatsen langs de Amstel en locaties van voormalige molens en posten Linie van Krayenhoff). Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 50 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. In de zones waar ‘historische bebouwing’ heeft plaatsgevonden (Amsterdamseweg, Handweg, Legmeerdijk, Bovenkerkerweg en de Amsteldijk) geldt verplicht archeologisch onderzoek bij bodemverstoringen groter dan 100 m2. De zone van het onverveend bovenland (gebied ten westen van de Amsteldijk, groot loopveld (tracé ten zuiden van de A9) en het onverveende gebied in het noordwesten van Amstelveen) heeft een middelhoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 1.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Tot deze categorie van middelhoge archeologische verwachtingswaarde behoren ook de getij-inversie-ruggen, die liggen in de Bovenkerkerpolder en de Noorderlegmeerpolder. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 5.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart. Het overgrote deel van Amstelveen bestaat uit verveend, drooggemaakt of met zand opgespoten gebied. Binnen dit gebied geldt een lage archeologische verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij bodemverstoringen van meer dan 10.000 m2 een archeologisch onderzoek dient te worden gestart.

 

Relevantie plangebied

Paragraaf 5.1.7 geeft inzicht in de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Het bestemmingsplan voorziet in een dubbelbestemming archeologie waarin voor de vijf waarderegimes regels worden gesteld voor het doen van nader onderzoek bij bodemingrepen in geval van bouwen en uitvoeren van werken.

 

 

7.4 Geluid

 

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Industrie algemeen

Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.

 

Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.

 

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.

 

Evenementen

Evenementen veroorzaken geluid. Hierbij wordt de directe geluidhinder (muziek- en omroepinstallaties) en de indirecte hinder (aankomend en vertrekkend publiek) genoemd.

 

Relevantie beschrijving plangebied

Binnen het plangebied wordt geluid veroorzaakt door verschillende bronnen, namelijk:

 

Het merendeel van het plangebied valt onder het zonebesluit Schiphol Oost. Het betreft hier industrielawaai vanuit met name de proefdraaiplaatsen voor vliegtuigen in Schiphol Oost. Het bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen, zodat geen nader akoestisch onderzoek behoeft plaats te vinden.

 

In een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn woningen, scholen of gebouwen met een functie voor de gezondheidszorg.

 

Bestaande woningen:

Voor bestaande geluidsbelaste woningen, die tijdens de invoering van de Wet geluidhinder al een te hoge geluidsbelasting ondervonden, bestaat een afzonderlijke geluidsaneringsregeling. Op basis van deze regeling wordt door het ministerie van VROM bijgedragen in de kosten voor de geluidsisolatie van buitengevels. De inventarisatie en aanmelding van woningen die voor geluidsanering in aanmerking komen heeft al plaatsgevonden. Daarom is in het kader van dit bestemmingsplan geen aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting van bestaande woningen. De uitvoering van de geluidsaneringsregeling vindt plaats op basis van afzonderlijke procedures die buiten bestemmingsplanprocedures worden doorlopen.

 

Geluidgrenswaarden voor nieuwe woningen:

De wettelijke grenswaarden bestaan uit een voorkeurswaarde en een bovengrenswaarde. Indien de geluidsbelasting tussen deze grenzen valt, dient beoordeeld te worden of de geluidsbelasting kan worden verminderd door het toepassen van geluidsbeperkende voorzieningen. In situaties waar dergelijke maatregelen niet haalbaar zijn kan een ontheffing voor de voorkeursgrenswaarde worden verkregen. In de daarvoor benodigde procedure voor de vaststelling van hogere grenswaarden, kunnen aanvullende eisen gesteld worden aan de geluidswering van de buitengevels, de situering van buitenruimten die bij de woning horen en de situering alsmede de indeling van de woningen ten opzichte van de geluidsbron.

 

Samengevat bedragen de relevante grenswaarden:

  1. voorkeursgrenswaarde 50 dB(A)

  2. uiterlijk toelaatbare grenswaarde (stedelijke situatie) 65 dB(A)

  3. uiterlijk toelaatbare grenswaarde (buitenstedelijke situatie) 55 dB(A)

  4. uiterlijk toelaatbaar binnenshuis 35 dB(A)

 

De genoemde grenswaarden zijn niet van toepassing op de nieuwe woningen in 30 km/uur gebieden of woonerven aangezien deze categorie wegen niet onder het geluidzoneringsregime van de Wet geluidhinder vallen. Het bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe woningen of geluidgevoelige bestemmingen, zodat met betrekking tot het wegverkeerslawaai geen nader akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden.

 

In artikelen 30 t/m 33 van de regels bij voorliggend bestemmingsplan worden de regels omschreven waaraan moet worden voldaan in het kader van het Luchthavenindelingbesluit. Aangezien geen bebouwing aanwezig is of is voorzien waarbij gelet op de functie of bouwhoogte rekening moet worden gehouden met dit onderwerp, bestaat geen nadere plicht tot het laten uitvoeren van een akoestisch onderzoek.

 

 

Directe hinder

In het Amsterdamse Bos vinden (dance) evenementen met versterkte muziek plaats op het Land van Bosse en Radarterrein. Evenementen met versterkte muziek vinden al sinds 2011 plaats op deze locatie. Het Amsterdamse Bos is een natuur en recreatie bos waar tevens evenementen kunnen plaatsvinden (o.a. Natuurbeheerplan 2018 Provincie Noord-Holland).

 

Geluidsnormen verschillen per evenement, afhankelijk van de aard, de duur en de locatie. Daarnaast hebben evenementen doorgaans een heel plaatselijk karakter en betreffen geen permanente activiteit. Bij het bepalen van de geluidsnormen is het belangrijk dat ze realistisch, maar ook acceptabel zijn. Realistisch betekent dit, dat het evenement volgens het plan van de organisator moet kunnen plaatsvinden. Maatschappelijk acceptabel wil zeggen dat, indien voldaan wordt aan de geluidsnormen, op voorhand geen buitensporige geluidsoverlast te verwachten is. Aanvullend op de algemene normstelling van 50 dB(A) als etmaalwaarde ter plaatse van gevels van woningen, wordt in de Wet geluidhinder gesteld dat, door geluid dat van buiten een woning komt, het geluidsniveau in geluidsgevoelige ruimten niet hoger mag zijn dan 35 dB(A)-etmaalwaarde. In tegenstelling tot de generieke regelgeving van Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer bestaan er geen wettelijke geluidsnormen voor evenementen. Bij het bepalen van de normen wordt uitgegaan van het niveau dat nodig is om het evenement mogelijk te maken, én van de maximale belasting waaraan men de woonomgeving mag blootstellen.

 

Uit jurisprudentie volgt dat het voorkomen van 'onduldbare hinder' als uitgangspunt genomen moet worden bij de beoordeling van geluideffecten vanwege evenementen. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat de geluidsnormen, zoals genoemd in de nota “Evenementen met een luidruchtig karakter” van de Inspectie Milieuhygiëne Limburg (Nota Limburg), in algemene zin gelden als geluidsnormen, waarvan bij de bepaling of sprake is van ‘onduldbare hinder’ kan worden uitgegaan. In onderstaande tabel staan de normen uit de Nota Limburg weergegeven.

 

 [image]

Grenswaarden evenementen met een luidruchtig karakter (Nota Limburg)

 

Uit de tabel volgt dat de norm van 70 à 75 dB(A) binnen de normen ligt waar voor evenementen geoordeeld wordt dat er geen 'onduldbare hinder' optreedt en dat daarmee van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat geen sprake is.

 

Bij de vaststelling van de normering ter plaatse van de omliggende woningen wordt aangesloten bij de voor evenementen gebruikelijke grenswaarden van 70 à 75 dB(A). Binnen Amstelveen wordt een geluidsnorm (Lar, LT) van 70 dB(A) bij de meest belaste woningen in de dag- en avondperiode, als alleszins acceptabel beschouwd.

 

Tijdens evenementen worden daarnaast bastonen vaak als extra hinderlijk ervaren en veroorzaken veel geluidsklachten. Daarom worden steeds vaker speciale normen gesteld voor bastonen met maximale waarden in dB(C), naast de normen in dB(A). Hierbij worden de geluidsniveaus bepaald volgens de zogeheten C-weging, waarbij de lage tonen uit het geluidspectrum zwaarder worden meegewogen in het gemeten geluid. In het Amstelveense evenementenbeleid is de maximale norm ten aanzien van bastonen op het Land van Bosse vastgesteld op 85 dB(C).

 

Voor het geluidsaspect is gekeken naar de evenementen die de grootste invloed hebben op de omgeving. Dit om te bezien wat de ruimtelijke effecten van deze evenementen zijn op de omgeving. Gekeken is naar het geluidsonderzoek / geluidsplan van de twee dance evenementen die op het Land van Bosse plaatsvinden (Dekmantel en 909 & Diynamic).

 

Voor de evenementen wordt een geluidsonderzoek/ geluidsplan opgesteld (zie voor de geluidsplannen bijlage 7). De berekeningen en beoordeling vindt plaats conform de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999' (HMRI). Ten aanzien van immissieniveaus zijn overdrachtsberekeningen verricht met het rekenprogramma Geomilieu. Doel van het geluidsplan is het optimaliseren van de geluidssituatie waardoor het evenement kan plaatsvinden binnen de gestelde geluidnormen.

 

Ten aanzien van de dance evenementen zijn de geluidsniveaus op de dichtstbijzijnde woningen berekend aan de Bosrandweg, Legmeerdijk (Bovenkerk Zuid), Takkade, camping Amsterdamse Bos, Schipholdijk, Nieuwe Meerdijk, Nieuwe Meerlaan, Oude Karselaan, Ringslang, Burgemeester Colijnweg en Kleine Noorddijk op de gevels van de maatgevende woningen. Uit de berekeningen kan worden geconcludeerd dat het optredende geluidniveau ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen varieert van 56 tot 68 dB(A). Uit de berekeningsresultaten volgt dat het evenement aan een normstelling van 70 dB(A) voor de dichtstbijzijnde geluidgevoelige functies kan voldoen. Met een geluidsbelasting van maximaal 68 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning is er tevens geen sprake van een onaanvaardbaar binnenniveau in de woning in de dag- en avondperiode.

 

Daarnaast volgt uit de berekeningen dat het optredende geluidsniveau ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen varieert van 73 tot 85 dB(C). Uit de berekeningsresultaten volgt dat het evenement aan een normstelling van 85 dB(C) op de dichtstbijzijnde geluidgevoelige functies (Bosrandweg 35 en Schipholdijk 1-3) kan voldoen. De woningen aan de Bosrandweg en Schipholdijk 1-3, gelegen op een afstand van circa 440-500 meter van het evenemententerrein, zijn daarmee maatgevend.

 

Ten aanzien van de geluidnorm dB(C) is geen wettelijk voorgeschreven richtlijn voor het vaststellen van normen voor laagfrequent geluid. Laag frequent geluid is geluid met een frequentie minder dan 100 tot 125 Hz. Deze frequenties zijn in bijna alle (omgevings)geluiden aanwezig. Bij een geluid waar relatief veel lage tonen in zitten, zal de isolatiewaarde van een woning minder zijn dan bij een geluid waar relatief weinig lage tonen in zitten. Het is dus afhankelijk van het soort muziek (bijvoorbeeld dance evenementen met veel bastonen) wat de isolatiewaarde van een woning is. Het Bouwbesluit 2012 geeft aan dat een woning minimaal 20 dB moet isoleren, hierbij is uitgegaan van het spectrum verkeerslawaai. Echter, dit spectrum is niet bepaald voor lage frequenties (beneden 100 Hz). Als het spectrum van verkeerslawaai wordt vervangen door het spectrum voor dancemuziek is de isolatiewaarde circa 2,5 dB minder.

 

Een gevelisolatie ten opzichte van 20 dB verminderd met 3 dB (afgerond van 2,5 dB) betekent een gevelisolatie van 17 dB. De geluidwaarneming, ook bij muziek met veel lage bastonen, wordt uitgedrukt in de dB(A)-waarde. Dit is het geluid dat voor mensen hoorbaar is.

Het maximale binnenniveau bij de omliggende woningen blijft bij een verminderde geluidisolatie van 3 dB, ook bij de laagfrequente tonen, onder de grens van 50 dB(A), dat wil zeggen: de grenswaarde voor de waarneming van (alle soorten) geluid.

Gelet het bovenstaande het volgende ter toelichting. Omdat in de buitenlucht de midden- en hoge tonen sneller/beter dempen dan de lage (minder dan circa 100 Hz), blijven vooral op wat grotere afstand relatief meer bassen over. Hierdoor zal het verschil tussen het dB(A) en dB(C) groter worden naarmate de afstand toeneemt. Door bij de woningen zowel een norm van 70 dB(A) als een norm van 85 dB(C) op te nemen wordt ook bij de ontvangers de hinder beperkt. Bij muziek met veel lage tonen zal bij het bereiken van de norm van 85 dB(C) bij de woningen de waarde van 70 dB(A) niet gehaald worden. Het verschil tussen dB(A) en dB(C) bedraagt dan minimaal 20 dB. Het niveau op de gevel bedraagt in dat geval niet meer dan 65 dB(A). Hierbij is een gevelisolatie van 15 dB voldoende om het binnenniveau van 50 dB(A) niet te overschrijden. De spraakverstaanbaarheid binnen de geluidgevoelige ruimten is daarmee gewaarborgd en er wordt voldaan aan de Nota Evenementen met een luidruchtig karakter (Nota Limburg).

Geconcludeerd kan worden dat de binnenwaarde, ook bij een verminderde gevelisolatie bij lage frequenties, niet het niveau van de geluidgrenswaarde van 50 dB(A), die betrekking heeft op de spraakverstaanbaarheid (dag- en avondperiode), zal overschrijden. In dit geval wordt het binnenniveau ten aanzien van het laagfrequent geluid in de maatgevende woningen aanvaardbaar geacht.

 

Ter bescherming van het woon- en leefklimaat van omwonenden van het evenemententerrein is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat evenementen moeten voldoen aan de norm van 70 dB(A) en 85 dB(C) op de gevels van geluidsgevoelige functies. Bij een aanvraag van een evenement moet de organisatie vervolgens met berekeningen aantonen hoe aan de norm op de gevels voldaan kan worden.

 

Om aan de verhoogde geluidsniveaus te kunnen voldoen dienen eventueel diverse voorzieningen te worden getroffen. Dit betreft bijvoorbeeld:

 

Maatregelen ter beperking van geluidhinder

In het bestemmingsplan zijn diverse maatregelen opgenomen die de geluidhinder beperken. Deze maatregelen betreffen:

 

Conclusie

Gelet op de geluidsplannen en de te nemen maatregelen kan in algemene zin redelijkerwijs gesteld worden dat voldaan wordt aan de geluidsniveaus en normen die voor evenementen gelden. Evenementen op deze locatie op het Land van Bosse, welke een tijdelijk karakter hebben met een maximum van 7 dagen per jaar, zijn daarmee ruimtelijk gezien inpaspaar en aanvaardbaar en er vindt geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat plaats. Aangezien de opbouw van een evenement per jaar anders kan zijn en podia waar versterkte muziek gedraaid wordt per evenement verschillend kunnen staan, zal per evenement een geluidsplan aangeleverd moeten worden waarin is aangetoond dat voldaan wordt aan de norm van 70 dB(A) en 85 dB(C) op de gevels van geluidsgevoelige functies.

 

Indirecte hinder

De indirecte hinder - meer specifiek: de geluidhinder, veroorzaakt door het wegverkeer van bezoekers van de festivals (aankomend en vertrekkend) wordt in deze paragraaf besproken. De indirecte hinder is onderzocht en opgetekend in het rapport "Indirecte hinder Amsterdamse Bos", door Tauw B.V., op 17 juli 2017, met kenmerk: R003-1239767MJO-baw-V02-NL (bijlage 8).

 

Voor, tijdens en na de evenementen in het Amsterdamse Bos is sprake van extra wegverkeer (auto's en pendelbussen). Dit extra verkeer kan leiden tot hinder. Dit wordt de zogenoemde indirecte hinder genoemd, omdat het geluid niet op het evenemententerrein zelf wordt veroorzaakt. Er is alleen sprake van indirecte hinder zolang het verkeer van en naar de evenementen nog niet is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Om te bepalen of deze indirecte hinder aanvaardbaar is, is onderzoek verricht. Eerst is bepaald waar en in welke hoeveelheden extra auto’s en pendelbussen zullen gaan rijden. Deze verkeersstromen zijn vergeleken met de aanwezigheid van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Hieruit bleek dat vooral de situatie rond de Nieuwe Kalfjeslaan en het Jan Tooropplantsoen nader onderzoek behoeft.

 

In het eerder genoemde akoestische onderzoek is getoetst aan de zogenoemde Schrikkelcirculaire. Er is namelijk geen wetgeving voor indirecte hinder, maar het is gangbaar om aan de grenswaarden uit de Schrikkelcirculaire te toetsen. Deze circulaire hanteert voor de dag, avond en nacht respectievelijk de voorkeurswaarden van 50 dB(A), 45 dB(A) en 40 dB(A). Deze mogen echter overschreden worden tot respectievelijke maxima van 65 dB(A), 60 dB(A) en 55 dB(A). Voor het gehele etmaal geldt een voorkeurswaarde van 50 dB(A) met de mogelijkheid om die te overschrijden tot maximaal 65 dB(A).

 

Uit het onderzoek van Tauw blijkt dat het extra evenementenverkeer op het Jan Tooropplantsoen niet leidt tot een overschrijding van de voorkeurswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde. Voor de Nieuwe Kalfjeslaan ligt dat anders. Hier geldt dat bij drie woningen de voorkeurswaarde wordt overschreden in de avond- en in de nachtperiode. De optredende waarden blijven echter wel onder de maximaal te ontheffen waarden.

 

Maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied, zoals schermen, zijn in dit geval niet doeltreffend of toepasbaar. Bovendien zijn de woningen waar de voorkeurswaarden worden overschreden extra geïsoleerd vanwege luchtvaartlawaai. Er zijn dus al maatregelen bij de ontvangers getroffen. Daarmee is geborgd dat in de woningen binnenniveaus van ten hoogste 35 dB(A) etmaalwaarde zullen optreden.

 

 

7.5 Luchtkwaliteit

 

Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:

 

Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.

 

Grenswaarden

Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:

 

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan bevinden zich geen gevoelige bestemmingen.

 

Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.

In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.

 

Relevantie plangebied

In algemeenheid kan worden gesteld dat de luchtkwaliteit in Amstelveen voldoet aan de maximale grenswaarden. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een nadere beoordeling hiervan nodig maakt.

 

 

7.6 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.

 

Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

 

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

 

Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op de vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.

 

Relevantie Plangebied

Voor het plangebied zijn drie risicobronnen relevant, te weten:

 

Hierna zal op elke bron verder ingegaan worden.

 

Een deel van het plangebied ligt ten noorden en een deel ligt ten zuiden van de A9. Over de A9 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Dit betekent dat tot op een afstand van 200 meter van deze rijkssnelweg verantwoording moet worden afgelegd over het groepsrisico. Binnen deze afstand liggen echter geen evenemententerreinen. Het aantal mensen is dus laag en zal ook niet substantieel toenemen. Er is derhalve geen sprake van een toename van het groepsrisico.

Met oog op de verbreding van de A9 in het kader van het 'Tracébesluit weguitbreiding Schiphol-Amsterdam- Almere 2017' is onderzoek gedaan naar de gevolgen voor externe veiligheid. Uit dit onderzoek is tevens gebleken dat er geen sprake is van een toename van het groepsrisico.

 

Delen van het plangebied vallen binnen het beperkingengebied van Schiphol. Er zijn onder andere gronden die ingevolge artikel 2.2.1 van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol worden aangewezen met nummer 3 of nummer 4. Dit levert beperkingen op ten aanzien van bouwmogelijkheden. Voor evenementen is echter geen sprake van het oprichten van gebouwen. De nabijheid van Schiphol levert in die zin dus geen belemmeringen op voor evenementen. Het is uiteraard wel aan te raden dat de organisatoren van evenementen aandacht besteden aan de zelfredzaamheid en de hulpverlening bij eventuele vliegtuigongelukken.

 

Door het plangebied lopen drie hogedruk aardgasleidingen. Vijf evenemententerreinen liggen binnen het invloedsgebied van één of twee gasleidingen. Daarom heeft de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied de externe veiligheidsrisico’s doorgerekend van de voorgenomen ontwikkelingen (neergelegd in het rapport “Externe veiligheidsrisico’s hogedruk aardgasleidingen, Ontwikkeling evenemententerrein Amsterdamse Bos”, 7 oktober 2016, bijlage 9).

 

De Omgevingsdienst concludeert ten aanzien van het plaatsgebonden risico dat de 10-6-contour op de leidingen zelf ligt. Er liggen dus geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour. Daarmee wordt voldaan aan de grenswaarde en de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico.

 

De Omgevingsdienst heeft ook het groepsrisico berekend. Het blijkt dat het hoogste groepsrisico 0,95 maal de oriëntatiewaarde betreft. Deze hoogste waarde wordt echter buiten het plangebied bereikt. Overschrijdingsfactoren geven aan hoe groot het groepsrisico is ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Voor de vijf delen van de gasleidingen zijn de maximale overschrijdingsfactoren als volgt:

 

 

Er wordt dus nergens de oriëntatiewaarde overschreden. Als het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en stijgt met meer dan 10%, dan is een uitgebreide verantwoording verplicht. Om technische redenen bleek het niet mogelijk om de uitgangssituatie te bepalen en is het dus niet aan te geven wat de toename van het groepsrisico is. Voor de volledigheid wordt hier die reden een uitgebreide verantwoording afgelegd.

 

In artikel 12 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen is bepaald wat de uitgebreide verantwoordingsplicht inhoudt. Te verwachten dichtheden van personen in de invloedsgebieden van de gasleidingen en de hoogtes van de desbetreffende groepsrisico’s zijn aangegeven in het rapport van de Omgevingsdienst. De Gasunie is de exploitant van de gasleidingen. In dit geval is het niet nodig dat de Gasunie extra maatregelen neemt om de risico’s te beperken. Een andere vereiste ingevolge artikel 12 is het afwegen van alternatieven. De evenementen in het Amsterdamse Bos behoeven vaak veel ruimte en sommige hebben ook een aanzienlijke geluiduitstraling. Het Amsterdamse Bos is daarom de aangewezen locatie. Bovendien worden de meeste evenementen al jaren gehouden op de desbetreffende locaties en is nooit sprake geweest van risicovolle incidenten. De nu berekende groepsrisico’s zijn ook niet dermate hoog, dat ze niet te verantwoorden zouden zijn.

Het is van belang dat organisatoren van evenementen wel op de hoogte zijn van de locaties van de gasleidingen en in de nabije omgeving geen voorwerpen diep in de bodem aanbrengen. Positief is dat zeker bij grotere evenementen altijd hulpdiensten aanwezig zijn. Mocht er iets gebeuren met een gasleiding, dan kunnen de hulpdiensten assistentie verlenen en ingrijpen. Bovendien zijn bezoekers van evenementen over het algemeen zelfredzaam. Mocht zich een ongeval met een gasleiding voordoen, dan kunnen mensen zich zelf uit de voeten maken. Dankzij de omgeving van het Amsterdamse Bos kan men ook naar alle kanten vluchten, dus altijd weg van een leiding. Dit alles maakt dat het groepsrisico ten gevolge van de aanwezige gasleidingen goed te verantwoorden is.

 

 

7.7 Natuur

 

7.7.1 Algemeen

 

Daar waar bestemmingsplannen en inpassingsplannen ruimtelijke ontwikkelingen en projecten mogelijk maken, moet rekening worden gehouden met (beschermde) natuurwaarden in de omgeving. Het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik mag er namelijk niet toe leiden dat hierdoor te beschermen waarden van een bepaald gebied of bepaalde planten- en diersoorten worden aangetast.

 

Het vaststellen van een bestemmingsplan kan gevolgen hebben voor natuurgebieden waarvoor op grond van nationale of internationale regelgeving of nationaal beleid een speciaal beschermingsregime geldt. Dit noemen we gebiedsbescherming.

 

Daarnaast kunnen individuele dier- en plantensoorten bescherming genieten ongeacht waar zij voorkomen (soortenbescherming).

 

Zowel met gebieds- als soortenbescherming moet, mede met het oog op de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan, rekening worden gehouden bij de vaststelling ervan.

 

Naast de wettelijke regelingen voor gebieds- en soortenbescherming is het van belang te constateren dat het plangebied onderdeel uitmaakt van de gemeentelijke Hoofdgroenstructuur. In het 'Groenstructuurplan voor Amstelveen 2008-2018: Ruimte voor groen' (zie paragraaf 6.4.6) is de hoofdgroenstructuur van Amstelveen vastgelegd.

 

Voorliggend bestemmingsplan is in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen uit het groenstructuurplan. Middels de natuur- en recreatiebestemmingen waar nodig voorzien van een aanlegvergunningenstelsel vindt regulering plaats van de mogelijkheden binnen de hoofdgroenstructuur.

 

7.7.2 Wet natuurbescherming

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

7.7.3 Natuurbeheerplan 2018

 

Zoals eerder aangegeven valt het gehele grondgebied van het Amsterdamse Bos onder het NNN en is op het westelijke deel (langs de Ringvaart) en langs het zuidwestelijke deel de EVZ (Ecologische Verbindingszone) van toepassing.

 

In het Natuurbeheerplan 2018 Noord-Holland (vastgesteld 13 november 2017) is aangegeven dat het Amsterdamse Bos (samen met de Nieuwe Meer) gericht is op het opvangen van recreanten en evenementen. Door de recreatieve betekenis wordt bij het gebruik een goede combinatie van natuur en recreatie nagestreefd.

 

Middels het opnemen van de natuur- en recreatiebestemming ligt voorliggend bestemmingsplan in lijn met het Natuurbeheerplan 2018.

 

Het Natuurbeheerplan wordt nader besproken onder paragraaf 6.3.5.

 

7.7.4 Relevantie plangebied evenementen

 

Onderzoek Nulmeting festivalterreinen Amsterdamse Bos

Op 6 april 2017 is de 'Nulmeting festivalterreinen Amsterdamse Bos - Definitief rapport' opgeleverd door het adviesbureau E.C.O. Logisch (projectcode: AMEC1612) (bijlage 10).

 

Het doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de actuele en potentiele natuurwaarden in het gebied als ecologische onderbouwing bij het planologisch aanwijzen van de betreffende gebieden als evenementen locatie, ofwel 'evenemententerreinen' (in de bestaande situatie worden de betreffende locaties sinds jaren aangewend als evenementenlocaties).

 

In het Amsterdamse Bos vinden jaarlijks meer dan 250 evenementen en groepsactiviteiten plaats, veelal in het hoogseizoen (van april tot en met september). Van sportieve, culturele, natuur- en vrijetijdsevenementen tot grootschalige muziekfestivals met internationaal bereik. Er zijn veel jaarlijks terugkerende evenementen zoals de grote muziek- en openluchtvoorstellingen en sportactiviteiten, naast de kleinschalige groepsgerichte activiteiten en evenementen. Het Amsterdamse Bos is naast een natuurgebied een belangrijk recreatiegebied dat vele bezoekers trekt en waar evenementen met respect voor flora en fauna georganiseerd mogen worden. Evenementen dienen passend in het bos te zijn, rekening houdend met de mogelijkheden en onmogelijkheden die het bos biedt.

 

De organisatoren van de evenementen dienen er voor zorg te dragen dat de Wet Natuurbescherming niet wordt overtreden. Om deze reden is een inschatting gemaakt van de mogelijke effecten die de aanwezige evenementen op beschermde natuurwaarden hebben.

 

De evenemententerreinen herbergen mogelijk functies voor beschermde vleermuizen, broedvogels met jaarrond beschermde nesten, algemene broedvogels, de ringslang, boommarter, bunzing, eekhoorn, hermelijn en de wezel. Of en waar deze zich in het projectgebied bevinden is nog onbekend. Aangezien het voornamelijk gaat om (tijdelijke) verstoring, omdat er wezenlijk niets verandert aan de projectgebieden, zijn de te verwachten effecten beperkt tot verstoring. Met name broedvogels kunnen worden verstoord. Om deze reden is het aan te bevelen om de nadruk te leggen op het voorkomen van verstoring van broedvogels. Indien er evenementen plaatsvinden met een grotere kans op verstoring vanwege hoge geluidsniveaus en lichtverstoring in de broedperiode van vogels (grofweg maart - augustus), dient aandacht te worden geschonken aan het feit of de evenementen geen negatieve invloed zullen hebben op broedgevallen. Via goede communicatie met de organisatoren en beheerders dient verstoring van broedgevallen te worden voorkomen door het nemen van bepaalde maatregelen of het ontzien van bepaalde zones. Broedgevallen zijn te allen tijde beschermd, ook als deze buiten het broedseizoen aanwezig zijn. Daarbij kan van te voren worden bepaald waar de broedgevallen zich bevinden en hoe verstoring voorkomen kan worden.

 

Het bestemmingsplan maakt geen feitelijk nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een nadere beoordeling van de aanwezige dier- en plantensoorten nodig maakt. Het is aan te bevelen de natuurgegevens actueel te houden. Verder wordt aangegeven dat de organisatoren van de evenementen zorgdragen voor de eerbiediging van de Wet natuurbescherming.

 

Natuurtoets dance evenementen Land van Bosse

Naar aanleiding van de dance evenementen die plaatsvinden op het Land van Bosse hebben organisatoren van deze evenementen een natuurtoets uit laten voeren (zie bijlage 11). Deze evenementen betreffen een 3-daags en een 2-daags festival. Ten aanzien van de natuurtoets is een bureauonderzoek en een terreinbezoek uitgevoerd. In deze onderzoeken zijn de relevante beschermde soorten onderzocht. De soortgroepen betreffen: flora, zoogdieren, vleermuizen, vogels (algemeen), vogels (jaarrond beschermde nesten), amfibieën en reptielen, vissen, vlinders, libellen en overige soortgroepen. daarnaast zijn de effecten op beschermde gebieden (Natuurnetwerk Nederland NNN) onderzocht.

 

Uit de natuurtoets blijkt dat in de bospercelen buiten het evenemententerrein algemene soorten broedvogels aanwezig zijn en de buizerd mogelijk aanwezig is. Vleermuizen (foeragerend) zijn boven watergangen en langs de boszoom buiten het evenemententerrein aanwezig. Boommatter en eekhoorn zijn mogelijk buiten het evenemententerrein aanwezig. De ringslang is aan de oostzijde van het terrein aanwezig. Bittervoorn en kleine modderkruiper kunnen mogelijk aanwezig zijn in de watergangen buiten het evenemententerrein. Ten slotte zijn beschermde planten mogelijk aanwezig in biotopen buiten het evenemententerrein. De aanwezigheid van beschermde amfibieënsoorten is uit te sluiten. Ongewervelde soorten zijn niet aangetroffen tijdens het terreinbezoek. De aangetroffen biotopen zijn niet geschikt als leefgebied voor deze soorten.

 

Als gevolg van de evenementen kunnen de volgende effecten optreden:

 

Vogels

Door de evenementen worden geen (potentiële) nestplaatsen direct aangetast, vanwege het uitblijven van fysieke ingrepen, zoals kap of sloop. De waargenomen bos- en roofvogels zullen deels wel op het evenemententerrein foerageren dat tijdens de evenement verstoord zal zijn. Er is echter voldoende foerageergebied in de omgeving in het Amsterdamse Bos aanwezig. De nesten van buizerds en zangvogels zullen niet door de drukte, maar mogelijk wel van het geluid tijdens de optredens hinder ondervinden. Dit is echter tot dusver alleen waargenomen bij verstoring van langere duur. Tijdens festivals in Amsterdam is geen wezenlijke verstoring van nesten vastgesteld van broedende vogels op nesten, onder een geluidsbelasting van 60 tot 95 dB(A). De onderzochte vogels verlieten de nesten niet en bleven de jongen voeren. Het betrof broedgevallen die fysiek gescheiden waren van de grote publieksstromen, maar waar wel een hoge geluidsbelasting aanwezig was. Om deze reden wordt de kans gering ingeschat dat vogelsoorten wezenlijk verstoord zullen worden door de geluidsverstoring van evenementen.

 

Door maatregelen wordt een onaanvaardbare verstoring van vogels voorkomen. Deze maatregelen kunnen zijn:

 

Grondgebonden zoogdieren

Het evenemententerrein is voor algemene soorten als konijn, mol en mogelijk veldmuizen tijdelijk ongeschikt gedurende het evenement. Het bosgebied rondom vormt het leefgebied van de Eekhoorn en Boommarter. Zij ondervinden mogelijk enige hinder van de drukte en het geluid van het festivalterrein. De functionaliteit van hun leefgebied komt daardoor echter niet in het geding. In de directe omgeving zijn voldoende alternatieve foerageergebieden aanwezig en de dieren kunnen na afloop van het festival weer terugkeren in hun oorspronkelijke leefgebied. Omdat de festivalgangers alleen via de toegang het terrein kunnen verlaten, wordt voorkomen dat ze deze alternatieve gebieden kunnen betreden. Er worden derhalve geen verbodsbepalingen overtreden en de gunstige staat van instandhouding van zowel Boommarter als Eekhoorn is niet in gevaar.

Ten aanzien van het radargebouw kan de steenmarter in het gebouw voorkomen. Het radargebouw maakt echter geen deel uit van de evenementen die er plaatsvinden.

 

Vleermuizen

Het evenemententerrein en omgeving lijkt met de watergangen en de bospercelen rondom het terrein uitermate geschikt als vlieg- en fourageerroute voor (boom bewonende) vleermuizen.

Gezien de aard van het project fysieke aantasting van de omgeving uitsluit - er verdwijnen geen verblijfplaatsen - zal slechts sprake zijn van een tijdelijke afname van de kwaliteit van de natuurwaarden van een deel van het Amsterdamse Bos. De hoogste gevoeligheid van vleermuisoren ligt bij de hoge tonen (dB(C)), die niet zo ver dragen als lage tonen waar de dB(A)-waarden betrekking op hebben. Er is geen sprake van het verstoren en aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen, mede gezien het feit dat deze in het bos liggen (dempende werking van bomen). Evenementen produceren geluid dat voor het menselijk gehoor is bedoeld. Vleermuizen maken gebruik van voor de mens nauwelijks tot niet waarneembaar geluid (sonar). De door vleermuizen gemaakte geluiden hebben een geheel andere frequentie dan het door mensen gehoorde en door dance evenementen geproduceerde geluid. Daaruit kan worden geconcludeerd dat er geen sprake zal zijn van maskering van het vleermuisgeluid door het evenementengeluid. Daarnaast betreft het slechts een tijdelijke activiteit en is voldoende alternatief leefgebied aanwezig. Een negatief effect op het leefgebied van vleermuizen is daarom uitgesloten.

Sommige vleermuissoorten zijn gevoelig voor verlichting en worden daardoor verstoord, andere worden daarentegen juist door verlichting aangetrokken. Als gevolg van met name lichthinder door de muziekfestivals, zullen s ’avonds wel tijdelijke verstorende effecten kunnen optreden op het foerageergedrag van vleermuizen. Er liggen echter voldoende alternatieve lijnvormige structuren in de omgeving (brede watergangen), die de vleermuizen als vliegroute tussen verblijf- en foerageerplek kunnen gebruiken. Vleermuizen kunnen enkele kilometers afleggen tussen hun verblijfplaats en hun foerageergebieden. Gezien de tijdelijke verstoring (in avond) blijft de functionaliteit van hun leefgebied behouden. In deze periode is er ook voldoende foerageermogelijkheid in de omgeving van het evenemententerrein en elders in het Amsterdamse Bos. Negatieve effecten van verlichting op vleermuizen worden daarom uitgesloten.

Door maatregelen wordt een onaanvaardbare verstoring van vleermuizen voorkomen. Deze maatregelen kunnen zijn:

 

Reptielen

In de nabijheid van het evenemententerrein komt de ringslang mogelijk voor die door geluidshinder kan worden verstoord. Omdat slangen wel een oorbotje bezitten, maar geen middenoor en ook geen trommelvlies, kunnen ze dus niet horen. Wel kunnen ze geluiden met een lage frequentie waarnemen.

Slangen zijn gevoelig voor trillingen (via de bodem), omdat de qua oppervlak relatief grote buikzijde permanent contact met de bodem maakt. Ook met het binnenoor kunnen trillingen in de bodem worden opgemerkt. Een slang kan aan de hand van de sterkte van de trillingen inschatten of een mogelijke vijand dichterbij komt en zo snel en ongezien wegvluchten.

Het leefgebied van de ringslang wordt middels een sloot van het festivalterrein gescheiden. Dit heeft een dempend effect op de trillingen. Hiernaast geldt dat het leefgebied van de ringslang niet door festivalgangers wordt betreden (en dus niet direct verstoord wordt). Er zal hierdoor geen hinder van de activiteiten op deze soort optreden. De functie van het leefgebied van de ringslang wordt niet aangetast. De trillingen veroorzaken geen schade of wezenlijke verstoring van de dieren.

 

Vissen

In de watergangen rondom het terrein kunnen de zwaarder beschermde soorten Bittervoorn en Kleine modderkruiper voorkomen. Exemplaren van deze soorten kunnen in sloten die direct naast het evenemententerrein liggen mogelijk worden verstoord door geluidstrillingen in het water. Omdat deze watergangen echter in verbinding staan met aangrenzende watergangen, kunnen dieren eventueel naar andere, rustiger plekken in het Amsterdamse Bos uitwijken. De functie van het leefgebied wordt niet aangetast. De trillingen veroorzaken geen schade of wezenlijke verstoring van de dieren. Er worden geen verbodsbepalingen overtreden.

 

Flora

De aanwezigheid van zwaar beschermde florasoorten op het evenemententerrein is uit te sluiten. Het terrein bestaat uit kort gemaaid grasveld dat voor recreatieve doeleinden gebruikt wordt. Eventuele beschermde soorten kunnen in de omgeving ervan voorkomen. Omdat de festivalgangers (fysiek) geen toegang hebben tot deze wat meer natuurlijk ingerichte terreinen, zoals bijvoorbeeld het zuidelijk gelegen moerasgebiedje, worden dergelijke biotopen ook niet betreden. Daardoor is het uitgesloten dat er negatieve effecten op deze soorten optreden. Mogelijk kan er langs de oevers soorten als zwanenbloem voorkomen. Door middel van het afschermen van oevers met hekken kunnen negatieve effecten worden voorkomen.

Ten aanzien van het radargebouw kunnen op/ tegen het gebouw gele helmbloem, steenbreekvaren en tongvaren voorkomen. Het gebouw wordt tijdens evenementen niet gebruikt of verstoord, dus negatieve effecten op deze soorten kunnen worden uitgesloten.

 

Gebiedsbescherming

Het Land van Bosse ligt op een afstand van 8.5 km van het Natura 2000-gebied Botshol. Op basis van de aard en omvang van de activiteiten en de afstand zijn er geen nadelige effecten van evenementen op dit gebied te verwachten.

 

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het ruimtelijk beleid voor NNN is gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN. Als wezenlijke kenmerken en waarden worden de actuele en potentiele waarden gedefinieerd, gebaseerd op de natuurdoelen van het gebied. Bij schade aan deze doelen geldt een compensatieplicht. Het evenemententerrein bevindt zich binnen het NNN. Gezien het tijdelijke karakter van de evenementen, waarbij fysieke gevolgen uitblijven en het feit dat de effecten (geluidshinder en lichtverstoring) slechts op een beperkt deel van het Amsterdamse Bos betrekking hebben, is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. Significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN als gevolg van het project kunnen worden uitgesloten.

 

Ten aanzien van het Land van Bosse is de ondergrond geschikt gemaakt voor een groot aantal bezoekers om grootschalige evenementen mogelijk te maken. Het Land van Bosse heeft een oppervlakte van 9 ha. Daarvan is 5 ha geschikt gemaakt voor evenementen en de overige 4 ha is ingericht tot een natte ecologische verbindingszone. Deze ecologische zone is onderdeel van de ecologische verbinding tussen Spaarnwoude en Amstelland. De ontwikkeling van deze natte zone bevordert de migratie van planten en dieren tussen deze gebieden. Deze ecologische verbindingszone draagt bij aan de beleidsdoeleinden van de provincie met betrekking tot de ecologische verbindingszone Groene As.

 

Conclusie

Gelet het bovenstaande en de uitgevoerde onderzoeken kan in algemene zin redelijkerwijs gesteld worden dat op basis van de mogelijke effecten van de evenementen op het Land van Bosse en in het Amsterdamse Bos niet door de Wet natuurbescherming zal worden verhinderd. Hiervoor dient, indien noodzakelijk, wel rekening gehouden te worden met de mitigerende maatregelen zoals hierboven beschreven. Wanneer men zich aan deze maatregelen houdt, zal de ingreep geen overtreding van Wet natuurbescherming inhouden.

 

 

7.8 Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.)

 

Wettelijk kader

Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. De wijziging van het Besluit m.e.r. volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer (Wm) zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel. Via een vormvrije m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld of een milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling moet worden opgesteld.

 

Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling

Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bekeken te worden of de ontwikkeling onder de zogenaamde lijsten met C en D activiteiten valt. C activiteiten zijn plannen en projecten waarvoor een MER verplicht is. D activiteiten en projecten zijn plannen waarvoor beoordeeld moet worden of een MER gemaakt moet worden. De activiteiten die in het Amsterdamse Bos (evenementen) mogelijk worden gemaakt vallen niet onder de lijst C en D ‘Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage dan wel m.e.r.-beoordeling verplicht is’.

 

 [image]

 

Milieugevolgen

Het doel van een m.e.r. is om milieu een rol te laten spelen bij de besluitvorming. Hoewel er geen m.e.r. dan wel vormvrije m.e.r. noodzakelijk is, zijn ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure de milieueffecten met betrekking tot de evenementen nader onderzocht. In de vorige paragrafen zijn verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, archeologie en cultuurhistorie, luchtkwaliteit, verkeer en parkeren, natuur en externe veiligheid. Hieruit blijkt dat er vanwege de evenementen geen sprake is van nadelige milieugevolgen. Daarnaast brengt de omvang van de voorgenomen ontwikkeling geen zodanige productie van afvalstoffen, verontreiniging, hinder en risico van ongevallen met zich mee op basis waarvan belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Ten behoeve van de evenementen zijn geen natuurlijke hulpbronnen nodig. Ten slotte spelen er geen andere ontwikkelingen in de nabijheid van het plangebied. Van cumulatie met enig andere ontwikkeling is dan ook geen sprake.

 

Conclusie

In het Amsterdamse Bos is er geen sprake van activiteiten die voorkomen op de C- en D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage. Daarom is er geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling nodig.