Herziening Wester Amstel 2018 – Amsteldijk Noord 100–100a
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0362.03M-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
TOELICHTING
Bestemmingsplan
Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a
Inhoudsopgave
1.1 Aanleiding en doelstelling
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
2.3 Beoordeling ontwikkeling in relatie tot het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET EN JURIDISCHE REGELING
4.1 Economische uitvoerbaarheid
4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
5.3 Provinciaal en regionaal beleid
HOOFDSTUK 6 OMGEVINGSKWALITEIT
6.3 Archeologie en cultuurhistorie
6.6 Luchthavenindelingbesluit Schiphol
6.10 Milieuhinder bedrijvigheid
6.11 Milieueffectrapportage (m.e.r.)
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling
De eigenaar van het perceel Amsteldijk Noord 100-100a heeft een verzoek tot wijziging van het bestemmingsplan ingediend ten behoeve van de realisatie van twee keer een twee-onder-een-kap woning (4 woningen). Op het perceel staat een autohandelsbedrijf met een dienstwoning. De bebouwing wordt gesloopt en de grond wordt gesaneerd.
Met dit bestemmingsplan wordt de nieuwbouw van de 2 twee-onder-een-kap woningen (ofwel 4 woningen) juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
De planlocatie Amsteldijk Noord 100-100a ligt in het noordoosten van de gemeente Amstelveen in de 'Middelpolder (onder Amstelveen)'. Het onderhavige plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente. De locatie betreft een bedrijfsperceel gelegen aan de Amsteldijk Noord. Aan de oostzijde ligt de oever van de Amstel.
De begrenzing van het onderhavige plangebied, voor de locatie Amsteldijk 100-100a, is als volgt:
noordzijde: (groenstructuur) perceel Amsteldijk Noord 101.
oostzijde: Amsteldijk.
zuidzijde: perceel Amsteldijk Noord 95, en perceel Amsteldijk Noord 96 en 99.
westzijde: watergang en recreatiegebied met volkstuinen en tuinhuisjes.
Ligging plangebied
Begrenzing plangebied
1.3 Geldend bestemmingsplan
Ter plaatse van het onderhavige plangebied geldt het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018", dat op 12 december 2018 is vastgesteld en op 2 februari 2019 in werking is getreden. Het onderhavige bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a" vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018".
De geldende bestemmingen van het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" zijn 'Bedrijf', 'Wonen' en 'Tuin' ter plaatse van het onderhavige plangebied. De nieuw te bouwen woningen komen deels binnen deze bestemmingen te liggen. Binnen de bestemming 'Bedrijf' en 'Tuin' zijn woningen niet toegestaan. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn woningen uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. Voor zover de voorgestane woningen binnen de bestemming 'Wonen' zijn gesitueerd, liggen deze woningen deels buiten het bouwvlak. De te realiseren woningen zijn in strijd met het vigerende bestemmingsplan. Om de geplande ontwikkeling mogelijk te maken dient het geldende bestemmingsplan te worden herzien. Door middel van deze herziening wordt de nieuwbouw van de woningen mogelijk gemaakt. Het geldende bestemmingsplan komt met het in werking treden van het onderhavige bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a" gedeeltelijk te vervallen.
Uitsnede bestemmingsplan Wester Amstel 2018
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk twee wordt een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de nieuwe situatie. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Hoofdstuk vijf gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.
HOOFDSTUK 2 PLANBESCHRIJVING
2.1 Huidige situatie
2.1.1 Beschrijving omgeving plangebied
Het plangebied ligt op de oostflank van Amstelveen, langs de Amsteldijk, tussen de Kalfjeslaan aan de noordzijde (grens met gemeente Amsterdam) en de Rijksweg A9 aan de zuidzijde. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de zijtak van de ringsloot en een recreatiegebied met volkstuinen en tuinhuisjes. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de Amstel.
Het plangebied wordt in hoofdzaak ontsloten via de Amsteldijk en met name in het noorden nog door de dijkwegen tussen de polder en het bovenland. Via de Oranjebaan wordt verbinding gekregen met de rest van de gemeente en vervolgens via de Burgemeester Boersweg met het regionale en nationale wegennet via de A9.
Het gebied in de omgeving van het plangebied betreft het 'open' poldergebied en bovenland ten oosten van de kom van Amstelveen tussen de woonwijk “Bankras-Kostverloren” en de Amstel.
Qua ruimtelijke en functionele structuur is onderscheid te maken in twee gedeelten: het poldergebied “Middelpolder onder Amstelveen” tot aan de ringdijk en -sloot; het bovenland-gebied tussen ringsloot en Amstel.
Middelpolder ten westen van de ringsloot
De structuur van de laaggelegen polder wordt met name gekenmerkt door een patroon met strakke rechthoekige kavels in oostwest-richting aan de oostzijde begrensd door een polderdijk (Kostverlorenweg – Machineweg – Bankrasweg) met een grillig verloop. Daarbinnen wordt weer onderscheid gemaakt tussen het natuur- en recreatiegebied, de oorspronkelijk agrarische bouwpercelen met woon- en bedrijfsgebouwen aan de dijk en de sportcomplexen.
Het natuur- en recreatiegebied is planmatig ingericht met open weiden, bospercelen, verbrede sloten, een enkele kleine plas- en moerasgebieden. Verspreid liggen enkele kleinschalige gebouwtjes ten dienste van de bestemming met landelijke vormgeving en detaillering.
Bovenland Amsteldijk-Noord
Het onderhavige plangebied ligt in het bovenland-gebied (noord).
Het bovenland is in feite een restant van het oude veenweidegebied, dat weliswaar onder het niveau van de Amstel ligt, maar tevens ruim boven het niveau van de Middelpolder. De ontsluiting van het gebied vindt hoofdzakelijk plaats vanaf de Amsteldijk met uitzondering van een aantal percelen in het noordelijk deel; binnen het gebied zijn twee dwarsverbindingen, welke aansluiting geven op de ringdijk: de Machineweg en de Oostermeerweg; net buiten het gebied is aan de noordgrens een dergelijke verbinding aanwezig via de Kalfjeslaan.
De stedenbouwkundige structuur kenmerkt zich door open weidegronden met een kavelslotenpatroon, dat enerzijds qua richting geert en anderzijds reageert op het bochtige verloop van de Amstel. Plaatselijk is sprake van een grillig patroon. Deze structuur wordt gecompleteerd door gespreide en plaatselijk aaneengesloten bebouwing in diverse verschijningsvormen aan en gericht op de Amsteldijk en enkele bebouwingsreeksen in 'de diepte' (dwars op de Amsteldijk). Diepte van de woonpercelen varieert van 50 tot 150 meter diep. Een en ander wordt afgewisseld met open ruimten en doorzicht naar het weidegebied en het polderlandschap.
De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit burgerwoningen in verschillende verschijningsvormen, afgewisseld met een klein aantal agrarische bouwpercelen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende typen bebouwing langs de Amsteldijk: arbeiderswoning, dijkhuis, boerderij, buitenplaats, geschakeld huis en vrijstaand huis. Elk type heeft haar eigen karakteristieke kenmerken zoals positionering op de kavel, volume, architectuur en materiaalgebruik. Juist de diversiteit is hier waardevol. Dit geldt ook voor een aantal agrarische ensembles als geheel. Voor een uitgebreide beschrijving van de karakteristieken wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitsplan Amsteldijk.
Aan het einde van de Machineweg staat een gemaal, die het water uitslaat op de Amstel.
De ringdijk van de Middelpolder steekt plaatselijk diep door tot aan de uitleg van Amstelveen. De waterstructuur van het gebied wordt gevormd door de genoemde ringvaart, kavelsloten en de gemaalsloot.
De groenstructuur bestaat uit vlakke, open weidegronden en opgaand groen op de landgoederen en de erven bij de woning, alsmede het groen op het volkstuinencomplex.
Tussen Amstelslag en de bebouwing van de Buurt over Ouderkerk ligt een open weidegebied, dat landschappelijk/ruimtelijk van oudsher onderdeel uitmaakt van het bovenland-gebied van Amstelland-Noord.
Er zijn een aantal uitzonderingen op het onbebouwde bovenland. Ten zuiden van de Oostermeerweg ligt achter een aantal rijen oorspronkelijke arbeiderswoningen een villabuurtje (Grote- en Kleine Poorterweide). Midden op het bovenland ligt het terrein van de Stichting Koninklijk Nederlands Geleidehonden Fonds (KNGF) met samenhangende bebouwing binnen een met beplanting omzoomd perceel. Ten noorden van de Machineweg ligt een volkstuinencomplex met tuinhuisjes rond een autosloperij. Deze bebouwing ligt in de omgeving van het onderhavige plangebied.
2.1.2 Amsteldijk Noord 100-100a
Op het perceel Amsteldijk Noord 100-100a staat een bedrijfsgebouw (voormalig autobedrijf, verkoop en reparatie) met diverse aan- en uitbouwen en een bedrijfswoning met zwembad. Er staan nog auto's geparkeerd op het terrein (situatie 2019). Zowel het bedrijfsgebouw als bedrijfswoning beslaan 1 bouwlaag met een platte afdekking. Het bedrijfsgebouw heeft een hoogte van circa 5 meter en de woning een hoogte van 3 meter vanaf maaiveld. De woning ligt op een afstand van circa 32 meter van de Amsteldijk en het bedrijfsgebouw op een afstand van 50 meter. Het perceel is ontsloten aan de Amsteldijk Noord. Tussen het bedrijfsgebouw en de Amsteldijk ligt een verhard terrein waar auto's geparkeerd stonden. Ten westen van het perceel bevindt zich een autosloopbedrijf, en ten noord- en zuidwesten van het perceel bevindt zich een volkstuinencomplex. Ten zuiden van het perceel is vrij recent een woning gesloopt en opnieuw gebouwd (nummer 95).
Op de zuidoosthoek van het plangebied staat een monumentale beuk die is beschermd middels de Bomenlijst (en APV) van de gemeente Amstelveen.
Luchtfoto Amsteldijk Noord 100-100a (2019)
Situatie Amsteldijk Noord 100-100a (oktober 2018)
2.2 De ontwikkeling
De ontwikkeling betreft de sloop van het bedrijfsgebouw en de woning, het verwijderen van terreinverhardingen en de realisatie van 2 twee-onder-een-kap woningen, ofwel 4 woningen. De woningen hebben een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 12 meter. De woningen op het perceel Amsteldijk Noord 100 worden ter hoogte van de huidige woning gerealiseerd op een afstand van circa 22 meter van de Amsteldijk. De woningen op het perceel Amsteldijk Noord 100a worden voor het bouwvlak van het bedrijfsgebouw gerealiseerd op een afstand van circa 20 meter van de Amsteldijk. De woningen zullen ontsloten worden op de Amsteldijk. In de voortuinen mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde gerealiseerd worden (zoals erfafscheidingen). Op het achtererf mogen bijgebouwen gerealiseerd worden met een totale maximale oppervlakte van 75 m² (uitgaande van een grondoppervlak 'Wonen' van 250 m² of meer), een goothoogte van 3 meter en een kap met een nokhoogte 4,5 meter.
De monumentale boom op de zuidoosthoek van het plangebied blijft behouden bij de planuitwerking en -realisatie.
Voorgestane woningen langs de Amsteldijk op de locatie Amstelijk 100-100a
Situering nieuwe woningen in onderhavig bestemmingsplan "Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a"
2.3 Beoordeling ontwikkeling in relatie tot het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk
Beeldkwaliteitplan Amsteldijk
De gemeenteraad heeft op 5 februari 2014 het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk vastgesteld met het doel de bescherming van de Amstelscheg en in het bijzonder de Amsteldijk en het Bovenland langs de Amstel op Amstelveens grondgebied. De bebouwing en doorzichten langs de Amstel zijn afwisselend in uitstraling. De verschillende karakteristieken per deelgebied en de verschillende woontypologieën geven aanleiding tot het opstellen van randvoorwaarden en ontwerpprincipes om toekomstige ontwikkelingen langs de Amstel in goede banen te leiden. Het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk maakt hierbij deel uit van de Welstandsnota waaraan getoetst wordt door de stadsarchitect en de stadsbouwmeester.
Deelgebied Noord Beeldkwaliteitplan Amsteldijk
Langs de Amstel zijn op Amstelveens grondgebied verschillende deelgebieden te herkennen. Deze gebieden kenmerken zich met name door de soort en dichtheid van de bebouwing langs de Amsteldijk enerzijds en de mate van openheid tussen de bebouwing anderzijds. Daarnaast is het gebruik van het Bovenland mede bepalend voor het beeld vanaf de Amsteldijk. De onderhavige projectlocatie is gelegen in het deelgebied Noord (van Kalfjeslaan tot de Oosteinderweg).
"Tussen de Kalfjeslaan en Oostermeerweg is het beeld langs de Amstel wisselend:
clusters van vrijstaande en geschakelde woonbebouwing, boerderijen en buitenplaatsen worden afgewisseld met weidse doorzichten op weilanden en groen. Over het algemeen kan gesteld worden dat dit deelgebied een voorname sfeer heeft. Dit komt door de uitstraling van de aanwezige woonbebouwing, het gebruik van het Bovenland voor vrijwel uitsluitend weilanden (geen akkerbouw, geen grote bedrijfshallen) en de historie van dit deelgebied als het uitloopgebied van de Amsterdamse rijken richting Ouderkerk. Er is relatief veel zicht op het Bovenland, dat extensief wordt gebruikt en voor grote delen is ingericht ten behoeve van natuurontwikkeling. Er is vrijwel geen bebouwing op het achterliggende Bovenland, uitgezonderd de KNGF, het volkstuinencomplex en enkele bedrijfsgebouwen langs het meest noordelijke deel van de Kostverlorenkade. Daarnaast vormen de parkinrichtingen van de buitenplaatsen en het volkstuinencomplex “groene blokken” in het verder open landschap.
Kenmerkend voor dit deel van de Amsteldijk is de laanbeplanting in het westelijke talud van de dijk, tussen kruin en Bovenland. Deze laanbeplanting bestaat uit iepen. Alleen ter hoogte van inritten wordt het ritme van de laanbeplanting onderbroken."
Het beeldkwaliteitplan onderscheidt zeven verschillende woningtypologieën die langs de Amsteldijk voorkomen. Dit betreft: arbeiderswoning, dijkhuis, boerderij, buitenplaats, geschakeld huis, vrijstaand huis en molenstomp. In onderhavig geval gaat het om een bedrijfspand met bijbehorend bedrijfswoning. Deze zijn niet benoemd in de woningtypologie. Daaruit blijkt dat dit een vreemde eend in de bijt is in dit gebied. Het bedrijfspand en woning worden gesloopt en er worden 2 twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd. Ten aanzien van geschakelde huizen is het volgende opgenomen in het beeldkwaliteitplan.
"Een geschakeld huis deelt muren van het hoofdgebouw of aanbouw met een of meer naastgelegen huizen. De dakconstructie kan per huis afzonderlijk zijn, of van meer woningen doorlopend. Geschakelde huizen langs de Amstel staan achter de dijk, op maaiveldniveau van het Bovenland. Over het algemeen staan geschakelde huizen op enige afstand van de dijk en is het voorerf ingericht als tuin. De teensloot is vaak gedempt. De voorgevel en entree van geschakelde huizen zijn meestal gericht op de Amsteldijk. Geschakelde huizen komen in alle deelgebieden voor, maar de architectuurstijl en uitstraling van geschakelde huizen zijn per deelgebied verschillend. Zo komen in het noordelijk deelgebied vooral ensembles van geschakelde huizen in jaren ’30 stijl voor in één of twee bouwlagen met prominente kap. Veel van deze woningen hebben een souterrain of kelder. Dat is aan de voorzijde van de huizen zichtbaar, bijvoorbeeld door een laag raam in de gevel of een trap naar de voordeur. De geschakelde huizen in het noordelijk deelgebied zijn voornamelijk uitgevoerd in traditionele materialen: metselwerk met pannen- of rieten dak. In het middelste en zuidelijke deelgebied hebben de geschakelde huizen een meer dorpse stijl, met een bescheiden uitstraling en overwegend één bouwlaag, soms twee bouwlagen met kap. De materialisatie van de geschakelde huizen in het middelste en zuidelijke deelgebied is overwegend traditioneel, aangevuld met andere materialen".
Naar aanleiding van de geïnventariseerde deelgebieden en woningtypologieën is in het beeldkwaliteitplan opgenomen hoe in de toekomst aan ontwikkelingen langs de Amsteldijk vorm gegeven kunnen worden, passend bij de gewenste uitstraling en bestaande karakteristiek.
Algemene ontwerpprincipes voor alle deelgebieden
"Het dijkprofiel is overal herkenbaar. Behalve ter hoogte van de Amstelzijde, ligt er een groene oever tussen de weg en de Amstel, voor het grootste deel voorzien van een voetpaadje. Tussen de weg en het Bovenland ligt een talud, behalve bij aan de dijk gebouwde dijkwoningen. Waar dit talud eindigt in een teensloot blijft deze behouden. De dijk langs de Amstel heeft het hoogste maaiveldniveau. Het Bovenland ligt beduidend lager. Dit verschil is overal zichtbaar. Waar dit niet zo is, wordt het bij ontwikkelingen hersteld. Het maaiveld niveau van het Bovenland wordt bij ontwikkelingen niet opgehoogd. Dit wil zeggen dat het profiel van de hoger liggende dijk met talud naar het lager liggende Bovenland intact gelaten wordt, dan wel hersteld wordt. Het opwerpen van terpen of uitvlakken van het talud moet voorkomen worden. Verkeersaansluitingen liggen loodrecht op de dijk of zijn opgenomen in het dijktalud om het doorlopende dijkprofiel herkenbaar te houden. Wegen en (fiets)paden op het Bovenland liggen op maaiveld nivo van het Bovenland (en niet daar boven). Fietspaden over het Bovenland volgen zoveel mogelijk de verkaveling, of de oorspronkelijke watergangen of paden, of de landschapsstructuur".
Voor nieuwe ontwikkelingen geldt de begripsbepaling voor 'peil' zoals opgenomen in het paraplubestemmingsplan Herziening begripsbepaling Peil" en het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018".
Randvoorwaarden deelgebied noord: van Kalfjeslaan tot de Oostermeerweg
"Om de bestaande karakteristiek in dit deelgebied te behouden zijn de volgende aspecten van belang. Het Bovenland is zoveel mogelijk open weiland. Er vindt geen akkerbouw of tuinbouw plaats. Er worden geen nieuwe bedrijfsgebouwen (hallen, schuren, kassen of soortgelijk) bijgebouwd. Vervangende nieuwbouw van een woning vindt in principe plaats op dezelfde plek en in dezelfde typologie als het te vervangen huis. Dit deelgebied is het enige deelgebied waar de buitenplaats als typologie voorkomt. Maar ook het enige waar ensembles van meer dan twee geschakelde woningen in jaren ’30 architectuur staan. Over het algemeen hebben de in dit deelgebied voorkomende woningen een voorname uitstraling door de gebruikte architectuurstijl, de kapvormen en de terreininrichting. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aangestuurd op architectuur die optimaal landschappelijk ingepast is, over een stijlvolle uitstraling beschikt en een zorgvuldige smaakvolle uitvoering kent. Daarmee kunnen bijzondere kapvormen voorkomen; bijvoorbeeld kappen van twee bouwlagen, schilddaken, grote overstekken, mits aansluitend op overwegend groene terreininrichtingen met fraaie beplanting en slechts beperkt verharding. De doorgaande boombeplanting in het talud van de dijk in het noordelijk deelgebied blijft behouden".
Ontwerpprincipes geschakeld huis
"Een geschakeld huis deelt muren van het hoofdgebouw of aanbouw met een of meer naastgelegen huizen. Vervanging van één geschakeld huis wordt slechts toegestaan wanneer het huis de muren van de aanbouw deelt met de naastgelegen woning(en). Wanneer muren van het hoofdgebouw worden gedeeld of wanneer de dakconstructie van het hoofdgebouw doorloopt naar naastgelegen woning(en), behoort het geschakeld huis tot een “ensemble” dat in zijn geheel intact dient te blijven, of eventueel in zijn geheel vervangen kan worden. Geschakelde huizen staan in principe op enige afstand van de dijk, op maaiveldniveau van het Bovenland. Het voorerf van een geschakeld huis is ingericht als tuin.
Over het algemeen heeft ieder geschakeld huis een eigen directe ontsluiting op de Amsteldijk, tenminste een pad naar de voordeur (geen oprit o.i.d.). Waar geschakelde huizen geen oprit hebben is het niet gewenst dat die er komt.
De erfscheidingen in de voortuinen bestaan bij voorkeur uit beplanting. De erfscheiding aan de dijkzijde is bij voorkeur de teensloot. Als de teensloot niet meer bestaat is de erfscheiding aan de dijkzijde beplanting.
De gezamenlijke voorgevel van geschakelde huizen staat min of meer parallel aan de Amstel.
Geschakelde huizen in het noordelijk deelgebied hebben een historische bouwstijl (bij voorkeur jaren ’30) en bestaan uit één of twee bouwlagen met prominente kap. Materialisatie van deze huizen is traditioneel: baksteengevels, houten kozijnen en pannen of rieten daken".
Ontwikkeling Amsteldijk Noord 100-100a
Belangrijkste uitgangspunten van de ontwikkeling zijn de relatie met de Amsteldijk, de ruimte op de kavels tussen de bebouwing in, de richting van de bebouwing aan de Amsteldijk en de opzet van de woningen als twee-onder-een-kap woningen van twee bouwlagen met kap, gericht op zoveel mogelijk doorzicht en ruimte. De sanering van het autobedrijf en de ruimtelijke transformatie van de locatie naar tuin met losse bebouwing wordt gezien als een grote ruimtelijke kans op een begeleiding van/aan de Amsteldijk, die recht doet aan zijn locatie.
In het beeldkwaliteitplan Amsteldijk zijn diverse randvoorwaarden en ontwerpprincipes opgenomen. De ontwikkeling wijkt hier op een aantal punten van af. Daarnaast is er een paraplubestemmingsplan opgesteld ten aanzien van de begripsbepaling peil. De ontwikkeling moet voldoen aan deze begripsbepaling.
Onderhavig bouwplan in relatie tot de ontwerpprincipes beeldkwaliteitplan, het bouwvlak vigerend bestemmingsplan en de mogelijkheden voorgaande bestemmingsplannen
Binnen het geldende bestemmingsplan en het huidige bouwvlak van de woning gelden een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 10 meter. Het Beeldkwaliteitplan geeft voor een geschakelde woning aan dat deze mag bestaan uit één of twee bouwlagen met kap. Het onderhavige bestemmingsplan biedt meer ruimte in de hoogte dan de 10 meter, namelijk 12 meter als maximale bouwhoogte en 6 meter als maximale goothoogte, voor de twee bouwvlakken. Daarbij wordt aangesloten op bouwmogelijkheden uit voorgaande bestemmingsplannen. Voor het opnemen van goot- en bouwhoogtes en de omvang van de bouwvlakken op de plankaart zijn de maten die waren toegekend in het hiervoor geldende bestemmingsplan overgenomen, omdat het niet mogelijk is om in het nieuwe bestemmingsplan oude rechten te ontnemen (planschade). Dit kan betekenen dat in een aantal gevallen aan woningen ruimere bebouwingsmogelijkheden zijn toegekend dan de feitelijke omvang van de bebouwing. De meest voorkomende goot- en bouwhoogte in dit bestemmingsplan [Wester Amstel, 2007] voor woningen gelegen aan de Amsteldijk is 6 en 12 meter (Beeldkwaliteitplan Amsteldijk, blz. 6). Tevens wordt aangesloten op de ontwerpprincipes voor het betreffende deelgebied en geschakelde huizen, onder meer door het mogelijk maken van een prominente kap door de maximale bouwhoogte van 12 meter. Het onderhavige bestemmingsplan biedt geen afwijkingsmogelijkheden om de maximale bouwhoogte te verhogen, dit in tegenstelling tot het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018", waarbij voor woningen de bouwhoogte onder voorwaarden kan worden verhoogd tot 12 meter.
De transformatie van een bedrijfskavel naar een woonkavel levert een positieve bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit aan de Amstel op. De gemeente Amstelveen heeft om die reden ingestemd met deze ontwikkeling. Het Beeldkwaliteitplan spreekt zich negatief uit over het toevoegen van nieuwe bedrijfsbebouwing in het noordelijk deel. Voor het toevoegen van nieuwe/vervangende woningen gelden beperkingen. Vervangende nieuwbouw van een woning vindt in principe plaats op dezelfde plek en in dezelfde typologie als het te vervangen huis. In het Beeldkwaliteitplan zijn geen regels opgenomen voor vervangende nieuwbouw van een bedrijfspand. Het handhaven van de locatie van het bouwvlak van het bestaande bedrijfspand draagt niet bij aan een versterking in een begeleiding van- en aan de Amsteldijk. De herkenbaarheid door de richting van de bebouwing ten opzichte van de Amsteldijk, parallel aan de bestaande bebouwing, gestaffeld met een vergelijkbare afstand tot de Amsteldijk, zorgt voor een benadrukking van de specifieke landschappelijke setting van dit deel aan de Amsteldijk.
Het terrein voor de bedrijfsbebouwing met verharding en auto's transformeert naar voortuin. De aanpassing van het landschap naar een veel groener karakter draagt positief bij aan de beleving vanaf de Amsteldijk en naburige percelen.
Peil
Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte wordt aangesloten op de in het vigerend bestemmingsplan "Wester Amstel 2018" toegestane goot- en bouwhoogte voor woningen langs de Amsteldijk Noord. Dit betreft in de lintbebouwing aan de Amstel hoofdzakelijk een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 en 12 meter, al geldt voor de bestaande woning in het onderhavige plangebied een maximale bouwhoogte van 10 meter. In het bestemmingsplan "Wester Amstel 2018", als ter plaatse vervanger van het paraplubestemmingsplan "Herziening begripsbepaling Peil", heeft de gemeente Amstelveen aangegeven dat de toegestane goot- en bouwhoogte vanaf het peil gemeten moet worden en alleen ophogingen toe te staan in het geval van objectieve noodzaak voor de bouw. Het ongewenst kunstmatig ophogen met als doel een hogere bouwhoogte te bereiken wordt hiermee uitgesloten. De achterliggende wens van de gemeente is het bestaande kwaliteitsniveau langs de dijken te handhaven. In het 'Beeldkwaliteitplan Amsteldijk is dit verwoord voor situaties langs de Amstel. Om dit juridisch te verankeren is voor het gehele grondgebied van Amstelveen een nieuwe begripsbepaling voor peil opgenomen.
Peil:
Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;
Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
Indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.
Voor wat betreft 'passend' en 'noodzakelijk' is in de toelichting van het paraplubestemmingsplan "Herziening begripsbepaling Peil" het volgende opgenomen.
'Wanneer sprake is van een onderbreking van het (verdere) verloop van het terrein (door middel van een ophoging) die niet noodzakelijk is voor de bouw van een woning is er sprake van een niet passende ophoging. Een ophoging is noodzakelijk voor de bouw van een woning wanneer zonder deze ophoging de bouw van de woning in technisch opzicht niet mogelijk is of indien anderszins sprake is van technische problemen die een goede bouw of normaal gebruik in de weg staan.'
In dit bestemmingsplan is de begripsbepaling voor 'peil' opgenomen die voor geheel Amstelveen geldt. De uiteindelijke aanvraag omgevingsvergunning wordt aan deze bepaling van het peil getoetst, en de bouwhoogte van de woningen moet voldoen aan de hoogte gerekend vanaf het peil zo als bepaald in dit bestemmingsplan.
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET EN JURIDISCHE REGELING
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.
Het voorliggende bestemmingsplan is een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is opgesteld conform SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012). Daarin zijn de regels voor een belangrijk deel gestandaardiseerd.
Het bestemmingsplan is overeenkomstig de SVBP 2012 gedigitaliseerd opgesteld. Het bestemmingsplan wordt elektronisch/digitaal beschikbaar gesteld op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Gezien de duidelijke voorgestane ontwikkeling is gekozen voor een gedetailleerde planvorm voor de woningen. Deze planvorm maakt het mogelijk alle functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
Op de Verbeelding zijn de functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de Verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.
Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.
Aan het einde van deze paragraaf is de kaart van de Verbeelding van het onderhavige bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a" weergegeven.
Opbouw van het bestemmingsplan
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de Verbeelding, de Toelichting en de Regels. Hierbij geven de Regels de juridische bepalingen van het bestemmingsplan en geeft de Verbeelding de locaties en aanduidingen van die juridische bepalingen weer. Hierna worden deze onderdelen van het onderhavige bestemmingsplan "Herziening Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a" beschreven.
De Regels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012, ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels.
Hoofdstuk 3: Algemene regels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels.
De regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het bestemmingsplan als geheel. Die regels werken door in de diverse bestemmingen.
Plankaart/Verbeelding onderhavig bestemmingsplan "Wester Amstel 2018 - Amsteldijk Noord 100-100a"
3.2 Planregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In Hoofdstuk 1 van de Regels worden begrippen verklaard die worden gebruikt in de Regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Vervolgens is in artikel 2 'Wijze van meten' bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.
Een belangrijke begripsbepaling in artikel 1 'Begrippen' van de regels van dit bestemmingsplan is het begrip 'peil'. Voor peil is de volgende begripsbepaling genomen, welke algemeen voor Amstelveen geldt.
Peil:
Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk, waarvan de gevel direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die gevel;
Voor een zich op een perceel bevindend bouwwerk in het talud van de dijk, waarvan de gevel niet direct aan de weg grenst en in alle andere gevallen: de hoogte van het bestaande aansluitende, afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de dijk of weg gekeerde gevel, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen anders dan noodzakelijk voor de bouw, buiten beschouwing blijven;
Indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel een ander plaatselijk aan te houden oppervlaktewaterpeil.
Voor wat betreft 'passend' en 'noodzakelijk' geldt als toelichting het volgende.
Wanneer sprake is van een onderbreking van het (verdere) verloop van het terrein (door middel van een ophoging) die niet noodzakelijk is voor de bouw van een woning is er sprake van een niet passende ophoging. Een ophoging is noodzakelijk voor de bouw van een woning wanneer zonder deze ophoging de bouw van de woning in technisch opzicht niet mogelijk is of indien anderszins sprake is van technische problemen die een goede bouw of normaal gebruik in de weg staan.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Het onderhavige bestemmingsplan kent twee enkelbestemmingen en twee dubbelbestemmingen.
De regels in verband met de enkelbestemmingen kennen een eenduidige opbouw en bestaan uit een bestemmingsomschrijving, bouwregels, specifieke gebruiksregels en afwijkingsregels.
Met betrekking tot behoud en bescherming is een archeologische dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen; deze kent bijzondere regels.
De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Hierin is een omschrijving opgenomen van de functies die binnen de bestemming zijn toegestaan (het gebruik). De bouwregels van bestemmingen zijn gebaseerd op de bestemmingsomschrijving en de beoogde bebouwing. De Algemene bouwregels staan in Hoofdstuk 3 van de Regels.
In dit bestemmingsplan worden de volgende bestemmingen gebruikt:
Tuin (artikel 3)
De gronden aan de voorzijde van, en behorende bij, de te realiseren woningen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Dit betreft het naar het openbaar gebied gerichte deel van het erf van woningen. Ook een deel van de gronden in het achtererfgebied van de woningen, namelijk achterin, kennen de bestemming 'Tuin', zoals dit ook bij andere woonpercelen langs de Amsteldijk het geval is; dit in verband met de lengte van de percelen. Op de gronden de met bestemming 'Tuin' mogen behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis en erkers en entreeportalen geen bebouwingen worden opgericht.
Wonen (artikel 4)
De te realiseren woningen, en een groot deel van de woonpercelen, hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Aan huis verbonden activiteiten, zoals een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie dan wel een kantoor voor een advocaat of een juridisch of financieel adviseur, zijn mogelijk, maar het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Deze beroepsactiviteiten behoren ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door het stellen van een maximaal percentage (30%) aan de vloeroppervlakte van de woning voor andere dan woonactiviteiten. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op eigen terrein is in beginsel toegestaan.
Woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd waarbij voldaan dient te worden aan de aangegeven goot- en bouwhoogten. Binnen dit artikel zijn tevens regels opgenomen ten behoeve van aangebouwde bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen) en vrijstaande bijbehorende bouwwerken (bijgebouwen).
Een aantal specifieke en te waarborgen situaties met afwijkende goothoogten is met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid toegestaan en is onder voorwaarden een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan.
Waarde - Aardkundige waarden (artikel 5)
Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarden' geldt dat de initiatiefnemer bij ophogen, afgraven en egaliseren van gronden bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning) inzicht te geven in de ingreep, werkzaamheden en situatie en een onderbouwing te geven. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. In de planregels is opgenomen voor welke bodemingrepen de eisen met betrekking tot aardkundige waarden gelden en welke criteria van toepassing zijn om werkzaamheden te mogen uitvoeren. De dubbelbestemming geldt voor het gehele plangebied.
Waarde - Archeologie (artikel 6), met aanduidingen 'waarde - archeologie 2/3'
Voor de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geldt dat de initiatiefnemer bij ingrepen in de bodem bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouwen of van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (voorheen de aanlegvergunning) een archeologisch rapport dient te overleggen. Op basis daarvan kunnen aan de betreffende vergunningen voorschriften worden verbonden. Binnen het grondgebied van/met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn twee gebieden en aanduidingen van toepassing. In de planregels is opgenomen voor welke bodemingrepen de eisen met betrekking tot archeologie gelden en welke criteria van toepassing zijn om te mogen bouwen of werkzaamheden te mogen uitvoeren. Deze regels zijn van toepassing bij de volgende bodemingrepen:
Waarde archeologie 2: dieper dan 0,30 meter en tevens groter dan 100 m².
Waarde archeologie 3: dieper dan 0,30 meter en tevens groter dan 1000 m².
De verwachtingswaarden en aanduidingen binnen de dubbelbestemming zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart.
Waterstaat - Waterkering (artikel 7)
Voor de gronden binnen het plangebied waar een regionale waterkering is gelegen is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Dit ten behoeve van de bescherming van de waterkerende functie. Deze dubbelbestemming voorziet in een vrijwaringszone langs de waterkering waarbij specifieke regels zijn opgenomen ten aanzien van het bouwen binnen deze bestemming.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn de aanvullende, algemene regels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel (artikel 8)
Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan. Dit artikel is wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening en is daaruit overgenomen.
Algemene bouwregels (artikel 9)
In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden.
Algemene afwijkingsregels (artikel 10)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft onder meer kleine afwijkingen ten behoeve van een betere ruimtelijke en/of technische uitvoerbaarheid, als ook mogelijkheden voor kleine gebouwen voor het openbaar belang.
Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 11 en 12)
In deze twee artikelen wordt aangegeven waar de gronden binnen de twee gebiedsaanduidingen 'luchtvaartverkeerzone', met betrekking tot de luchtvaartverkeerzone van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) Schiphol, voor bedoeld zijn. Binnen deze zones met de gebiedsaanduidingen gelden regels ten aanzien van maximale bouwhoogtes (toetshoogte en radarhoogte).
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 14)
Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.
Slotregel (artikel 15)
Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID
4.1 Economische uitvoerbaarheid
4.1.1 Financieel-economische haalbaarheid
De gemeente heeft met aanvrager een overeenkomst gesloten. Niet is gebleken dat de aanvrager over onvoldoende middelen beschikt om de exploitatiebijdrage aan de gemeente te voldoen.
4.1.2 Verhaal van kosten
De gemeente is op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht om bij het mogelijk maken van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan vast te stellen ten behoeve van het verhalen van de door de gemeente te maken kosten, tenzij voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan een overeenkomst tot stand is gekomen waarin dit kostenverhaal is verzekerd.
Voorliggend project voorziet in de bouw van 4 woningen. Op grond van artikel 6.2.1 onder a van het Bro betreft het derhalve een bouwplan waarvoor in principe een exploitatieplan dient te worden opgesteld. De gemeente heeft met de aanvrager, in het kader van de onderhavige grondexploitatie en plankosten, een anterieure overeenkomst gesloten waarin de kosten voor de grondexploitatie worden verhaald op aanvrager. Het is niet nodig een tijdvak of fasering of regels dan wel een uitwerking van regels publiekrechtelijk op te leggen. Hiermee is het verhaal van kosten anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan derhalve niet noodzakelijk.
4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
4.2.1 Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan is gedurende vier weken ter inzage gelegd van 20 maart 2018 tot en met 16 april 2018. Hiervan is vooraf kennis gegeven in de Staatsscourant en de gemeentelijke website op 19 maart 2018. In dit kader is één inspraakreactie binnengekomen. Voor deze reactie en de beantwoording hierop wordt verwezen naar de in de bijlage opgenomen Nota van Beantwoording inspraak- en vooroverlegreacties. Naar aanleiding van de inspraakreactie is de ligging van de bouwvlakken aangepast, namelijk door een verschuiving van de bouwvlakken circa 0,8 meter noordwaarts, waarmee het zuidelijke bouwvlak verder van de zuidelijke plangrens en het aangrenzende perceel komt te liggen.
4.2.2 Vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de hieronder genoemde instanties op 15 maart 2018. De toezending is gedaan met het verzoek om binnen vier weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp-bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
De volgende instanties is de gelegenheid geboden om een vooroverlegreactie te geven:
Provincie Noord-Holland, waaronder Landschap Noord-Holland
Rijkswaterstaat
Waternet (Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV))
Steunpunt Monumenten en Archeologie (MOOI Noord-Holland)
Stichting Beschermers Amstelland
Recreatie Noord-Holland NV
Vereniging Amsteloever
Reactie in het kader van het vooroverleg is ingediend door Stichting Beschermers Amstelland, Recreatie Noord-Holland NV en Vereniging Amsteloever. Voor de reacties en de beantwoording hierop wordt verwezen naar de als bijlage opgenomen Nota van Beantwoording inspraak- en vooroverlegreacties. De vooroverlegreacties gaven geen aanleiding om het bestemmingsplan aan te passen.
4.2.3 Zienswijzen(procedure), en planwijzigingen naar aanleiding van zienswijzen
Het ontwerpbesluit/-bestemmingsplan is conform artikel 3.8 van Wet ruimtelijke ordening (Wro) en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) 6 weken terinzage gelegd voor de zogenoemde zienswijzenprocedure. Het ontwerp-bestemmingsplan heeft van 5 juli t/m 15 augustus 2019 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn twee zienswijzen binnengekomen bij de gemeente.
Naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen is het bestemmingsplan (de Verbeelding, de Regels en de Toelichting) aangepast. Voor de zienswijzen, de beantwoording van de zienswijzen en de aanpassingen in het bestemmingsplan naar aanleiding van de zienswijzen, wordt verwezen naar de Nota van Beantwoording zienswijzen, dat als bijlage 11 is opgenomen bij de Toelichting van dit bestemmingsplan.
De wijzigingen van dit bestemmingsplan betreffen de aanpassing van de zuidelijke plangrens, met een kleine verschuiving noordwaarts, en de toevoeging van de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarden' over het gehele plangebied.
HOOFDSTUK 5 BELEIDSKADER
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 6.
5.2 Rijksbeleid
5.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR actualiseert het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid als gevolg van nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vervangt de Nota Ruimte.
In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk:
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan. Voor alle nationale opgaven worden rijksinstrumenten ingezet, waarbij financiering slechts één van de instrumenten is. Ook decentrale overheden en marktpartijen dragen bij aan de realisatie van nationale opgaven.
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen (uit de structuurvisie/SVIR) die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Deze AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
In het Barro zijn de volgende nationale belangen opgenomen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit bestemmingsplan.
5.2.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
De "Ladder voor duurzame verstedelijking" heeft als doel een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in artikel 3.1.6, lid 2. De onderbouwing van de behoefte aan functies wordt gedaan aan de hand van de ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder worden een aantal aspecten beschouwd, zoals de behoefte aan functies, zowel kwantitatief als kwalitatief, en de locatie van de voorgestane functies.
Op 1 juli 2017 is artikel 3.1.6 van het Bro ten aanzien van de ladder voor duurzame verstedelijking gewijzigd. Ingevolge artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Nieuwe ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking, mits sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling'. Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i van het Bro gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Op basis van jurisprudentie blijkt dat enkele woningen zoals in het onderhavige plan niet gezien worden als een stedelijke ontwikkeling (zie onder meer ABRvS 23 december 2014, zaaknummer 201405237/1/R2). Daarnaast wordt in de 'Handreiking Ladder' aangegeven dat sprake is van een stedelijke ontwikkeling bij woningbouwlocaties vanaf 12 woningen. Met de realisatie van 4 woningen is bij het onderhavige plan geen sprake van een stedelijke ontwikkeling.
5.3 Provinciaal en regionaal beleid
5.3.1 Omgevingsvisie NH2050
De "Omgevingsvisie NH2050 - Balans tussen economische groei en leefbaarheid" is op 19 november 2018 door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld.
De Omgevingsvisie NH2050 betreft een structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
In de omgevingsvisie heeft de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vastgelegd en heeft zij tevens aangegeven hoe zij deze visie denkt te zullen realiseren.
Het uitgangspunt van de omgevingsvisie is dat Noord-Holland een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau heeft. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten de provincie zich op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.
In de omgevingsvisie worden ambities genoemd op het gebied van de leefomgeving, het gebruik van de leefomgeving en de energietransitie.
De ambities ten aanzien van de leefomgeving luiden als volgt. Een klimaatbestendig en waterrobuust Noord-Holland. In het kader van gezondheid en veiligheid, het behouden en waar mogelijk verbeteren van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Het vergroten van de biodiversiteit van Noord-Holland.
Voor het gebruik van de leefomgeving gelden de volgende ambities. Een duurzame economie met innovatie als belangrijke motor, daardoor is er ruimte voor ontwikkeling van circulaire economie, duurzame landbouw, energietransitie en experimenten. Verder wil de provincie vraag en aanbod van woon- en werklocaties beter afstemmen (kwantitatief en kwalitatief). Daarbij moet woningbouw, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends, vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden worden gepland. Duurzaamheid van de totale woningvoorraad is het uitgangspunt. De derde ambitie binnen deze categorie is het effectief, veilig en efficiënt kunnen verplaatsen van inwoners, bedrijven en producten van Noord-Holland, waarbij negatieve gevolgen van de mobiliteit op klimaat, gezondheid, natuur en landschap steeds nadrukkelijk worden meegewogen. Als laatste geldt het behouden en versterken van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en de cultuurhistorie.
Voor energietransitie is de overkoepelende ambitie dat Noord-Holland in 2050 volledig klimaatneutraal is en gebaseerd op hernieuwbare energie. Daarom is er ruimte voor de noodzakelijke energietransitie en daarvoor benodigde infrastructuur. Dit alles rekening houdende met de ambities voor verstedelijking en landschap.
Relevantie plan
Per project wordt door de gemeente Amstelveen bekeken hoe bij de ambities van de provincie kan worden aangesloten.
Met de veranderingen in de fysieke leefomgeving door het onderhavige plan zal er sprake zijn van een meer gezonde en veilige leefomgeving. Er zal een autohandelsbedrijf verdwijnen. De nieuwbouw en bijbehorende nieuwe inrichting van het perceel zorgt voor verbeteringen in de fysieke leefomgeving, voor het eigen terrein en de omgeving.
De duurzaamheidambitie bij de nieuwe woningen is dat de bebouwing 'Bijna Energie Neutraal Gebouw (BENG)' wordt. Daarbij is het streven om 'nul op te meter' te realiseren, uitgaande van energie neutrale gebouwen. De woningen zullen geen gasaansluiting kennen.
5.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening
Op 1 februari 2019 is de nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) in werking getreden, onder de naam “Provinciale Ruimtelijke Verordening februari 2019”. Op 14 januari 2019 zijn wijzigingen van de PRV, en daarmee de geconsolideerde Provinciale Ruimtelijke Verordening, door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgesteld.
In de PRV staan de regels van de provincie Noord-Holland met betrekking tot ruimtelijke ordening, ontwikkeling en plannen. Tevens heeft de provincie in de PRV in het belang van een goede ruimtelijke ordening algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen, over onderwerpen waar een provinciaal belang mee is gemoeid. Daarnaast zijn in de PRV regels vastgelegd die voortvloeien uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De PRV geeft verder de kaders aan die de provincie stelt om ongewenste ontwikkelingen
tegen te gaan.
Met de PRV is het provinciale beleid in regels vertaald, en is doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen. Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op De Groene Ruimte (waaronder het Natuurnetwerk Nederland), de Blauwe Ruimte en Energie.
Relevantie plan
Regels voor het gehele grondgebied
Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1, onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in overeenstemming is met regionale afspraken (artikel 5a). Met de realisatie van 4 woningen is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Afstemming met de regio is in deze niet noodzakelijk.
Regels specifiek voor het plangebied
De artikelen 5e, 8 en 24 van de PRV zijn relevant voor onderhavig plangebied.
Artikel 5e woningbouw in 20 Ke-gebied
De locatie ligt binnen de 20 Ke-contour van luchthaven Schiphol. Conform artikel 5e van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen binnen de 20 Ke-contour uitsluitend binnen het bestaand stedelijk gebied (BSG). Ter plaatse van de projectlocatie zijn op grond van het vigerende bestemmingsplan bedrijven en woningen toegestaan. Dergelijke voorzieningen en gronden vallen onder BSG. De ontwikkeling is in overeenstemming met artikel 5e van de PRV.
Ligging plangebied binnen 20 Ke-contour Schiphol
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat binnen de 20 Ke-contour, dient in de bestemmingsplantoelichting rekenschap te worden gegeven van het feit dat op de locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid dat op de locatie nieuwe woningen worden bestemd, alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid hieromtrent. Voor de wijze waarop rekenschap wordt gegeven wordt verwezen naar paragraaf 5.3.3.
Artikel 8 Aardkundig waardevol gebied
De verordening stelt dat in het bestemmingsplan beschreven moet worden op welke wijze er rekening wordt gehouden met de aanwezige aardkundige waarden.
De aardkundige waarden worden beschermd in het bestemmingsplan, door de opgenomen dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundige waarden' (artikel 5 Regels). Tevens is sprake van bescherming van de aardkundige waarden doordat de gronden overlapt worden door een streng regime met betrekking tot archeologische waarden op de woonpercelen langs de Amsteldijk. Bepaalde werken en werkzaamheden vallen onder een vergunningplicht, waarbij de vergunning kan worden afgegeven indien de gevolgen voor de te beschermen waarden inzichtelijk zijn gemaakt.
Artikel 24 Bufferzones
De provincie heeft in de PRV de bescherming van Nationale landschappen ondergebracht bij de bufferzones. In de verordening is bepaald dat verdere verstedelijking in de vorm van nieuwe bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied (BSG) niet is toegestaan binnen de begrenzing van de bufferzones.
Ingevolge artikel 24, lid 1, onder a, maakt, voor de gebieden die vallen binnen de begrenzing bufferzones op kaart 5b en op de digitale verbeelding ervan, een bestemmingsplan nieuwe bebouwing voor wonen niet mogelijk. In lid 8 is bepaald dat voor initiatieven die zijn gelegen in de bufferzone Amstelscheg de karakteristieken en de ontwerpprincipes inzake de samenhang, de ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van het landschap, zoals beschreven in het door gedeputeerde staten (nr. 2011-66880) vastgestelde rapport 'Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteit Amstelscheg' gelden.
Blijkens de toelichting op artikel 24 moet in de bufferzone eerst nut en noodzaak worden aangetoond en worden voldaan aan de eisen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit. Dit geldt echter enkel voor het landelijk gebied. Bestaand stedelijk gebied behoort niet tot de nieuwe bufferzones. In het onderhavige geval is sprake van een bedrijfsperceel met bedrijfsbestemming en woonperceel met een woonbestemming, derhalve bestaand stedelijk gebied.
5.3.3 Wonen en vliegen 20 Ke-contour
De planlocatie is gelegen binnen de 20 Ke-contour van luchthaven Schiphol, op ongeveer de gemeentegrens langs de Amstel. Binnen deze contour moet een afweging gemaakt worden voor de gewenste ontwikkeling in relatie tot externe veiligheid en geluid.
Rekenschap geven van vliegtuiggeluid
In juli 2016 is er tussen regio, Rijk en luchtvaartsector een akkoord bereikt binnen het onderdeel “wonen en vliegen” van het SMASH-traject. Met dit akkoord is met het oog op de leefbaarheid en vitaliteit en in verband met de woningbouwopgave in de metropoolregio meer afwegingsruimte voor woningbouw overeengekomen voor het lokaal bestuur. Per 1 januari 2018 is conform deze afspraken het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd. Tevens is het beleid voor het gebied binnen de 20 Ke-contour in het LIB verankerd.
In samenhang met de vergroting van de lokale afwegingsruimte dienen gemeenten de afspraken na te komen die zijn gemaakt om te voorkomen dat de luchtvaartsector voor extra kosten komt te staan door nieuwe woningbouwontwikkelingen. Kern van deze afspraken is het rekenschap geven van vliegtuiggeluid in ruimtelijke plannen, mede met het oog op objectieve en vroegtijdige informatievoorziening van (toekomstige) bewoners.
In samenspraak met de gemeenten in de regio is een handreiking opgesteld hoe op transparante wijze de afspraak over rekenschap geven in te vullen. Deze handreiking is in een provinciale beleidsregel vertaald. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen zal de provincie aan deze regel toetsen. Conform deze regel dient in ruimtelijke plannen een aantal stappen te worden doorlopen om te kunnen concluderen dat aan de afspraak over rekenschap geven is voldaan:
een weergave en beschrijving van de exacte ligging van de woningbouwlocatie in het beperkingengebied;
een beschrijving van de huidige geluidsituatie op die woningbouwlocatie;
een beschrijving van verwachte toekomstige ontwikkelingen die kunnen zorgen voor een verandering van de huidige geluidsituatie op de woningbouwlocatie;
een beschrijving van de belangen die met de beoogde woningbouw zijn gemoeid gelet op de leefbaarheid en de lokale vitaliteit, de kwaliteit van de locatie en/ of de regionale woningbouwmarkt en woningbouwopgave;
een slotconclusie over de bevindingen naar aanleiding van de onderwerpen bedoeld in a., b., c. en d.
Ad a. De ligging in het beperkingengebied
De planlocatie is gelegen langs de Amstel buiten het beperkingengebied van de 58 Lden-contour en vrijwel op de (zuid)rand van de 20 Ke-contour.
Ligging plangebied binnen 20 Ke-contour, binnen de gemeente Amstelveen
Ad b. De huidige geluidsituatie
Gegevens over de actuele geluidbelasting vanwege vliegtuigverkeer kunnen worden ontleend aan de geluidbelastingkaarten die elke vijf jaar volgens de Europese richtlijn omgevingslawaai worden opgesteld en de informatie op de website van het Bewonersaanspreekpunt Schiphol.
In het kader van de Europese richtlijn omgevingslawaai karteren gemeenten de geluidsbelasting van een luchthaven als die groter of gelijk is aan 55 dB Lden of 50 dB Lnight. Geluidbelasting lager dan deze waarden worden niet gerapporteerd. De huidige geluidbelastingkaarten dateren van juni 2017. Volgens deze kaarten ondervindt de planlocatie een geluidbelasting van minder dan 55 dB Lden en 50 dB Lnight.
Via het Bewonersaanspreekpunt Schiphol is eveneens informatie beschikbaar over de geluidsbelasting vanwege het vliegverkeer op een specifieke locatie. Het gaat hierbij om het jaargemiddelde geluidsbelasting gedurende de dag en gedurende nacht die hoort bij de in het voorgaande gebruiksjaar gerealiseerde vliegoperatie. Volgens de gegevens van het Bewonersaanspreekpunt Schiphol lag de jaargemiddelde belasting in 2016 tussen de 51 en 52 dB Lden en tussen de 40 en 41 dB Lnight.
Daarmee is de geluidbelasting overdag aanzienlijk lager dan de grens van 58 dB waarop het LIB 4 gebied is gebasseerd waarbinnen vanwege de geluidbelasting bouwbeperkingen zijn opgelegd. Voor de berekening van het aantal ernstig slaapgestoorden rond Schiphol wordt uitgegaan van de 40 dB (A) Lnight contour. Het geluidniveau op de planlocatie betreft 40 dB(A).
Uit het akoestisch onderzoek dat voor deze locatie is uitgevoerd (zie tevens § 6.4), blijkt dat voor het akoestisch leefmilieu op deze locatie het wegverkeerslawaai vanwege de Amsteldijk en de Binnenweg bepalend is. Voor de berekening van de benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels dient uit gegaan te worden van een gecumuleerde geluidbelasting van 57 dB tot 60 dB voor zowel het dak, als de voor-, zij- en achtergevels van de woningen.
Conform het Bouwbesluit 2012 bedraagt de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel 20 dB bij een binnenniveau van 33 dB in de woningen. Bij een geluidbelasting tot 53 dB wordt hier zonder meer aan voldaan. Bij een geluidbelasting van 57 tot 60 dB op de gevels en het dak dient derhalve rekening te worden gehouden met aanvullende gevelweringsmaatregelen om het binnenniveau van 33 dB waarborgen.
Ad c. Toekomstige ontwikkelingen
In het zogenaamde Aldersakkoord van 2008 zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van Schiphol tot 2020. In het akkoord is vastgelegd dat Schiphol mag groeien tot maximaal 500.000 vluchten per jaar. Na 2020 mag de luchthaven verder groeien op basis van een evenredige verdeling van de gerealiseerde milieuwinst tussen de sector en de omgeving. Volgens deze afspraak mag 50% van de milieuwinst worden ingezet voor verdere groei. De andere 50% komt ten goede aan de kwaliteit van de leefomgeving. Conform de afspraken uit het Aldersakkoord wordt strikt geluidpreferentieel gevlogen. Dit betekent dat die banen worden ingezet die het minst geluidoverlast veroorzaken. Op dit moment wordt in het kader van de Omgevingsraad Schiphol gewerkt aan advisering van de verantwoordelijke minister over de verankering van het geluidpreferentiële stelsel in wet- en regelgeving en over de verdere ontwikkeling van Schiphol na 2020 in balans met de omgeving.
Het vliegtuiggeluid op de planlocatie wordt veroorzaak door opstijgend en landend verkeer van de Buitenveldertbaan. De Buitenveldertbaan is in het nieuwe stelsel na de Oostbaan de minst preferente baan. De Buitenveldertbaan wordt alleen ingezet indien bijzondere weersomstandigheden dit vergen. De huidige operatie op Schiphol benadert het maximale scenario van 500.000 vluchten. De beschreven actuele geluidbelasting benadert daarmee de geluidbelasting die op basis van het maximale aantal van 500.000 vluchten gerealiseerd zal worden. Afhankelijk van de specifieke weersomstandigheden zal dan de geluidbelasting per jaar enigszins kunnen verschillen.
Naarmate Schiphol verder groeit zal ook het verkeer over de niet-preferente banen meer toenemen. De verwachting is echter dat de groei van Schiphol, vanwege de specifieke omstandigheden waaronder deze baan mag worden ingezet, niet substantieel op de Buitenveldertbaan terecht zal komen. Bij meer aanbod van verkeer, zal het gebruik van de baan, als deze wordt ingezet, natuurlijk wel intensiever zijn dan voorheen.
Gezondheidsrisico's van geluidoverlast worden vooral in verband gebracht met slaapverstoring. Van belang in dit verband is dat de Buitenveldertbaan in beginsel ’s nachts is gesloten. De nacht duurt van 23.00 uur tot 06.00 uur. De sluiting van de Buitenveldertbaan in de nacht staat voor zover nu bekend ook in de toekomst niet onder druk.
Ad d. Het belang van woningbouw
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de sloop van een bedrijfsgebouw met bijbehorende woning. Op de betreffende locatie worden 2 twee-onder-een-kap woningen gerealiseerd. De woningen zijn qua omvang vergelijkbaar met de langs de Amstel voorkomende woningen. Gelet op de reeds aanwezige woning op deze locatie gaat het in principe om een toevoeging van 3 woningen. Transformatie naar een andere functie dan wonen, bijvoorbeeld bedrijvigheid of kantoren, is niet passend gezien het karakter van de omgeving. Hiervoor zijn binnen de gemeente en regio andere locaties aangewezen. Op deze locatie is hier dus ook geen behoefte aan. Wonen is, gezien het karakter van de omgeving, de enige voor de hand liggende bestemming. Het wegsaneren van gebiedsvreemde bedrijvigheid langs de Amstel levert een kwaliteitsverbetering op voor de Amstelscheg. Het gaat hier dan ook om een gewenste ontwikkeling die de beeldkwaliteit langs de Amstel verbetert.
Ad e. Slotconclusie
Het wegsaneren van gebiedsvreemde bedrijvigheid langs de Amstel levert een kwaliteitsverbetering op voor de Amstelscheg. Wonen is, gezien het karakter van de omgeving, de enige voor de hand liggende bestemming. Hiertegen bestaan vanuit de afweging van de geluidbelasting vanwege vliegtuiggeluid geen zwaarwegende bezwaren. Het akoestisch klimaat ter plaatse wordt vooral bepaald door het wegverkeerslawaai van de Binnenweg en de Amsteldijk. In het cumulatieve geluidonderzoek is het luchtverkeerslawaai meegenomen. Aanvullende gevelweringsmaatregelen zijn voorgeschreven om het binnenniveau van 33 dB te waarborgen. Afhankelijk van persoonlijke omstandigheden kan vliegtuiglawaai voor hinder zorgen. Om deze reden is het van belang open en transparant te informeren over de mogelijkheid van vliegtuiglawaai. Door vroegtijdig te informeren over geluidhinder van vliegtuigen kan hinderbeleving worden voorkomen. Informatievoorziening over vliegtuiggeluid valt buiten de reikwijdte van dit bestemmingsplan. In het kader van het bouwproject wordt op een deugdelijke informatievoorziening van de toekomstige bewoners ingezet.
Rekenschap geven aan externe veiligheid
Het vliegverkeer van en naar Schiphol brengt externe veiligheidsrisico’s met zich mee. In heel Nederland kan een vliegtuig neerstorten maar de meeste luchtvaartongevallen gebeuren op of in de directe omgeving van een vliegveld. In het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) zijn daarom regels opgenomen onder meer ten aanzien van het onderwerp externe veiligheid.
In bijlage 3 van het LIB is het gebied voor ‘beperkingen bebouwing’ aangewezen. Voor externe veiligheid zijn de zones 1 en 3 relevant; 2 en 4 hebben betrekking op geluid. Zone 1 is de sloopzone vanwege externe veiligheid. In dit gebied is het doel om het risico van slachtoffers op de grond ten gevolge van een vliegtuigongeluk te minimaliseren. Om die reden zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan. Alleen zeer extensief gebruik van gronden is mogelijk. Zone 3 wordt afgebakend door de zogenaamde PR 10-6 contour. Binnen deze contour is de kans dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een vliegtuigongeval, 1 op de miljoen per jaar. Binnen zone 3 is – gelet op de risico’s – tevens het doel om grote concentraties van personen te voorkomen.
Per wijziging van 1 januari 2018 is een nieuw ‘afwegingsgebied’ (zone 5) toegevoegd aan bijlage 3 van het LIB. In dit gebied (afgebakend door de voorheen geldende planologische 20 Ke zone) bestaat er een enigszins verhoogde kans op een vliegtuigongeval met dodelijke slachtoffers op de grond. Gelet hierop dienen gemeenten op grond van artikel 2.2.1.d, lid 2 LIB te motiveren de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Het plangebied valt binnen zone 5. In de huidige situatie is sprake van een bedrijfsfunctie en wonen. In de nieuwe situatie is uitsluitend sprake van wonen (maximaal 4 woningen). Onderliggend bestemmingsplan heeft niet direct tot gevolg dat het gebied intensiever wordt gebruikt dan in de huidige situatie. Als het gebied al intensiever wordt gebruikt dan is dit marginaal. Bij een intensiever gebruik kunnen bij een vliegtuigongeval meer slachtoffers vallen, dit wordt echter om de volgende redenen aanvaardbaar geacht.
De kans op een dergelijke ramp binnen het plangebied is zeer klein te noemen. Het is in ieder geval kleiner dan 1 op de miljoen per jaar, gelet op de ligging buiten zone 3. Een kans van 1 op de miljoen per jaar wordt in het algemeen (bij andere risicobronnen) al zo gering gezien dat het risico als aanvaardbaar wordt geacht. De kans op het optreden van dergelijk incident is verwaarloosbaar klein.
Er zijn geen gevaarlijke of ontplofbare objecten in de omgeving van het plangebied waardoor vervolgschade (kettingreactie of domino-effect) zou kunnen ontstaan.
De gemeente kan geen maatregelen treffen om dergelijk ongeluk te voorkomen (bronmaatregel). Er wordt uiteraard alles aan gedaan om het vliegverkeer zo veilig mogelijk te laten lopen. De (rijks)overheid stelt strenge eisen aan luchthavens, de verkeersleiding en luchtvaartmaatschappijen. De eisen zijn zowel ten aanzien van vliegtuigen (technische veiligheid), maar ook voor persoonlijke veiligheid. Er zijn regels voor bemanningen, voor mensen die op of in de buurt van de luchthaven werken en voor reizigers. De overheid controleert of de organisaties aan de gestelde eisen voldoen.
De mogelijkheden voor het treffen van effectmaatregelen om de gevolgen te beperken, zijn zeer gering. In het algemeen geldt dat nieuwbouw (gelet op de eisen van Bouwbesluit 2012) zeer goed bestand is tegen brand. Aanwezigen in een pand zijn derhalve goed beschermd tegen hittestraling indien een vliegtuig in de directe omgeving van het gebouw neerstort. Daarnaast is er in de nieuwe situatie geen sprake van een intensiever gebruik van het perceel dan in de huidige situatie.
De hulpdiensten treden in het geval van een ramp volgens het hiervoor geldende protocol op. De kwaliteit van de hulpdiensten wordt door intensieve monitoring steeds verbeterd. Sinds de Bijlmerramp zijn de lokale rampenplannen verbeterd. Lokale bestuurders zijn en worden getraind in het leiding geven tijdens crisissituaties. Dit wordt periodiek herhaald en geëvalueerd.
In het plangebied is de functie wonen gepland. De bewoners kunnen zichzelf en anderen over het algemeen goed redden. In het plangebied worden geen zeer kwetsbare objecten toegestaan. Dat zijn gebouwen voor minder redzame groepen, zoals kinderen, zieken en andere zorgbehoevenden.
In het geval van calamiteiten worden burgers door de overheid zo snel mogelijk geïnformeerd hoe ze moeten handelen (bv. via NL-Alert). De (rijks)overheid adviseert burgers in geval van een vliegtuigongeval het volgende:
Ga niet kijken.
Houd afstand bij brand vanwege de hitte en de giftige rook.
Houd afstand vanwege gevaarlijke stoffen die kunnen vrijkomen.
Bel 112 als dat nog niet gebeurd is.
De woningen zijn gelegen aan de Amsteldijk. Vluchtroutes zijn met name gericht naar de Amsteldijk. Ook is het mogelijk dat bewoners richting de achter gelegen polder vluchten. Hulpdiensten kunnen de locatie vanuit zowel Amsterdam als Amstelveen bereiken en dus vanuit verschillende windrichtingen. Daarbij is er voldoende bluswater aanwezig vanuit de Amstel.
5.3.4 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. De historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden. Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen. De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' heeft een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'. De Provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke plannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd. Via artikel 15 van de PRV is de ruimtelijke kwaliteitseis geborgd in de provinciale regelgeving. Nieuw stedelijke ontwikkelingen dienen te voldoen aan de uitgangspunten zoals vermeld in deze Leidraad.
Aansluitend op de uitgangspunten van de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, bestaat ook in Amstelveen de wens de kenmerkende kwaliteiten, de diversiteit en identiteit van de gemeente te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het Ruimtelijk Kwaliteitskader van de gemeente Amstelveen biedt hier een goed startpunt toe. De meest karakteristieke objecten, die ons doen herinneren aan vroeger tijden, zijn aangewezen als monument of beschermd gezicht. Specifiek voor het buitengebied tussen de Amstel en de oostelijke stadsrand/Zijdelweg beschrijft het Gebiedsperspectief en Beeldkwaliteitsplan Amstelscheg de uitgangspunten door nieuwe ontwikkelingen. Voor grotere landschappelijke structuren die karakteristiek zijn voor de gemeente kunnen ruimtelijke plannen als bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen en structuurplannen als beoordelingskader gebruikt worden.
5.3.5 Gebiedsperspectief Amstelscheg
Er spelen grotere of kleinere ontwikkelingen en transformaties die het ruimtelijke beeld en gebruik van de Amstelscheg veranderen. Het Gebiedsperspectief Amstelscheg, vastgesteld door provincie, waterschap en betrokken gemeenten/ stadsdelen, geeft richting aan deze ontwikkelingen, zodat de samenhang van de Amstelscheg als geheel bewaard blijft en de ruimtelijke kwaliteit waar mogelijk wordt versterkt. Hiermee kunnen betrokken overheden gezamenlijk beoordelen of bepaalde ontwikkelingen gewenst zijn.
In het Gebiedsperspectief wordt aan de hand van vier ruimtelijke hoofdopgaven een stip aan de horizon geschetst. De positie van de Amstelscheg ten opzichte van de stad en de landschappelijke karakteristieken zullen worden versterkt, de toegankelijkheid voor recreanten wordt vergroot en het voorzieningenprogramma zal zich verder ontwikkelen. Deze vier ruimtelijke hoofdopgaven zijn per gebied uitgewerkt. Voor Amstelveen zijn drie deelgebieden relevant: Amstel en Bovenlanden, de Bovenkerkerpolder en de Middelpolder. In Beeldkwaliteitplannen worden de projecten en ontwikkelingen per deelgebied nader benoemd en doorvertaald naar ontwerpprincipes.
In het bestuursakkoord Amstelscheg (21 december 2011) is het voornemen vastgelegd om de inspirerende nieuwe spelregels een plek te geven in de lokale ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen, beeldkwaliteitplannen, welstandsbeleid). Het gebiedsperspectief Amstelscheg is voor de Amsteldijk verder uitgewerkt in een beeldkwaliteitplan. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 2.3.
5.4 Gemeentelijk beleid
Het Beeldkwaliteitplan Amsteldijk is behandeld in paragraaf 2.3.
5.4.1 Structuurvisie Amstelveen 2025+
De gemeenteraad van Amstelveen heeft op 21 september 2011 de Structuurvisie Amstelveen 2025+ vastgesteld. De structuurvisie is op de eerste plaats een ruimtelijke visie, maar ondersteunt ook maatschappelijke ontwikkelingen. Het biedt daarmee helderheid aan inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden over de gewenste ontwikkeling van Amstelveen en de prioriteiten die het bestuur hierbij stelt. De wettelijk verplichte structuurvisie vormt de grondslag voor bindende bestemmingsplannen en exploitatieplannen.
Amstelveen is in een aantal decennia stormachtig gegroeid door zijn gunstige ligging en door ondernemend op het juiste moment kansen te grijpen. Inmiddels staat de concurrentiepositie van de metropoolregio Amsterdam onder druk. De tijd dat Amstelveen kon meeliften op de groei van de regio is voorgoed voorbij. Dat vraagt om een andere instelling. Vraag is nu meer wat Amstelveen kan betekenen voor de regio.
In de structuurvisie zijn de veranderingen opgenomen die Amstelveen wil doorvoeren om een aantrekkelijke stad te blijven. Amstelveen wil de dingen die zij goed doet, goed blijven doen en waar nodig versterken. In de structuurvisie staan de volgende onderwerpen: woonklimaat, werkklimaat, bereikbaarheid, landschap, water, verkeer, voorzieningen en energie.
Landschap/water
Het groen in en om Amstelveen is een belangrijke vestigingsfactor voor bewoners. In de metropoolregio Amsterdam is er steeds meer stedelijke druk op het buitengebied onder andere ten zuiden van de stad: de overgang en het contrast tussen stad en landschap is een unieke kwaliteit. Grootschalige woningbouw in de polders is niet aan de orde. Wel biedt het bovenlokale beleid ontwikkelruimte voor kleinschalige initiatieven in o.a. de Bovenkerkerpolder in het kader van bijvoorbeeld landschapswonen waarbij het landschap en de polderslotenstructuur opleveren. De gemeente Amstelveen deelt deze ambitie door in te zetten op 'behoud door ontwikkeling'. Transformatie van verrommelde agrarische complexen wordt gefaciliteerd waarbij het vooral belangrijk is om zichtlijnen op open polder te behouden en verbindingen in het watersysteem mogelijk te maken.
Wonen
Het uitgangspunt is dat de woningmarkt in Amstelveen in beweging gebracht moet worden. Dit wordt bereikt door de doorstroming te bevorderen door nieuwe kwalitatief hoogwaardige woningen toe te voegen, zowel in centrumstedelijke als landelijke woonmilieus. Dan gaat het bijvoorbeeld om particulier opdrachtgeverschap. Deze markt kan een flinke impuls gebruiken. Van particulier opdrachtgeverschap is sprake als burgers de volledige juridische zeggenschap hebben over en verantwoordelijk zijn voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de woning. Dat kan, zoals bij het onderhavige initiatief, op individuele basis, uiteraard voor zover de grond een woonbestemming heeft. Het landelijke woonmilieu moet zorgvuldig worden ingepast in de vorm van kleinschalige ontwikkelingen in het buitengebied.
Relevantie plan
Met de ontwikkeling van het perceel Amsteldijk Noord 100-100a van een bedrijfs- en woonbestemming naar wonen vindt een transformatie plaats van een verrommeld bedrijfsperceel naar wonen met tuin. Met de realisatie van 4 woningen en bijbehorende tuinen zal een meer groene situatie ontstaan dan in de huidige situatie waar sprake is van een bedrijfsperceel met parkeerterrein en de opslag van auto's. Het onderhavige plan sluit aan op de uitgangspunten van de structuurvisie.
5.4.2 Nota Parkeernormen 2016
Op 16 december 2015 heeft de gemeenteraad de 'Nota Parkeernormen 2016' vastgesteld. Op basis van de parkeernormen in deze nota worden projecten en bouwplannen getoetst ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen.
Voldoende parkeergelegenheid is een belangrijke voorwaarde voor elke ruimtelijke ontwikkeling. Om ervoor te zorgen dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd voor nieuwe ontwikkelingen wordt in de regels verwezen naar de geldende 'Nota Parkeernormen Amstelveen'. Op grond van artikel 3.1.2, lid 2 van het Bro mogen parkeernormen worden neergelegd in een beleidsregel (Nota Parkeren/Parkeernormen). In een planregel dient dan tot uitdrukking te worden gebracht dat bij de toets op het onderdeel parkeren, de beleidsregel betrokken moet worden. Dit mag een dynamische verwijzing zijn. Dat betekent dat in de planregel tot uitdrukking kan worden gebracht dat wordt getoetst aan de meest actuele versie van het beleid. Tussentijdse wijzigingen van het beleid zijn dus hangende de planperiode van het bestemmingsplan mogelijk. Hierdoor kan elke initiatief waarvoor een omgevingsvergunning wordt ingediend getoetst worden aan de meest actuele parkeernormen.
Bij het toepassen van de parkeernorm worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Elke initiatiefnemer van (bouw)plannen dient zorg te dragen voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
Een bouwinitiatief of wijziging van functie van een locatie mag geen parkeerproblemen en verkeersveiligheidsproblemen in de openbare ruimte veroorzaken of vergroten.
De Nota parkeernormen is van toepassing op ruimtelijke plannen voor nieuwbouw, verbouw, uitbreiding of wijziging van functie(s) voor zover zij van invloed zijn op het parkeren.
Een initiatiefnemer kan een gemotiveerd voorstel indienen om af te wijken van de vastgestelde parkeernorm, onderbouwd door een goed mobiliteits- en bereikbaarheidsplan en een goed verhaal waarom met minder parkeerplaatsen kan worden volstaan en hoe overlast voorkomen wordt. Burgemeester en wethouders kunnen op basis hiervan gemotiveerd afwijken van de parkeernorm.
Indien voor projecten in het voortraject normen zijn vastgesteld in het programma van eisen van deze projecten wordt aan deze normen vastgehouden.
Relevantie plan
Het parkeren geschiedt geheel op eigen terrein. Op de kavel dan wel de toekomstige percelen is ruimte om aan de parkeernorm te kunnen voldoen.
5.4.3 Woonagenda 2015-2018
Op 9 maart 2016 heeft de raad de Amstelveense Woonagenda vastgesteld. De aanleiding hiervoor is dat de gemeente in trek is als woongemeente. Door de beperkingen van natuur, landschap en het Luchthavenindelingsbesluit Schiphol (LIB) kan de gemeente nog maar een beperkt aantal woningen bouwen. Transformatie van bestaande functies naar wonen en stedelijke vernieuwing van wat oudere wijken gaan de hoofdmoot van de bouwactiviteit in de gemeente vormen.
De volgende speerpunten staan centraal in de Woonagenda:
Positie in de stadsregio
De gemeente wil zijn positie in de regio versterken door uitbreiding van studentenhuisvesting en huisvesting voor verschillende expat-doelgroepen te realiseren, het aanbod en diversiteit van middeldure huurwoningen voor afgestudeerden versterken en het realiseren van hoogwaardige suburbane woonmilieus voor gezinnen.
Sociale voorraad
Er zijn voldoende sociale huurwoningen binnen de gemeente aanwezig. Deze bestaande woningvoorraad zal kwalitatief worden verbeterd en een deel zal aan de bewoners te koop worden aangeboden. Ook zal worden ingezet in gedifferentieerde woonwijken.
Doorstroming
Er worden geen nieuwe sociale huurwoningen gebouwd. Amstelveen wil scheefwonen tegen gaan door in het middeldure en dure segment meer woningen toe te voegen en in beperkte mate ook betaalbare koopwoningen aan te bieden.
Relevantie plan
Dit bestemmingsplan is opgesteld naar aanleiding van een initiatief voor de realisatie van 4 woningen op het perceel Amsteldijk Noord 100-100a. De woningen langs dit deel van de Amstel(dijk) kenmerken zich veelal als geschakelde huizen, vrijstaande villa's en buitenplaatsen. Gelet op de locatie langs de Amstel worden hier koopwoningen gerealiseerd in het dure segment.
Er is sprake van een transformatie van een bestaande bedrijfslocatie, die niet meer wordt benut, naar wonen, waarmee de schaarse ruimte wordt ingezet voor wonen.
5.4.4 Erfgoednota Amstelveen
Op 28 september 2016 heeft de gemeenteraad van Amstelveen de Erfgoednota Amstelveen vastgesteld. De Erfgoednota beschrijft het erfgoed van Amstelveen en de beoogde omgang ermee in drie delen. Het eerste deel beschrijft de ambitie en de visie van de gemeente op de omgang met haar culturele erfgoed. Het tweede deel beschrijft Amstelveen in al haar (ruimtelijke) facetten; van de historische groei en de wijkopbouw tot het aanwezige waardevolle culturele erfgoed. In het derde deel wordt het instrumentarium beschreven: welke middelen zijn er om de visie en ambitie waar te maken.
Met de Erfgoednota wordt ingegaan op: het opnemen van cultuurhistorie in bestemmingsplannen, het actualiseren van het archeologiebeleid, de omschakeling van objectgericht- naar gebiedsgericht denken en het credo 'behoud door ontwikkeling'.
De monumentenlijst van de gemeente bestaat momenteel uit:
37 Rijksmonumenten.
1 Provinciaal monument.
128 Gemeentelijke monumenten.
1 Rijksbeschermd stads- of dorpgezicht.
11 Gemeentelijke beschermde stads-of dorpsgezichten.
Hiermee zijn de meest waardevolle gebouwen, objecten en parken afdoende beschermd. Monumenten zijn bij wet beschermd: zonder omgevingsvergunning mag er niets wijzigen aan het uiterlijk aanzien. Andere zaken met cultuurhistorische waarden, maar zonder monumentale bescherming hebben beleidsmatig een stuk minder bescherming. Sloop van bijvoorbeeld karakteristieke panden is niet tegen te gaan, en vergunningsvrij kan er op van alles worden op-, aan- en bijgebouwd. Een monumentale bescherming mag enerzijds geen keurslijf zijn waarbinnen de tijd stil staat, en een karakteristiek pand of cultuurhistorisch waardevol gebied moet anderzijds beeldbepalend zijn en blijven en inspiratie bieden bij nieuwe ontwikkelingen.
De prioriteit in de Erfgoednota ligt niet meer in het inventariseren en aanwijzen van monumenten. De Erfgoedverordening maakt dat altijd nog mogelijk, maar veel meer zal er ingestoken worden op het behoud van structuren en ensembles. De omgang met het lokale cultureel erfgoed in meer algemene zin, zal in deze nota onder de loep worden gelegd. Er wordt niet lager gefocust op een strikt en statisch behoud van objecten, maar vooral op de ontwikkeling van gebieden, structuren, ensembles en gebouwen, waarbij cultuurhistorie en erfgoed wordt ingezet als inspiratiebron en verrijking.
5.4.5 Archeologiebeleid gemeente Amstelveen
In opdracht van de gemeente Amstelveen heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in 2015 een actualisatie van de bestaande gemeentelijk archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemaakt. Er was met name behoefte aan een kritische evaluatie van de archeologische verwachtingswaarde met betrekking tot de kreeksystemen in de droogmakerij en de hieraan gekoppelde vrijstellingsgrenzen. Voor de historische buitenplaatsen geldt dat deze niet zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen. Vanuit de gemeente bestond behoefte aan borging van deze waarden in het proces van ruimtelijke ordening middels een aanpassing van het archeologiebeleid. Tevens zijn in de tussentijd archeologische onderzoeken uitgevoerd, die wellicht tot nieuwe inzichten hebben geleid.
De verwachtingskaart bevatte hoofdzakelijk archeologische-inhoudelijke informatie en was daardoor minder geschikt als een instrument voor het bepalen van de noodzaak tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek. Om tot een dergelijk bruikbaar instrument te komen is een vertaalslag gemaakt naar een beleidsadvieskaart. De bekende vindplaatsen en de verschillende verwachtingsgebieden zijn op deze kaart voorzien van voorschriften. Ook de gebieden waar reeds enige vorm van archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden zijn hierop ter informatie weergegeven.
Bij het opstellen van het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen zones met vastgestelde en met te verwachten archeologische waarden. Onder de eerste categorie wordt verstaan terreinen van archeologische waarde (AMK-terreinen), historische kernen en vindplaatsen zonder status. Gebieden waarvoor op basis van bekende archeologische vindplaatsen, geomorfologie en landschap een archeologische verwachting is geformuleerd worden gekenmerkt als archeologische verwachtingsgebieden. Op de archeologische verwachtings(waarden)kaart wordt de archeologische verwachting met de termen hoog, middelhoog, laag en geen/onbekend weergegeven. De verschillende vindplaatsen worden indien mogelijk naar categorie onderscheiden en ook staan de historische kernen en AML-terreinen met de daarvoor geldende status vermeld. In de voorschriften wordt aangegeven welke randvoorwaarden er gelden vanuit de bekende archeologische waarden en archeologische verwachtingsgebieden ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Hier wordt dus aangegeven welke ondergrens voor onderzoek geldt.
In het plangebied is sprake van twee archeologische verwachtingswaarden: Waarde-Archeologie 2 en 3. In paragraaf 6.3 wordt nader ingegaan op de archeologische waardes.
HOOFDSTUK 6 OMGEVINGSKWALITEIT
6.1 Bodem
Beleidskader en wettelijk kader
Het bodembeleid heeft tot doel een balans te vinden tussen bodemgebruik en bescherming van bodemfuncties. Met bescherming wordt bedoeld dat een bodemgebruik duurzaam, veilig en gezond is. Bescherming is niet alleen tegen verontreiniging gericht, maar in principe tegen elke aantasting die het gebruik benadeeld.
Het beleid voor bodembescherming kent drie sporen. Het eerste spoor bestaat uit het oplossen van de knelpunten die zijn ontstaan door historische verontreinigingen. Hiervoor is een programmatische aanpak opgesteld, die in de Wet bodembescherming is opgenomen. Het doel, om in 2015 geen locaties meer te hebben waar acute gezondheidsrisico's optreden, is in Amstelveen bereikt. Het tweede spoor richt zich op het voorkomen van nieuwe aantasting door het stellen van regels aan activiteiten in en op de bodem. De Wet Milieubeheer vormt hiervoor de basis. Het derde spoor is het ruimtelijke spoor (Wro en Bro) dat tot doel heeft te komen tot een 'goede ruimtelijke ordening'. Dit gebeurt door een nieuwe gebruiksfunctie alleen te bestemmen op gronden met voldoende bodemkwaliteit. Als ijkpunt worden de bodemnormen uit de Regeling bodemkwaliteit toegepast. Bij bestaand bodemgebruik worden momenten van grondverzet aangegrepen om de bodemkwaliteit zo nodig te verbeteren.
In gebieden met intensief bodemgebruik is het niet altijd mogelijk om de juiste bodemkwaliteit tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten te bereiken. Het Besluit bodemkwaliteit (Bkk) biedt dan de mogelijkheid om op projectniveau af te wijken van de generieke normen, mits op gebiedsniveau de kwaliteit niet verminderd en dit beleid door lokaal bestuur wordt vastgesteld. In Amstelveen is wel gebiedspecifiek beleid opgenomen in de Nota bodembeheer(2013), maar er zijn geen regels opgenomen die het bestemmen van gebruiksfuncties beperken. Daar is ook weinig aanleiding voor, omdat de chemische bodemkwaliteit over het algemeen geen knelpunt vormt voor bestaand en toekomstig bodemgebruik.
Provinciale milieuverordening
De provincie beschermt aardkundig interessante gebieden, 'aardkundige waarden', die iets vertellen over de manier waarop het landschap is ontstaan. Deze waarden vormen ons aardkundig erfgoed.
Er mag alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de bodemchemische normen en die bodemfysisch vergelijkbaar is met de in het toepassingsgebied voorkomende grondsoort. Dit is vastgelegd in de Provinciale milieuverordening.
Bodemsituatie en -kwaliteit plangebied
Aardkundige waarden
In Amstelveen zijn geen aardkundige monumenten aanwezig. Er zijn wel gebieden met bijzondere aardkundige waarde aanwezig die bescherming verdienen maar niet door de provincie als monument zijn aangewezen. De bescherming heeft tot doel de aardkundige waarde, analoog aan ander erfgoed, te beschermen en zo veel mogelijk te behouden. De aardkundige waarden kunnen bestaan uit een kenmerkende bodemopbouw, een daarmee samenhangend specifiek bodemgebruik, een specifiek reliëf of een andere kenmerk dat in veel gevallen samenvalt met cultuurhistorische waarden. Paragraaf 6.3 geeft inzicht in het aanwezige aardkundige erfgoed in de omgeving van het onderhavige plangebied.
Bodemopbouw
De oorsprong van het plangebied is beschreven in paragraaf 6.3.2 over cultuurhistorie. De bodem ter plaatse van de Bovenlanden bestaat oorspronkelijk uit veen. Omdat veen bestaat uit organisch materiaal vindt oxidatie plaats aan de lucht. Hierdoor daalt het maaiveld, uiteindelijk tot aan de grondwaterstand. Om de maaivelddaling te compenseren is de bodem in grote delen van Bovenland opgehoogd. Dit is vooral aan de orde op de woonpercelen langs de Amsteldijk.
De bodem buiten de Bovenlanden bestaat hoofdzakelijk uit zeeklei. Deze is niet in het gehele gebied uniform. De wegen en taluds rondom de polders zijn voormalige polderkades (= Bovenland) en bevatten een basis van veen. De wegen in het gebied zelf zijn voorzien van een zandbed.
Algemene bodemkwaliteit omgeving plangebied
Het gebied ligt in de niet ontveende Bovenlanden, die worden gekenmerkt door het gebruik van ophooglagen en erfverhardingen om maaivelddaling te beperken of ongedaan te maken. In veel gevallen zijn de bijmengingen in de grond oorzaak van bodemverontreiniging.
Haalbaarheid algemeen
De haalbaarheid van een (bouw)plan kan onder druk komen te staan door de kosten van een noodzakelijke bodemsanering of noodzakelijk grondverzet ter bescherming van het toekomstige bodemgebruik. De kosten met betrekking tot de bodemkwaliteit kunnen leiden tot een negatief resultaat van de grondexploitatie.
Bodemkwaliteit op planniveau
Er zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd op de locatie (zie bijlagen 1 t/m 6). Hieruit blijkt dat op een groot deel van de locatie sprake is van een ernstig geval van bodemverontreiniging met zware metalen ter plaatse van het parkeerterrein en de toegangsweg. Dit deel van het bouwplan is niet geschikt voor de beoogde bestemming ofwel woonfunctie. De bodem kan geschikt worden gemaakt door het aanbrengen van een leeflaag met voldoende dikte, waarbij verwijdering van de verontreinigde grond noodzakelijk is omdat het terrein niet kan worden opgehoogd vanwege strijdigheid met de ruimtelijke kwaliteit. Er is echter geen aanleiding te verwachten dat de bodemkwaliteit een financiële belemmering vormt voor de realisatie van beoogde bestemming. De bodemsaneringskosten zijn relatief beperkt in verhouding tot de totale kosten van het plan, en kunnen worden gedekt met de opbrengsten van het plan. Rekening moet worden gehouden met aanvullende kosten, zodat tijdens de uitvoering aan de wettelijke regels kan worden voldaan.
6.2 Water
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden. Door de klimaatverandering is nieuw beleid gemaakt voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist mogelijk ruimte voor de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken of voor extra waterberging. Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt gebruikt voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vormt een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Wettelijk kader
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan.
Watertoets
Op de gronden binnen het plangebied is de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) van toepassing. Bij de beoogde ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met het beleid van dit waterschap.
Aan de rand van het plangebied is een waterkering gelegen, namelijk de Amsteldijk. Deze waterkering ligt voor een deel in het plangebied.
Elke demping van water dient voor 100% te worden gecompenseerd binnen het peilgebied. Bij een toename van verharding met meer dan 1000 m² dient binnen het betreffende peilgebied 10% van het extra verharde oppervlak als open water te worden gecompenseerd.
Ontwikkelingen die van negatieve invloed kunnen zijn op de waterhuishouding van het plangebied zijn niet aan de orde.
De nieuw te bouwen woningen worden grotendeels gerealiseerd op gronden welke reeds verhard zijn. Daarnaast worden bestaande verhardingen (parkeerterrein) ingericht als tuin en wordt er geen water gedempt. De bestaande verharding heeft een oppervlakte van circa 2.940 m². De nieuw te bouwen woningen hebben een oppervlakte van in totaal circa 420 m². Voor wat betreft de realisatie van bijgebouwen, terrassen, ontsluitingswegen, etc. wordt (worst-case) uitgegaan van een verharding van de tuin met 50%. Dit betreft in de nieuwe situatie een verhard oppervlakte van circa 2.225 m². In totaal wordt in de nieuwe situatie circa 2.645 m² aan verharding gerealiseerd. Dit betekent ten opzichte van de huidige situatie een afname aan verharding met circa 295 m².
Grondwater
Het bestaande peil wordt gehandhaafd, waarbij in verband met de woningen enige verschuiving in de hoogte van het maaiveld plaatsvindt.
Het plangebied ligt volledig op eigen privaat terrein. De eigenaar van het terrein is verantwoordelijk voor het grondwater.
Aangezien er (in beginsel) bij de ontwikkeling van de nieuwe woningen geen kelders of half-verdiepte delen worden gerealiseerd, is het grondwater geen aandachtspunt of belemmering voor het onderhavige plan.
Waterkering
Ter plaatse van de Amsteldijk ligt een secundaire waterkering. De 2 nieuwe twee-onder-een-kap woningen liggen voor een deel in de buitenbeschermingszone, maar niet in de binnenbeschermingszone. De bouwwerkzaamheden en eventuele grondwateronttrekkingen ten behoeve van de bouw en eventuele vergravingen voor de inrit liggen in de invloedsfeer van de kering. De voorgenomen werken vallen daarmee onder de Keur en daarvoor zal een watervergunning bij het Waterschap AGV moeten worden aangevraagd. Aangezien in de directe omgeving zich ook woningen en inritten in de zones van de waterkering bevinden, is de verwachting dat de ligging van de onderhavige voorgenomen woningen en inritten in de zones geen belemmering is voor de realisatie van het plan.
6.3 Archeologie en cultuurhistorie
6.3.1 Archeologie
Voor het perceel Amsteldijk Noord 100-100a gelden twee archeologische verwachtingswaarden: historische bebouwing en onverveend bovenland. Voor deze waarden geldt dat bij bodemingrepen groter dan 100 m² en 1000 m² en tevens dieper dan 30 centimeter dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling heeft het bureau RAAP een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (RAAP-Notitie 6083, 28 september 2017). Zie voor het rapport bijlage 7.
Het plangebied ligt op een stuk ‘bovenland’: niet verveend veengebied dat bewaard is gebleven omdat het vanaf de veenontginningen in de Middeleeuwen als ontginningsas werd gebruik en werd bewoond en bebouwd. Het plangebied ligt in het oosten op een lage veendijk en in het westen op een ontgonnen veenvlakte, waarin zich veengronden met een kleidek hebben ontwikkeld. De bovengrond is verstoord of opgebracht tot een diepte van 0,55 tot 2,75 meter.
In het plangebied worden geen archeologische resten meer verwacht en zijn er geen aanwijzingen voor (grotere) archeologische nederzettingen.
De top van zowel het getijdelandschap als het veenlandschap blijkt verstoord. De resten die vanaf maaiveld konden worden verwacht, blijken verstoord als gevolg van veelvuldige bouwingrepen, vooral in de periode na de Tweede Wereldoorlog.
De kans dat er door de geplande ingrepen archeologische resten zullen worden verstoord, wordt zeer klein geacht. Voor het plangebied wordt geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.
6.3.2 Cultuurhistorie
Door de wijziging van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Om die reden is een korte analyse verricht van de ontstaansgeschiedenis en de mogelijk aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied.
Ontstaansgeschiedenis
De Amstel
De Amstel is een natuurlijke waterweg die vanaf de late middeleeuwen voortdurend is aangepast ten behoeve van goederen- en personen vervoer over water. Kenmerkend voor de ontwikkeling van het veen- en poldergebied is de aanleg van de polderkaden. Door de voortschrijdende bodemdaling van de aanliggende veen- en landbouwgronden (als gevolg van de ontvening in de 17de en 18de eeuw en het natuurlijke proces van inklinking) werd het verschil tussen de hoogte van het maaiveld en het peil van de Amstel steeds groter. Als gevolg daarvan moesten de kaden steeds worden verhoogd. Het “Bovenland” is het niet ontveende gebied dat wordt begrensd door de Amstel en Amsteldijk aan de ene zijde en de Ringdijk en Ringsloot aan de andere zijde. Achter de Ringdijk is het land ontveend en lager gelegen: de polder of zogeheten “benedenland”. Zowel langs de Amsteldijk als langs de Ringdijk hebben in de 17de en 18de eeuw een heel aantal molens gestaan, om het water van het benedenland via de Ringsloot en het Bovenland naar de Amstel te malen. Begin 20ste eeuw werd de bemaling grotendeels overgenomen door (stoom)gemalen.
Middelpolder
In 1795 nam het polderbestuur het besluit te starten met het ontvenen van de Middelpolder, vanwege de grote vraag naar turf. Het Amsterdamse stadsbestuur heeft dat lange tijd weten te verhinderen, uit angst voor wateroverlast. In 1843 werd toch begonnen met grootschalig ontvenen van het zuidelijk deel van de Middelpolder. Honderden veenarbeiders werden aangetrokken, uit binnen- en buitenland. Zij woonden veelal in krotterige huizen langs de Bankrasweg, dat in de volksmond al snel de bijnaam ‘het rode dorp’ kreeg. Na het uitvenen van de Middelpolder werd de daar ontstane plas in 1894 drooggemalen door een stoomgemaal. Dit gemaal is er nog steeds te vinden, aan de Amsteldijk Noord 69.
Wegen- en ontginningspatroon
Karakteristiek voor de middeleeuwse ontginningsverkaveling zijn de slingerende dijken langs de rivier en de rechte kaden die daar haaks op staan.
In de 17de eeuw zijn langs de Amstel, tussen Amsterdam en Ouderkerk, een aantal buitenplaatsen gebouwd voor de gegoede burgerij, die de drukte van de stad in de zomer ontvluchtte. Ten behoeve van het personen- en goederenvervoer over de Amstel werd in de 17de eeuw een jaagpad aangelegd, als onderdeel van het trekvaartennetwerk.
Landschap
Amsteldijk
Het huidige landschap rond de Amstel heeft de typische uitstraling van een oud Hollandse rivier die meanderend door het lager gelegen ontveende polderlandschap loopt. Op de kruin van de dijk loopt een weg die de percelen ten westen van de dijk ontsluit. Tussen de weg en de Amstel ligt een flauw talud van enkele meters breed. Op diverse plekken zijn aanlegsteigers gebouwd, de meesten beperkt van omvang en voor privé-gebruik. De westzijde van de dijk kenmerkt zich door een stijl talud met van oorsprong onderaan een teensloot. De teensloot is niet overal meer aanwezig.
Middelpolder
De Middelpolder wordt begrensd door de Kalfjeslaan in het noorden, bovenlanden in het oosten en westen en de A9 in het zuiden. Het overgrote deel van de droogmakerij is opgenomen in de stedelijke bebouwing van Amstelveen. De Ringvaart en ringdijk zijn ondanks de verschillende aanpassingen en ontwikkelingen nog herkenbaar aanwezig in de Middelpolder.
Bebouwingstypen
Bepalend voor de bewoningsgeschiedenis langs de Amstel is de lintbebouwing langs de hoger gelegen ontginningsassen en dijklichamen enerzijds en de bebouwing langs de kronkelige Amstel anderzijds. Naast boerderijen bestond de lintbebouwing aan de Ringsloot en Bankrasweg hoofdzakelijk uit arbeiderswoningen voor de veenarbeiders. Deze krottige woninkjes zijn voor het overgrote deel niet bewaard gebleven. Langs de Amstel staat de bebouwing van oudsher aan de westoever, omdat hier het jaagpad voor de trekschuit liep. Langs de Amstel stonden ooit vele buitenplaatsen. Het overgrote deel van de buitenplaatsen langs de Amstel is gebouwd tussen 1580 en 1730. De buitenplaatsen waren niet bestemd voor permanente bewoning. Men verbleef in de regel in Amsterdam, en ontvluchte de drukke stad in de zomermaanden door naar het platteland ten zuiden van de stad te trekken. Van die buitenplaatsen zijn er momenteel nog drie over: Westeramstel, Oostermeer (beide gemeente Amstelveen) en Amstelrust (gemeente Amsterdam).
Behalve buitenplaatsen lagen (en liggen) er boerderijen langs de Amstel. Ook waren er enkele uitspanningen te vinden, nu nog herkenbaar als ’t Kalfje op de grens met Amsterdam en de horeca in Buurt over Ouderkerk.
Vanaf de 17e eeuw breidt de bedrijvigheid aan de Amstel zich uit. Naast de agrarische bedrijvigheid en de veenwinnerij langs de Amstel wordt melding gemaakt van verschillende molens, een kalkoven, een blekerij en een lijmziederij.
Relevantie plangebied
Het perceel Amsteldijk Noord 100-100a is jarenlang in gebruik geweest als autobedrijf met bijbehorende woning. Het perceel en de daarbij behorende gebouwen hebben geen cultuurhistorische waarden op zich. Voor de nieuwe woningen is rekening gehouden met de ligging van de bestaande woningen ten opzichte van de Amsteldijk en is getracht zoveel mogelijk doorzicht en ruimte te creëren.
6.4 Geluid
Beleidskader en wettelijk kader
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt, voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen, zijn grondslag in de Wet geluidhinder. Voor vliegverkeerlawaai wordt het Luchthavenindelingbesluit (op grond van de Wet luchtvaart) als beoordelingskader gehanteerd. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, met betrekking tot de goede ruimtelijke ordening.
In de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh) zijn voorkeursgrenswaarden ten aanzien van de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies opgenomen. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. Voor de hogere waarden van de geluidsbelasting geldt dat deze lager dienen te zijn dan de maximaal te verlenen hogere waarde, voor verschillende situaties, die zijn neergelegd in de Wgh en het Bgh. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt. Deze aspecten zijn:
het heersende geluidsniveau;
het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;
cumulatie en compensatie.
Geluidsituatie plan(gebied)
Ten behoeve van de te realiseren woningen is inzicht nodig in de te verwachten geluidsituatie vanwege de wegen Amsteldijk Noord en de Binnenweg (Ouderkerkerdijk overzijde Amstel). Deze 50 km/u wegen kennen een geluidszone op grond van de Wet geluidhinder. Het geluidBuro heeft akoestisch onderzoek verricht naar de geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de gevels van de nieuw te realiseren woningen aan de Amsteldijk Noord 100-100a. Zie voor het rapport bijlage 8.
Amsteldijk Noord
Uit de rekenresultaten volgt dat voor wat betreft de Amsteldijk Noord de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden op de voor- en zijgevels van de nieuw te bouwen woningen. Er wordt wel voldaan aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB (nieuwbouw, buiten de bebouwde kom). Dit betekent dat de planrealisatie niet zonder meer mogelijk is vanwege de geluidbelasting vanwege de Amsteldijk Noord. Een aanvraag van een hogere grenswaarde voor de Amsteldijk Noord is noodzakelijk. Voor de woningen op perceel 100 bedraagt de te verlenen ontheffingswaarde 52 dB voor de geluidsbelasting vanwege de Amsteldijk Noord. Voor de woningen op perceel 100a bedraagt de te verlenen ontheffingswaarde 53 dB voor de geluidsbelasting vanwege de Amsteldijk Noord.
Binnenweg
De geluidbelasting vanwege de Binnenweg is op alle gevels van de nieuw te bouwen woningen niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogste waarde van de geluidbelasting bedraagt 39 dB op een beoordelingshoogte van 7,5 meter op de voorgevel van woning 100A. De geluidbelasting vanwege de Binnenweg vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
Cumulatie wegverkeer
De hoogste waarde van de gecumuleerde geluidbelasting van de gezamenlijke wegen bedraagt 53 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Dit is gelijk aan de afzonderlijke geluidbelasting als gevolg van de Amsteldijk Noord op hetzelfde rekenpunt.
Vliegverkeer
De woningen zijn gelegen binnen de 20 Ke-contour vanwege Schiphol waarbij een jaargemiddelde geeluidbelasting heerst van 51 dB(A) Lden op basis van de geluidscontouren van 2016.
Cumulatie wegverkeer en vliegverkeer
De gecumuleerde geluidbelasting van het wegverkeerslawaai en vliegverkeerslawaai bedraagt 57 tot 60 dB.
Maatregelen(overweging)
Volgens de Wet geluidhinder kunnen hogere waarden worden vastgesteld voor een plan wanneer toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting, onvoldoende doeltreffend zal zijn dan wel overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard ontmoeten.
Bronmaatregelen
Bij het verminderen van geluid van wegverkeer op de Amsteldijk kan gedacht worden aan het toepassen van een stiller wegdek. Het (deels) afsluiten van de weg voor (doorgaand) verkeer is geen optie.
Met het aanbrengen van een geluidreducerend wegdek kan de geluidbelasting met circa 3 dB worden verlaagd. Dit is een substantiële verbetering en kan worden overwogen. Naar verwachting is deze maatregel, voor het relatief kleine plan, wel een relatief dure maatregel. Met de toepassing van een geluidreducerend wegdek kan een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde niet worden voorkomen.
Maatregelen bij ontvanger
Bij overdrachtsmaatregelen langs de Amsteldijk Noord kan worden gedacht aan de realisatie van een geluidscherm (op de perceelgrens). Voor dit specifieke plan in een bebouwde omgeving is een geluidscherm geen doelmatige en/of realistische mogelijkheid en niet passend binnen de beeldkwaliteit van de Amstelscheg.
Geluidluwe gevel
Het is gebruikelijk dat in situaties waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, een geluidluwe gevel (gevel waarop de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden) wordt aanbevolen. De 4 nieuw te bouwen woningen beschikken over een geluidluwe gevel ter plaatse van de achtergevels en voldoen daarmee aan het gemeentelijk geluidbeleid.
Geluidwering van de gevel
Er dient op basis van de geluidbelasting vanwege vliegverkeer en de cumulatie van geluidbronnen rekening te worden gehouden met aanvullende gevelweringsmaatregelen. Voor de berekening van de benodigde karakteristieke geluidwering van de gevels dient uit te worden gegaan van een gecumuleerde geluidbelasting van 57 dB tot 60 dB voor zowel het dak, als de voor-, zij- en achtergevels van de woningen. Het betreft de cumulatie naar de bronsoort wegverkeer, uitgedrukt in dB, Lden, waarbij het vliegverkeerslawaai is omgerekend naar wegverkeerslawaai.
Conform het Bouwbesluit 2012 bedraagt de minimale karakteristieke geluidwering van de gevel 20 dB bij een binnenniveau van 33 dB in de woningen. Bij een geluidbelasting tot 53 dB wordt hier zonder meer aan voldaan. Bij een geluidbelasting van 57 tot 60 dB op de gevels en het dak dient derhalve rekening te worden gehouden met aanvullende gevelweringsmaatregelen om het binnenniveau van 33 dB waarborgen.
Afweging
Omdat er voldoende geluidwering van de gevel kan worden gerealiseerd en andere maatregelen niet reëel zijn, en omdat er wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid, is het mogelijk een besluit hogere grenswaarde vast te stellen.
Conclusie
Voor de 4 nieuwe woningen moet een hogere waarde vastgesteld worden ten aanzien van de geluidsbelasting vanwege de Amsteldijk Noord.
De grenswaarden voor de binnenwaarden van nieuwe woningen dienen te worden geborgd. In het Bouwbesluit zijn grenswaarden voor de binnenwaarden opgenomen. Bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt getoetst of het bouwplan voldoet aan de binnenwaarden.
De geluidsbelasting binnen de woningen zal gering zijn, en de woningen kennen een geluidsluwe zijde. Daarmee is de geluidsbelasting op de gevels van de woningen aanvaardbaar.
6.5 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader
De hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;
een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.
Grenswaarden
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:
de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;
voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;
de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);
voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, geldt vanaf 2015 een grenswaarde van 25 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen. In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.
In de 'Regeling NIBM bijdragen' is onder meer opgenomen dat voor woningbouwlocaties van een bepaalde omvang sprake is van niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit ofwel dat het woningbouwproject geen aanmerkelijke negatieve invloed heeft op de luchtkwaliteit. Voor woningbouwprojecten is de regeling van toepassing op woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat.
Luchtkwaliteitsituatie plan(gebied)
Het woningbouwplan, dat met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, omvat 4 woningen. Gezien dit beperkte aantal woningen zal het plan niet in betekende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit kan worden geconstateerd op grond van de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)".
Verder blijkt uit de NSL-monitoringstool dat de concentraties aan luchtverontreinigende stoffen NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het onderhavige plangebied (ruim) onder de grenswaarden (voor jaargemiddelde concentraties) liggen, in zowel 2017, 2020 als 2030. De huidige luchtkwaliteit ter plaatse van de locatie Amsteldijk Noord 100-100a is (ruim) voldoende zodat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Conclusie
Er is bij het onderhavige plan sprake van 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtkwaliteit. Met NIBM bijdragen wordt voldaan aan de eisen van de Wet milieubeheer. Er is na planrealisatie geen relevant effect op de luchtkwaliteit als gevolg van het plan. Tevens is de huidige luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied voldoende. De luchtkwaliteit, of een geringe verandering daarvan, vormt geen belemmering voor het onderhavige bestemmingsplan.
6.6 Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Het oorspronkelijke Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) stamt uit 2002, en is op 31 augustus 2004 gewijzigd in werking getreden. Het LIB is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), die gebaseerd is op artikel 8.4 van de Wet luchtvaart. Met het LIB wordt in kaartmateriaal een zogenaamd beperkingengebied vastgesteld. Het LIB bevat voor dat beperkingengebied regels waarbij beperkingen zijn gesteld ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van gronden, voor zover die beperkingen noodzakelijk zijn met het oog op de veiligheid en de geluidsbelasting in verband met de nabijheid van de luchthaven Schiphol.
Per 4 november 2015 is een wijziging van het Luchthavenindelingbesluit (LIB) in werking getreden (zie Staatsblad met nr. 389). Doel van deze wijziging is om de vliegveiligheid rondom Schiphol in afdoende mate te borgen. Hiervoor zijn de zogenaamde toetshoogtes in de omgeving van Schiphol aanzienlijk verlaagd. Bestemmingsplannen dienen deze verlaagde toetshoogtes in acht te nemen. Gebouwen hoger dan de toetshoogtes kunnen alleen toegestaan worden indien het Rijk hiervoor een verklaring van geen bezwaar (vvgb) heeft afgegeven of een positief radar advies heeft afgegeven. Het instrument "radar advies" is een nieuw instrument naast het reeds bestaande vvgb. Voor de radartoets gelden afzonderlijke toetshoogtes; deze zijn opgenomen in een nieuwe kaart in bijlage 4a bij het LIB.
De procedures voor een vvgb en een radaradvies gelden allebei afzonderlijk van elkaar maar kunnen ook samenvallen wanneer verschillende toetsvlakken worden doorsneden.
De genoemde beperkingen betreffen:
de bestemming en het gebruik van grond in verband met het externe-veiligheidsrisico vanwege het luchthavenverkeer;
de bestemming en het gebruik van grond in verband met de geluidbelasting vanwege het luchthavenluchtverkeer;
de maximale hoogte van objecten in, op of boven de grond, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer;
een bestemming die, of van een gebruik dat, vogels aantrekt, in verband met de veiligheid van het luchthavenluchtverkeer.
Bij de eerste twee van de bovengenoemde typen beperkingen zijn in ieder geval gronden aangewezen die niet gebruikt dan wel bebouwd mogen worden ten behoeve van woningen, of andere in het besluit aangewezen gebouwen.
Op 1 januari 2018 is het LIB gewijzigd in werking getreden. De regelwijziging ziet op een eigen bevoegdheid voor het lokaal bestuur om binnen bestaand stedelijk gebied woningen toe te voegen. In het gebied binnen zone 4 blijft wel de grens van 25 woningen per bouwplan gehandhaafd. In het bestaand stedelijk gebied tussen de grens van zone 4 en de 20 Ke-contour gelden nu en ook onder het regime van het nieuwe LIB geen kwantitatieve beperkingen aan woningbouw. In het landelijk gebied zal een verbod worden verankerd in het LIB op nieuwe woningbouwlocaties.
Relevantie plangebied
Het voorliggende plan valt binnen het beperkingengebied voor hoogte van het LIB. Op grond van artikel 2.2.2, eerste lid, en artikel 2.2.2a van het LIB zijn op gronden die zijn aangewezen op de kaarten in bijlage 4 en 4a bij het besluit geen objecten toegestaan die hoger zijn dan de op de kaarten aangegeven maximale waarden. De hoogtes zijn gerelateerd aan het NAP. In het kader van het LIB geldt hier een toets bouwhoogte oplopend van 107 tot 113 meter. Voor de toetshoogtes radar geldt een hoogte van 50 oplopend tot 52 meter. In onderhavig bestemmingsplan worden geen bouwhoogtes toegestaan die boven de 50 meter komen.
Het plangebied ligt binnen de 20 Ke-zone. In paragraaf 5.3.3 is ingegaan op de realisatie van woningen binnen deze zone en de wijze waarop rekenschap wordt gegeven.
6.7 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen en van het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoorweg en water en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere typen risicobronnen en ongevallen. De gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincies en Rijk.
Relevantie plangebied
Bij (de bouw van) woningen gaat het in beginsel om een kwetsbaar objecten, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.
Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten zijn vermeld.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, een transportroute voor gevaarlijke stoffen, een LPG-tankstation, een andere inrichting die valt onder het BRZO of een opslagplaats met gevaarlijke stoffen.
De risico's met betrekking tot de luchthaven Schiphol zijn reeds beschouwd in paragraaf 5.3.3, waarbij is onderbouwd dat het externe-veiligheidsrisico gering is en geen beperking is voor het onderhavige bestemmingsplan.
Een (nadere) beschouwing van het groepsrisico en plaatsgebonden risico is niet nodig.
6.8 Natuur
Wettelijk kader
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De Wet natuurbescherming beslaat zowel soortenbescherming als gebiedsbescherming. De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder de andere soorten vallen bijvoorbeeld de ringslang en grote modderkruiper. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen voor de andere soorten. Met betrekking tot de gebiedsbescherming wordt hoofdzakelijk gekeken naar de Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
Relevantie plan(gebied)
Het bureau Jansen&Jansen groenadviesbureau heeft middels een quickscan flora en fauna de geplande ontwikkeling getoetst aan de natuurwetgeving. Door middel van een veldbezoek en een literatuurstudie is beoordeeld welke natuurwaarden verwacht worden in het plangebied en is gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten. Zie bijlage 9 voor de quickscan flora en fauna.
Flora
In het plangebied zijn geen beschermde flora of resten hiervan aangetroffen. Het plangebied bestaat uit bebouwing, gazon en verharding; dit is geen geschikt biotoop voor beschermde flora. De aanwezigheid van beschermde flora, met betrekking tot de Wet natuurbescherming, kan dan ook redelijkerwijs worden uitgesloten.
Op de zuidoosthoek van het plangebied staat een monumentale beuk die is beschermd middels de Bomenlijst (en APV) van de gemeente Amstelveen. Deze boom blijft behouden bij de planuitwerking en -realisatie.
Fauna
Amfibieën, vissen en reptielen
Tijdens het veldonderzoek zijn er geen amfibieën, vissen of reptielen aangetroffen in het plangebied. Hierbij is specifiek gelet op sporen en aanwijzingen die duiden op de aanwezigheid van de rugstreeppad. Echt geschikt voorplantingswater is niet aangetroffen in of nabij het plangebied. Ook zijn geen voor de rugstreeppad geschikte 'losse' bodems aanwezig.
De aanwezigheid van beschermde amfibieën, vissen en reptielen in het plangebied en in het bijzonder in de te slopen bebouwing, kan redelijkerwijs worden uitgesloten.
Vogels
In het plangebied zijn tijdens het veldonderzoek geen waarnemingen gedaan of sporen aangetroffen van vogels met jaarrond beschermde verblijfplaatsen. Hierbij is specifiek gelet op sporen en aanwijzingen van verblijfplaatsen van de huismus. In de te slopen bebouwing ontbreken onder meer een voor de huismus geschikt pannendak en andere openingen die gebruikt kunnen worden als nestplek. De aanwezigheid van rust- en verblijfplaatsen van gierzwaluwen wordt onwaarschijnlijk geacht door de beperkte hoogte van de te slopen bebouwing en het gebrek aan een stedelijke omgeving.
Het is redelijkerwijs uit te sluiten dat met het uitvoer van de voorgenomen werkzaamheden beschermde rust- en verblijfplaatsen van vogels verloren gaan.
Zoogdieren
Tijdens het veldonderzoek zijn geen sporen aangetroffen welke duiden op de aanwezigheid van (beschermde) zoogdieren in het plangebied. Hierbij is specifiek gelet op de aanwezigheid en sporen (uitwerpselen) van vleermuizen.
Het plangebied bestaat uit twee te slopen gebouwen. Het eerste gebouw, een oude garage, heeft een spouwmuur, maar deze is niet bereikbaar voor vleermuizen door het ontbreken van openingen. Het tweede gebouw, de bungalow, heeft wel een toegankelijke spouwmuur. In de muur zijn verschillende ventilatieopeningen aanwezig die het gebouw in potentie geschikt maken als verblijfplaats voor vleermuizen. Tijdens het asbestonderzoek is de spouwmuur echter over de gehele lengte geopend (grote gaten), hierdoor is de spouwmuur te tochtig geworden om gebruikt te worden als verblijfplaats voor vleermuizen. Naast een spouwmuur heeft de bungalow ook daklijsten. Na inspectie blijken de daklijsten geen openingen te hebben die toegang verschaffen tot het dak. Tijdens de asbestinventarisatie zijn echter ook in de daklijsten openingen gemaakt waardoor vleermuizen mogelijk wel toegang krijgen tot het dak.
Waarschijnlijk maakt het plangebied onderdeel uit van het foerageergebied van vleermuizen.
Het is redelijkerwijs uit te sluiten dat vleermuizen in de huidige situatie van de te slopen bebouwing gebruik maken als rust- en verblijfplaats.
Met de gegevens uit de literatuurstudie en het veldbezoek is, in het onderzoeksrapport, de onderstaande matrix ingevuld.
Mogelijk voorkomende vleermuzien in het plangebied
Libellen en dagvlinder
In het plangebied komen geen voedselarm water of voor libellen en vlinders geschikte vegetaties voor. De aanwezigheid van libellen en dagvlinders kan dan ook redelijkerwijs worden uitgesloten.
Overige ongewervelden
In het plangebied ontbreken oude eiken en voedselarm water. De aanwezigheid van overige ongewervelden kunnen dan ook redelijkerwijs worden uitgesloten.
Conclusies quickscan flora en fauna:
Overtreding van de Wet natuurbescherming kan redelijkerwijs worden uitgesloten;
Het is niet noodzakelijk om een nader onderzoek, dan wel een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aan te vragen;
Er dient rekening gehouden te worden met mogelijke broedende vogels in het plangebied. Actieve nesten van vogels zijn altijd beschermd door de Wet natuurbescherming. Als de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd, dan dient daags voor aanvang van de werkzaamheden het plangebied te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van nesten. Opzettelijk verstoren van broedende vogels is strafbaar op grond van de Wet natuurbescherming;
Wat betreft de inrichting van het terrein, na de realisatie van de nieuwe bebouwing, is het essentieel dat het groene karakter van het plangebied behouden blijft, dit in verband met mogelijke functie van het plangebied als foerageergebied voor vleermuizen. De toekomstig terreininrichting moet grotendeels onverhard (groen) zijn. Het verharde oppervlak mag in ieder geval niet groter zijn dan het nu is. Als bomen, hagen of bosschages verdwijnen, dan moeten deze groenelementen in ten minste gelijke mate terug geplant worden. Rond de nieuwe bebouwing moet terughoudend omgegaan worden met verlichting. Er mag geen verlichting op bomen of bosschages worden gericht.
Gebiedsbescherming
In het kader van de gebiedsbescherming wordt gekeken naar de effecten van het plan op Natura 2000-gebieden en provinciaal beschermde natuurgebieden en -elementen.
Natura 2000-gebieden komen niet in de omgeving van het plangebied voor. De dichtstbij gelegen provinciaal beschermde gebieden behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en bevindt zich aan de overzijde van de Amsteldijk, te weten de Amstel. De Amstel met haar oevers behoren tot het NNN. De locatie is door de provincie aangewezen als beheertype 'A11.01 Weidevogelgrasland in opengrasland'. In dit beheertype komen vooral de weidevogels voor van natte- en kruidrijke graslanden die slecht tegen verstorende elementen (riet, bomen, bebouwing, etc.) kunnen. Goede weidevogelgraslanden worden gekenmerkt door een open karakter, structuur-, bloem-, en kruidenrijk grasland in een mozaïek van diverse vormen van graslandbeheer. Op het terrein staat een bedrijfsgebouw en woning. Daarnaast is het terrein grotendeels in gebruik als opslagplaats van auto's. In de directe omgeving staan opgaande bomen en struiken. De planlocatie voldoet niet aan de omschrijving van beheertype A11.01, en is om deze reden niet geschikt als weidevogelgrasland. Een negatief effect op beschermde natuurgebieden is niet te verwachten.
Natura 2000-gebieden en stikstofdepositie
Het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied bevindt zich op circa 6 kilometer van het plangebied, namelijk het gebied "Botshol". Bij een dergelijke afstand zijn stikstofdepositie en andere effecten op het Natura 2000-gebied vanwege sloop- en bouwwerkzaamheden uitgesloten. Ten aanzien van verkeer zal er tevens geen stikstofdepositietoename zijn, omdat de hoeveelheid verkeer afneemt. Met het opheffen van een garagebedrijf, door de planontwikkeling, wordt er met betrekking tot het plangebied minder verkeer gegenereerd. Een negatief effect op Natura 2000-gebieden is niet aan de orde.
6.9 Verkeer en parkeren
Indien een ruimtelijk plan voorziet in de toevoeging van verkeersaantrekkende functies dienen de gevolgen voor de verkeer- en parkeersituatie te worden beoordeeld.
Van een verkeersaantrekkende werking is bij de onderhavige ontwikkeling geen sprake. In de huidige situatie is er sprake van een bedrijfsgebouw ten behoeve van een autobedrijf (verkoop en garage) en een bijbehorende woning. Voor het bedrijfsgebouw ligt een parkeerterrein ten behoeve van het stallen van auto's. Bij een autobedrijf is er sprake van hoge verkeersintensiteiten. De verkeersintensiteiten nemen met de realisatie van 4 woningen niet toe ten opzichte van de bedrijfsfunctie.
De parkeerbehoefte dient te worden opgelost op eigen terrein. Voor een middelgrote woning tussen de 100 en 140 m² geldt een parkeernorm van 1,7 per woning. Voor woningen groter dan 140 m² geldt een parkeernorm van 2 per woning. Op de kavel dan wel de nieuwe percelen is voldoende ruimte om aan de parkeernorm te kunnen voldoen.
Met betrekking tot de verkeer- en parkeersituatie zijn er geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling en het onderhavige plan.
6.10 Milieuhinder bedrijvigheid
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten (op milieugevoelige functies). Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten/functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
In het bestemmingsplan kan de afstand tussen milieugevoelige functies en milieubelastende activiteiten worden vastgelegd. Het regelen van die afstand wordt ook wel milieuzonering genoemd. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
De VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk" is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming. Om een milieuzonering in een concrete situatie te kunnen uitwerken bevat de VNG-publicatie bouwstenen. De drie belangrijkste bouwstenen zijn:
de richtafstandenlijst;
twee omgevingstypen;
een lijst van toelaatbare activiteiten in gemengd gebied met het oog op functiemenging.
De belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten die zijn opgenomen in bijlage 1 van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Dit zijn afstanden ten opzichte van een rustige woonwijk (of een vergelijkbaar omgevingstype, zoals een rustig buitengebied). In de bijlagen wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijke relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie.
Relevantie plan(gebied)
Ten westen van het plangebied ligt een autosloperij. De sloperij ontdoet de wrakken van de vloeistoffen en demonteert de auto's voor de verkoop van onderdelen. Bij het bedrijf staan autowrakken opgeslagen. Tussen de autosloperij en een deel van het plangebied liggen twee woningen (Amsteldijk Noord 96 en 99). Ten zuiden van Amsteldijk Noord 100a, in het plangebied, ligt een woning op nummer 95.
In de omgeving van de nieuwe woningen liggen andere woningen en een autosloperij. Om die reden is sprake van een functiemenging. Op grond van de VNG-brochure wordt dit gebied aangemerkt als omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied wordt de richtafstand met één afstandsstap verlaagd.
Een autosloperij met een oppervlakte groter dan 1.000 m2 valt in milieucategorie 3.2 (SBI code 4677 (2008)). Aangezien het om een gemengd gebied gaat gelden de richtafstanden overeenkomstig categorie 3.1. Deze afstanden bedragen voor geur, stof en gevaar 10 meter en voor geluid 50 meter. Deze afstand wordt gemeten tussen de grens van de bedrijfsbestemming en de gevel van de woning.
De nieuwe woningen op Amsteldijk Noord 100a komen op een afstand van circa 70 meter van de bestemmingsgrens van de autosloperij te liggen. Voor de nieuwe woningen op Amsteldijk Noord 100 bedraagt deze afstand circa 60 meter. Gelet hierop wordt aan de richtafstand van de VNG-brochure voldaan en is ruimtelijke inpassing mogelijk. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Uit contact met de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied blijkt dat voor de autosloperij, voor zover bekend, geen nadere maatwerkvoorschriften zijn gesteld. De voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de daarbij behorende regeling zijn derhalve onverkort van toepassing.
De autosloperij moet voldoen aan de geluidgrenswaarden die in het Activiteitenbesluit zijn opgenomen. De woning aan Amsteldijk Noord 99 ligt op een afstand van ongeveer 15 meter van de grens van de autosloperij. Deze woning is maatgevend voor de geluiduitstraling van de autosloperij.
Deze woning ligt circa 45-55 meter dichter bij de autosloperij dan de nieuwe woningen. De nieuwe woningen vormen daarom geen belemmering in de bedrijfsvoering van de autosloperij.
6.11 Milieueffectrapportage (m.e.r.)
Wettelijk kader
Het instrument en de procedure milieueffectrapportage (m.e.r.) is geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in (samenhang met) het Besluit milieueffectrapportage. Voor alle projecten waarbij de activiteit is opgenomen in (Bijlage D van) het Besluit milieueffectrapportage (Besluit mer) moet door het bevoegd gezag worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt.
Een besluit van het bevoegd gezag inzake de beoordeling of een milieueffectrapport moet worden gemaakt hoeft bij de projecten onder de drempelwaarde (de gevallen opgenomen in Bijlage D van het Besluit mer) niet separaat te worden medegedeeld; dit op grond van artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit mer. Voor het onderhavige bestemmingsplan hoeft (vooraf) geen besluit inzake een (formele) m.e.r.-beoordeling te worden gepubliceerd.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit mer in werking getreden. De wijziging van het Besluit mer volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU van de Europese Unie. De artikelen 7.16 tot en met 7.20a van de Wet milieubeheer (Wm) zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit mer genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing, waarbij het niet uitmaakt of het een activiteit betreft boven of onder de D-drempel. Via een m.e.r.-beoordeling worden de milieueffecten van de gewenste ontwikkeling onderzocht. Op basis hiervan wordt beoordeeld en beslist of een milieueffectrapport moet worden opgesteld.
Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is dient bekeken te worden of de ontwikkeling onder een activiteit op de zogenaamde D-lijst valt.
Volgens onderdeel D 11.2 van de Bijlage bij het Besluit mer dient er voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen een m.e.r.-beoordeling te worden gedaan. Het onderhavige bestemmingsplan heeft geen betrekking op een stedelijk ontwikkelingsproject.
Voor het onderhavige plan hoeft geen m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt en hoeft geen m.e.r.-beoordelingsbeslissing te worden genomen. Aangezien een m.e.r.-beoordeling niet aan de orde is, hoeft er tevens geen milieueffectrapport te worden opgesteld.
Tevens kan op voorhand worden vastgesteld dat er geen sprake is van 'belangrijke nadelige milieugevolgen' vanwege het plan. Uit de beschouwing van de milieu- en omgevingsaspecten in de voorgaande paragrafen blijkt dat er geen belangrijke nadelige invloed is op het milieu en de omgeving vanwege het plan, dan wel door het milieu en de omgeving op het plan.