direct naar inhoud van Regels

Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-Oost 2015 - Middenwaard

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0362.13C-VG01
Plantype: wijzigingsplan

TOELICHTING

 

 
Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding en doelstelling

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

1.3 Geldend bestemmingsplan

1.4 Leeswijzer

 

Hoofdstuk 2 VISIE PLANGEBIED

2.1 Uitgangspunten

2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking

2.3 Motivering gemaakte keuzes

 

Hoofdstuk 3 PLANOPZET

3.1 Algemeen

3.2 De bestemmingen

 

Hoofdstuk 4 UITVOERBAARHEID

4.1 Actuele regionale behoefte

4.2 Economische uitvoerbaarheid

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

4.4 Handhaving

 

Hoofdstuk 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

5.1 Inleiding

5.2 Huidige situatie plangebied

 

Hoofdstuk 6 BELEIDSKADER

6.1 Inleiding

6.2 Rijksbeleid

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

6.4 Gemeentelijk beleid

6.5 Conclusie

 

Hoofdstuk 7 OMGEVINGSKWALITEIT

7.1 Bodem

7.2 Water

7.3 Archeologie en cultuurhistorie

7.4 Geluid

7.5 Luchtkwaliteit

7.6 Externe veiligheid

7.7 Flora en fauna

7.8 Duurzaam bouwen en energie

 

 

 

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

 

1.1 Aanleiding en doelstelling

 

Op 30 september 2015 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' vastgesteld. Sinds 19 november 2015 is dit plan onherroepelijk in werking. In het bestemmingsplan zijn voor het gebied Middenwaard twee wijzigingsgebieden opgenomen. Burgemeester en wethouders hebben ter plaatse van deze gebieden de bevoegdheid om de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemmingen 'Woongebied' of 'Groen'. Dit plan wijzigt de bestemming 'Verkeer' in de bestemming 'Woongebied'.

 

Aanleiding

Aanleiding voor de herontwikkeling van het gebied Middenwaard is een motie die op 16 december 2004 is ingediend door de VVD, Groen Links, PvdA en Burgerbelangen Amstelveen. In deze motie werd het college verzocht de mogelijkheden voor woningbouw ter plaatse van de Middenwaard te onderzoeken. Op 16 december 2009 is de Nota van Uitgangspunten (NvU) voor de herontwikkeling van Middenwaard/Marne door de gemeenteraad vastgesteld. In september 2012 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelvisie Middenwaard vastgesteld.

 

Na het vaststellen van de Ontwikkelvisie is het project verder uitgewerkt. Voor de start van het opstellen van het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' is de haalbaarheid van het project opnieuw bekeken en is een tussenrapportage opgesteld. Het resultaat was negatief. De belangrijkste hindernis was de bodemkwaliteit in de vorm van de aanwezigheid van een sterk verontreinigd grondlichaam van aanzienlijke omvang. In de periode daarna zijn verschillende alternatieven onderzocht.

 

In januari 2014 is een marktconsultatie uitgezet. Aan marktpartijen is gevraagd mee te denken en te komen met ideeën over de markt, doelgroepen, haalbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. De uitkomst van het onderzoek naar alternatieven, optimalisaties en de marktconsultatie heeft geleid tot een aangepast voorstel voor de ontwikkeling van Middenwaard.

 

Doelstelling

Het doel van dit wijzigingsplan is het mogelijk maken van woningbouw in de twee wijzigingsgebieden in het gebied Middenwaard. Het plan voorziet in grondgebonden eengezinswoningen met een maximale bouwhoogte van 11 meter. Langs de noordelijke rand van het gebied blijft een grote strook groen gehandhaafd. De voet- en fietsverbinding wordt hier doorgetrokken van west naar oost om aan te sluiten op de recreatieve fietsroute in de aan de oostzijde gelegen polder.

Met dit wijzigingsplan wordt beoogd om voor Middenwaard een toekomstbestendig juridisch-planologisch kader vast te stellen.

 

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

 

Het gebied Middenwaard is een onbebouwde strook grond en ligt in het zuidoosten van Amstelveen tussen de wijken Groenelaan en Waardhuizen in. Ten noorden van Middenwaard ligt de wijk Groenelaan en ten zuiden de wijk Waardhuizen. De percelen aan de oost- en westzijde van het plangebied zijn ingevolge het geldende bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' bestemd voor woondoeleinden. De twee percelen daartussen vormen het plangebied van dit wijzigingsplan. Het plangebied is ca. 16.000 m2 groot en ligt ten noorden van de weg Turfschip, ten oosten van de Gondel en ten westen van de Bovenkerkerpolder. De weg Groenelaan doorsnijdt het plangebied.

 

 

 [image]

 

Afbeelding 1: ligging en indicatieve begrenzing plangebied

 

1.3 Geldend bestemmingsplan

 

In artikel 45 van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om in twee deelgebieden van Middenwaard de geldende verkeersbestemming te wijzigen in de bestemming 'Woongebied'. Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan.

 

Aan het wijzigen van de bestemming zijn de volgende randvoorwaarden verbonden:

  1. binnen het woongebied zijn woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning, toegestaan met aan- en uitbouwen en bijgebouwen, parkeervoorzieningen, wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden met daarbij behorende tuinen en erven, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waterhuishoudkundige voorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en infrastructurele voorzieningen ten behoeve van de bestemming met daaraan ondergeschikt straatmeubilair;

  2. het aantal parkeerplaatsen dient te voldoen aan de geldende parkeernota;

  3. de maximale bouwhoogte van de woningen bedraagt 11 meter;

  4. watercompensatie van wijzigingsgebieden 1 en 2 worden binnen hetzelfde peilgebied gerealiseerd;

  5. wijzigingsgebied 1 mag niet worden ontsloten vanaf de Turfschip;

  6. een ontstane achtererfgebied mag voor maximaal 50% worden bebouwd in één bouwlaag met kap;

  7. een eventueel voorerfgebied mag niet worden bebouwd, behoudens een erker of een entreevergroting in één bouwlaag.

 

Het voorliggende wijzigingsplan voldoet aan de hierboven genoemde criteria van het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015'.

 

In artikel 48 van het bestemmingsplan wordt een procedure voorgeschreven die moet worden gevolgd bij het toepassen van de bovenbedoelde wijzigingsbevoegdheid. Op de voorbereiding van een wijziging is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing met dien verstande dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 3:12 van die wet, tevens langs elektronische weg geschiedt, dat het ontwerp-besluit met de hierbij behorende stukken tevens langs elektronische weg beschikbaar wordt gesteld, dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging omtrent de wijziging besluiten en dat de kennisgeving van het besluit tot vaststelling van de wijziging tevens langs elektronische weg geschiedt.

 

Het onderhavige wijzigingsplan is op basis van deze procedure tot stand gekomen.

 

1.4 Leeswijzer

 

In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimtegebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het wijzigingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het plan wordt beoogd en hoe het juridisch wordt vertaald, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.

 

Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden weer, een toelichting op en motivering van de gemaakte keuzen die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.

 

 

 

HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED

 

2.1 Uitgangspunten

 

Het 'Wijzigingsplan Amstelveen Zuid-Oost 2015 - Middenwaard' is in overeenstemming met de Structuurvisie 2025+, de daarbij behorende uitvoeringsparagraaf en de wijzigingsregels van het moederplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015'.

 

2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking

 

De ontstaansgeschiedenis en ligging in Amstelveen maakt van Middenwaard een bijzondere ontwikkellocatie. Middenwaard is een open vlakte met een grondlichaam gelegen tussen de wijken Groenelaan en Waardhuizen. De wijk Groenelaan is aangelegd vanaf halverwege de jaren zestig tot halverwege de jaren 70. Deze wijk bestaat overwegend uit hoogbouw (67%). De wijk Waardhuizen is in de jaren zeventig en tachtig neergezet volgens de nieuwste inzichten: woonerven in het groen. In deze wijk zijn voornamelijk eengezinswoningen (69%) gebouwd. Het grondlichaam is destijds aangelegd ten behoeve van een afrit van de rijksweg A3 (tussen Amsterdam en Rotterdam, dwars door het Groene Hart). Deze rijksweg is nooit aangelegd. De grond is tijdens de bouw van deze wijken gebruikt als vuilstort en opslag- en doorvoerdepot tijdens het bouwrijp maken. Het grondlichaam is deels verontreinigd en wordt nu afgegraven om het gebied om te kunnen vormen naar een woonbuurt.

 

2.3 Motivering gemaakte keuzes

 

De gemeenteraad heeft met het vaststellen van het bestemmingsplan "Amstelveen Zuid-Oost 2015" bepaald dat in het gebied Middenwaard woningen mogen worden gebouwd. Het plan was om eerst ten oosten en ten westen van het bestaande grondlichaam woningbouw te realiseren en vervolgens onderzoek te doen naar de ontwikkelmogelijkheden ter plaatse van het grondlichaam. Inmiddels is besloten om het bestaande grondlichaam volledig af te graven, zodat Middenwaard in één keer kan worden gerealiseerd. Daarbij blijft het uitgangspunt, zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd, dat de woonbebouwing vanuit het westen afloopt van hoog naar laag, van meer stedelijk naar landelijk.

 

In het bestemmingsplan is voor Middenwaard een beeldkwaliteitsplan opgenomen, waarbij wordt uitgegaan van 3 ontwikkelgebieden. Ontwikkelgebied 1 is het meest westelijk gelegen gebied, ontwikkelgebied 2 is het middengebied waarvoor het onderhavige wijzigingsplan wordt opgesteld en ontwikkelgebied 3 is het meest oostelijk gelegen gebied.

 

 

 [image]

Afbeelding 2: de drie ontwikkelgebieden uit het beeldkwaliteitsplan voor Middenwaard. Voor ontwikkelgebied 2 wordt het onderhavige wijzigingsplan opgesteld.

 

In het beeldkwaliteitsplan is een aantal spelregels opgenomen die betrekking hebben op de ruimtelijke kwaliteit en samenhang in het gebied. Het plan geeft zodoende kaders voor de inrichting van de openbare ruimte, de aanleg van de minimale infrastructuur en het versterken van het bestaande groene raamwerk. Het ruimtelijke raamwerk is de constante factor.

 

De te ontwikkelen deelgebieden mogen ieder een eigen identiteit krijgen. Deze identiteit wordt ontleend aan de ligging in het gebied. In het beeldkwaliteitsplan zijn daarom minimale randvoorwaarden voor de bebouwing vastgelegd; aangegeven is wat niet mag en wat de voorkeur heeft. Het beeldkwaliteitsplan geeft daarmee duidelijkheid aan ontwikkelaars en zekerheid aan omwonenden. Het beeldkwaliteitsplan vormt samen met het bestemmingsplan (deelgebieden 1 en 3) en het wijzigingsplan (deelgebied 2) het kader voor de uitgifte van de gronden.

 

Bij het opstellen van de regels van dit wijzigingsplan is rekening gehouden met de inhoud van het beeldkwaliteitsplan.

 

 

 

HOOFDSTUK 3 PLANOPZET

 

3.1 Algemeen

 

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.

 

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.

 

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor een ieder. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt gebruikt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Amstelveen. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar.

 

Het voorliggende wijzigingsplan wordt opgesteld om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders, zoals dat is geregeld in artikel 45 (Wetgevingszone wijzigingsgebied 1 en 2) van het geldende bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015'. In dat artikel is, kortgezegd, bepaald dat burgemeester en wethouders de bestemming 'Verkeer' ter plaatse van het middengebied van Middenwaard kunnen wijzigen in de bestemming 'Woongebied'. Aangezien deze wijziging van de functie in het bestemmingsplan reeds was voorzien, heeft een deel van de onderbouwing reeds in de bestemmingsplanfase plaatsgevonden.

 

Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan. Kenmerkend aan wijzigingsplannen is dat zij niet een nieuw planologisch kader inhouden, maar een wijziging van het bestaande planologische kader. Dit houdt in dat naast het wijzigingsplan, de regels van het moederplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' onverminderd van toepassing zijn, voor zover deze niet zijn gewijzigd middels dit wijzigingsplan. In paragraaf 1.3 is concreet aangegeven welke criteria het moederplan stelt aan het kunnen wijzigen van de bestemming "Verkeer" naar "Woongebied".

 

3.2 De bestemmingen

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Begrippen (artikel 1)

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Woongebied (artikel 2)

Binnen deze bestemming worden de toekomstige woningen en de bijbehorende aan- en bijgebouwen als zodanig bestemd. Binnen deze bestemming kunnen ook straten, voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en straatmeubilair worden gerealiseerd. Een en ander is afhankelijk van de exacte invulling van het plangebied.

 

Waarde-Archeologie 5 (artikel 3)

Deze bestemming is als dubbelbestemming opgenomen. De primaire bestemming mag de belangen die worden behartigd door de dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor is in de planregels een regeling opgenomen.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 4.1, 4.2 en 4.3)

In deze artikelen zijn beperkingen opgenomen, voor wat betreft toegelaten vormen van gebruik en bouwhoogten, die gelden vanwege het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Overgangsrecht (artikel 5)

Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.

 

Slotregel (artikel 6)

Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam aangegeven voor het gehele plan inclusief de toelichting.

 

 

 

HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID

 

4.1 Actuele regionale behoefte

 

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van het nut en de noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

 

De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;

  2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;

  3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

 

Door opname van de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan moet het eventuele gebruik daarvan in beginsel in overeenstemming worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. Daarom heeft de gemeenteraad reeds bij het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid inzicht gegeven in de vraag of binnen de planperiode met een regionale behoefte aan de mogelijk te maken ontwikkeling rekening moet worden gehouden en of deze ontwikkeling in het licht van de overige in artikel 3.1.6, tweede lid, geformuleerde voorwaarden binnen het plangebied zal kunnen worden gerealiseerd.

 

Dit laat echter onverlet dat ook bij het vaststellen van dit wijzigingsplan de ladder voor duurzame verstedelijking moet worden toegepast.

 

Ad. 1

Amstelveen maakt onderdeel uit van het marktgebied Stadsregio Amsterdam-Zuid. In het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 Stadsregio Amsterdam (concept september 2016) is, mede op basis van de provinciale prognose 2015, het onderzoek Wonen in de Regio Amsterdam 2015 (WIRA) en de regionale monitor plancapaciteit 2016 (d.d. april 2016), aangetoond dat binnen dit marktgebied een actuele regionale kwantitatieve én kwalitatieve behoefte bestaat aan woningen in alle segmenten. Het wijzigingsplan voorziet in ca. 40 grondgebonden eengezinswoningen in het middeldure en dure koopsegment en levert daarmee een bijdrage aan de regionale woningbouwopgave. Daarnaast stimuleert het project de doorstroming op de regionale woningmarkt.

 

Ad. 2

De stedelijke ontwikkeling, waarvan de actuele regionale behoefte hierboven is omschreven, vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Een verdere onderbouwing van de ladder is daarom niet aan de orde.

 

4.2 Economische uitvoerbaarheid

 

4.2.1 Financieel-economische haalbaarheid

 

Naar de uitvoerbaarheid van woningbouw op deze locatie is onderzoek ingesteld. Uit marktonderzoek blijkt dat het realiseren van woningen op deze locatie een positieve aanvulling is op de bestaande woningvoorraad. Een marktconsultatie heeft daarnaast uitgewezen dat voldoende belangstelling bestaat om op deze locatie woningen te bouwen. Ten aanzien van de ontwikkelingen die op basis van het wijzigingsplan mogelijk worden, is inzicht verkregen in de opbrengsten die gegenereerd worden en de kosten die gemaakt worden. De grond op de te ontwikkelen locatie is in eigendom van de gemeente. Nadat het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden, zullen de gronden worden verkocht. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd, is sprake van een positief planresultaat met een dekkende exploitatie. Het bestemmingsplan is derhalve economisch en financieel uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.

 

4.2.2 Verhaal van kosten

 

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een wijzigingsplan, een exploitatieplan vast te stellen als nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt. Voorliggend wijzigingsplan voorziet in de bouw van ca. 40 woningen en betreft derhalve een bouwplan waarvoor in principe een exploitatieplan dient te worden opgesteld. Het opstellen van een exploitatieplan kan achterwege blijven indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Het plangebied is gelegen op gronden in eigendom van de gemeente. De kosten worden verhaald via uitgifte van de grond. In de verkoopprijs zijn de gemaakte kosten immers verdisconteerd. Hiermee is het verhaal van kosten anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan derhalve niet langer noodzakelijk.

 

4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

4.3.1 Inspraak

 

Tijdens de procedure om te komen tot vaststelling van het moederplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' heeft inspraak over dat plan plaatsgevonden. Ook heeft het ontwerp van het inmiddels geldende bestemmingsplan ter inzage gelegen, waarbij een ieder in de gelegenheid is gesteld daarover een zienswijze naar voren te brengen. Inspraak voor het voorliggende wijzigingsplan is daarom niet nodig.

 

Het ontwerp van het wijzigingsplan is op grond van het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voor de duur van 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders. Het ontwerp wijzigingsplan heeft van 14 april 2017 t\m 25 mei 2017 ter inzage gelegen. Van de gelegenheid om zienswijzen naar voren te brengen is geen gebruik gemaakt.

 

4.3.2 Bro-partners

 

In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp van het wijzigingsplan toegezonden aan de hieronder genoemde diensten en/of instanties op 6 maart 2017. De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 2 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp wijzigingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

  1. Waternet

  2. Wijkplatform Groenelaan

  3. Wijkplatform Waardhuizen/Middenhoven

 

De bovengenoemde instanties hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.

 

4.4 Handhaving

 

Op het moment dat het wijzigingsplan onherroepelijk is geworden, is de procedure van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de verbeelding en/of de planregels is dan in strijd met het geldende wijzigingsplan (i.c.m. het moederplan). De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende wijzigingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid, ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken zijn bestemmingsplannen digitaal toegankelijk via het internet.

 

 

 

HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED

 

5.1 Inleiding

 

In hoofdstuk 5 van het moederplan is de situatie van het plangebied uitgebreid beschreven aan de hand van de ruimtelijke karakteristiek en het functioneel gebruik van het gebied. Deze beschrijving is nog steeds actueel, behalve voor de, aan de noordkant van het bestemmingsplangebied gelegen, percelen Groenelaan 3-5. Voor deze percelen geldt thans het wijzigingsplan '1e wijziging Amstelveen Zuid-Oost 2015 - Groenelaan 3-5'. Inmiddels zijn ter plaatse de twee kantoorpanden gesloopt en worden deze vervangen door twee appartementgebouwen met een eigen gebouwde parkeervoorziening. In totaal worden 134 appartementen gerealiseerd, verdeeld over 7 verdiepingen. Inclusief de gebouwde parkeervoorziening (op maaiveld Maimodineslaan) zullen beide gebouwen bestaan uit 8 bouwlagen.

 

5.2 Huidige situatie plangebied

 

Het wijzigingsplan voor Middenwaard betreft twee onbebouwde percelen, waarop grondlichamen aanwezig zijn. De twee percelen maken onderdeel uit van een grotere groenstrook. Deze groenstrook is in de jaren 60 van de vorige eeuw gereserveerd voor een verkeersaansluiting naar/vanaf de geplande Rijksweg A3. De strook heeft sinds die tijd een verkeersbestemming. Als voorbelasting zijn destijds grondlichamen aangelegd. Hiervoor is puin gestort en grond in depot gezet. De groenstrook staat bekend als Middenwaard.

 

De A3 zou de snelweg zijn die Amsterdam en Rotterdam, via het Groene Hart, direct met elkaar zou verbinden. Vanaf begin jaren ’80 wordt er definitief een streep gezet door de aanleg van Rijksweg 3. De verbinding tussen Amsterdam en Rotterdam verloopt via de A4 en A13.

 

In de bestaande grondlichamen is verontreiniging aangetroffen, zodat deze moeten worden ontgraven om de grond geschikt te maken voor woningbouw. Deze werkzaamheden zijn momenteel aangevangen en volop in gang.

 

 

 [image]

 

Afbeelding 3: luchtfoto bestaande situatie

 

 

 

HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER

 

6.1 Inleiding

 

In een bestemmingsplan dient te worden onderbouwd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe wordt de relatie van het voorgenomen plan met de verschillende beleidskaders in beeld gebracht. De ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk getoetst aan de relevante beleidsstukken.

 

Hierbij zijn verschillende schaalniveaus van belang. Allereerst het nationale beleid, vervolgens het provinciale en regionale beleid en tot slot de gemeentelijke beleidsstukken.

 

Aangezien het onderhavig plan een wijzigingsplan betreft waarvan de contouren al in het vigerende, recent vastgestelde, bestemmingsplan zijn opgenomen, zal daar waar mogelijk worden volstaan met verwijzing naar het bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015'.

 

6.2 Rijksbeleid

 

Ten aanzien van het nationale beleid is al in het vigerende bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' geconstateerd dat er - ook voor wat betreft de ontwikkeling van Middenwaard - geen belemmeringen zijn.

 

Na vaststelling van het moederplan is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol gewijzigd. In aanvulling op de in het moederplan gesignaleerde hoogtebeperkingen en beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen, gelden voor het plangebied nu ook hoogtebeperkingen die moeten voorkomen dat het functioneren van radarapparatuur wordt belemmerd. In artikel 3, tweede lid van de planregels is hiermee rekening gehouden.

 

Ander recent en nieuw ontwikkeld rijksbeleid, dat betrekking heeft op het plangebied, is niet aan de orde.

 

Geconcludeerd kan worden, dat het rijksbeleid geen belemmering vormt voor dit wijzigingsplan.

 

6.3 Provinciaal en regionaal beleid

 

Ten aanzien van het provinciaal en regionaal beleid is al in het vigerende bestemmingsplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' geconstateerd dat er voor wat betreft de ontwikkeling van Middenwaard geen belemmeringen zijn. Er is ook geen sprake van recent en nieuw ontwikkeld provinciaal of regionaal beleid dat betrekking heeft op het plangebied.

 

6.4 Gemeentelijk beleid

 

In het vigerend bestemmingsplan is al geconstateerd dat er in relatie tot het gemeentelijk beleid geen belemmering bestaat voor het ontwikkelen van de planlocatie.

 

Na vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeenteraad de Nota parkeernormen 2016 vastgesteld op 16 december 2015. Door middel van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, onder c van de planregels zijn de nieuwe normen van toepassing op het plangebied.

 

6.5 Conclusie

 

De met dit wijzigingsplan beoogde ontwikkeling van woningbouw past binnen de vigerende beleidslijnen van het Rijk, de provincie en de gemeente Amstelveen.

 

 

 

HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT

 

7.1 Bodem

 

Wet bodembescherming

Het bodembeleid is gebaseerd op een balans tussen maatschappelijk gebruik van de bodem en bescherming van het gebruik. Met bescherming wordt bedoeld dat het gebruik geen risico’s vormt voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu. Is dat wel het geval, dan spreken wij van een ernstig en spoedeisend geval van bodemverontreiniging. Deze gevallen moeten op korte termijn worden gesaneerd of het gebruik en/of de functie moet worden gewijzigd, zodat de verontreiniging geen risico vormt.

 

De bodemkwaliteit kan ook een acceptabel risico vormen. We spreken dan van een ernstig geval en een potentieel risico. Een ernstig geval met potentiële risico's hoeft niet te worden gesaneerd, omdat het opheffen van potentiële risico's niet kosteneffectief is.

 

Het loont wel te saneren wanneer er toch al grondwerk plaatsvindt. Daarom is het verboden om in ernstig verontreinigde grond te werken zonder saneringsdoel. De saneringshandeling dient te worden gemeld bij het bevoegd gezag (de Provincie Noord-Holland).

 

Procedures en normen voor onderzoek en sanering van de bodem zijn nader uitgewerkt in de Circulaire bodemsanering 2012. De norm voor een ernstig geval is de interventiewaarde; de norm voor spoedeisendheid is het saneringscriterium.

 

Wanneer de bodemkwaliteit geen risico vormt, is de bodem dus geschikt voor het gebruik. Er zijn echter verschillende soorten gebruik. Voor een duurzaam gebruik van de bodem verdient het aanbeveling de bodemkwaliteit af te stemmen op het gevoeligste gebruik. In de Regeling bodemkwaliteit worden maximale waarden aangegeven per bodemgebruiksfunctie.

 

De bodemkwaliteit dient geschikt te zijn voor de (toekomstige) functie en mag in principe niet verslechteren door grondverzet. De invulling van het beleid voor de gemeente Amstelveen is vastgelegd in de Nota bodembeheer en de bijbehorende ontgravingskaart, bodemfunctiekaart en toepassingskaart. Uit deze kaarten blijkt dat de bodem ter plaatse van Middenwaard vermoedelijk vrij van verontreiniging zal zijn.

 

Provinciale milieuverordening

Gebieden met aardkundige waarden dienen planologisch te worden beschermd. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening. In de praktijk betekent dit dat alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort.

Relevantie plangebied

Het plangebied bestaat uit een strook grond waarop in de vorige eeuw een (aansluiting op een) snelweg was voorzien. Voor de aanleg daarvan zijn al grondlichamen aangebracht. Een klein deel van de grondlichamen bestaat vermoedelijk uit (bouw-)puin. Uit het oogmerk van ruimtelijke inpassing, is besloten de grondlichamen te verwijderen. De verwijdering van het grondlichaam (ca. 74.000 m3) wordt uitgevoerd van januari 2017 tot juni 2017. Als onderdeel van de verwijdering is voorzien in een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem die uiteindelijk zal worden bebouwd. De verwachting is dat deze bodem niet is veronreinigd, omdat het grondlichaam is aangelegd op onverdacht weiland.

 

7.2 Water

 

Waterwet

Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Een achttal wetten is samengevoegd tot één wet, de Waterwet. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de Watervergunning.

 

Watertoets

Zoals aangegeven in paragraaf 7.2 (Water) van de toelichting van het moederplan is watercompensatie een onderdeel van de wijzigingsprocedure.

 

Op de gronden binnen het plangebied is de Keur van Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met het beleid van het AGV. Bij een toename van verharding met meer dan 1000m2 hanteert AGV de eis dat binnen het betreffende peilgebied 10% van het extra verharde oppervlak als open water dient te worden gecompenseerd.

 

Toename verharding

Het plangebied is ca. 16.000 m2 groot en in de beoogde situatie neemt de verharding toe. Van deze verharding moet 10% worden gecompenseerd. De exacte compensatie wordt in de aanvraag van de benodigde watervergunning inzichtelijk gemaakt op basis van een uitgewerkte verkaveling.

 

In artikel 2, derde lid 3 (strijdig gebruik) van de planregels is een regeling opgenomen die garandeert dat de benodigde watercompensatie in hetzelfde peilgebied wordt gerealiseerd.

 

Riolering en hemelwaterafvoer

De gebouwen worden aangesloten op een gemengd stelsel onder vrijverval. Extra aandacht wordt geschonken aan het voorkomen van verontreiniging van het regenwater, zoals:

 

7.3 Archeologie en cultuurhistorie

 

7.3.1 Archeologie

 

Erfgoedwet

De Erfgoedwet vormt het wettelijke fundament voor de archeologie in Nederland. De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta) uit 1992. Dit gaat uit van de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt”, dat ervan uitgaat dat de aanvrager van een omgevingsvergunning zelf de kosten moet dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, worden meer archeologische resten in situ behouden. In een bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied.

 

Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden. De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:

 

Het rijk is het bevoegd gezag bij toevalsvondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen (paragraaf 5.4 Erfgoedwet). Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.

 

Archeologiebeleid gemeente Amstelveen

De gemeente Amstelveen heeft in 2008 archeologisch beleid vastgesteld. Hiertoe is een archeologische verwachtingskaart opgesteld. Op deze kaart zijn in verschillende gradaties de verwachte archeologische waarden opgenomen, waaraan criteria met betrekking tot oppervlakte en diepte van bodemverstoring zijn verbonden. In 2016 is het archeologisch beleid, en de daarbij behorende archeologische verwachtingskaart geactualiseerd. Dit geactualiseerde beleid zal door een paraplubestemmingsplan gemeentebreed worden verankerd.

 

Relevantie plangebied

Voor het gehele gemeentelijke grondgebied is archeologisch beleid van toepassing. Dit beleid is weergegeven op de 'Archeologische verwachtingskaart van de gemeente Amstelveen' (zie bijlage 1). Hierop zijn verschillende gebieden ingetekend, elk met een eigen regime ten behoeve van bodemverstoring.

 

Het volledige plangebied valt binnen de landschappelijke eenheid 'Archeologische Waarde 5". Voor deze eenheid geldt een lage verwachting voor alle perioden. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en met een oppervlakte groter dan 10.000 m2, is archeologisch vooronderzoek noodzakelijk voorafgaand aan ruimtelijke planvorming. Archeologisch vooronderzoek in deze categorie is in eerste instantie primair landschappelijk van aard. Ter voldoening aan dit nieuwe archeologische beleid (eind 2016 door de raad vastgesteld) is een vooronderzoek in de vorm van een bureauonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn (zie bijlage 2 IDDS, archeologisch bureauonderzoek, projectnummer 50970317).

 

7.3.2 Cultuurhistorie

 

Hoe de geschiedenis van Amstelveen verlopen is, is nu nog terug te vinden in de stedenbouwkundige en de landschappelijke structuur. Het huidige grondgebied van de gemeente Amstelveen bestond tot begin vorige eeuw uit een aantal landelijke dorpjes en buurtgemeenschappen, zoals het dorp Amstelveen, Buurt over Ouderkerk, Bovenkerk en Nes aan de Amstel. De belangrijkste bronnen van inkomsten vormden de veenwinning en in een latere fase de land- en tuinbouw. Pas in de jaren twintig is de groei van de gemeente op gang gekomen.

 

Vanuit de oeverwallen van de Amstel werd het moerassige Amstelland in de 12de en 13de eeuw ontgonnen, in een enigszins onregelmatige strokenverkaveling. Door de veenwinning in de 16de, 17de en 18de eeuw kwamen hele gebieden blank te staan. Tussen deze ontveende gebieden werden enkele openbare looppaden uitgespaard: de zogenaamde loopvelden, waarover men droog kon oversteken. Hiervan zijn de hoger gelegen Ouderkerkerlaan of het Grote Loopveld en de Kalfjeslaan of het Kleine Loopveld tot op heden behouden gebleven. Na elke fase in de verkaveling werd een veendijk aangelegd, van waaruit het volgende gebied weer werd ontgonnen.

 

Ook het gebied langs de Amstel werd niet ontveend. De strook vormde een natuurlijke barrière tegen het water, en was bovendien van oudsher bebouwd. Deze strook noemen we het onverveende bovenland. Halverwege de 18de eeuw werd besloten de polder, die grotendeels in een plas was veranderd, droog te malen. Ten behoeve hiervan werden een heel aantal molens gebouwd en werd de Ringdijk aangelegd.

 

Met name deze niet-ontveende, hoger gelegen gebieden zijn van cultuurhistorische en archeologische waarde, omdat het leven, het wonen, het werken en het vervoer zich hier vroeger afspeelde. De ontveende en later drooggemalen gebieden zijn nu grotendeels bebouwd. De wijken Langerhuize, Groenelaan, Waardhuizen en Middenhoven zijn hier gebouwd, nadat eerst een flinke laag zand is opgespoten. Deze gebieden zijn ook niet archeologisch waardevol, noch zijn er monumenten te vinden.

 

7.4 Geluid

 

Beleidskader

In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluidproducerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:

  1. het heersende geluidsniveau;

  2. het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;

  3. cumulatie en compensatie.

 

Industrie algemeen

Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.

Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.

 

Wegverkeer

Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.

 

Luchtverkeer

Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied is een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.

 

Relevantie plangebied

Ten behoeve van de vaststelling van het moederplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting vanwege wegverkeer ten behoeve van de bouwkavels in het plan Middenwaard. Uit de berekeningen is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde als gevolg van wegverkeer wordt overschreden. In geen van de gevallen wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden. Een procedure tot vaststelling van hogere grenswaarden is doorlopen. Het ontwerpbesluit heeft gelijktijdig met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbesluit zijn geen zienswijzen ingediend. Op 25 augustus 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders voor onder meer het plangebied hogere grenswaarden vastgesteld (zie bijlage 3).

 

7.5 Luchtkwaliteit

 

Wettelijk kader

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit samen met de AMvB “Niet in betekenende mate bijdragen” (NIBM), de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling Luchtkwaliteit in werking getreden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen.

 

Relevantie plangebied

Besluit NIBM

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  1. een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);

  2. een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.

 

Aangezien het wijzigingsplan de bouw van ca. 40 woningen mogelijk maakt, kan worden gesteld dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Uit de resultaten uit het monitoringstool wordt geprognostiseerd dat in het plangebied geen overschrijdingen van grenswaarden zijn te verwachten voor fijnstof en stikstofdioxide in 2020.

 

Dit betekent dat volgens artikel 5.16 Wm en op basis van een goede ruimtelijke ordening geen bezwaren bestaan om dit wijzigingsplan vast te stellen.

 

Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)

Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10.

 

Binnen het plangebied worden geen gevoelige bestemmingen gerealiseerd.

 

7.6 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.

 

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.

 

Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".

 

Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.

 

Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.

 

Besluit externe veiligheid transportroutes

Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.

 

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.

 

Relevantie plangebied

Het plangebied ligt niet in de invloedssfeer van een weg waarover gevaarlijk transport plaats vindt of in de invloedssfeer van een inrichting of leidingentracé dat een gevarenzone rond zich heeft.

 

7.7 Flora en fauna

 

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn) en vervangt drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Het doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden.

 

De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.

Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.

 

De gemeente Amstelveen gaat in de loop van 2017 gebruikmaken van de gedragscodes van Stadswerk. Zowel bij bestendig beheer en onderhoud als bij ruimtelijke ingrepen dient men zich te houden aan deze codes.

 

Relevantie plangebied

Ten behoeve van de vaststelling van het moederplan 'Amstelveen Zuid-Oost 2015' is middels een quickscan onderzocht of de ontwikkeling van Middenwaard niet strijdig is met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Op 3 juni 2013 heeft adviesbureau E.C.O. Logisch daarover gerapporteerd (zie bijlage 4). Om inzicht te verkrijgen in de huidige natuurwaarden en een inschatting te maken welke invloed de plannen op beschermde natuurwaarden hebben, is aanbevolen om aanvullend onderzoek te laten plaatsvinden naar broedvogels, beschermde vissoorten, ringslang, beschermde flora en vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen.

 

Eerder genoemd adviesbureau heeft het aanvullend onderzoek uitgevoerd en daarover gerapporteerd op 21 oktober 2013 (zie bijlage 5). Uit dit onderzoek wordt geconcludeerd dat door het treffen van enkele mitigerende maatregelen de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 geen belemmering vormen voor de uitvoering van het project Middenwaard.

 

Hoewel de onderzoeken ruim drie jaar oud zijn, worden de conclusies nog steeds onderschreven. Op dit moment wordt het plangebied, in verband met de aanwezige bodemverontreiniging, ontgraven. De verwachting, dat geen (beschermde) soorten flora en fauna in het plangebied aanwezig zijn, is daardoor gerechtvaardigd.

 

7.8 Duurzaam bouwen en energie

 

De nieuwe kaders duurzaamheid Amstelveen zijn vastgesteld door de gemeenteraad op 15 juni 2016. Hiermee heeft de gemeenteraad aangegeven dat Amstelveen streeft naar duurzaam beleid in alle keuzes die hij maakt. Hierbij zijn drie focusgebieden benoemd:

  1. Amstelveen is een fossielonafhankelijke stad in 2040;

  2. Amstelveen is een circulaire stad (circulaire economie) in 2040;

  3. en iedereen kan meedoen in Amstelveen (inclusieve stad).

 

Voor het realiseren van de grondgebonden woningen is met deze focusgebieden op verschillende wijzen rekening te houden.

 

Een duurzaam gebouw verbruikt onder andere minder energie, is ecologisch verantwoord en maakt gebruik van duurzame materialen. Bij nieuwbouw is een belangrijk aandachtspunt, dat energiegebruik zoveel mogelijk wordt gereduceerd door o.a. isolatie en het efficiënt inzetten van installaties. Daarnaast is aandacht voor duurzame energie-opwek gewenst. Dit wordt door middel van het Bouwbesluit getoetst. De gemeente hecht er aan dat (toekomstige) bewoners de mogelijkheid wordt geboden zelf verdergaande maatregelen te treffen waarmee energieneutraliteit te bereiken is. Aansluiting op een collectieve WKO of een all-electric uitvoering van het plangebied door middel van individuele bodemenergiesystemen dragen bij aan het behalen van de ambitie fossielonafhankelijk. Binnen het plangebied zijn hiervoor geen belemmeringen voorzien. Het (wijzigings)besluit Bodemenergie en de Waterwet vormen bij toepassing van bodemenergie het wettelijk kader.

 

Naar verwachting zal de uitvoering van het nationale klimaatbeleid leiden tot het niet meer beschikbaar zijn van aardgas tijdens de gebruiksperiode van de in het plangebied te realiseren woningen. Het aanleggen van een aardgasnet in het plangebied is daarom een onwenselijk gebruik van maatschappelijke financiën.

 

Het afschaffen van de aansluitplicht in een nieuwbouwsituatie is op dit moment onder de aandacht van minister Kamp. Indien tijdens de ontwikkelperiode of voor aanvang van de bouwwerkzaamheden een besluit wordt genomen waardoor een netbeheerder niet langer is verplicht een aardgasaansluiting aan te leggen, zal de netbeheerder, Stedin, serieus overwegen geen aansluiting te offreren. Dit kan leiden tot een onvoorziene aanpassing van de installatie. Om dit risico uit te sluiten worden bouwende partijen gestimuleerd woningen zonder aardgasaansluiting te laten ontwerpen.

 

Het informeren van bouwende partijen en potentiële kopers van de woningen over de mogelijkheid dat, indien onverhoopt een aardgasaansluiting wordt aangevraagd, deze naar verwachting tijdens de gebruiksduur van de woning vervangen zal moeten worden door een alternatief voor de aardgasinstallatie draagt er toe bij, dat de bouwer en de koper een eigen gefundeerde keus kunnen maken door nu reeds te kiezen voor een alternatief ontwerp.

 

Daarnaast stimuleert de gemeente het realiseren van duurzame en energiezuinige gebouwen door middel van de Gemeentelijke Praktijk Richtlijn voor duurzaam bouwen (GPR). GPR-gebouw is een digitaal instrument dat ontwerpgegevens omzet in prestatiegetallen per module. Amstelveen streeft naar nieuwbouwontwikkelingen met een gemiddelde GPR van 7,5 met een score van 10 op de module energie.

 

De gemeente stelt haar licentie beschikbaar aan ontwikkelaars waarmee zij op basis van een voorlopig ontwerp kunnen toetsen waar nog verbeteringen mogelijk zijn. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen moet met een berekening aangeven wat het duurzaamheidgehalte van het te realiseren bouwwerk is (artikel 5.9 het eerste en tweede lid van het Bouwbesluit 2012). Het thema milieu van de GPR voldoet aan het bepaalde in het Bouwbesluit. Dus wanneer de aanvrager om omgevingsvergunning een berekening overlegt, bepaald volgens de bepalingsmethode 'Materiaalgebonden milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken' en daarmee aangeeft dat de milieubelasting is overwogen, is aan het bepaalde in het genoemde artikel van het Bouwbesluit voldaan.

 

Sinds 1 januari 2015 is op grond van het Bouwbesluit voor nieuwbouwwoningen een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van maximaal 0,4 vereist. Een hogere ambitie kan worden bereikt door extra isolatie, energiezuinige systemen, warmte - koude opslag gecombineerd met lage temperatuurverwarming en het benutten van de zon als energiebron. Gemeente Amstelveen zoekt graag met de ontwikkelaar en (toekomstige) bewoners naar opties waarmee voor de nieuwe woningen een lagere EPC kan worden gehaald.

 

Ten slotte kan, vanwege toename van warme periodes, een toenemende behoefte aan koeling ontstaan. Door middel van toepassing van groendaken in combinatie met goede isolatie is dit effect te verminderen. Bovendien dragen groene daken bij aan het verminderen van fijnstof en aan vertraagde afvoer van hemelwater.