direct naar inhoud van Artikel 31 Water
Plan: Landelijk Gebied
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0362.09-OH01

Artikel 31 Water

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen;
  • d. het verkeer in en over het water;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'terras' zijn terrassteigers (gesitueerd boven het water) ten behoeve van de aldaar gevestigde horeca toegestaan;
  • f. aanlegsteigers met een onderlinge afstand van minimaal 20 meter voorzover gelegen in de Amsteloever met uitzondering van de betonnen kademuren;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' zijn aanlegsteigers met een onderlinge afstand van minimaal 10 meter toegestaan, voorzover gelegen in de Amsteloever met uitzondering van de betonnen kademuren;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats' is een ligplaats inclusief bedrijfssteiger toegestaan ten behoeve van de aldaar gevestigde bedrijven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'aquaduct' is een aquaduct toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Behoudens het bepaalde in lid 31.1 onder e, f, g en h zijn gebouwde aanlegsteigers niet toegestaan.

31.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van palen, masten en kunstwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de hoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van gebouwde aanlegsteigers mag niet meer bedragen dan 3 meter.

31.2.3 Privésteigers

Voor het bouwen van privésteigers ten behoeve van de woonbebouwing gelden de volgende regels:

  • a. per woongebouw, voor zover rechtstreeks gesitueerd aan de Amsteloevers mag maximaal één aanlegsteiger worden opgericht ten behoeve van het aanleggen van maximaal één pleziervaartuig;
  • b. aanlegsteigers mogen uitsluitend worden opgericht binnen het denkbeeldige verlengde van de zijgevels van de bij de steiger behorend woongebouw/woonhuis;
  • c. de onderlinge afstand tussen de aanlegsteigers moet minimaal 20 meter bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' moet de onderlinge afstand tussen de aanlegsteigers minimaal 10 meter bedragen;
  • e. in die gevallen waar de onder c. en d. voorgeschreven afstandsmaten niet kunnen worden gehaald vanwege een beperkte kavelgrootte is het toegestaan een steiger te realiseren met een lengte van maximaal 1/3 van de perceelsbreedte van de bij de steiger behorende woning. In een dergelijk geval dient de steiger te worden gerealiseerd in de het denkbeeldige middenpunt van de aangrenzende kavel;
  • f. de lengte van een steiger, zoals bedoeld onder c mag maximaal 6 meter bedragen;
  • g. de lengte van een steiger, zoals bedoeld onder d mag maximaal 4 meter bedragen;
  • h. de breedte van een steiger, mag maximaal 1,2 meter bedragen;
  • i. de horizontale steigerdelen mogen geen grotere hoogte verkrijgen dan de kruin van de dijk;
  • j. de steigers mogen niet bebouwd worden of worden voorzien van een afrastering;
  • k. voor de fundering van de steiger mag gebruik gemaakt worden van ten hoogste 2 meerpalen.

31.2.4 Terrassteigers

Voor het bouwen van terrassteigers gelden de volgende regels:

  • a. terrassteigers mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'terras';
  • b. horizontale steigerdelen mogen geen grotere hoogte verkrijgen dan de kruin van de dijk;
  • c. de hoogte van terrasafrasteringen mag niet meer bedragen dan 1 meter.

31.2.5 Bedrijfssteigers

Voor het bouwen van bedrijfssteigers gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfssteigers mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats;
  • b. horizontale steigerdelen mogen geen grotere hoogte verkrijgen dan het aangrenzende maaiveld;
  • c. de lengte en diepte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 15 meter en 6 meter.

31.2.6 Steigerplaatsen

Voor het aanmeren van vaartuigen aan steigerplaatsen, niet zijnde bedrijfssteigers, gelden de volgende regels:

  • a. de lengte van een vaartuig mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • b. de breedte van een vaartuig mag niet meer bedragen dan 3.50 meter;
  • c. de hoogte van een vaartuig mag niet meer bedragen dan 2 meter gemeten vanaf de waterspiegel;
  • d. het aantal vaartuigen per steiger mag niet meer bedragen dan 1.

31.3 Specifieke gebruiksregels
31.3.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.

31.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 31.3.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanmeren van vaartuigen buiten de steigerplaatsen;
  • b. het gebruik ten behoeve van drijvende steigers en andere daarmee vergelijkbaar drijftuig;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor woonschepen;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als ligplaats of aanlegsteiger voor bedrijfsschepen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • e. het aanmeren van vaartuigen in de periode 1 november tot en met 31 maart, behalve ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats';
  • f. het gebruik van de Amsteloevers anders dan ter ontsluiting of toegang tot steigers;
  • g. het gebruik van steigers anders dan ten behoeve van het afmeren van vaartuigen en waterrecreatie.