Plan: | Aan de Vaart |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0361.BP00121-0305 |
In het coalitie-akkoord 2010 - 2014 is afgesproken dat de locatie DFS (plan 'Aan de Vaart' genoemd) gedeeltelijk wordt teruggegeven aan de sport en gedeeltelijk wordt herontwikkeld voor woningbouw in de vorm van welstandsvrije kavels. De locatie is gelegen naast het natuurgebied Oudorperhout en de molens langs de Hoornse Vaart. De locatie heeft veel kwaliteiten in zich voor een toplocatie voor een suburbaan woonmilieu mits er een passende afscheiding richting de rondweg komt. Er zijn stedenbouwkundige studies verricht naar mogelijke ruimtelijke invullingen en op basis van deze studies heeft de Raad bij het raadsbesluit van 19 december 2013 een keuze gemaakt voor één van de modellen, het zogenaamde model 'DFS – 1896 Athene'. Dit model gaat grofweg uit van woningbouw aan de westzijde en een sportfunctie aan de oostzijde van het terrein. Het woongebied wordt ontsloten via één ontsluitingsweg voor autoverkeer aan de Hoornseweg. Daarnaast wordt een insteek gerealiseerd voor de woningen, welke direct aan de Hoornseweg zijn geprojecteerd.
Het plan zorgt voor een kwalitatieve impuls voor het gebied en sluit functioneel gezien goed aan op de functies in de omgeving. De ruimtelijke inpassing wijkt weliswaar af van de meer lineaire structuren, maar doet hier ook geen geweld aan zodat aan de gekozen stedenbouwkundige en architectonische invulling enige vrijheid en ook meteen een eigen identiteit kan worden toegekend.
Planologisch gezien is het realiseren van dit woningbouwproject op basis van het geldende bestemmingsplan 'Oudorp' niet mogelijk. Zowel ruimtelijk als functioneel is de gekozen woningbouwinvulling afwijkend van het heersende regime. Ook wordt meer flexibiliteit beoogd voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van de sportverenigingen binnen het sportterrein. Om de woningbouw, de bijbehorende infrastructurele voorzieningen en de sportvoorzieningen mogelijk te maken, wordt het bestemmingsplan 'Oudorp' gedeeltelijk herzien.
Het bestemmingsplan 'Aan de Vaart' vervangt (gedeeltelijk) het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Oudorp' dat werd vastgesteld door de gemeenteraad op 4 april 2013 en in werking is getreden op 6 juni 2013.
Het plangebied 'Aan de Vaart' ligt in het noordoostelijk deel van de stad en wordt grofweg begrensd door de Hoornseweg, de Veertsloot, de Nollenweg en de Herenweg.
Het gebied bestaat uit grotendeels uit sportvelden en voorzieningen en bebouwing ten dienste van deze sportfuncties zoals een kantine, kleedlokalen, parkeervoorzieningen e.d.. De randen van het sportcomplex bestaan uit water geflankeerd door een groenstrook. In het noordelijke gedeelte van het plangebied ligt de Nollenweg, welke onderdeel uitmaakt van de rondwegenstructuur rondom Alkmaar.
Figuur 1: Luchtfoto plangebied (bron: google aerodata) |
Figuur 2: Plangrens bestemmingsplan Aan de Vaart |
Het bestemmingsplan 'Aan de Vaart' vormt het juridisch kader voor de herontwikkeling van het plangebied, waarin woningbouwontwikkeling aan de westzijde en sportvoorzieningen aan de oostzijde mogelijk worden gemaakt.
De gemeente heeft bij de herontwikkeling van het huidige DFS-terrein ervoor gekozen om belanghebbenden uit te nodigen om ten behoeve van overleg met de gemeente plaats te nemen in de Adviesgroep. Het overleg met de Adviesgroep heeft geleid tot twee mogelijke ontwikkelingsrichtingen voor de locatie. De Adviesgroep heeft beide richtingen positief beoordeeld en haar voorkeur uitgesproken voor '1896 Athene'. De gemeenteraad heeft in december 2013 gekozen voor de ontwikkelingsrichting '1896 Athene' en opdracht gegeven om hiervoor een globaal bestemmingsplan op te stellen (Bestemmingsplan Aan de Vaart). Ook gedurende het bestemmingsplanproces is ervoor gekozen om met deze belanghebbenden een aantal keren overleg te voeren.
In hoofdstuk 2 van deze toelichting worden de relevante Rijks, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders beschreven. In hoofdstuk 3 volgt na een kort historisch overzicht een verantwoording van de gewenste en mogelijke ontwikkelingen van het terrein en de omliggende bebouwing. De belangrijkste functies worden afzonderlijk belicht.
Hoofdstuk 4 bevat de uitkomsten van de in het kader van dit bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken in relatie tot de mogelijkheden die het plan biedt. In hoofdstuk 5 is een toelichting gegeven op de opzet van de planregels, welke in samenhang met de verbeelding het juridische bestemmingsplan vormen. Tot slot is in hoofdstuk 6 uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan opgenomen, verdeeld in de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze 13 nationale belangen zijn:
Conclusie
Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
Figuur 3. Ladder voor duurzame verstedelijking |
Trede 1:
De ontwikkeling van het terrein tot woongebied kan worden gezien als een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro). In Alkmaar en omgeving bestaat een actuele behoefte aan een dergelijke ontwikkeling. Het onderhavige bestemmingsplan is een uitvoering van de Nota Wonen. Hierin staat beschreven dat de woningbouwproductie moet worden voortgezet en geïntensiveerd. De behoefte is aangetoond in stukken die ten grondslag liggen aan deze Nota.
Trede 2:
Nu sprake is van een actuele (regionale) behoefte, zal deze, als het enigermate mogelijk is, in bestaand stedelijk gebied moeten worden gerealiseerd. Dus herstructurering en transformatie vóór uitleg.
Toets trede 2:
Conclusie
De herontwikkeling van het plangebied voorziet in een actuele (regionale) behoefte en kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. De derde trede komt daarmee niet aan de orde. De voorgestane ontwikkeling is in overeenstemming met de ladder voor duurzame ontwikkeling.
Op 21 juni 2010 is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Holland. Bij de vaststelling van de structuurvisie is tevens de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Op 8 maart 2014 is de PRVS vervangen door de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Compacte, hoogwaardige en bereikbare steden omringd door aantrekkelijk recreatief groen. Daar zet Noord-Holland de komende dertig jaar op in. De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland.
Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur. Gedeputeerde Staten stellen een provinciale woonvisie vast en jaarlijks een regionale woningbouwmonitor ten behoeve van het opstellen/actualiseren ervan.
Het provinciale beleid ten aanzien van verkeer en vervoer is aangegeven in het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2003. Het is meer dan ooit van belang wonen, werken en infrastructuur goed op elkaar af te stemmen. Nu treden er in toenemende mate bereikbaarheidsproblemen op en worden files in de ochtend- en avondspits steeds langer. Door de algemene verwachte mobiliteitsgroei zal er sprake blijven van forse en groeiende verkeersstromen. Op het hoofdwegennet, maar vooral ook meer verspreid binnen de regio, zullen de verkeersbewegingen toenemen.
Verbeteren van de bereikbaarheid van het stedelijk netwerk voor alle vervoerswijzen is de hoofdopgave. Daarbij dient ieder zoveel mogelijk zijn eigen gekozen vervoerswijze binnen bereik te hebben. Dat betekent dat verschillende vervoerswijzen goed op elkaar moeten aansluiten en dat er voldoende voorzieningen zoals transferia, P&R-terreinen en fietsenstallingen aanwezig moeten zijn.
Concentratie van wonen en werken bij stations en verhoging van de capaciteit van de spoorlijnen, maken deel uit van de provinciale wensen om alternatieve vervoerswijzen voor de auto te bieden. Het spoor is en blijft één van de belangrijkste dragers van nieuwe ontwikkelingen. Met een optimaal regionaal fietsnetwerk wil de provincie het (recreatieve) fietsgebruik bevorderen.
De provincie wil samen met de gemeente Alkmaar, Bergen, Heiloo en Rijkswaterstaat een studie starten om de doorstroming op de westelijke ring N9 te verbeteren. In het voorliggende bestemmingsplan zijn verkeerstechnische en infrastructurele veranderingen op de westelijke ring niet opgenomen.
In het gebied van Alkmaar, een historische stad in het al vele eeuwen bewoonde gebied van de strandwallen, ligt een krachtige cultuurhistorische basis. De monumentale binnenstad is historisch gezien zeer waardevol. De stad kent ook cultuurhistorisch belangrijke waterlopen en oude dijken. De provincie bepleit om cultuurhistorische waarden in een vroeg stadium van planontwikkeling te inventariseren, bij het ontwerp te gebruiken en bij de vaststelling van plannen mee te wegen.
De provinciale Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie is een geografische uitwerking van de Leidraad landschap en Cultuurhistorie (door gedeputeerde Staten vastgesteld juni 2010) en een herziening van de Cultuurhistorische waardenkaart (CHW). geeft een overzicht van de aanwezige cultuurhistorische waarden (door Gedeputeerde Staten vastgesteld 2002). De informatiekaart geeft informatie over landschapstypen, aardkundigewaarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als molens, militaire structuren en historische dijken.
Bij nieuwe ontwikkelingen dienen archeologische terreinen waar mogelijk behouden te blijven en ingepast te worden in de nieuwe structuur. Terreinen van zeer hoge waarde en van hoge waarde, dienen in bestemmingsplannen te worden opgenomen en beschermd. Terreinen van zeer hoge waarde zijn wettelijk beschermd. Bij ontwikkeling geldt dat werkzaamheden die kunnen leiden tot aantasting van de aanwezige waarden, vergunningplichtig zijn. Archeologische overblijfselen moeten door een archeologisch vooronderzoek in een zo vroeg mogelijk stadium worden gelokaliseerd. Waardevolle vindplaatsen, die niet behouden kunnen blijven, moeten voorafgaand aan de planuitvoering worden onderzocht door opgraving.
Conclusie
In verband met de lage archeologiosche verwachting is in het bestemmingsplan geen extra regeling getroffen om de cultuurhistorische en archeologische waarden in het plangebied te beschermen.
Het doel van het ruimtelijk milieubeleid van de provincie, zoals aangegeven in het Provinciaal Milieubeleidsplan, is dat de activiteiten van de provincie er toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Daarbij zijn twee overkoepelende doelen gesteld:
In het milieubeleidsplan is een achttal thema's benoemd, waarop activiteiten worden uitgevoerd om de gestelde doelen te halen. Per thema is in het milieubeleidsplan aangegeven welke de huidige inspanningen zijn en welke voornemens de provincie heeft.De uitvoering van het milieubeleidsplan vindt plaats via een tweejaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma, via vergunningen en handhaving, via subsidies en via gebiedsgerichte aanpak. Door middel van monitoring worden de prestaties en doelen gemeten om daarmee te kunnen vaststellen in hoeverre de beoogde maatschappelijke effecten zich voordoen.
Relaties met het ruimtelijke ordeningsbeleid
Ruimtelijke functies kunnen grote gevolgen hebben voor het milieu (geluid, externe veiligheid). Milieu moet een bepalende factor zijn bij de indeling van de ruimte en de vraag of je functies wel of niet kunt mengen. Om die reden is duurzaam ruimtegebruik in de provinciale ruimtelijke structuurvisie als overkoepelend provinciaal belang opgenomen.
In het milieubeleidsplan is aangegeven dat externe veiligheid, geluid, geur, bodem en luchtkwaliteit al in een vroegtijdig stadium deel moeten uitmaken van de ruimtelijke ontwikkeling. Voor externe veiligheid wordt een apart ruimtelijk beleidskader ontwikkeld. Geluid en geur krijgen via geluid- en geursignaleringskaarten een plek in de ruimtelijke planontwikkeling. Het meewegen van effecten van bovengronds en ondergronds ruimtegebruik op de bodem is een expliciet belang van de structuurvisie. Bij luchtkwaliteit gaat het om het voldoen aan de grenswaarden. Naast de structuurvisie coördineert de provincie een aantal ruimtelijke projecten. Deze zijn niet gelegen in en hebben geen betrekking op Alkmaar.
Conclusie
In hoofdstuk 4 van het bestemmingsplan worden de verschillende milieuaspecten behandeld. Hiermee wordt invulling gegeven van het provinciaal milieubeleid.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geeft in het waterbeheersplan 2010-2015 een overzicht van de doelen en maatregelen om het watersysteem in deze periode op orde te brengen. Het plan gaat in op beheer en onderhoud van dijken en watergangen, de afvalwaterzuiveringen, lozingen, uitvoeringsprogramma's en calamiteitenbestrijding. De komende jaren worden veel dijken langs Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Markermeer en kades langs vaarten en kanalen versterkt. Ook wordt extra ruimte voor water gerealiseerd, worden gemalen aangepast en worden veel stuwen verbreed en geautomatiseerd. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het werkgebied, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval en periodes van watertekort. In hoofdstuk 4.4 wordt nader ingegaan op de wateraspecten in het plangebied.
De regionale woonvisie geldt als leidraad bij de invulling van de regionale en lokale woningbouwprogramma's. Geeft richting aan regionale ontwikkelingen en signaleert kansen en bedreigingen op de woningmarkt. In 2011 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Provinciale Woonvisie "Goed Wonen in Noord-Holland 2010-2020" vastgesteld. De gemeenten in de regio Alkmaar hebben de provinciale woonvisie uitgewerkt naar een Regionaal Actie Programma (RAP) voor de regio Alkmaar. De betrokken gemeenten hebben hiermee onderling heldere afspraken gemaakt over de inzet die nodig is om de kwantitatieve en kwalitatieve bouwopgave in de regio te behalen.
In de toekomstvisie Alkmaar 2030 heeft de gemeente zich laten leiden door het antwoord op de vraag “Wat voor stad wil Alkmaar zijn in 2030?”. De visie geeft een beeld van Alkmaar in het jaar 2030. Dit beeld is gebaseerd op de drie keuzes die de gemeente met deze visie heeft gemaakt.
Onafhankelijk van de keuzes die in een toekomstvisie gemaakt worden, is er een aantal uitgangspunten dat centraal staat in Alkmaar.
Ten eerste is Alkmaar een sociale stad met vrijheidslievende mensen. In Alkmaar is er ruimte voor ontwikkeling van de bewoners. Sport zit in de genen van Alkmaar en tradities worden hoog gehouden.
De waardering voor monumenten, de Kaasmarkt, 8 oktober viering, 'bij Alkmaar begint de victorie' en de mogelijkheid om te participeren, geven een indicatie van de binding van Alkmaarders met de stad. De beleefde kwaliteit van leven hangt nauw samen met de rust en ruimte die Alkmaar en de omgeving biedt.
Ten tweede is Alkmaar een economisch sterke stad. Bedrijvigheid en dienstverlening gaan hier hand in hand. Alkmaarders zijn ondernemers. Dat was vroeger al zo op de Waag en Alkmaar is nog steeds één van de aantrekkelijkste winkelsteden van Nederland en ontmoetingsplek bij uitstek. Er is een sterke stroom woon-werkverkeer van Alkmaar naar de regio en vice versa. Dit legt een druk op de bereikbaarheid via de weg. Alkmaar is goed bereikbaar per trein. Alkmaar is ook een duurzame stad. De stad is omringd door natuurgebieden en door vooraanstaande bedrijven op het gebied van duurzaamheid.
Nota wonen 2008-2013
Alkmaar wil een aantrekkelijke stad zijn, ook om in te wonen. In de regio neemt Alkmaar als stad een bijzondere positie in en dat komt mede tot uitdrukking in de keuze die gemaakt wordt voor het realiseren van stedelijke woonmilieus. Het geeft een beeld hoe de stad zich zou moeten ontwikkelen. Deze zijn in hoofdlijnen beschreven in een Meerjaren Ontwikkelingsprogramma dat is opgesteld in het kader van het Grote Steden Beleid. In de Nota Wonen zijn de beleidsuitgangspunten voor de periode 2008-2013 uitgewerkt en geactualiseerd. Voor de komende jaren gelden de volgende uitgangspunten:
De woningbouwproductie moet worden voortgezet en geïntensiveerd. Keuzes maken en blijven inzetten is vooral van belang doordat de nieuwbouw de komende jaren bijna uitsluitend gebeurt op inbreidingslocaties die elk hun eigen specifieke kenmerken en dynamiek hebben. De kwaliteit van al bestaande woningen en woonwijken moet op peil zijn voor huidige en toekomstige bewoners.
Visiedocument Wonen, Welzijn en Zorg, 2006
Het Wonen, Welzijn en zorgbeleid van de gemeente Alkmaar is er op gericht om Alkmaarders in staat te stellen om in de omgeving die zij verkiezen zelfstandig te kunnen wonen zo lang als zij dat zelf willen. Keuzevrijheid van mensen staat centraal. Het gaat er om dat de inwoners van Alkmaar worden ondersteund met individuele en collectieve voorzieningen waar men desgewenst gebruik van kan maken. Vanuit deze visie ligt er voor de gemeente en voor woon-, zorg- en welzijnsorganisaties in het veld een opgave op drie terreinen:
Deze opgave is als volgt vertaald:
Voor elk van deze vier opgaven is een deelprogramma geformuleerd.
Nota beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen, 1997
Naast de traditionele vrije beroepen is er een toename waar te nemen van beroepen-aan-huis. In de nota Werken aan huis is aangegeven dat enerzijds het beroeps- en bedrijfsmatig medegebruik van woningen stimulerend kan werken op de economische ontwikkeling. Anderzijds kan dit het woongenot van de omgeving bederven en concurrentievervalsing met zich meebrengen.
In Alkmaar was behoefte aan algemeen beleid ten aanzien van dit medegebruik van woningen. Dit beleid moet zorgen voor een positief evenwicht tussen de positieve en negatieve effecten van werken-aan-huis. Het voorgestelde beleid geldt voor geheel Alkmaar. Bij een beroep-aan-huis dient de woonfunctie behouden te blijven. Daarnaast mag de activiteit geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de woonomgeving.
Conclusie
Het bestemmingsplan voorziet in de bestemming 'Woongebied' waarbinnen vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen, waarbinnen het mogelijk is een beroep/bedrijf aan huis te hebben, gebouwd kunnen worden. De locatie heeft veel kwaliteiten in zich voor een toplocatie voor een suburbaan woonmilieu. Door een grote mate aan stedenbouwkundige en architectonische vrijheid te bieden, kan een bijzonder woonmilieu gerealiseerd worden. Het aanbieden van een dergelijk bijzonder woonmilieu draagt bij aan de aantrekkelijkheid van Alkmaar en de diversiteit in woning-/kavelaanbod.
Actieprogramma Economie & Toerisme in Alkmaar 2010 t/m 2015
Alkmaar is gelegen op steenworp afstand van de Randstad en oefent een grote aantrekkingskracht uit op mensen en bedrijven. De monumentale binnenstad, voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, sport, cultuur, evenementen en winkels zorgen voor grote levendigheid. Ook de aanwezigheid van bedrijven is bepalend voor het karakter van de stad. Hiermee vervult Alkmaar een belangrijke functie in de regio en maakt de stad attractief voor bezoekers uit binnen- en buitenland. Alkmaar heeft de ambitie om zich verder te ontwikkelen als complete en Vitale centrumstad: hoofdstad van Noord-Holland Noord. Het economisch en toeristisch actieprogramma 2010-2015 geeft de ambitie weer voor het economisch en toeristisch beleid met de volgende doelstellingen:
Aan het actieprogramma is een 'dynamisch uitvoeringsplan 2010 t/m 2015' gekoppeld waarin verschillende thema's en doelstellingen voor het versterken van economie & toerisme zijn uitgewerkt en worden gekoppeld aan concrete projecten.
Milieubeleidsplan
In het Milieubeleidsplan zijn voor wonen, werken, publieke instellingen, openbare ruimte en verkeer, naar aanleiding van het energie en CO2-beleid, apart doelstellingen geformuleerd. Voor verschillende onderwerpen zijn maatregelen opgenomen: voor wonen, werken, publieke instellingen en dergelijke. De maatregelen die worden voorgesteld vallen buiten het bereik van het instrument bestemmingsplan, het gaat bijvoorbeeld om energieprestatie-eisen.
Klimaatagenda 2009-2012
De gemeente Alkmaar heeft de klimaatproblematiek aangewezen als speerpunt van het milieubeleid. Het betekent dat energie de basis vormt voor de duurzame ontwikkeling van de gemeente Alkmaar. Het hoofddoel is een totale besparing op niet duurzame energie van 30% in 2020 t.o.v. 1990, wat neerkomt op een besparing van 3% per jaar.
Om deze doelstelling voortvarend en praktisch op te pakken is de volgende agenda opgesteld.
De ruimtelijke mogelijkheden om duurzaamheidaspecten en dergelijke te realiseren via een bestemmingsplan zijn beperkt. Op de locatie waar ontwikkelingen zijn voorzien zullen, voor zover mogelijk, mogelijkheden worden gecreëerd om duurzame voorzieningen te realiseren en daarmee invulling te geven aan de energieambities van de gemeente Alkmaar.
Warmte- en koudenota gemeente Alkmaar
De gemeente Alkmaar voert een actief klimaatbeleid dat onder andere is gericht op het beperken van de uitstoot van het broeikasgas CO2. Concrete doelstellingen zijn vastgelegd in het Milieubeleidsplan van de gemeente en in klimaatafspraken met Provincie en Rijk. In de klimaatagenda worden deze doelstellingen bevestigd en waar mogelijk aangescherpt.
Voor nieuwbouwprojecten en herstructureringsprojecten geldt op basis van het huidige gemeentelijke beleid een EPL-doelstelling van 7,0 (EPL=Energieprestatie op Locatie). Deze EPL kan in de praktijk worden gehaald met een 20 a 30% besparing op het energiegebruik voor verwarmen en koelen ten opzichte van de minimale eisen in het bouwbesluit. Voor de gemeente Alkmaar is er aanleiding om de aanleg van warmteleidingen in openbare grond mogelijk te maken en om de toepassing van restwarmte voor verwarming en koeling zoveel mogelijk te stimuleren. Hiermee wordt invulling gegeven aan het klimaatbeleid van de gemeente. Dit betekent dat voor nieuwbouwlocaties en herstructureringslocaties wordt gekozen voor duurzame warmtelevering. Voor bestaande bouw geldt dat aansluiting op duurzame warmte en, voor zover daar behoefte aan is, duurzame koude wordt gestimuleerd.
Duurzaamheidagenda 2009-2012
In de duurzaamheidagenda zijn voor wonen, werken, publieke instellingen, openbare ruimte en verkeer, naar aanleiding van het energie en CO2-beleid, apart doelstellingen geformuleerd.
Voor 'werken' wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande werken en nieuwe bedrijven. Voor bestaande bedrijven wordt bij vergunningverlening de energiebesparing als specifiek onderdeel meegenomen. Voor nieuwe bedrijven moet niet alleen aandacht geschonken worden aan energiebesparing, maar ook aan lagere energieprestaties in het algemeen. Bij duurzame energie kan gedacht worden aan actieve wind en zonne-energielocaties op bedrijventerreinen.
Luchtkwaliteit
Alkmaar neemt deel aan het NSL (Nationale Samenwerking Luchtkwaliteit). In dat kader is er ieder jaar een herijking van de luchtkwaliteit door middel van de Monitoringstool. Dit is een instrument waarmee jaarlijks nationaal de luchtkwaliteit wordt bepaald. In deze tool zijn alle belangrijke wegen in en rond Alkmaar opgenomen. In 2010 en 2011 waren er geen situaties in Alkmaar waar een overschrijding van de norm voor de diverse stoffen optrad. In het kader van de samenwerking NSL nam en neemt de gemeente Alkmaar maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Duurzame Stedenbouw
In het Milieubeleidsplan zijn specifieke doelstellingen opgenomen ten aanzien van duurzame stedenbouw. In de nota “Duurzame Stedenbouw Alkmaar” van juni 2002 is het gemeentelijk beleid ten aanzien van duurzame stedenbouw nader uitgewerkt in concrete ambities en maatregelen. De nota is samengesteld in de vorm van een naslagwerk met een indeling naar woonmilieus. Elke wijk of buurt heeft haar eigen ruimtelijke kenmerken. Door de diversiteit in de ruimtelijke kenmerken verschillen ook de kansen en mogelijkheden voor duurzame stedenbouw per woonmilieu. Met concrete maatregelen zijn hierin de duurzaamheidsmaatregelen van de belangrijkste stedenbouwkundige keuzen inzichtelijk gemaakt. De maatregelen zijn geen bindende richtlijnen, maar ambities welke nagestreefd worden.
Bij de ontwikkeling van beleid op het gebied van duurzame stedenbouw moet rekening worden gehouden met een aantal bestaande beleidskaders, waarin op het gebied van duurzaamheid al afspraken of regels zijn opgenomen. In de nota is aangegeven op welke wijze de duurzaamheidsaspecten van die beleidskaders in Alkmaar een vervolg krijgen.
Vervolgens passeren in de nota de woonmilieus van Alkmaar de revue, waarbij telkens per woonmilieu een gebiedsomschrijving wordt gegeven, gevold door de ambities voor dat gebied.
Conclusie
Bij de realisatie van de woningen en bij de inrichting van de openbare ruimte wordt invulling gegeven aan de in het beleid geformuleerde ambities en doelstellingen.
Kadernota Duurzame Bereikbaarheid
De kadernota geeft een visie op hoe in de toekomst moet worden omgegaan met keuzes voor de bereikbaarheid van de stad. De actieplannen geven binnen die visie de uitgewerkte maatregelen weer. Deze gestelde uitgangspunten zijn in het kader van het economische functioneren van de stad, de leefbaarheid verbeteren en de natuurwaarden in stand houden.
In de kadernota zijn twee verschillende plannen beschreven die een oplossing bieden voor de knelpunten in de stad. Deze twee plannen zijn Stadsconcept A en Stadsconcept B.
Stadsconcept A
Dit is het zogenaamde ringenmodel, dat mensen verleidt om gebruik te maken van de ring. Dit concept gaat uit van twee ringen: de binnenring en de buitenring rond Alkmaar. Deze ringen zijn met elkaar verbonden via radialen (dwarsverbindingen).
Stadsconcept B
Dit is het sectorenmodel, dat mensen dwingt om gebruik te maken van de ring. In dit concept wordt de stad in drie sectoren verdeeld. Binnen de sectoren kun je je gewoon verplaatsen, maar wie met de auto van de ene naar de andere sector wil, moet dat doen via de buitenring. Autoverkeer tussen de sectoren wordt dan onmogelijk gemaakt door enkele afsluitingen op bijvoorbeeld de Bierkade, de Kennemersingel en de Texelse brug.
In beide concepten speelt de buitenring een belangrijke rol. Die zou dan wel aanzienlijk moeten verbeteren, bij voorkeur door de hele ring ongelijkvloers te maken (dit betekent dat kruisende wegen altijd onderdoor of bovenlangs gaan). Bij beide concepten is rekening gehouden met een eventuele onverwachte toename van verkeer. Het ringenmodel kan echter meer verkeer verwerken dan het sectorenmodel. En het sectorenmodel zorgt weer voor een aanzienlijke vermindering van de geluidsbelasting en de luchtverontreiniging in en rond het centrum. Zo hebben beide concepten voor- en nadelen.
Conclusie
Op 29 september 2011 heeft de gemeenteraad van Alkmaar besloten om te kiezen voor het zogenaamde Ringenmodel (Stadsconcept A) en hier uitvoering aan te geven.
Parkeernormen 2007 – 2015
De nota Parkeernormen 2007 – 2015 van de gemeente Alkmaar beschrijft de achtergronden en keuzes ten aanzien van het gemeentelijke parkeerbeleid. De centrale gedachte uit deze nota is dat bij de ontwikkeling van een locatie de parkeerdruk nu en in de toekomst niet mag worden afgewenteld op de directe omgeving. Alleen in de binnenstad mag een uitzondering worden gemaakt vanwege het historische karakter. Daar behoren collectieve oplossingen in parkeerbeleid en parkeergarages tot de mogelijkheden. In de nota wordt ingegaan op parkeren in relatie tot een bepaald type voorziening.
Conclusie
Gezien het feit dat het bestemmingsplan ontwikkelingsgericht is, vinden er ontwikkelingen op het gebied van parkeren plaats. Deze ontwikkeling wordt getoetst aan de vastgestelde gemeentelijke parkeernormen. Er wordt geparkeerd op eigen terrein en bezoekersparkeren vindt plaats in de openbare ruimte.
Groenbeleidsplan Alkmaar 2004 - 2014
Het groenbeleidsplan Alkmaar 2004-2014 bevat de hoofdlijnen van beleid voor de groenstructuur en het groenbeheer. Groen (parken, groene verbindingen, bomen en plantsoenen) is essentieel voor de kwaliteit van de woon-, werk- en leefomgeving. In het Groenbeleidsplan Alkmaar wordt gestreefd naar het beschermen en ontwikkelen van een heldere, stabiele, groene structuur.
Groene hoofdstructuur
Alkmaar streeft naar het in stand houden, ontwikkelen en creëren van een groene hoofdstructuur. De hoofdgroenstructuur heeft betekenis voor iedereen in de stad, voor sfeer, herkenning en voor het recreatieve gebruik, zoals wandelen, fietsen en verblijven.
De groene hoofdstructuur bestaat uit:
Het groenbeleid richt zich op het in stand houden van de essentiële waarden van deze hoofdstructuur. Deze waarden worden gevormd door de omvang, de aaneensluiting, de verdeling en de samenhang van de gebieden, de leeftijd en de resultaten van (langdurige) ontwikkelingsprocessen. Het resultaat zijn waarden ten aanzien van cultuurhistorie, ecologie, gebruiksmogelijkheden, beleving en structuur die zich niet laten vervangen of compenseren. Alkmaar moet zuinig zijn op het groen en daarom de hoofgroenstructuur beschermen om onherstelbare verliezen te voorkomen.
De hoofdgroenstructuur sluit aan op de omliggende landschappen in het buitengebied en op het regionale en provinciale beleid zoals de provinciale ecologische hoofdstructuur, de Groene- en Blauwe loper (HAL), de herinrichting Bergen-Egmond-Schoorl (BES) en het Otterplan.
De grote groengebieden en de natte oeverzones en waterlopen vormen samen een raamwerk voor de natuurontwikkeling in de stad: de natuur dichtbij. In het ecologisch groen richt het beheer zich op het begeleiden en stimuleren van natuurlijke processen en natuurontwikkeling.
Het groen en het water is om te gebruiken en te beleven, op de fiets of wandelend, met speelplekken en picknickplaatsen. Spelen in het groen moet ook overal dichtbij huis kunnen, omdat de straat daartoe steeds minder ruimte biedt. In de grote groengebieden horen ook volkstuinen of aan de randen een kinderboerderij.
Groen vormt eveneens een onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit en herkenbaarheid van de delen van de stad. Met groen kunnen historisch landschappelijke lijnen (dijken en wegen) worden geaccentueerd.
Het gemeentelijk groenbeleid adviseert de aanleg van een volledige ruimtelijke hoofdstructuur van laanbomen langs ontsluitingswegen en stadsgrachten.
Groen in de wijken
Buiten de groene hoofdstructuur zorgt het fijnmazig groen in de woonwijken voor een directe bijdrage aan de leefbaarheid, omgevingskwaliteit en leefklimaat. Het groen beïnvloedt dus dagelijks de ervaring van de openbare ruimte en moet daarom voldoen aan de gewenste uitstraling, sfeer en herkenbaarheid. Het groenbeleid gaat uit van het handhaven van het areaal groen.
Omdat groen in elk van deze gebieden een andere functie heeft wordt onderscheid gemaakt tussen:
Gebruik en functies
Om de kwaliteit van de openbare ruimte te vergroten streeft de gemeente Alkmaar naar groen dat betekenis geeft aan de verschillende functies. Afhankelijk van de functie(s) of gebruik wordt de inrichting bepaald. Een voorbeeld hiervan is bijzondere accenten zichtgroen langs bedrijventerreinen.
Conclusie
In het hele plangebied zijn groenvoorzieningen (planologisch-juridisch) toegestaan.
Een Waterplan voor Alkmaar 2002 - 2012
De stad Alkmaar heeft van oudsher een band met water. Alkmaar staat de komende jaren voor de taak om de wateropgave in het stedelijk gebied op te lossen. De gemeente werkt daarom vanaf 2002 onder de titel “Alkmaar, stad aan het water” samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aan een integrale visie. De visie vormt de leidraad voor het omgaan met water in de ruimtelijke ontwikkelingen en bij een goed stedelijk beheer. Veel van de karakteristieke elementen van Alkmaar hebben van oudsher een relatie met water, zoals de grachten in de binnenstad, de diverse molens in de stad, de waterrijke parken en de ligging aan het Noordhollands kanaal. Bij het oplossen van de wateropgave wordt aansluiting gezocht bij deze elementen.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn afspraken gemaakt tussen het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om wateroverlast te voorkomen. Het stedelijk watersysteem van Alkmaar is aan deze afspraken getoetst in de studie Bescherming Wateroverlast Noorderkwartier van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Hieruit blijkt dat er extra waterberging moet worden gerealiseerd in enkele polders in en rondom Alkmaar. Binnen de bestaande stad gelden maatregelen die in het Waterplan zijn overeengekomen. In deze visie zijn maatregelen beschreven die uitgevoerd moeten worden om een optimaal en duurzaam ingericht watersysteem te krijgen met aandacht voor waterkwaliteit, waterkwantiteit, ecologie en recreatie. Het watersysteem zal niet alleen aan de veiligheid in de stad bijdragen, maar ook aan de belevingswaarde, de gebruikswaarde en de natuurwaarde voor de komende generaties.
De visie en de uitwerking per deelgebied zullen voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen het kader vormen voor de watertoets.
Alkmaar, stad aan het water is geenszins een 'af ' plan maar vormt een leidraad voor toekomstige ontwikkelingen en brengt afzonderlijke projecten in onderlinge samenhang. De visie is richtinggevend voor stedelijke ontwikkelingen. Dat betekent dat bij stedelijke ontwikkelingen uitgegaan wordt van het oplossen van opgaven en benutten van kansen zoals aangegeven in deze visie.
Conclusie
Goed waterbeheer in het plangebied is van belang. De aanwezige waterpartijen zijn als zodanig bestemd. In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op dit onderwerp in relatie tot het bestemmingsplan.
Cultuurhistorie Alkmaar Beleidsvisie 2009-2019
Op 10 september 2009 heeft de gemeenteraad de nota Cultuurhistorie Alkmaar Beleidskader
2009-2019 'Authentiek door dynamiek' vastgesteld. Centraal in deze beleidsvisie staat de samenhang tussen de vakgebieden archeologie, bouwhistorie en monumentenzorg.
De Nota Belvedère heeft cultuurhistorie een plek gegeven in de ruimtelijke ordening. In de visie Modernisering Monumentenzorg wordt ingestoken op de juridische en wettelijke verankering van cultuurhistorie in bestemmingsplannen. Vooruitlopend hierop en in het kader van de wettelijke verplichting de bestemmingsplannen te actualiseren, wordt beleid op dit vlak vastgesteld.
In deze nota Cultuurhistorie Beleidsvisie 2009-2019 wordt het beleid onderbouwd en toegelicht voor belanghebbenden en geïnteresseerden.
Ten bate van bestuursefficiëntie, burgerservice en ruimtelijke ontwikkelingen zijn de werkterreinen archeologie, bouwhistorie en monumentenzorg samengevoegd in een gezamenlijke nota cultuurhistorie.
Voor archeologie is met de invoering van de Wet Archeologische Monumenten Zorg (Wamz) per september 2007 een einde gekomen aan de onzekerheid rondom de invoering van het Europese verdrag van Malta. De wet schrijft voor dat de gemeente met het vaststellen van bestemmingsplannen rekening moet houden met de in de bodem aanwezige dan wel te verwachten (archeologische) waarden. In het plangebied bevinden zich geen terreinen met een archeologische verwachting. Het gemeentelijk beleid voor behoud van archeologische waarden in het plangebied, is weergegeven in pararaaf 4.13 over archeologie.
Kadernota Horecabeleid
De vigerende horecanota stamt uit 2003 en is niet goed meer toepasbaar. Het beleid faciliteert het concept 'Alkmaar bruisende stad' in onvoldoende mate. Ook zijn er rond de horeca op de zogenaamde uitgaanspleinen knelpunten gerezen die leiden tot een verlies aan kwaliteit voor de woon- en leefomgeving. Op 3 juli 2013 is het horecabeleid herzien. In het nieuwe horecabeleid wordt aan de hand van de functionele karakteristieken van buurten en wijken bepaald welke functie prevaleert en vervolgens trekt de gemeente daaruit conclusies over de ruimte die de horeca in de toekomst geboden wordt in de betreffend gebieden. Dat heeft voor een aantal gebieden een beperkte en soms uitgebreide uitbreidingsmogelijkheden tot gevolg, maar waar horeca en omgeving nu al in disbalans zijn, wordt een duidelijk pas op de plaats gemaakt, consolidatie. Dit om de disbalans niet te vergroten maar eerst via een actieve handhaving om te buigen naar een nieuw evenwicht. Met het nieuwe horecabeleid worden cultuur, evenementen en buurtondernemingen annex het verenigingsleven zo optimaal mogelijk gefaciliteerd en krijgt Alkmaar een goede impuls om een belangrijke, bruisende stad te zijn.
In het Horecabeleid wordt gebruik gemaakt van horecacategorieën. De hoofdactiviteit van een onderneming is in principe bepalend voor de categorie indeling. Indien er regelmatig activiteiten plaatsvinden die een uitstraling op de omgeving hebben die groter is dan die van de feitelijke hoofdactiviteit, dan leidt dat tot plaatsing in een zwaardere categorie. Dan zal zowel de vergunning op grond van de APV moeten worden aangepast. Dat kan alleen als de zwaardere categorie past in het bestemmingsplan.
Categorie 1: Disco/nachtclub/bar-dancing:
Een horecabedrijf, waaronder een discotheek, nachtclub, bar/-dancing en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen. Hierbij wordt met name gekeken naar ruimtebeslag, parkeren en bereikbaarheid;
Categorie 2 : Café/Grand café/Café-restaurant:
Een horecabedrijf, waaronder een café, grand-café, café-restaurant en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid. Hierbij is vaak sprake van ruimtebeslag, behoefte aan terrassen en conflict met andere functies;
Categorie 3: Restaurant, lunchroom:
Een horecabedrijf, waaronder een restaurant, lunchroom en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken. Waarvan vestiging in principe bijna overal plaats kan vinden;
Categorie 4: Cafetaria/snackbar, ijssalon, shoarmazaak:
Een horecabedrijf, waaronder een snackbar, cafetaria, ijssalon, shoarmazaak en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, zoals een eethuis, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van bereide etenswaren voor consumptie ter plaatse en elders dan ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken. De zwak alcoholhoudende dranken worden alleen verstrekt voor het gebruik elders dan ter plaatse. Bij deze categorie is vooral sprake van een relatie met de winkelfunctie en de ruimte-claim van loket en publiek;
Categorie 5: overig (horeca gerelateerd):
Deze categorie wordt niet als horeca in het bestemmingsplan genoemd, maar komt wel voor in Alkmaar. Denk hierbij aan: zalenverhuur (valt onder 'maatschappelijk'), hotel, pension (valt onder begrip 'hotel'), catering (valt onder 'bedrijf'), traiteur (valt onder begrip 'detailhandel') Door deze indeling ontstaat een differentiatie van lichte en zwaardere horecafuncties. Hiermee wordt beoogd om de nadelige invloeden van de vestiging van een horecabedrijf op het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.
Conclusie
Voor dit plan zijn alleen aan de sportfunctie ondersteunende paracommerciële horecavestigingen in categorie 3 toegestaan. Deze worden in de regels aangegeven.
Hotels en Bed & Breakfast Alkmaar
Met de “Beleidsnota Hotels en Bed & Breakfast in Alkmaar 2010 t/m 2015” beschikt de gemeente over een actueel, verantwoord, faciliterend hotelbeleid, waarin inzichtelijk is gemaakt wat de (ruimtelijke) mogelijkheden zijn voor de vestiging, of uitbreiding van hotels en bed & breakfasts in Alkmaar.
Hotels
In 2005 is een vijftal gebiedslocaties aangemerkt als geschikte hotellocaties, te weten Kooimeerplaza, Huiswaard-Overstad, het stationsgebied, Westrand Alkmaar en de binnenstad. Voor deze vijf locaties geldt dat hotels in de ruimtelijke plannen mogelijk zijn of mogelijk gemaakt worden door bij actualisatie van de bestemmingsplannen deze flexibel in te richten.
Wanneer een hotelaanvraag niet past binnen het bestemmingsplan, kan een afzonderlijke planologische procedure worden doorlopen. Per hotelaanvraag kan de gemeente bepalen of toepassing wordt gegeven aaan de mogelojkheden om van het lan af te wijken. Voorwaarde hierbij is dat het aantal woningen in het pand gelijk blijft.
Bed & Breakfast
Om het onderscheid tussen bed & breakfast en hotels te verduidelijken wordt de volgende omschrijving met voorwaarden voor 'Bed & Breakfast' gehanteerd door de gemeente Alkmaar. Een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, overnachtingsaccommodatie gericht op het verschaffen van veelal kortdurend verblijf (logies) en ontbijt. Dit is toegestaan binnen de woonbestemming. De ruimte beslaat maximaal 30% van de woonruimte of maximaal 60m2. De Bed & Breakfast biedt plaats voor maximaal 4 personen. De Bed & Breakfast is onderdeel van het hoofdverblijf en beschikt niet over een kookvoorziening.
Conclusie
In het plangebied is geen hotel aanwezig. De mogelijkheid voor B&B wordt binnen het begrip 'beroep aan huis' geregeld als Logies met ontbijt.
Evenementen 2011
Het uitvoeringskader Evenementen heeft als doelstelling:
In het Evenementenkader zijn de evenementen ingedeeld in 3 categorieën:
Indien een gemeente evenemententerreinen in het bestemmingsplan wil verankeren dan is het vanuit een goede ruimtelijke ordening wenselijk om het aantal en de plek van de evenementen te begrenzen. In dit bestemmingsplan is bepaald dat evenementen van categorie 2 alleen zijn toegestaan op de aangegeven evenemententerreinen (Alkmaarderhout en Beethovensingel). Evenementen van categorie 3 worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Zoals aangegeven in het Evenementenkader wordt het aantal evenementen van categorie 2 en 3 nog per locatie bepaald. Voor categorie 1 evenementen gelden in principe geen beperkingen. Deze kunnen op grond van het beleid in principe in de hele stad worden georganiseerd, onder de voorwaarden die in het Evenementenkader zijn gesteld. Zo wordt er restrictief beleid gevoerd voor evenementen in onder meer woonbuurten en parken, waarvan de planlocatie 'Vaart' een voorbeeld is. De restrictie is op deze planlocatie van toepassing, omdat de locatie zich niet leent voor evenementen. Dit betekent dat evenementen hier niet zijn toegestaan.
Voetbalwedstrijden en sport- en spelwedstrijden vallen niet onder het begrip evenement. Deze activiteiten passen echter wel binnen de bestemming 'Sport' en zijn binnen die bestemming binnen de planlocatie dus toegestaan.
Conclusie
Aangezien het vanuit goede ruimtelijke ordening wenselijk is om het aantal en de plek van de evenementen te begrenzen, is in dit bestemmingsplan bepaald dat er geen evenementen zijn toegestaan binnen het plangebied. Binnen de stad Alkmaar zijn er andere locaties aan te wijzen die zich beter lenen voor een evenement van categorie 2 en 3.
Sport
Het sportbeleid is vastgelegd in de nota "Alkmaar Sportstad" beleidskader Sport 2009 en verder. Van de zeven beleidskader voor de komende jaren is een blijvende focus op accommodatiebeleid van belang. Door de bouw en het beheer van accommodaties worden de voorwaarden geschapen voor sportbeoefening door sporters op alle niveaus. Daarnaast is een sportieve inrichting van openbare buitenruimten van belang.
Alkmaar onderscheidt drie typen sportaccommodaties:
Vooral de accommodaties op wijkniveau dienen zoveel mogelijk gelijk verspreid te zijn over de stad. Voor de regio en landelijke accommodaties geldt dat deze vooral in de Westrand gevestigd zijn en worden. De ontwikkeling van het Sportcomplex De Meent speelt een belangrijke rol in de toekomstplannen van de sport in Alkmaar. Resultaat van de herontwikkeling van De Meent zal zijn, de realisatie van een multifunctioneel, hoogwaardig sportcomplex waarin breedtesport, topsport en onderwijs hand in hand gaan. En bezien in samenhang met de andere sportcomplexen en actieve verenigingen in de Westrand, resulterend in de ontwikkeling van een Alkmaarse sportboulevard.
Welstandsnota
In de 'Welstandsnota Alkmaar' staat het beleid en de toepassing van dat beleid beschreven op het onderdeel welstand. Bouwplannen worden getoetst aan welstand. In de nota zijn de criteria opgenomen waaraan wordt getoetst. De criteria hangen af van het soort bouwwerk en het gebied waar dit bouwwerk in wordt gerealiseerd.
Conclusie
De gemeenteraad heeft op 19 december 2013 besloten om welstandsvrij bouwen op deze locatie mogelijk te maken en daarom de Welstandsnota niet van toepassing te verklaren op alle nieuw te bouwen woningen binnen het plangebied.
Beleidsregels vuurwerkverkooppunten
In augustus 2008 zijn beleidsregels voor vuurwerkverkoop in Alkmaar vastgesteld. Het doel van deze beleidsregels is om de verkooppunten van vuurwerk te reguleren in het belang van de openbare orde en ter voorkoming van overlast. Het maximum aantal verkooppunten voor vuurwerk is vastgesteld op twee verkooppunten per wijk. Daarbij zijn er regels over waar geen vuurwerkverkooppunten gevestigd mogen worden, zoals niet in een winkelcentra met een voetgangersgebied en (toekomstige) overdekte winkelcentra, niet binnen een straal van 100 meter rondom ziekenhuizen, verpleeghuizen, bejaardencentra, dierenasiels en –opvangcentra en tankstations, en in het centrum binnen het voetgangersgebied.
Conclusie
In het plangebied zijn geen vuurwerkverkooppunten aanwezig en deze worden planologisch ook niet toegestaan.
Prostitutiebeleid
Het prostitutiebeleid van de gemeente Alkmaar is vastgesteld in september 2000. Het beleid is een middel voor het beheersen en reguleren van de exploitatie van prostitutie. De aanpak is erop gericht om de exploitatie van prostitutie waarin meerderjarige prostituees die vrijwillig werkzaam zijn in goede banen te leiden, zo gezond, veilig en transparant mogelijk te maken en te ontdoen van criminele randverschijnselen. Het beleid heeft betrekking op de openbare orde en veiligheid, de kwaliteit van het pand en de inrichting, arbeidsomstandigheden en hygiënische voorzieningen en gezondheid. Uitgangspunt van het beleid is een bevriezing van het huidige aanbod van raamprostitutie en overige seksinrichtingen.
Van belang voor het bestemmingsplan is dat er geen seksinrichtingen worden gevestigd in specifieke woonbuurten of straten met een overwegende woonfunctie. Bestaande seksinrichtingen krijgen een plaats in de bestemmingsplannen. Daarnaast wordt een verbodsbepaling opgenomen in de gebruiksregels voor prostitutie en seksinrichtingen.
Conclusie
Seksinrichtingen zijn in het plangebied niet aanwezig en worden middels de specifieke gebruiksregels uitgesloten.
Op 3 juli 2012 heeft het college van Burgemeester en Wethouders de beleidsnota “afwijkingenbeleid – afwijken van het bestemmingsplan” vastgesteld. Dit afwijkingenbeleid wordt toegepast bij het verlenen van omgevingsvergunningen met afwijkingen van het bestemmingsplan, de zogenaamde “kruimelgevallen”. Het afwijkingenbeleid heeft zowel betrekking op de erfbebouwingsregeling en regeling voor andere bouwwerken bij woonfuncties en bij niet woonfuncties. Het afwijkingenbeleid biedt naast de mogelijkheden vanuit het vergunningsvrij bouwen een regeling voor het oprichten van onder andere erfbebouwing na verlening van een omgevingsvergunning.
Het afwijkingenbeleid geeft regels voor meerdere specifieke gevallen. Er is gekozen om de verschillende omgevingssituaties en de daarbij behorende regels uit het afwijkingenbeleid niet in het bestemmingsplan te verwerken. Iedere omgevingssituatie is anders, waardoor het niet mogelijk is om op voorhand te kunnen beoordelen wat het ruimtelijk effect is van een bouwmogelijkheid op de omgeving. Door het niet opnemen van de regels uit het afwijkingenbeleid, is ervoor gekozen om het afwijkingenbeleid als afzonderlijk toetsingskader te blijven gebruiken als aanvulling op het bestemmingsplan en de landelijke wetgeving.
Hierdoor kan de gemeente in de toekomst flexibel blijven omgaan met veranderende stedenbouwkundige inzichten. Wanneer het beleid verandert dan gelden de nieuwe regels voor de hele stad en niet alleen voor het gebied van het desbetreffende bestemmingsplan dat wordt herzien. De rechtszekerheid blijft gewaarborgd, zeker gezien het feit dat het afwijkingenbeleid betrekking heeft op kleine afwijkingen van het bestemmingsplan.
Het plangebied behoort tot het voormalige overwegend moerassige landelijke gebied ten noorden van Oudorp (Polder West-Beverkoog). De vroegste vermelding van de naam Oudorp in de schriftelijke bronnen is in de Middeleeuwen, in de 11de eeuw. De Hoornse Vaart is gegraven als trekvaart tussen Alkmaar en Hoorn begin 17e eeuw en de dijk langs de vaart heeft tevens een waterkerende functie. Om te voorkomen dat er teveel water kwam, zijn er in het verleden diverse windmolens gebouwd, waarvan een aantal bewaard bleef. Eén van deze poldermolens ligt ter hoogte van het plangebied aan de zuidzijde van de vaart.
De natte gronden in het plangebied werden later voor agrarische doeleinden in gebruik genomen en na de Tweede Wereldoorlog getransformeerd tot sport- en recreatiegebied met verschillende sportvelden en gebouwen ten behoeve van de sportfunctie zoals een kantine een kleedlokalen. Met een teruglopende behoefte aan grondgebonden sportvelden nam de gebruiksintensiteit van het DFS terrein in de loop der af, wat mede een reden is geweest om voor het gebied een herontwikkelingsvisie te ontwikkelen.
Het bestemmingsplan 'Aan de Vaart' vervangt (gedeeltelijk) het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Oudorp' dat werd vastgesteld door de gemeenteraad op 4 april 2013 en in werking is getreden op 6 juni 2013. In het plangebied gelden nu de volgende bestemmingen:
Daarnaast gelden de volgende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen:
In het coalitie-akkoord 2010 - 2014 is afgesproken dat de locatie DFS gedeeltelijk wordt teruggegeven aan de sport en gedeeltelijk wordt herontwikkeld voor woningbouw in de vorm van welstandsvrije kavels. De locatie is gelegen naast het natuurgebied Oudorperhout en de molens langs de Hoornse Vaart. De locatie heeft veel kwaliteiten in zich voor een toplocatie voor een suburbaan woonmilieu, mits er een passende afscheiding richting de rondweg komt. Dit is nodig, omdat de rondweg zowel visueel als met name qua geluidsbelasting een belemmering vormt voor het ontwikkelen van een aantrekkelijk woongebied.
De huidige sportaccommodatie voldoet niet meer aan de eisen van deze tijd en gelet op de dalende vraag naar buitensportterreinen is herstructurering wenselijk.
Er zijn stedenbouwkundige studies verricht naar mogelijke ruimtelijke invullingen van het DFS terrein. Er zijn verschillende modellen onderzocht en bekeken en gekozen is voor het model 'DFS – 1896 Athene'. Dit model gaat grofweg uit van woningbouw aan de westzijde en een sportfunctie aan de oostzijde van het terrein. Er is voorzien in één ontsluiting voor autoverkeer aan de Hoornseweg en een insteek naar de woningen welke direct aan de Hoornseweg zijn geprojecteerd. Het plan zorgt voor een kwalitatieve impuls voor het gebied en sluit functioneel gezien goed aan op de functies in de omgeving. De ruimtelijke inpassing wijkt weliswaar af van de meer lineaire structuren, maar doet hier ook geen geweld aan zodat aan de gekozen stedenbouwkundige en architectonische invulling enige vrijheid en ook meteen een eigen identiteit kan worden toegekend.
Het woongebied bestaat uit lintbebouwing langs de Hoornse Vaart en de daarachter gelegen woonbuurt. Het lint bestaat uit vrije bouwkavels die een oriëntatie op de Hoornse Vaart en de Oudorperpolder hebben. Met deze toegevoegde kavels wordt het lint van de al aanwezige woningen versterkt.
Uitgangspunt is circa 30 bouwkavels. In verband met onzekere economische ontwikkeling is voor enige flexibiliteit gekozen, waarbij er ook ruimte is voor kleinere bouwkavels. Hierbij is in het plangebied ruimte voor 30 à 40 kavels. Er mogen zowel vrijstaande als twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
Uitgangspunt is enerzijds dat de hoogte van de nieuwbouw aansluit bij de bestaande woningen langs de Hoornseweg, anderzijds is bebouwing in 3 bouwlagen gewenst vanuit de markt. De hoogste woning langs de Hoornseweg is 8,15 meter. Deze woning ligt bijna op gelijke maaiveldhoogte als de dijk. Het maaiveld van het sportpark ligt lager. Door het toestaan van een bouwhoogte van 9 meter (en een afwijkingsmogelijkheid van 10% daar bovenop) kan maximaal 9,90 meter hoog gebouwd worden. Het realiseren van deze hoogte leidt er weliswaar toe dat iets, maar niet substantieel hoger gebouwd wordt dan de bebouwing aan de Hoornseweg.
Het stedenbouwkundige model biedt ruimte voor een flexibele verkaveling en deze flexibiliteitswens is doorvertaald in onderhavig bestemmingsplan. Zo kan, als de woningmarkt slechter is dan verwacht, maar de verkoop wel van start moet gaan, aanleg in fasen van beperkte omvang plaatsvinden. De volgende fase kan pas beginnen als de verkoop in de lopende fase (bijna) is afgerond. Het model is zodanig opgezet dat dit in fasen bouwrijp worden gemaakt en verkocht. Het bestemmingsplan is dan ook zodanig opgezet, dat het mogelijk is om (zo dicht mogelijk) bij verkoop de exacte perceelsgrenzen te kunnen bepalen en deze kunnen al naar gelang de vraag groter of kleiner gemaakt worden. Ook hiermee kan gemakkelijk worden ingespeeld op de actuele marktvraag.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan ook ruimte om de verkaveling - op de meeste plekken - verdergaand te wijzigen. De lintbebouwing langs de Hoornseweg leent zich daar niet voor, maar de verkaveling daarachter kan wel worden aangepast als dat beter bij de vraag aansluit. Om sturing te geven aan de situering van de woningbouw aan de Hoornseweg is hier de bouwvlakgrens waarbinnen hoofdgebouwen mogen worden opgericht 10 meter teruggelegd om zo beeldruimte te creeren tussen de Hoornse Vaart, Hoornseweg en de groen-waterzone tussen de Hoornseweg en de toekomstige woonbebouwing. Binnen de 100 meter molenbiotoop van de poldermolen aan de Molenkade 9 is het oprichten van hoofdbebouwing niet toegestaan.
Aantal kavels
De gemeenteraad heeft gekozen voor een ontwikkelingsrichting. Er is geen verkavelingsplan vastgesteld. Een ontwikkelingsrichting geeft een indicatief beeld.
Bij het bestuderen van de verschillende verkavelingsmogelijkheden voor woningbouw is steeds gezocht naar oplossingen waarbij het sportcomplex in gelijke mate over sport en wonen wordt verdeeld, voldoende grond kan worden verkocht om het project te kunnen financieren en de kavels optimaal gedimensioneerd zijn uit oogpunt van verkoopbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. Dit wordt bereikt met circa 30 vrije kavels ten behoeve van vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen. Dat aantal is ook te zien op de beide modellen, waaruit de gemeenteraad een keuze heeft gemaakt.
Om de kavelverkoop zo veel mogelijk kans van slagen te geven, is het belangrijk om het aanbod uiteindelijk af te stemmen op de vraag ten tijde van de daadwerkelijke verkoop. Zo laat mogelijk in het proces worden de definitieve kavelafmetingen en –grenzen bepaald. Mocht in de toekomst vooral vraag zijn naar kleinere kavels, wordt het aantal kavels groter. Richt de vraag zich op grotere kavels, dan neemt het aantal af. Het aantal kavels kan hoger of lager worden dan 30. De bovengrens is in het bestemmingsplan op 40 kavels bepaald. Dat is een beperkt aantal extra kavels dat de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe buurt niet aantast. Het aantal verkeersbewegingen neemt slechts in geringe mate toe. Verder blijft er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Verspreid over Alkmaar is een aantal grootschalige wijkparken en groenzones aangelegd ten behoeve van de stedelijke recreatie dicht bij huis. De Oudorperhout is één van deze grote stedelijke groenvoorzieningen. Tussen deze grote parken is een netwerk van bredere en smallere verbindingszones aanwezig. Naar buiten toe sluiten deze groene zones aan op groene verbindingen door de regio. Dit netwerk van diverse plantsoenen en groene singels langs het water is met de woonwijken verweven. Als groen voor de buurt, verhoogt het er de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid.
Het park De Oudorperhout ook wel het Zeswielengebied genoemd, behoort tot de grote parkgebieden van Alkmaar. Het parkgebied wordt begrensd door de Hoornse Vaart en de Munnikenweg. Het is een open en weids landelijk gebied, doorsneden door wandel- en fietspaden. Langs de Hoornse Vaart staan nog vier van de zes oorspronkelijke strijkmolens. De Oudorperhout is bijzonder om zijn landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Ook vervult het gebied een belangrijke natuurfunctie.
Om een visuele groene overgang tussen de locatie Aan de Vaart en het Oudorperhout te behouden is het de bedoeling dat de oostelijke zijde van Hoornseweg een groen karakter blijft behouden. Ook zal langs de westelijke en noordelijke vaart een groene inpassing komen. Dit groen draagt bij aan het behoud van de huidige groene uitstraling naar het Oudorperhout. In het bestemmingsplan heeft deze zone de bestemming Woongebied gekregen, aangezien hierbinnen ook de aanleg van groenvoorzieningen mogelijk is en de exacte begrenzing tussen uitgeefbare gronden en de groene omzoming nog niet vast ligt. Een bouwvlak is echter niet toegekend zodat hoofdgebouwen niet vlak langs de randen kunnen worden opgericht.
Om zowel fysiek als qua geluidwering een afscherming te creëren tussen het woongebied en de Nollenweg is een 8,5 meter hoog geluidsscherm voorzien in de zone tussen de Nollenweg en de noordelijke watergang van de DFS locatie. Dit scherm is randvoorwaardelijk om in het woongebied een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen en aan de voorkeursgrenswaarde (op de begane grondlaag) en maximale ontheffingswaarde (voor de verdiepingen) te kunnen voldoen. Indien het niet of niet op tijd lukt om met de provincie overeenstemming te bereiken over de positionering en het beheer en onderhoud van het scherm, moet tijdig naar een alternatief scenario kunnen worden uitgeweken. Waarbij wordt uitgegaan van plaatsing van de geluidwering binnen het plangebied. Parallel aan het overleg met de provincie worden die mogelijkheden onderzocht.
Een bestaand voetbalveld en het parkeren wordt gehandhaafd. Centraal tussen de velden en in het verlengde van de entree komt het gebouw waarin diverse onderdelen ten behoeve van het sport worden gehuisvest. In het plan is naast het centrale sportgebouw ruimte voor een volledig voetbalveld, een kleiner 2de veld en wat kleinere veldjes. In totaal is de beschikbare oppervlakte aan speelvelden ongeveer 12.000 m². De plaats van het nieuwe gebouw voor de sportfuncties is tegenover de ingang van het sportgedeelte en bij de tewaterlaatplaats voor drakenboten die nu al in de Hoornse Vaart ligt. De vorm en grootte van het gebouw zijn indicatief en de definitieve invulling ervan zal onderwerp van overleg met het Alkmaar Sport NV en de gebruikers zijn.
De volgende gebruikers kunnen in de toekomst in ieder geval gebruik (blijven) maken van de aanwezige velden en sportvoorzieningen.
Bij het raadsbesluit van 19 december 2013 om de atletiekbaan niet naar DFS te verplaatsen, is ook besloten om de locatie voor multifunctioneel sportgebruik in te zetten. De voornaamste huidige gebruikers kunnen desgewenst ook van de nieuwe locatie gebruik maken. Daarnaast houdt het de ontwikkelingsmogelijkheden open voor nieuwe sportinitiatieven zoals:
Onlosmakelijk verbonden aan de sportfunctie is de bouw van kleedkamers en een verblijfsruimte. De absolute minimaal benodigde accommodatie bestaat uit 6 kleedkamers (240 m²) en een ontmoetingsruimte (100m²); middelmatige tot lage uitstralingsambitie (40/50jr. afschrijving). De bouw van de onderhoudsloods in combinatie met bergruimte (ca. 360 m²) komt daar in alle gevallen nog bij. In onderhavig bestemmingsplan is voldoende ruimte gereserveerd voor deze gebouwde voorzieningen. Daarnaast is rekening gehouden met de volgende uitgangspunten:
De afsluitbaarheid van het terrein, dat ook een wens is van het Alkmaar Sport NV is mogelijk gemaakt, maar vereist aanvullende maatregelen (voorbeeld een hekwerk). Dat wordt in de fase van planvorming bij het opstellen van het inrichtingsplan en exploitatiebegroting meegenomen.
Er is voorzien in één ontsluiting voor autoverkeer aan de Hoornseweg en een insteek naar de woningen welke direct aan de Hoornseweg zijn geprojecteerd. Het sportterrein behoudt haar huidige parkeerterrein welke ontsloten wordt via de Herenweg. Voorgesteld wordt om ook het autoverkeer vanuit het nieuwe woongebied in de richting van de Herenweg te leiden. De redenen daarvoor zijn dat de gemeente streeft naar een zo lang mogelijke vrije fietsroute langs de Hoornse Vaart en daarom vanuit de richting Zeswielen zo ver mogelijk het fietspad wil doortrekken. Een andere reden is dat het niet wenselijk is om autoverkeer richting het Van Der Meij College aan te trekken.
Aandachtspunt vormt de verkeersveiligheid van de Hoornseweg en dan met name de snelheid, het remmen van vooral brommers, veilige aansluitingen van de bruggen vanuit DFS op de Hoornseweg en op de relatief smalle Hoornseweg plaatsen toevoegen waar (brede) auto's elkaar goed kunnen passeren. Ook zal de onduidelijke verkeerssituatie van de aansluiting op de Herenweg moeten verbeteren. In onderhavig bestemmingsplan is binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijf' ruimte geboden om de fysieke maatregelen te kunnen treffen.
De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling in het bestemmingsplan, dient onderzocht te worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen.
Figuur 4: Aandachtspunten milieu en waarden |
Op bovenstaande afbeelding is aangegeven welke onderwerpen in het bijzonder van belang zijn voor de ontwikkeling van het gebied Aan de Vaart.
In de hier navolgende paragrafen wordt op alle relevante milieu en waardenthema's ingegaan.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen me.r.- (beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, dient bepaald te worden (1) of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, (2) of de ontwikkeling in een gevoelig gebied ligt en (3) of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Uit paragraaf 4.11 Ecologie van de toelichting volgt dat het plangebied niet ligt in een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een Belvédèregebied. Daarnaast is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied en binnen het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig.
Conclusie
Zoals beschreven in voorafgaande alinea's zijn er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' te verwachten en daarom is het niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgesteld dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij vaststelling of herziening van het bestemmingsplan. Dit geldt voor alle straten en wegen, met uitzondering van:
De Nollenweg, gelegen in de omgeving van het plangebied, heeft een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur. Omdat in het plangebied woningen zijn voorzien binnen de invloedssfeer van wegverkeerslawaai, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hieronder volgen de resultaten van dit onderzoek. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Onderzoek
De Regionale Milieudienst RUD NHN heeft in het kader van de herontwikkeling van het DFS terrein akoestisch onderzoek uitgevoerd. Daarvoor is een aantal uitgangspunten geformuleerd.
Voor 'model 1896 Athene', welke als basis heeft gediend voor onderhavig bestemmingsplan, is voorzien in een geluidscherm tussen het woongebied en de Nollenweg in twee varianten.
Scherm 1 is toegevoegd, omdat het nog niet zeker is of scherm 2 daadwerkelijk langs de N 508 Nollenweg kan worden geplaatst.Deze schermen hebben zowel een geluidwerende functie als een visuele (in de zin dat het verkeer op de Nollenweg zoveel mogelijk aan het zicht wordt onttrokken). Voor het akoestisch onderzoek zijn de volgende uitgangspunten volgende uitgangspunten gehanteerd:
Uit berekeningen op basis van de bovenstaande uitgangspunten blijkt het volgende:
Verdere ophoging van het geluidsscherm brengt stedenbouwkundige bezwaren met zich mee. Om de woningen op het DFS terrein mogelijk te maken, is een geluidsscherm langs de Nollenweg nodig in combinatie met het verlenen van hogere grenswaarden. Het scherm wordt als een akoestisch absorberend scherm uitgevoerd. Dit betekent dat in de omgeving geen hoorbare reflecties zullen optreden.
Geluidsbelasting in de vorm van railverkeer en industrielawaai is niet aan de orde, het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoor en gezoneerde industriegebieden.
Conclusie
Ondanks de realisatie van een geluidwerende voorziening in de vorm van een geluidsscherm in het overdrachtsgebied tussen de Nollenweg en het woongebied, wordt op enkele plaatsen en bij een bepaalde bouwhoogte (dit is vooral op de derde bouwlaag, 7,5 meter hoogte) de voorkeursgrenswaarde overschreden.
Het ophogen van het geluidsscherm is om stedenbouwkundige redenen niet acceptabel en maatregelen aan de bron (de weg) is technisch en financieel niet mogelijk (er is al een geluidreducerend wegdek toegepast), wordt een besluit hogere grenswaarden voorbereid. De te verlenen hogere waarden zijn gelijk of lager dan de maximaal te verlenen hogere waarden en zijn dusdanig dat met een lichte extra gevelisolatie het wettelijke binnenniveau van 33 dB in een woning kan worden bereikt.
In de huidige situatie zijn het sportcomplex en de omliggende woningen alleen vanaf de Herenweg voor het autoverkeer bereikbaar. Vanaf de westzijde (Hertog Aalbrechtweg) kan het gebied en de omliggende woningen alleen worden benaderd over een fietspad, dat voor autoverkeer is afgesloten met een paal.
Ook de nieuwe woningen in het plangebied moeten voor het (auto)verkeer worden ontsloten. Door de komst van maximaal 30 tot 40 bouwkavels moet worden uitgegaan van circa 150 tot 200 autobewegingen per dag (5 autobewegingen per dag maal het aantal bouwkavels). De herontwikkeling van het DFS-terrein leidt tot een toename van (auto)verkeer. Verkeerskundig gezien gaat het om kleine aantallen. Voor het functioneren van de Hoornseweg betekent het een toevoeging van (auto)verkeer op een weg die nu vrijwel uitsluitend door (brom)fietsers en voetgangers wordt gebruikt. Er rijden incidenteel auto's van bewoners en bezoekers van de omliggende huidige woningen. In het kader van de planontwikkeling en ter bevordering van de verkeersveiligheid worden aan de Hoornseweg snelheidsremmende maatregelen genomen. Het wegdek is, in combinatie met de overrijdbare verharde strook (rammelstrook), breed genoeg om personenauto's in tegenovergestelde richting elkaar te laten passeren. Aangezien ook breder verkeer van de weg gebruik moet kunnen maken, worden maatregelen getroffen, waaronder de aanleg van een aantal passeervakken.
Voor de nieuwe situatie is afgewogen wat de beste rijroute is voor het autoverkeer. Het autoverkeer voor het sportcomplex moet naar de parkeerplaats die geheel oostelijk in het plangebied ligt. Het sportcomplex en de velden kunnen het beste worden ontsloten vanaf de bestaande, naastgelegen Herenweg. De Adviesgroep heeft hiermee ingestemd. Het autoverkeer voor de nieuwe woningen kan zowel naar de Herenweg als naar de Hertog Aalbrechtweg worden geleid. Daarin moet een keuze worden gemaakt en met fysieke maatregelen worden vastgelegd.
Variant 1:
Tijdens de overleggen met de Adviesgroep is veelvuldig gesproken over de toekomstige verkeersafwikkeling van de nieuwe woonbuurt. De nieuwe woonbuurt dient middels een weg te worden ontsloten. Het is vanaf het begin duidelijk geweest dat de nieuwe weg niet rechtstreeks op de N508 kan worden aangesloten. De N508 is een provinciale weg en een rechtstreekse aansluiting is verkeers- en geluidstechnisch niet uitvoerbaar.
Variant 2:
Met de Adviesgroep is in een vroeg stadium gesproken over de mogelijkheid om de ontsluitingsweg langs de zuidzijde van de percelen Herenweg 109-109A te laten lopen. De Adviesgroep verwachtte overlast voor de gebruikers van de Herenweg 109-109A. Gelet hierop voelde de Adviesgroep niets voor deze variant.
Variant 3:
Ook de ontsluitingsweg achter de woningen Hoornseweg 26 en 27 had niet de voorkeur van de Adviesgroep. Daarmee is duidelijk geworden dat het verkeer van de nieuwe woonbuurt naar de Hoornseweg moet worden geleid.
Variant 4:
Vanaf de Hoornseweg zijn er twee mogelijkheden om het verkeer te kunnen ontsluiten, te weten Hoornseweg-Hertog Aalbrechtweg dan wel Hoornseweg-Herenweg.
De route westwaarts naar de Hertog Aalbrechtweg voert nu over een fietspad langs de Hoornsevaart en het schoolgebouw van het Van der Meij College. Wanneer via dit fietspad het plangebied wordt ontsloten dan dient het huidige fietspad (deel langs de Hoornsevaart) te worden omgevormd (verbreed) naar een weg voor al het verkeer. Daarnaast dient een nieuwe weg, bestemd voor gemotoriseerd verkeer, te worden aangelegd. Deze weg kan worden aangelegd langs het bestaande deel van het fietspad voorlangs het schoolgebouw. Deze weg komt uit op de bestaande parkeerplaatsen en sluit vervolgens aan op de Hertog Aalbrechtweg. Voor de veiligheid van de fietsers vinden wij het belangrijk om zo lang als mogelijk een eigen voorziening te bieden, waarbij de fietsers worden gescheiden van het overige gemotoriseerd verkeer. Het heeft daarom onze voorkeur niet om het fietspad langs de Hoornsevaart aan te passen en open te stellen voor al het verkeer.
Variant 5:
De nieuwe woonbuurt kan ook oostwaarts worden ontsloten via de Herenweg. Dit is tevens de bestaande ontsluitingsweg voor de huidige bewoners rondom het plangebied en de gebruikers van het sportterrein. Dit wegtracé heeft op sommige plaatsen een minimale breedte. Sommige bochten zijn ook niet breed genoeg waardoor vrachtwagens en auto's met aanhanger van de berm gebruik moeten maken om de bochten te kunnen nemen. Gelet hierop en het toekomstig aantal verkeersbewegingen, dient de aansluitingsroute Hoornseweg-Herenweg verkeerskundig te worden verbeterd. Verder kan aan de wens van de Adviesgroep, om langs de Hoornseweg een trottoir aan te brengen, worden tegemoetgekomen.
Tijdens het overleg d.d. 14 juli 2014 van de Adviesgroep hebben een aantal leden te kennen gegeven dat zij van mening zijn dat ook met deze aanpassingen het niet gewenst is om de verkeersontsluiting over deze route te laten lopen. Er wordt gewezen op de verkeersveiligheidsrisico's. Om te beginnen vanwege het grote aantal fietsers dat van de route gebruikmaakt. Daarnaast vanwege het, na aanpassing, verbeterde maar nog altijd niet optimale uitzicht op het verkeer dat uit de fietstunnel komt. Tenslotte vanwege de toename van risico's bij het in- en uitrijden van het bedrijfsterrein aan de Herenweg 109A.
Uit de eerder ingediende participatiereacties is bekend dat de omwonenden die geen zienswijze hebben ingediend, wensen dat het autoverkeer wel naar de Herenweg wordt geleid. Gegeven deze tegenstelling van belangen en argumenten, heeft de gemeente ook andere mogelijkheden overwogen.
Variant 6:
Een mogelijkheid is dat de verkeersafwikkeling van de nieuwe woonbuurt wordt gesplitst. Een deel van het woongebied wordt ontsloten via de Hoornseweg westwaarts naar de Hertog Aalbrechtweg en het andere deel via de Hoornseweg oostwaarts naar de Herenweg. Het aanbrengen van verkeer belemmerende maatregelen op de Hoornseweg is dan noodzakelijk, bijvoorbeeld een niet beweegbare paal. In de woonbuurt moet ook een knip worden aangebracht. Gelet op de handhaafbaarheid van de verkeer belemmerende maatregelen en het feit dat de toekomstige kleine woonbuurt en de huidige bewoners ruimtelijk gezien worden splitst, heeft deze variant niet onze voorkeur.
Variant 7:
Een variant op de gedachte om het autoverkeer te splitsen is het instellen van een eenrichtingsverkeer. Het instellen van eenrichtingverkeer kan alleen als er geen maatregelen worden getroffen die doorgaand verkeer op de Hoornseweg onmogelijk maakt. Het is de verwachting dat zonder zo'n maatregel de Hoornseweg door sluipverkeer wordt gebruikt. Een andere vraag is hoe het autoverkeer ten behoeve van sport gaat reageren. Zullen zij, met de Herenweg in beeld, naar de verder gelegen Hertog Aalbrechtweg rijden? Of tegen de richting in de korte route naar de Herenweg nemen? Deze variant is besproken in de vergadering van de Adviesgroep d.d. 14 juli 2014. De Adviesgroep vindt het instellen van eenrichtingsverkeer geen goede oplossing. Ook de gemeente vindt deze variant niet wenselijk. Het is de verwachting dat de nieuwe weg door sluipverkeer wordt gebruikt.
Variant 8:
Een andere mogelijkheid is om niet voor één ontsluitingsrichting te kiezen, maar beide ontsluitingen mogelijk te maken. In deze variant past de gemeente, verkeerskundig gezien, zowel de ontsluiting naar de Herenweg aan als de ontsluiting naar de Hertog Aalbrechtweg. Met een paal op de Hoornseweg om sluipverkeer te voorkomen en een pasje voor de huidige en toekomstige bewoners. Voor de bewoners is dit een voordeel, want ze kunnen dan zelf kiezen via welke weg zij het plangebied verlaten dan wel oprijden. Het nadeel van deze variant is de gemeente extra kosten moet maken voor de verbetering van de ontsluiting in beide richtingen en voor de beweegbare paal. Daarnaast zijn de beheerkosten voor de beweegbare paal hoog. Verder wordt in de praktijk pas duidelijk welke keuzes het verkeer gaat maken en welke omwonenden meer of minder autoverkeer langs hun woning gaat krijgen.
Variant 9 (Voorkeursvariant):
Tenslotte heeft de gemeente nogmaals gekeken naar het doortrekken van de Hoornseweg rechtdoor op de Herenweg. Dit is de verkeerssituatie geweest voordat de fietsbrug naast de Halvemaansbrug is aangelegd. Bij deze variant krijgt het fietsverkeer van en naar de fietsbrug voorrang van het (auto)verkeer komend van de verlengde Hoornseweg. De rechtstreekse aansluiting op de Herenweg is voor het gemotoriseerd verkeer overzichtelijk en verkeersveilig. Zeker in combinatie met verkeersmaatregelen, waardoor het overige verkeer niet rechtstreeks van de Hoornseweg rechtdoor kan rijden over de Herenweg naar het voetpad aan de overzijde. Hier wordt een hek geplaatst, waardoor voetgangers en fietser niet vanaf het voetpad rechtdoor kunnen oversteken naar de Hoornseweg. Bij deze variant behouden Exodus en de percelen Herenweg 109 en 109A de bestaande toegang, waarbij een deel van de huidige weg (parallel aan de Herenweg) de verkeersfunctie (brom)fietspad krijgt.
Deze variant is eerder in de Adviesgroep besproken, waarbij ook de aansluiting bij Exodus zou verdwijnen. Deze variant heeft niet onze voorkeur. Rond het kruispunt, waar de Hoornseweg overgaat op de Herenweg, kan geen veilige situatie worden gecreëerd. Er is geen ruimte om een middeneiland te creëren waardoor het verkeer in twee-fases kan oversteken. Door de bestaande ontsluiting bij Exodus in stand te houden, kan het overige verkeer veilig oversteken.
Figuur 5: Tabel met verkeersvarianten |
Figuur 6: Voorkeursvariant 9 met nieuwe aansluiting Hoornseweg op Herenweg (oude verkeerssituatie) |
Conclusie
De nieuwe woonbuurt moet in ieder geval via de Hoornseweg worden ontsloten. De wijk kan worden ontsloten via de Hoornseweg naar de Hertog Aalbrechtweg of via de Hoornseweg naar de Herenweg. Binnen de Adviesgroep bestaat geen overeenstemming over de verschillende varianten. Tijdens de diverse overleggen gaat het gesprek voornamelijk over de varianten 4, 5 en 6. Bij deze varianten dient bij de verdere uitwerking en inrichting van de wegtracés goed te worden gekeken naar de verkeersveiligheid. Bij alle drie de varianten komen fietsers en overig verkeer samen op één wegtracé. Vanuit het oogpunt van verkeer kunnen de varianten nader worden uitgewerkt, waarbij wordt voldaan aan de verkeerstechnische eisen (CROW).
Alles overwegende, geniet het wegtracé Hoornseweg-Herenweg (variant 9) onze voorkeur. Deze variant betreft een bestaande verkeerssituatie en er hoeven geen vrij liggende fietspaden te worden onttrokken. De weg wordt reeds gezamenlijk gebruikt door zowel fietser als gemotoriseerd verkeer. Daarnaast vinden wij voor de positionering van de nieuwe woonbuurt in de stad, het niet logisch om de buurt, die zich vooral richt op Oudorp, geen directe toegang voor autoverkeer van en naar Oudorp te geven. Wij zijn van mening dat het toekomstige verkeer goed kan worden afgewikkeld via de Hoornseweg naar de Herenweg
Bij de verkenning van mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (i.v.m. milieu hygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de grond geschikt is voor de beoogde functie. Er mogen namelijk geen nieuwe gevoelige functies op een zodanig verontreinigd terrein worden gerealiseerd, dat schade is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.
In het onderhavige plan wordt het huidige sportcomplex vervangen door woningen en een kleiner sportcomplex. Tevens zal een geluidsscherm worden geplaatst. In verband met de voorgenomen herinrichting is ter plaatse van de Hoornseweg 28 (DFS terrein) te Alkmaar een verkennend bodemonderzoek
1 verricht door HB Adviesbureau bv. Het rapport is uitgevoerd conform de NEN 5740. Hieronder volgen de resultaten. Het rapport is als bijlage bij deze toelichting gevoegd.
Onderzoek
Achtereenvolgens is ingegaan op de resultaten van het onderzoek naar de grond, het grondwater, de puinhoudende fundatie, de waterbodem, asfalt en asbest.
Grond
Clubgebouw, Geasfalteerde opslag, Veld centrum, Veld west, Bermen N508
Over het algemeen is de boven- en ondergrond op deze deellocaties niet tot licht verontreinigd met koper, kwik, PAK en/of minerale olie. Indien ter plaatse van deze locaties werkzaamheden worden uitgevoerd zijn veiligheidsklassen niet aan de orde.
Parkeerplaats en inrit
De bovengrond van de deellocatie is licht verontreinigd met minerale olie en daarmee geschikt voor hergebruik in de klasse Industrie. Voor werkzaamheden in of met de bovengrond dient rekening te worden gehouden met de basisklasse.
Veld oost
Over het algemeen is de boven- en ondergrond niet tot licht verontreinigd met kwik, zink en/of PAK. Ter plaatse van de gedempte sloten bij veld oost is de zandige ondergrond met een bijmenging van baksteen en slib matig verontreinigd met zink en licht verontreinigd met overige zware metalen, PAK en minerale olie. Vrijkomende grond uit deze bodemlaag is niet toepasbaar. De zandige ondergrond met sporen van metaal is licht verontreinigd met zink. Vrijkomende grond van deze bodemlaag is her te gebruiken in de klasse Industrie. Indien werkzaamheden worden uitgevoerd in de genoemde bodemlagen dient rekening te worden gehouden met de basisklasse.
Depots
De depots zijn niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters en geschikt voor hergebruik. Voor werkzaamheden met of in de grond van deze depots zijn geen specifieke veiligheidsklassen aan de orde.
Algemeen
Op basis van de NEN 9997 wordt geadviseerd om voor de doorlaatbaarheid van de bodem uit te gaan van een rekenwaarde van 1,7 m/dag voor het ondiepe zand.
Grondwater
Het grondwater is niet verontreinigd met de geanalyseerde parameters.
Fundatie
De puinhoudende fundatie welke onder het asfalt ter plaatse van de parkeerplaats en oprit is aangetroffen is mogelijk herbruikbaar als niet vormgegeven bouwstof, daarvoor dient het materiaal wel gezeefd te worden en is onderzoek noodzakelijk. Met de huidige gegevens kan het materiaal wel hergebruikt worden binnen de locatie danwel afgevoerd worden naar een erkend verwerker. In het materiaal is analytisch geen asbest aangetoond, indien werkzaamheden worden uitgevoerd is de basisklasse van toepassing.
Waterbodem
De aanwezige waterbodem in de oostelijke watergang betreft klasse A en is verspreidbaar in zoet oppervlaktewater en op het aangrenzend perceel. Als eis geldt dat de kwaliteit van de ontvangende waterbodem niet verslechterd.
Asfalt
Het asfalt is geschikt voor (warm) hergebruik. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient door de aannemer een schollen- of freesplan opgesteld te worden. Hierin wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met stofvorming en onvoorziene situaties.
Aanvullende asbestinventarisatie
Tijdens het onderzoek2 zijn diverse asbesthoudende bronnen aangetroffen. Sanering is voorafgaand aan slooprenovatiewerkzaamheden noodzakelijk. Daarnaast is een halfjaarlijkse monitoring en het opstellen van een beheersplan aanbevolen. Het is van belang dat men ten alle tijden alert blijft op mogelijk onvoorzien asbesthoudend materiaal.
Conclusie
Uit de resultaten van het bodemonderzoek kan de conclusie worden getrokken dat het DFS terrein ter plaatse van de Hoornseweg 28 te Alkmaar geschikt is voor de voorgenomen bestemming. Wel zullen bij het werken met verontreinigde grond, wegfundatie en/of grondwater arbeidshygiënische maatregelen getroffen dienen te worden. Daarnaast moet bij de bouw- en herinrichtingswerkzaamheden rekening worden gehouden met de aangetoonde bodemkwaliteit
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de risico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. De risico's dienen te worden beoordeeld op 2 maatstaven, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken. Samen met de hoogte van groepsrisico moet andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met, advies vragen aan, de regionale brandweer.
(Beperkt) kwetsbare objecten
Er moet getoetst worden aan het Bevi en de richtlijnen voor vervoer gevaarlijke stoffen wanneer bij een ontwikkeling (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan. (Beperkt) kwetsbare objecten zijn o.a. woningen, scholen, ziekenhuizen, hotels, restaurants.
Risicovolle activiteiten
In het kader van het plan moet bekeken worden of er in of in de nabijheid van het plan sprake is van risicovolle activiteiten (zoals Bevi-bedrijven, BRZO-bedrijven en transportroutes) of dat risicovolle activiteiten worden toegestaan.
Door de provincie Noord Holland wordt in het kader van externe veiligheid aangesloten op het landelijke beleid. De regelgeving omtrent Externe Veiligheid is geregeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI). Het besluit is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Een ministeriële regeling is op 8 september 2004 in werking getreden waarin onder meer veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn aangegeven.
Plangebied
In het kader van het bestemmingsplan is het aspect externe veiligheid onderzocht. Een toets aan de risicokaart van de provincie Noord-Holland heeft uitgewezen dat er een risicocontour ligt rond het LPG-tankstation aan de Nollenweg 11 en dat er risico's bestaan wegens vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nollenweg (N508).
Vervoer gevaarlijke stoffen over de weg (N508, provinciale weg)
Het bouwvlak met de bestemming 'wonen' en het bestemmingsplanvlak 'sport' binnen het plangebied zijn gelegen op circa 25 meter afstand van het hart van de N508.
Door Royal HaskoningDHV is in februari 2013 een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd waarbij de plaatsgebonden risicocontouren zijn berekend van de N508 en het groepsrisico van de N508 met de huidige bestemde omgevingssituatie en de te bestemmen omgevingssituatie in het plangebied.
Plaatsgebonden risico
Gezien de huidige en toekomstige transportaantallen van de N508 is geen plaatsgebonden risicocontour (PR=10-6) berekend. De risicocontour (PR=10-6) ligt op het wegvak. De normen voor het plaatsgebonden risico vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
Groepsrisico
Conform de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen moet het groepsrisico worden verantwoord als er sprake is van:
Door Royal HaskoningDHV is voor de huidige bestemde omgevingssituatie en de te bestemmen omgevingssituatie in het plangebied een groepsrisico berekend van 0,077 maal de oriëntatiewaarde. In de huidige situatie zal (vanwege het beperkt gebruik van de sportvelden en accommodaties) het groepsrisico lager zijn. Bepalend voor de toetsing is echter de bestemde situatie.
Het programma dat op basis van onderhavig bestemmingsplan mogelijk is gemaakt leidt niet tot een toename van het groepsrisico langs de N508. Verder is het groepsrisico in de bestemde en de te bestemmen situatie veel kleiner dan de oriëntatiewaarde. Hierdoor kan een verantwoording van het groepsrisico op dit onderdeel in het bestemmingsplan achterwege blijven.
LPG-tankstation Q8, Nollenweg 11
Ten noorden van het plangebied is het LPG-tankstation van Q8 gelegen. De doorzet aan LPG van het tankstation is op 7 oktober 2008 gelimiteerd tot 1.000 m3 LPG per jaar. LPG wordt opgeslagen in een ondergronds reservoir van 20 m3.
Plaatsgebonden risico
Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn deze veiligheidsafstanden voor het plaatsgebonden risico opgenomen als 'veiligheidszone lpg'. Binnen deze veiligheidsafstanden zijn binnen het plangebied alleen de bestemmingen verkeer, water en groen gelegen. Er zijn hierdoor geen (beperkt) kwetsbare objecten bestemd binnen deze veiligheidsafstanden. De normen voor het plaatsgebonden risico vormen hierdoor geen belemmering voor het plangebied.
Groepsrisico
Op grond van het Bevi/Revi geldt een invloedsgebied van 150 meter rondom het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir. Het invloedsgebied rond het LPG-vulpunt en het LPG-reservoir ligt voor een deel in het plangebied. De bestemming van dit betreffende deel van het plangebied wijzigt van 'sport' naar 'wonen' en 'sport'; verder wijzigt de ligging van het bouwvlak 'sport'. Hierdoor wijzigt de personendichtheid binnen het wettelijke bepaalde invloedsgebied en daarmee het groepsrisico. Op grond van artikel 13 van het Bevi zal in het bestemmingsplan voor het LPG-tankstation op grond van het Bevi het groepsrisico moeten worden verantwoord.
1. Aantal personen in het invloedsgebied (bestaande en nieuwe situatie)
Het aantal personen in het invloedsgebied is in de rapportage van Royal HaskoningDHV niet aangegeven. Wel is het aantal personen aangegeven binnen het plangebied. In de huidige bestemde situatie bedraagt het aantal personen maximaal 117, waarvan circa de helft aanwezig zal zijn binnen het invloedsgebied. In de huidige situatie zal (vanwege het beperkt gebruik van de sportvelden en accommodaties) de personendichtheid lager zijn. Bepalend voor de toetsing is echter de bestemde situatie. In de te bestemmen situatie bedraagt het aantal personen maximaal 43 op het bestemmingplanvlak 'sport' en 72 personen op het bestemmingsplanvlak 'wonen'. In totaal is dit 115 personen, waarvan de helft aanwezig zal zijn binnen het invloedsgebied. Het aantal personen in het vlak 'wonen' is door Royal HaskoningDHV gebaseerd op het uitgangspunt dat er 30 woningen worden gerealiseerd. Uit de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan valt op te maken dat als uitgangspunt is uitgegaan van 30 woningen, maar dat het plangebied ruimte biedt voor 30 a 40 woningen. Uitgaande van 2,4 personen per woning kan het aantal personen in het vlak 'wonen' bij 40 woningen maximaal 96 bedragen in plaats van 72. In totaal wordt dit dan maximaal 139 personen, waarvan ongeveer de helft aanwezig zal zijn binnen het invloedsgebied.
2. Berekend groepsrisico
Door Royal HaskoningDHV is in februari 2013 een kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd waarbij met SafetiNL het groepsrisico van het LPG-tankstation is berekend voor de bestemde situatie en de te bestemmen situatie. Uitgaande van de situatie met LPG-branchmaatregelen (verbeterde vulslang en hittewerende coating) wordt voor de bestemde situatie een groeps-risico berekend van 0,05 maal de oriëntatiewaarde. Voor de te bestemmen situatie wordt een groepsrisico berekend van 0,036 maal de oriëntatiewaarde. Deze afname valt grotendeels te verklaren omdat de sportterreinen zijn gemodelleerd met een 100% aanwezigheid van personen gedurende de dag- en nachtperiode. Voor woningen wordt uitgegaan van een aanwezigheid van 50% gedurende de dagperiode en 100% gedurende de nachtperiode. Verder zijn bij sportterreinen personen grotendeels buiten aanwezig (en daardoor minder beschermd tegen warmtestraling) en bij woningen personen grotendeels binnen. De verwachting is dan ook dat als er wordt uitgegaan van de realisatie van 40 woningen in het bouwvlak 'wonen' in plaats van 30, er nog steeds sprake zal zijn van een afname van het groepsrisico. Een actualisatie van de kwantitatieve risicoanalyse is daarom niet noodzakelijk.
3. Mogelijkheden tot risicovermindering bij het LPG-tankstation
Door de LPG-branche zijn de met de rijksoverheid overeengekomen LPG-branchemaatregelen inmiddels volledig geïmplementeerd (toepassing verbeterde LPG-vulslang en aanbrengen hittewerende coating op LPG-tankwagens). Door deze maatregelen zijn de PR-contouren en de hoogte van het groepsrisico rondom LPG-tankstations in de praktijk aanmerkelijk teruggebracht.
4. Voor- en nadelen andere mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen met een lager GR
Door Royal HaskoningDHV is het groepsrisico berekend van twee varianten (variant 1 en 2). Voor variant 2 is een iets lager groepsrisico berekend (0,032 maal de oriëntatiewaarde) dan bij variant 1. In dit bestemmingplan is gekozen voor variant 1.
5. Rampbestrijding en zelfredzaamheid
Deze zijn in het voorontwerp bestemmingsplan nog niet beschouwd. Gedurende de verdere planontwikkeling wordt hier naar gekeken en de toelichting zal bij de vaststelling hierop zijn aangevuld.
Conclusie
In het plangebied en directe omgeving zijn enkele risicobronnen aanwezig. Deze risicobronnen vormen geen belemmeringen voor deze ruimtelijke ontwikkeling. Het plan kan op het gebied van externe veiligheid derhalve onbelemmerd doorgang vinden.
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten zoals geur en stof, wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden, zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstandenlijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstandenlijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Er kan, afhankelijk van het omgevingstype, worden afgeweken van deze richtafstanden.
Verschillende omgevingstypen
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor.
Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' kunnen de afstanden uit de richtafstandenlijst met één afstandstap worden verminderd.
Naast de bovenstaande omgevingstypen geeft de Staat van Bedrijfsinrichtingen voor een gebied met functiemenging (bijlage 4 van de VNG-publicatie) een overzicht van bedrijfsactiviteiten die vanuit oogpunt van hinder en gevaar goed inpasbaar zijn in gebieden met functiemenging, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. In gebieden met functiemenging wordt niet gewerkt met richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
Over het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.
Het plangebied
Omgevingstype
De planlocatie bevindt zich op de overgang tussen woongebieden en een meer gemengde zone ten noorden van de Hoornse Vaart. In en in de directe omgeving bevinden zich naast wonen ook verschillende andere functies zoals recreatie en sport. Daarnaast ligt de locatie in de invoedsfeer van de Nollenweg, welke onderdeel uitmaakt van de rondwegenstructuur rondom Alkmaar. Het gebied en de omgeving kunnen dan ook aangemerkt worden als een 'gebied met functiemenging'. In het bestemmingsplan 'Oudorp' is dit planologisch bestendigd door het koppelen van de niet-woonfuncties aan een Staat van Bedrijfsinrichtingen voor een gebied met functiemenging (op basis van bijlage 4 van de VNG-publicatie).
Plangebied
In dit bestemmingsplan zijn naast het woongebied, uitsluitend sportvoorzieningen toegelaten. Sportvoorzieningen zijn niet opgenomen op de bedrijvenlijst van bijlage 4. Om te komen tot een vergelijkbare indeling als de bedrijvenlijst voor gebieden met functiemenging is een staat van sportactiviteiten opgesteld conform de systematiek van de VNG-publicatie.
Bedrijven in categorie A en B moeten de volgende criteria hebben:
Door deze criteria te hanteren is het mogelijk om sportvoorzieningen met een te grote milieubelasting te weren in de nabijheid van de nieuwe en bestaande woningen. In de milieucategorieën A en B zijn alsmede voorzieningen voor de watersport toegelaten. Deze keuze is gemaakt om de hinder vanuit de sportvoorzieningen richting de geprojecteerde woningen te beperken. De toegestane functies zijn in de regels vastgelegd en via de als bijlage in de regels opgenomen staat van sportactiviteiten is ruimtelijke sturing mogelijk gemaakt.
Omgeving
Hoewel het plangebied hoofdzakelijk een woonfunctie kent, is hier en daar een aantal bedrijven gevestigd. Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is om bedrijven toe te staan die reeds zijn gevestigd en die passen binnen woonbuurten of aan de rand van woonbuurten. Daartoe krijgen de bedrijven een basisbestemming die in het algemeen lichte vormen van bedrijvigheid en dienstverlening toelaat.
Aangezien binnen het plangebied woningen mogelijk worden gemaakt, moet tevens bekeken worden welke bedrijven en voorzieningen in de omgeving aanwezig zijn. In de onderstaande tabel is aangegeven welke bedrijven/activiteiten in de omgeving van het plangebied mogelijk zijn op basis van de vigerende bestemmingsplannen.
Ligging | Soort bedrijven |
Ten noorden van het plangebied | Motorbrandstoffen verkooppunt met LPG* |
Ten oosten van het plangebied | Maatschappelijke voorziening Bedrijven in de categorieën A en B, waaronder bouwbedrijf Klaver Parkeervoorzieningen |
Ten zuiden van het plangebied | Groen Recreatie |
Ten westen van het plangebied | Maatschappelijke voorziening Sportvoorzieningen |
* = zie tevens paragraaf 4.6
Uit de tabel volgt dat het, met uitzondering van het motorbrandstoffenverkooppunt met LPG en de parkeervoorzieningen bedrijven en voorzieningen in milieucategorie A en B betreft. Omdat deze functies niet aanpandig, maar bouwkundig afgescheiden van de woningen gesitueerd zijn, vormen deze bedrijven geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw. Anderzijds zullen de ontwikkelingen binnen het plangebied ook geen belemmering vormen ten aanzien van de bedrijvigheid van Klaver.
Parkeerterrein
Een autoparkeerterrein of parkeergarage valt onder categorie C. Een kenmerk van functies die vallen in categorie C is dat ze een relatief grote verkeersaantrekkende werking hebben en dat een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur noodzakelijk is. Aangezien er in de bestaande situatie ook een parkeerterrein aanwezig is en de verkeersgeneratie niet substantieel zal toenemen, zal er wat betreft de milieubelasting vanwege het parkeerterrein niet veel veranderen in het gebied.
Motorbrandstoffenverkooppunt met LPG
Dit bedrijf zorgt voor een belemmering op het gebied van 'gevaar'. In de paragraaf 4.6 is aan dit aspect aandacht besteed.
Conclusie
Er is na de ontwikkeling van het woongebied sprake van een goed woon- en leefklimaat. Tevens worden andere bedrijfsmatige functies niet in hun activiteiten beperkt. Vanuit de omgeving van het plangebied is er geen hinder te verwachten voor de woningen in het plangebied. De mogelijk gemaakte sportvoorzieningen vormen daarnaast ook geen belemmering voor de woningen binnen het plangebied en in de directe omgeving.
Water en ruimtelijke ordening zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Enerzijds is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik. Anderzijds kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Het wateraspect vraagt om die reden bijzondere aandacht.
Het plangebied maakt in waterstaatkundig opzicht deel uit van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, dat als waterkwantiteitsbeheerder voor de polderwateren optreedt. Het hoogheemraadschap beheert ook de waterkwaliteit van boezem- en polderwater. Bij veranderingen in de inrichting dan wel het beheer van het water binnen het plangebied dient in een vroegtijdig stadium het overleg gezocht te worden tussen de gemeente en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Figuur 7: Ligging van de Hoornsevaart met waterkering |
Plangebied
Regionale waterkering
De Hoornseweg ligt op een dijk en deze heeft een regionale waterkerende functie. Aan de binnenzijde van de waterkering is een vrijwaringszone van het Hoogheemraadschap aangewezen. Binnen een bepaalde afstand vanaf de dijk zijn nauwelijks bouwwerken toegestaan. De grond mag wel als tuin aan particulieren worden verkocht maar woningbouw is er uitgesloten.
Watercompensatie
Het plangebied is voor circa 6450-7000 m² bebouwd. Bij planontwikkeling komt tussen de 1550 m² tot 4900 m² verharding bij. Voor deze uitbreiding van verharding geldt een compensatiepercentage van 11%, wat neerkomt op een waterberging van 170 m² tot ongeveer 539 m². Deze verharding wordt gecompenseerd binnen het plangebied. Tussen de bestemming 'Wonen' en 'Sport' wordt een nieuwe watergang gegraven. Verder wordt bij de nadere uitwerking van het plangebied gestreefd naar het aanleggen van een kolkloze wijk. Er wordt geen extra afvoer gecreëerd en het hemelwater infiltreert rechtstreeks in de ondergrond/oppervlakte water.
Bereikbaarheid noordelijke watergang – Geluidscherm N508
In het bestemmingsplan is er vanuit gegaan dat het geluidscherm langs de Nollenweg N508 wordt geplaatst of op het terrein (binnen de bestemmingen “Woongebied” en “Sport”). Langs de Nollenweg ligt een watergang. Uit het vooroverleg met het Hoogheemraadschap is gebleken dat het scherm dermate dicht op de waterlijn komt te staan dat het plegen van onderhoud aan de wegsloot langs de N508 niet langer kan plaatsvinden vanaf de zijde van de N508. Aan de zuidzijde van de watergang staat in de huidige situatie een groensingel van bomen en struiken, welke nu in zijn geheel vallen binnen de bestemming Woongebied. De groensingel blijft behouden. Er wordt geen grond uitgegeven tot aan de waterloop. Vanuit het Hoogheemraadschap is aangegeven dat een onderhoudstrook moet worden vrijgehouden voor het onderhouden van de watergang. Een andere mogelijkheid is de watergang te verbreden tot minimaal 6 meter breed zodat er varend onderhoud door het Hoogheemraadschap kan worden gepleegd. De huidige watergang is breder dan 6 meter. Bij de verdere uitwerking van het plangebied wordt overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap op welke wijze de watergang het beste kan worden onderhouden en welke maatregelen er dan wel of niet hoeven te worden getroffen.
Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (Wm) gewijzigd. In hoofdstuk 5 van de Wm is een paragraaf luchtkwaliteitseisen toegevoegd (paragraaf 5.2). Het doel van de wet is het beschermen van mens en milieu tegen negatieve effecten van luchtverontreiniging. Deze wet met onderliggende regelingen geeft voorschriften en normen over de luchtkwaliteit ter plaatse. Verder wordt in regels aangegeven hoeveel er bij nieuwe ontwikkelingen aan de verontreiniging mag worden bijgedragen zonder dat er maatregelen behoeven te worden getroffen.
Plaatselijke luchtkwaliteit
Alkmaar neemt deel aan de Nationale Samenwerking Luchtkwaliteit (NSL). In dat kader is er ieder jaar een herijking van de luchtkwaliteit door middel van de Monitoringstool. De Monitoringstool is een instrument waarmee jaarlijks op nationaal niveau de luchtkwaliteit wordt bepaald. In 2012 en 2011 waren er geen situaties in Alkmaar waar een overschrijding van de norm voor de diverse stoffen optrad. In het kader van de samenwerking NSL neemt de gemeente Alkmaar maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Onderzoek
In het onderzoek van de regionale milieudienst RUD NHN blijkt dat het plangebied met 40 woningen en één ontsluitingweg ver onder de NIBM grens van 1500 woningen met één ontsluitingsweg blijft. Voor het maximale toename op de Herenweg / Hoornseweg van circa 300 auto's (worst case scenario) is de toename in luchtverontreiniging voor NO2 en PM10 bepaald. Deze zijn respectievelijk 0,25 en 0,07 µg/m³. Op de uitsneden van het NSL voor dit gebied blijkt dat de optreden verontreiniging lager is dan 35 µg/m³. Hieruit kan worden opgemaakt dat aan de grenswaarde van 40 µg/m³ kan worden voldaan.
Conclusie
De luchtkwaliteit vormt geen belemmering om het plan uit te voeren.
Bij nieuwbouw of grote verbouwingen, dient bekeken te worden of kabels en leidingen (gas, elektriciteit, etc.) in of direct bij het plangebied zijn gelegen. Het is mogelijk dat er kabels en leidingen in plangebied aanwezig zijn die een beschermingszone vereisen die in het bestemmingsplan geregeld moet worden.
Plangebied
Binnen het plangebied ligt een rioolpersleiding met vrijwaringszone van 5 meter aan weerszijde. Hier mag ter bescherming van de leiding geen bebouwing worden opgericht. De persleiding van het riool loopt aan de oostzijde van het plangebied dwars over de locatie.
Daarnaast ligt er een hoofdrioolleiding dwars door het plangebied vanuit de Herenweg, naar de Nollenweg aan de zijde van de Veertsloot (zie afbeelding 4.1). Ook deze leiding behoeft bescherming en bij bouwwerkzaamheden en bij de verkaveling dient er dan ook rekening mee te worden gehouden. Omdat er naast de leiding zelf ook rekening moet worden gehouden met vrijwaringsstroken voor beheer en onderhoud van 5 meter ter weerszijden van de leiding, is verplaatsing onvermijdelijk. Er dient een nieuwe verbinding komen tussen het punt waar de leiding vanuit Oudorp onder de Hoornse Vaart door komt en een plek waar de gestuurde boring kan worden opgepakt die onder de Nollenweg door gaat. De exacte ligging is nog niet bekend. Bij gronduitgifte en definitieve uitwerking van de verkaveling wordt rekening gehouden met het nieuwe tracé en de bijbehorende aan te houden vrijwaringszones.
Over het plangebied lopen geen straalverbindingszones (straalpaden). Langs de grens van het plangebied en in de bestemming “Woongebied” (maar buiten het bouwvlak) lopen twee transportleidingen AC 500 en 600 mm en distributieleidingen HPE 35 mm en PVC 63 mm (alsmede appendages) in eigendom en beheer van PWN. Daarnaast ligt in de strook langs de Hoornseweg een 50 kV-kabelverbinding in eigendom en beheer van Liandon (Alliander). Bij het uitvoeren van werkzaamheden wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van deze leidingen.
Bij ruimtelijke planvorming is een toetsing aan de natuurwetgeving noodzakelijk. Door middel van een verkennend flora- en faunaonderzoek is een beoordeling gemaakt van de effecten die het plan zal hebben op beschermde natuurwaarden. Hierdoor wordt duidelijk of het plan in overeenstemming is met de natuurwetgeving.
Natuurbescherming
Per 1 april 2002 is de Flora- en Faunawet in werking getreden. Deze wet vereist dat inzicht wordt geboden in de effecten van een voorgenomen ruimtelijke ingreep op wettelijke beschermde planten en dieren. Als er significant schadelijke gevolgen zijn voor een wettelijk beschermde soort en/of leefgebied zal bezien moeten worden in hoeverre de schadelijke effecten kunnen worden voorkomen. Wordt de uitvoering van een plan noodzakelijk geacht (maatschappelijke relevantie dient te worden aangetoond) dan zal in het kader van de wet ontheffing moeten worden verkregen en zal moeten worden voorzien in compensatie.
Beschrijving van het plangebied
Het plangebied bestaat uit sportvelden omgeven door hoge populieren en gewone essen met dicht struweel als ondergroei. In het zuidoosten van het gebied ligt een parkeerplaats. Rond het terrein liggen sloten. Ongeveer in het midden van het terrein staan enkele lage gebouwtjes met platte daken die horen bij het sportcomplex (kleedkamers, schuurtjes en een kantine).
Figuur 8: Ecologie rondom plangebied |
Resultaten natuuronderzoek
In de periode juni-oktober 2012 heeft ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot een flora- en faunaonderzoek3 inclusief veldbezoeken uitgevoerd. Mogelijke standplaatsen van beschermde planten en verblijfsplaatsen van beschermde dieren zijn onderzocht. Naast veldbezoeken is er een bronnenonderzoek gedaan. Bekende verspreidingsgegevens en de aanwezigheid van voorkeurshabitat binnen het plagebied en de directe omgeving zijn hierbij betrokken. Aan de hand van het uitgevoerde onderzoek is vervolgens een inschatting gemaakt van de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling op beschermde natuurwaarden. Het volledige onderzoek is terug te vinden in de bijlage. In het navolgende kort de resultaten en conclusie.
Toetsing Natuurbeschermingswet
Het plangebied ligt buiten de invloedssfeer van wettelijk beschermde natuurgebieden. In een straal van 5 kilometer rondom het plangebied liggen geen Natura 2000-gebieden of Beschermde Natuurmonumenten. Gezien deze afstand zijn negatieve effecten vanuit de Natuurbeschermingswet op voorhand uit te sluiten.
Toetsing provinciaal natuurbeleid
Het plangebied ligt buiten de EHS zoals vastgelegd op de begrenzingenkaart van het Natuurbeheerplan 2014 van de provincie Noord-Holland. Door de ontwikkeling wordt de provinciale groenstructuur dus niet aangetast.
Conclusie en aanbevelingen
In het onderzoeksgebied zijn beschermde soorten vissen, vogels en vleermuizen vastgesteld. Bij de beschermde vissen gaat het om de Bittervoorn, een kwetsbare vis die vanuit de Flora- en Faunawet streng beschermd wordt. Wanneer (negatieve) effecten van de ruimtelijke ingreep worden verwacht dan dient voor deze soort een ontheffingsaanvraag te worden ingediend, waarin passende mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven. Om schade aan vissen en amfibieën te beperken moeten werkzaamheden aan wateren en oevers zoveel mogelijk worden uitgevoerd in de periode augustus tot en met oktober. Dit in verband met de perioden van voortplanting en overwintering.
Over het algemeen zijn nesten van de meeste soorten vogels uitsluitend beschermd gedurende de periode dat deze nesten in gebruik zijn, dat wil zeggen de broed- en nestperiode. Het is in de praktijk niet mogelijk om een ontheffing te verkrijgen voor het verwijderen of verstoren van deze nesten in deze periode. Door de werkzaamheden buiten de broedperiode (half maart - half juli) uit te voeren, wordt het risico op overtreding van de Flora- en Faunawet voor deze vogelsoorten sterk verminderd. Jaarrond beschermde nesten zijn niet aangetroffen. Hiervoor hoeven geen bijzondere maatregelen te worden getroffen.
In het plangebied zijn enkel foeragerende vleermuizen waargenomen. Er zijn geen verblijfsplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Het is niet nodig om in het kader van de Flora- en faunawet ontheffing aan te vragen voor vleermuizen.
Tot slot is het van belang dat wanneer aanwezige begroeiing of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderd wordt, dit bodembewonende dieren de kans geeft om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied op te zoeken.
In artikel 3.1.6, tweede lid onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat rekening moet worden gehouden met het aspect cultuurhistorie. In het bestemmingsplan moet zijn beschreven hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan. Hiervoor is nader onderzoek noodzakelijk naar de archeologische, historisch stedenbouwkundige en historisch-geografische waarden in een gebied zijn. In onderhavige paragraaf zijn de in het gebied aanwezige waarden geanalyseerd en beschreven.
Plangebied
Aanwezigheid monumenten en waardevolle elementen
Binnen het plangebied liggen geen rijks- en/of gemeentelijke monumenten. Er zijn ook geen overige waardevolle- en beeldbepalende panden aanwezig.
Aanwezigheid molenbiotoop
Bij de ligging van een molen in of nabij een projectgebied is het van belang om inzichtelijk te maken hoe is omgegaan met de molenbiotoop. Niet alleen voor molens die een bedrijf zijn, is het garanderen van een goede molenbiotoop van belang. Ook voor restanten van molens (molenrompen) moet inzichtelijk worden gemaakt hoe met de molenbiotoop in het bestemmingsplan rekening is gehouden.
Elke molen heeft een biotoop om voldoende windvang te garanderen. Deze biotoop wordt in meters bepaald en afhankelijk van de positie ten opzichte van de molen is bebouwing met een bepaalde hoogte toegelaten.
De strijkmolen ligt aan de overzijde van de Hoorsnevaart tegenover het plangebied. Het zuidelijke gedeelte van het woongebied valt binnen de molenbiotoop. Het is dan ook belangrijk dat rekening gehouden wordt met de molenbiotoop van de molen.
Met het belang van een vrije windvang voor de molen wordt rekening gehouden door binnen een zone van 100 meter rond de molen geen bebouwing met hoofdgebouwen toe te staan. Dat is afgeleid van de bepalingwijze van een molenbiotoop. Met de molenstichting, de stichting Oudorperhout en overige belanghebbenden wordt overlegd over de gewenste groene invulling binnen deze zone van 100 meter.
Figuur 9: Strijkmolen aan de Hoornsevaart |
In het plangebied bevinden zich gebieden met een lage archeologische verwachting. Deze gebieden zijn weergegeven op de archeologische verwachtingskaart. Deze kaart is 10 september 2009 samen met de gemeentelijke onderzoeksagenda archeologie als toelichting en de beleidsnota cultuurhistorie 2009-2019 vastgesteld door de gemeenteraad.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met zeer hoge verwachting (rood op de archeologische Verwachtingenkaart), hoge verwachting (oranje) en middelmatige verwachting (geel). In het plangebied bevindt zich geen enkel van deze gebieden van deze kaart.
Aan vergunningen voor werkzaamheden die binnen deze gebieden de bodem roeren (bodemingrepen), zullen door de gemeente voorwaarden worden verbonden ten aanzien van behoud in situ dan wel het door de initiatiefnemer laten uitvoeren van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerd archeologiebedrijf.
In de rode gebieden geldt een vrijstelling voor bodemingrepen van minder dan 20cm en een oppervlakte van 25 m2 (uitpandig gemeten vanaf het maaiveld, inpandig gemeten vanaf de top van de vloer) in een archeologisch verwachtingsgebied met een zeer hoge verwachting.
In de oranje gebieden voor bodemingrepen van minder dan 40 cm diepte en een oppervlak van minder dan 500 m2 en in de gele gebieden voor bodemingrepen van minder dan 40 cm diepte en een oppervlak van minder dan 0,5 ha (5.000 m²).
Figuur 10: Uitsnede archeologische verwachtingskaart |
Aan vergunningen voor werkzaamheden die binnen deze gebieden de bodem roeren (bodemingrepen), aanleg- bouw-, bodemsanering- en ontgrondingenvergunningen, zullen door de gemeente voorwaarden worden verbonden ten aanzien van de archeologische monumentenzorg.
Bij projecten met een bodemverstoring van minder dan 250m² zal door de gemeente de optie worden geboden het archeologisch onderzoek door het team archeologie van de gemeente te laten uitvoeren. Boven de 250m² bodemverstoring dienen alle stappen behorend bij het archeologisch onderzoek altijd aanbesteed te worden door de initiatiefnemer aan een gecertificeerd archeologiebedrijf en treedt de gemeente als bevoegd gezag op.
Deze gebieden zijn 10 september 2010 aangewezen door de raad evenals de bijbehorende beleidsnota cultuurhistorie 2009-2019. Bij deze aanwijzing behoort de uitgebreide toelichting die is verwoord in de Archeologische Onderzoeksagenda Alkmaar. Deze onderzoeksagenda kan door actueel onderzoek bijgesteld worden evenals de archeologische verwachtingskaart.
Plangebied
Er bevinden zich binnen het plangebied geen archeologische gebieden met zeer hoge verwachting, hoge verwachting en/of middelmatige verwachting.
Conclusie
Het archeologische aspect vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
In voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de bestemmingen (de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden) toegelicht en wordt aangegeven hoe de uitgangspunten hun juridische vertaling in het eigenlijke plan hebben gekregen. De bestemmingen zijn juridisch vastgelegd in de tekst van de regels en op de verbeelding. Verbeelding en regels zijn één geheel en niet afzonderlijk leesbaar.
SVBP 2012
Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Deze zijn opgesteld op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De planregels geven aan waarvoor gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, dat werkelijk noodzakelijk is. Het kan in een concrete situatie voorkomen dat afwijking van de gestelde normen gewenst is. Hiertoe zijn diverse flexibiliteitsregels opgenomen, zoals:
In het bestemmingsplan is de bevoegdheid opgenomen om af te wijken van bepaalde normen. De uitvoering ervan berust bij het College van Burgemeester en Wethouders. Deze flexibiliteitbepaling maakt afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond gegeven bestemming gehandhaafd moet blijven.
Het systeem van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is bij één bestemming opgenomen, vooral ter veiligstelling van bepaalde archeologische en cultuurhistorische waarden. Door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden bij een bestemming kan de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet op elke plaats, in elke omvang en op elk moment in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden worden. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het desbetreffende artikel toelaatbaar zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst. Met de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen dus geen gebruiksmogelijkheden aan een bestemming worden toegevoegd; voor de gebruiksmogelijkheden blijft de doeleindenomschrijving het bepalende kader.
Normale onderhoudswerkzaamheden moeten te allen tijde zonder vergunning uitgevoerd kunnen worden. Daarom is bij alle omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningplicht vallen. In ieder geval zal het bij "normale onderhoudswerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarden worden per definitie niet als "normaal" beschouwd.
De bij dit plan behorende planregels zijn, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2012), onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
In hoofdstuk 2 worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Daarbij worden per bestemming de bebouwingsmogelijkheden vermeld.
Dit hoofdstuk bevat ook bepalingen die van toepassing zijn op meer bestemmingen, de zogeheten 'dubbelbestemmingen'.
In hoofdstuk 3 is een aantal algemene regels opgenomen. Behalve een antidubbeltelregel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen. Deze zijn om geringe afwijkingen o.a. van de in het plan opgenomen maten en grenzen mogelijk te maken.
In hoofdstuk 4 is omschreven welke gebouwen en gebruik vallen onder het overgangsrecht en bevat tot slot de citeertitel van het plan.
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden en gemeten moeten worden.
Groen (artikel 3)
Binnen de bestemming 'Groen' zijn de gronden bestemd voor groenvoorzieningen en dergelijke. Looppaden, straatmeubilair, speelvoorzieningen en dergelijke zijn binnen deze bestemming te realiseren.
Op deze gronden mogen gebouwen worden opgericht ten behoeve van speelvoorzieningen tot 3 meter hoog en bouwwerken voor geluidwerende voorzieningen tot een maximale hoogte van 8,5 meter.
Sport (artikel 4)
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van sportactiviteiten die zijn genoemd in de Lijst van sportactiviteiten onder de categorieën A en B, alsmede watersport, met inbegrip van bijbehorende en aan de sportactiviteit ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horecabedrijf van categorie 3.
Binnen het bouwvlak mag een gebouw worden opgericht ten behoeve van de sportbestemming. De maximale bouwhoogte is 9 meter. Overige bouwwerken, zoals ballenvangers en lichtmasten kennen een maximale bouwhoogte van 6 respectievelijk 15 meter en mogen binnen de bestemming sport worden gebouwd. Op deze gronden mogen ook bouwwerken voor geluidwerende voorzieningen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 8,5 meter.
Verkeer (artikel 5)
De Nollenweg krijgt de bestemming 'Verkeer'. Deze bestemming maakt een flexibele invulling van de openbare ruimten mogelijk door onder andere groen, water, verhardingen en kunstwerken mogelijk te maken.
Binnen deze bestemming is de mogelijkheid opgenomen om geluidwerende voorzieningen op te richten tot een maximale hoogte van 8,5 meter. De overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen maximaal 5 meter hoog zijn.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 6)
De Hoornseweg, de Herenweg en het parkeerterrein bij de sportbestemming zijn voor 'Verkeer- en verblijfsgebied' aangewezen gronden. Deze gronden zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie, (overdekte) fietsenstalling, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, (ondergrondse) afvalcontainers en nutsvoorzieningen.
Er mogen geen gebouwen worden geplaatst op deze gronden, met uitzondering van vergunningsvrije nutsvoorzieningen. Binnen deze bestemming is de mogelijkheid opgenomen om geluidwerende voorzieningen op te richten tot een maximale hoogte van 8,5 meter.
Water (artikel 7)
De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor watergangen met de daarbij behorende werken, groenvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Doel van deze watergangen is het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding.
De hoogte van de bouwwerken is beperkt en staat genoemd in de regels. Het is niet toegestaan om gebouwen te plaatsen in het water. Binnen deze bestemming is de mogelijkheid opgenomen om geluidwerende voorzieningen op te richten tot een maximale hoogte van 8,5 meter.
Woongebied (artikel 8)
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor maximaal 40 bouwkavels. Een deel van het plangebied betreft een woongebied met een woonfunctie. De bijbehorende tuinen en erven zijn ook ondergebracht onder de woonbestemming. Bij de woningen is het mogelijk een beroep aan huis uit te oefenen.
De bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt maximaal 9 meter. Er dient een afstand van 2,5 meter tot de voorste en zijdelingse perceelsgrens in acht te worden genomen. De afstand tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter.
In het bestemmingsplan is een beperkte regeling opgenomen voor aan- en uitbouwen. Alleen de aan- en uitbouwen in het verlengde van het hoofdgebouw tot 3 meter achter de achtergevel worden in de bouwregels mogelijk gemaakt. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter. Het achtererfgebied mag tot een maximum percentage van 50% worden bebouwd.
Voor de overige aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen is geen regeling opgenomen. Hiervoor is gekozen, omdat de regeling voor vergunningsvrije bouwwerken vanuit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht al de nodige oppervlakte aan erfbebouwing vergunningsvrij mogelijk maakt. Daarnaast heeft de gemeente een vastgesteld afwijkingenbeleid die het mogelijk maakt om binnen artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht genoemde gevallen, omgevingsvergunningen te verlenen voor veelvoorkomende erfbebouwing.
In die gevallen dat het vergunningsvrij bouwen niet voldoende mogelijkheden biedt, kan het college van burgemeester en wethouders binnen de gestelde kaders van het afwijkingenbeleid een omgevingsvergunning verlenen voor erfbebouwing. Met deze mogelijkheden vanuit de vergunningsvrije bouwwerken en aanvullend daarop de mogelijkheden om in afwijking van het bestemmingsplan vergunning te verlenen voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen, wordt voldoende ruimte geboden voor het realiseren van erfbebouwing.
Tevens is binnen deze bestemming de mogelijkheid opgenomen om geluidwerende voorzieningen op te richten tot een maximale hoogte van 8,5 meter.
Waterstaat - Waterkering (artikel 9 dubbelbestemming)
De waterkering binnen het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering' gekregen. Deze gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en het onderhoud van de waterkering. Op deze gronden zijn slechts bouwwerken, geen gebouwen zijn de ten behoeve van de bestemming toegestaan. Daarnaast geldt voor bepaalde werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning.
In dit onderdeel van de regels komen onder andere de flexibiliteitbepalingen en algemene bepalingen aan de orde. Het gaat hierbij onder meer om:
Anti-dubbeltelregel (artikel 10)
In dit artikel is opgenomen dat grond, welke eenmaal in aanmerking is of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van een andere aanvraag buiten beschouwing dient te blijven.
Algemene bouwregels (artikel 11)
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, ondergeschikte bouwdelen en algemene bepalingen over bestaande afstanden en andere maten. In deze regels is eveneens opgenomen dat balkons en dergelijke kunnen worden gerealiseerd, buiten het bouwvlak.
Algemene aanduidingsregels (artikel 12)
In deze bepaling zijn een tweetal algemene aanduidingen opgenomen. Het betreft een veiligheidszone ten behoeve van een lpg-opslag. Op de gronden die binnen deze zone vallen, zijn extra bouw- en gebruiksregels van toepassing ter bescherming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (lpg).
Algemene afwijkingsregels (artikel 13)
Ten behoeve van de flexibiliteit en bruikbaarheid in de praktijk is voorzien in afwijkingsmogelijkheden. Met de afwijkingsbevoegdheid kan het dagelijks bestuur o.a. een afwijking van de maatvoering van bouwwerken toestaan met ten hoogste 10%.
Algemene wijzigingsregels (artikel 14)
De algemene bevoegdheid betreft het aanpassen van de bestemmingsgrenzen indien dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein of indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. Ook is het mogelijk de lijst van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
Algemene procedureregels (artikel 15)
In deze bepaling staat aangegeven welke procedure dient te worden gevolgd bij de voorbereiding van een besluit tot toepassen van een afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid. Hierbij wordt verwezen naar procedures die zijn opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Overgangsrecht (artikel 16)
Met betrekking tot bouwwerken en het gebruik van grond en bouwwerken wordt in dit artikel ingegaan op het daarop toepasselijke overgangsrecht.
Slotregel (artikel 17)
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Voorontwerp bestemmingsplan Aan de Vaart aan diverse overleginstanties gestuurd. Op het Voorontwerp bestemmingsplan hebben 6 instanties gereageerd. In Bijlage 3 zijn de reacties samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording.
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 21 maart 2014 tot en met 17 april 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een reactie op het plan te geven. Er zijn 4 reacties binnengekomen. Deze reacties zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. Gedurende de termijn dat het plan ter visie heeft gelegen, heeft op 25 maart 2014 een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Tijdens deze bijenkomst konden mensen vragen stellen over het bestemmingsplan.
De gemeente heeft bij de herontwikkeling van het huidige DFS-terrein ervoor gekozen om belanghebbenden uit te nodigen om ten behoeve van overleg met de gemeente plaats te nemen in de Adviesgroep. Het overleg met de Adviesgroep heeft geleid tot twee mogelijke ontwikkelingsrichtingen voor de locatie. De Adviesgroep heeft beide richtingen positief beoordeeld en haar voorkeur uitgesproken voor '1896 Athene'. De gemeenteraad heeft in december 2013 gekozen voor de ontwikkelingsrichting '1896 Athene' en opdracht gegeven om hiervoor een globaal bestemmingsplan op te stellen (Bestemmingsplan Aan de Vaart).
Ook gedurende het bestemmingsplanproces is ervoor gekozen om met deze belanghebbenden een aantal keren overleg te voeren. Deze overleggen hebben plaatsgevonden op 17 maart 2014, 7 april 2014 en 14 juli 2014. Tijdens deze overleggen is het bestemmingsplan besproken alsmede over de verkeersafwikkeling, het aantal kavels en het geluidscherm.
Het ontwerpbestemmingsplan Aan de Vaart heeft van 22 mei tot en met 2 juli 2014 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze omtrent het plan kenbaar te maken. Er zijn twee zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en voorzien van een gemeentelijke beantwoording. De zienswijzen zijn verwerkt in de Nota van zienswijzen Aan de Vaart.
Met de invoering van de Grondexploitatiewet als onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening is het verhaal van kosten verplicht. De wetgever acht het wenselijk dat de gemeente en ontwikkelaar het onderling eens worden over het kostenverhaal (zoals bepaalt in artikel 6.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening).
Dit kan middels een exploitatieplan dan wel een anterieure overeenkomst. Voor vaststelling van het – daarvoor in aanmerking komende – planologische besluit dient vast te liggen op welke wijze het kostenverhaal wordt gedekt.
In dit bestemmingsplan worden nieuwe bouwmogelijkheden gecreëerd zoals bedoeld in artikel 6.2.1.Bro. Aangezien de gemeente eigenaar is van alle gronden waarop ingevolge onderhavig plan 'bouwplannen' zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk zijn gemaakt, is het opstellen van een exploitatieplan niet noodzakelijk. Wel is een exploitatieberekening opgesteld om te bepalen of het planeconomisch uitvoerbaar is.
Uitgangspunten voor de exploitatieberekening
De exploitatieberekening toont aan dat het plan economisch uitvoerbaar is. De berekening is gebaseerd op onderstaande uitgangspunten:
Kosten
De kosten om te komen tot ontwikkeling van DFS worden bepaald door onderstaande posten:
Inkomsten
De inkomsten worden gegenereerd door de verkoop van woonrijpe grond aan particulieren. Variabelen hierbij zijn: