direct naar inhoud van Regels
Plan: Westrand Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00108-0305

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Westrand Noord' met identificatienummer NL.IMRO.0361.BP00108-0305 van de gemeente Alkmaar.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden beroep/bedrijf

een praktijkruimte, kantoor, webwinkel, atelier, kapsalon, schoonheidssalon, hondentrimsalon, logies met ontbijt en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies welke in een woning worden uitgeoefend, alsmede een bedrijf dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten door de gebruiker van de woning en dat niet onder de Wet milieubeheer valt, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde prostitutie en seksinrichtingen.

1.4 aan- of uitbouw

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf gericht op ooft-, tuin- of akkerbouw, alsmede veehouderij- en weidebedrijven, mits de, exploitatie van deze bedrijven grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.8 automaten-/amusementshal

iedere besloten ruimte waar meer dan twee speelautomaten en/of andere mechanische toestellen als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld ten behoeve van het publiek.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, waarbij kelders en souterrains niet mee worden gerekend.

1.11 bedrijf

een onderneming in hoofdzaak gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel (maximaal 20% van het totale bruto vloeroppervlak) van de onderneming in de vorm van verkoop danwel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfswoning / dienstwoning

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, welke gelet op het feitelijke gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming is met de bestemming.

1.13 bestaand

bestaand bouwwerk:

een bouwwerk, dat ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan legaal aanwezig is, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een melding of vergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd;

bestaand gebruik: 

het gebruik dat legaal bestaat ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren is begrensd, bijzondere bouwlagen als kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen niet inbegrepen;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.22 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto vloeroppervlak

de som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, niet inbegrepen balkons, loggia's en galerijen.

1.25 cultuur en ontspanning

bedrijfsmatig en inpandig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning (bowlingbaan, gaming, sauna, wellness en dergelijke).

1.26 dagrecreatie

vormen van recreatie met een beperkte omvang en uitstraling en gericht op het beleven van het buitengebied, zoals: verhuur van fietsen, boerengolf en georganiseerde wandelingen.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove bouwmaterialen, bouwmarkten, woninginrichting, keukens, sanitair en naar de aard daarmee gelijk te stellen artikelen.

1.29 dienstverlening

commerciële activiteiten met een baliefunctie voor de verrichting van diensten aan of ten gerieve van het publiek, niet zijnde detailhandel. Dienstverlening omvat zowel persoonlijke als zakelijke dienstverlening.

1.30 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, waaronder mede wordt verstaan een herdenkingsplechtigheid, een braderie, een optocht niet zijnde een betoging, en een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg, met uitzondering van bioscoopvoorstellingen, markten, kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen- samenkomsten- en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties, activiteiten als straatartiest, voetbalwedstrijden, en sport- en spelwedstrijden in of op de daartoe bestemde gebouwen en terreinen;

1.31 evenement categorie 1

een evenement met onversterkte (straat)muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties, waarbij het evenement per dag maximaal 5.000 bezoekers trekt;

1.32 evenement categorie 2

een evenement met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek, orkest, taptoe, etc, waarbij het evenement per dag maximaal 5.000 bezoekers trekt;

1.33 evenement categorie 3

een evenement zoals popconcerten, live optredens, houseparty, DJ's, rap, dance-event en muziekprogramma's van radio en TV-omroepen, etc, waarbij het evenement per dag maximaal 5.000 bezoekers trekt;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 hoofdgebouw

en of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 horecabedrijf

een bedrijf of instelling, uitgezonderd een seksinrichting, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, ingedeeld in 4 categorieën:

  • horeca, categorie 1 (discotheek, nachtclub, bar/-dancing)

een horecabedrijf, waaronder een discotheek, nachtclub, bar/-dancing en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormen;

  • horeca, categorie 2 (café, grand-café, café-restaurant)

een horecabedrijf, waaronder een café, grand-café, café-restaurant en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid;

  • een horecabedrijf, categorie 3 (restaurant, lunchroom)

een horecabedrijf, waaronder een restaurant, lunchroom en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;

  • horeca, categorie 4 (snackbars, cafetaria, ijssalon, shoarmazaak)

een horecabedrijf, waaronder een snackbar, cafetaria, ijssalon, shoarmazaak en een daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van bereide etenswaren voor consumptie ter plaatse en buiten, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken;

1.37 hotel

een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken ondergeschikt is.

1.38 huishouden

de zelfstandige bewoning van een woning door één of meer personen, die op een duurzame, gemeenschappelijke wijze samenwonen en er hun hoofdverblijf hebben, en die gezamenlijk gebruik maken van voorzieningen zoals woonkamer, keuken, toilet en badkamer.

1.39 kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.40 kampeermiddelen

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge wettelijke bepalingen een omgevingsvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.41 kantoor

ruimte die, of complex van ruimten dat, door indeling en inrichting is gebouwd en/of geschikt is voor administratieve, zakelijke of maatschappelijke dienstverlening zonder een publieksaantrekkende functie.

1.42 leisure

alle grootschalige voorzieningen waar tegen betaling een vrijetijdsbesteding voor de consument geboden.

1.43 ligplaats

een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een woonschip/drijvende woning of vaartuig.

1.44 logies met ontbijt

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, overnachtingsaccommodatie gericht op het verschaffen van kortdurend verblijf (logies) met ontbijt. De ruimte voor logies met ontbijt biedt plaats voor maximaal 4 personen, is onderdeel van het hoofdverblijf en beschikt niet over een eigen kookvoorziening.

1.45 maatschappelijk

overheids, medische, onderwijs, sociaal-culturele, religieuze, jeugd/kinderopvang, en vergelijkbare maatschappelijke doeleinden, met inbegrip van bijbehorende en aan de maatschappelijke doeleinden ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en horeca van categorie 2, 3, 4.

1.46 maatvoeringsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak die binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft tussen verschillende bouwhoogtes of bebouwingspercentages.

1.47 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.48 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.50 prostitutiebedrijf

een bedrijf waar prostitutie het hoofdbestanddeel van de activiteiten vormt.

1.51 recreatieve voorzieningen

leisure, sport, dagrecreatie, hotels en hotelcomplexen, met uitzondering van zelfstandige horeca, pretparken, themaparken, verblijfsrecreatie.

1.52 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een vorm alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.53 standplaats voor woonwagen

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.

1.54 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.55 verblijfsrecreatie

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.56 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.57 voorgevelrooilijn

een denkbeeldige of aangegeven lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrens.

1.58 vuurwerk

vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 1, 2 of 3 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik alsmede vuurwerk dat is ingedeeld in categorie 4 en dat krachtens het Vuurwerkbesluit (AMvB d.d. 22 januari 2002) niet is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.59 webwinkel

detailhandel via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke (winkel)ruimte of showroom.

1.60 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.61 woonschip/drijvende woning

een vaartuig of ark, hoe dan ook genaamd en van welke aard ook, uitsluitend of hoofdzakelijk gebezigd als of bestemd tot woon- of nachtverblijf van een of meer personen.

1.62 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. bouwhoogte van een bouwwerk: vvanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. bruto vloeroppervlak: de som van het product van de afstand tussen de gevelvlakken en de afstand hart op hart van de bouwmuren per bouwlaag, niet inbegrepen balkons, loggia's en galerijen.
  • c. goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • d. inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  • e. oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • f. ondergeschikte bouwdelen: bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels en overstekende daken buiten beschouwing gelaten;
  • g. de begrenzing van de onderscheiden bestemmingen: met een nauwkeurigheidsgraad van 1 meter;
  • h. peil:
    • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de bouwhoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    • 3. indien in of op het water wordt gebouwd, het plaatselijk aan te houden waterpeil;
    • 4. in andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld, of het afgewerkte bouwterrein.
  • i. voor zover in de regels straatnamen en huisnummers zijn genoemd, zijn de straatnamen en huisnummers van toepassing welke in het bestemmingsplan zijn weergegeven.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbij behorende:

  • b. waterlopen, waterpartijen en waterberging, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • c. groenvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de onder 3.1 bedoelde gronden geldt dat:

  • a. geen gebouwen mogen worden opgericht;
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1,20 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5 meter mag bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. een goede waterhuishouding;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. Het bepaalde onder 3.2 voor de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen van lichte constructie, noodzakelijk voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, mits:
    • 1. de oppervlakte niet meer dan 40 m² bedraagt;
    • 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
  • b. Het bepaalde onder 3.2 sub b voor wat betreft de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, de waterbeheersing en nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag:
    • 1. sloten en andere watergangen te dempen of aan te leggen;
    • 2. het bestaande reliëf te wijzigen;
    • 3. bestaande kavelvormen te wijzigen.
  • b. Het bepaalde onder 3.5 sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • b. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit, waarbij de functie gemaximaliseerd is tot een maximum winkel vloeroppervlak van 100 m2;
  • c. wasstraat voor voertuigen;

met daarbij behorende:

  • d. bouwwerken;
  • e. erven;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. laad- en losvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. ontsluitingswegen;
  • j. voet- en rijwielpaden;
  • k. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • l. groenvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van brandstofafleverinstallaties mag niet meer dan 4 meter bedragen;
    • 2. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 meter, met dien verstande dat de maximum hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
    • 3. de maximum bouwhoogte van de luifel bedraagt 7 meter;
    • 4. de maximum bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 12 meter;
    • 5. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Vulpunt LPG

Het vulpunt voor LPG is uitsluitend toegestaan ter plaate van de aanduiding 'vulpunt'.

4.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  • f. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. prostitutie.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van aardgastransportleidingen;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen..
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen
  • a. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regelt:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
    • 1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 3 meter.

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbij behorende:

  • g. bouwwerken;
  • h. wegen en paden;
  • i. laad- en losplaatsen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. ontsluitingswegen;
  • n. voet- en rijwielpaden;
  • o. verkeer- en verblijfsgebied;
  • p. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • q. groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 2. het bouwvlak mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
    • 3. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd indien ter plaatse geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
    • 4. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt niet meer dan 50 m2, met inachtneming van de regel dat ten hoogste 50% van een bouwperceel mag worden bebouwd;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutvoorzieningen geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. beeldende kunst;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • j. evenement van categorie 1.
7.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en onderhoud gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud bedraagt niet meer dan 30 m³ per gebouw;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutvoorzieningen geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte niet meer bedraagt dan 6 meter en van perceel- en erfafscheidingen niet meer dan 2 meter.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

Artikel 8 Recreatie - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op dagrecreatie;

met daarbij behorende:

  • b. bouwwerken;
  • c. erven;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. voet- en rijwielpaden;
  • g. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • h. groenvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • b. het bouwvlak mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,5 meter, met dien verstande dat de maximum hoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn 1 meter bedraagt;
  • b. de maximum bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 8 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.
8.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Wonen

Ter plaatse van de functieaanduiding 'wonen' is maximaal één woning toegestaan, ten behoeve van recreatieve functie.

8.4.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen, met uitzondering van de onder 8.4.1 toegestane functie;
  • b. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  • f. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. prostitutie.

Artikel 9 Recreatie - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van activiteiten gericht op verblijfs- en dagrecreatie, zijnde een camping;

met daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • c. bouwwerken;
  • d. erven;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. voet- en rijwielpaden;
  • h. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • i. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' (m) is aangegeven;
    • 3. de bouw- en goothoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte en maximum goothoogte' (m) is aangegeven;
    • 4. het bouwvlak mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
    • 5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal gebouwen' geldt het aangegeven maximum voor het aantal te bouwen gebouwen;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' geldt het aangegeven maximum voor het bebouwd oppervlak per gebouw;
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte bedraagt binnen het bouwvlak niet meer dan 6 meter, met uitzondering van de lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen, en erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt buiten het bouwvlak niet meer dan 3 meter, met uitzondering van de lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen, en erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
  • c. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.
9.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. het bepaalde onder 9.2 sub 1, onder a en toestaan dat niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van dagrecreatie buiten de bouwvlakken worden gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
    • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter;
    • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter.
  • 2. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld onder 9.4 sub 1 dienen de volgende voorwaarden in acht te worden genomen:
    • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
    • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden mogen niet onevenredig worden aangetast.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  • e. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • f. seksinrichtingen;
  • g. prostitutie.

Artikel 10 Recreatie - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bedrijfsmatige verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning zijnde:
    • 1. grootschalige speelvoorzieningen;
    • 2. horecabedrijf categorie 3 als ondergeschikte nevenactiviteit;

met daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • c. bouwwerken;
  • d. erven;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. voet-en rijwielpaden;
  • h. verkeer- en verblijfsgebied;
  • i. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • j. groenvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 3. het bouwvlak mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
    • 4. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd indien ter plaatse geen aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
    • 5. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 1 meter bedragen.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutvoorzieningen geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.
  • c. Ten behoeve van verkeers- en verblijfsdoeleinden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • d. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste 2 meter bedraagt.
10.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  • f. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. prostitutie.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  • b. sportgerelateerde medische voorzieningen;
  • c. golfbaan ter plaatse van de aanduiding 'golfbaan';
  • d. horeca van categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';

met daarbij behorende:

  • e. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'parkeren';
  • f. sportkantines;
  • g. kantoorruimte ten behoeve van en ondergeschikt aan de genoemde functies;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. bouwwerken;
  • j. erven;
  • k. ontsluitingswegen;
  • l. voet- en rijwielpaden;
  • m. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • n. groenvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. het bouwvlak mag niet meer worden bebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven.
  • d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutvoorzieningen geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.
11.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen buiten het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • d. het bestemmingsvlak, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, mag niet meer worden bebouwd dan 10%;
  • e. het oppervlak per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van erf- en terrasafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terrasafscheidingen voor de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de maximum bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 meter;
    • 2. het bestemmingsvlak, voor zover gelegen buiten het bouwvlak, niet meer mag worden bebouwd dan 10%;
    • 3. het oppervlak per overkapping niet meer mag bedragen dan 50 m2.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 6 meter bedragen.
11.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. wonen;
  • b. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • e. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  • f. de opslag en verkoop van vuurwerk;
  • g. seksinrichtingen;
  • h. prostitutie.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. beeldende kunst;
  • j. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • k. evenement van categorie 1.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van lichtunits, bewegwijzering en verkeersregulering (straatmeubilair) bedraagt maximaal 12 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 5 meter.
12.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid, en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. pleinen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. laad- en losplaatsen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. geluidwerende voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. kunstwerken;
  • l. beeldende kunst;
  • m. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  • n. evenement van categorie 1;
  • o. een standplaats voor detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van een overkapping bedraagt 3 meter;
  • b. de maximum bouwhoogte van lichtunits, bewegwijzering en verkeersregulering (straatmeubilair) bedraagt maximaal 12 meter;
  • c. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 5 meter.
13.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid, en
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels
13.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, behorende bij deze bestemming, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. een standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. ligplaatsen ten behoeve van woonschepen/drijvende woningen;
  • e. seksinrichtingen;
  • f. prostitutie.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • d. waterwegen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. oeverstroken;
  • g. scheepvaartdoeleinden;
  • h. infiltratievoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. beeldende kunst;
  • k. oeververbindingen (bruggen);
  • l. evenement van categorie 1;
  • m. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 6 meter.

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, inclusief bergingen en nevenruimten;
  • b. aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • c. agrarische bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' ;
  • d. bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • e. verblijfsrecreatie ter plaatse van de aanduiding 'recreatie';
  • f. kassen ter plaatse van de aanduiding 'kas';
  • g. hobbymatige dierenverblijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - hobbymatige dierenverblijven';

met daarbij behorende:

  • h. bouwwerken;
  • i. tuinen en erven;
  • j. wegen en paden;
  • k. waterlopen en waterpartijen, daaronder begrepen natuurvriendelijke oevers;
  • l. speelvoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
  • c. het bebouwd oppervlak ten behoeve van een woning woning bedraagt niet meer dan het bestaande oppervlak;
  • d. woningen mogen uitsluitend vrijstaand of twee-aan-een worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' is aangegeven;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • h. de dakhelling dient ten minste 30° (graden) en ten hoogste 60° (graden) te bedragen;
  • i. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ten minste 2 meter, dan wel de bestaande afstand, indien deze minder is.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding 'erf' worden gebouwd, met dien verstande dat de bijgebouwen ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw zijn gelegen;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bij een woning bedraagt niet meer dan 60 m², met inachtneming dat ten hoogste 50% van de aanduiding 'erf' mag worden bebouwd;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedragen niet meer dan respectievelijk 3 meter en 4,5 meter;
    • 4. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 meter.
15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
15.2.4 Nutsvoorzieningen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter.

15.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.2 voor het bouwen van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen voor bedrijven en agrarische bedrijven tot een maximum oppervlak van 200 m2.

15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Aan huis verbonden beroep / bedrijf

Voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep/bedrijf;
  • d. de activiteit mag geen inrichting zijn conform artikel 1 van de Wet milieubeheer alsmede onder een categorie vallen uit bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  • e. het straat- en bebouwingsbeeld mag niet onevenredig worden geschaad.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 15.5.1 ten behoeve van een verruiming van het maximum oppervlak dat mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep/bedrijf tot een maximum van 100 m2.

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergronde hoge druk gastransportleidingen en de daarbij behorende belemmeringstroken.

16.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 16.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Leiding - Gas.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 16.2 voor het bouwen overeenkomstig de medebestemming indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is isgewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) voor de onder 16.1 bedoelde bestemmingen de volgende werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afrgaven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 5. het permanent opslaan van goederen;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
16.4.2 Toegestane werken
  • a. Het onder 16.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
    • 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
16.4.3 Voorwaarden
  • a. Een vergunning als bedoeld onder 16.4.1 wordt slechts verleend indien:
    • 1. de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
    • 2. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeherder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 17 Waarde - Archeologie 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming, het behoud en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mag slechts worden gebouwd, indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden.
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden met een maximum diepte van 40 centimeter en met een maximum oppervlak van 5.000 m2.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van het bepaalde onder 17.2 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor de bouw van bouwwerken onder de voorwaarden dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;

burgemeester en wethouders bij de afweging omtrent de afwijking toepassing geven aan de criteria zoals genoemd in lid 17.2 sub a, danwel dat voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.4 is verleend;

alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders advies is ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;

  • b. het bepaalde in de onderliggende bestemming onverminderd van toepassing blijft.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden
  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) voor de onder 17.1 bedoelde bestemmingen de volgende werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen, diepwoelen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van de archeologische opgravingen volgens een door burgemeester en wethouders vastgesteld archeologisch programma van eisen;
    • 2. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 3. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;
    • 4. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
    • 5. de aanleg van drainage, ongeacht de diepte.
17.4.2 Toegestane werken
  • a. Het onder 17.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. zich in een reeds opgegraven gebied bevinden, zulks uitsluitend ter beoordeling door de gemeentelijk archeoloog;
    • 4. werkzaamheden waarbij de grondverstoring plaatsvindt in een gebied kleiner dan 5.000 m2 en op minder dan 0,40 meter diepte.
17.4.3 Voorwaarden
  • a. Een vergunning als bedoeld onder 17.4.1 wordt slechts verleend indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de onder 17.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overlegd, dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. voldaan is aan de volgende verplichtingen die aan de vergunning kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen, of;
      • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De in het bestemmingsplan voor 'Waarde - Cultuurhistorie' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken;

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de uitwendige hoofdvorm bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting en dakvorm, zoals deze was op het moment van de inwerkintreding van het plan dient gehandhaafd te worden;
  • b. als voorgevelrooilijn geldt de voorgevelrooilijn welke op het moment van de inwerkintreding van het plan rechtmatig was gerealiseerd;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de voorgevelrooilijn worden overschreden ten behoeve van:
    • 1. goot- en dakoverstekken met een maximum diepte van 0,60 meter;
    • 2. erkers met een maximum diepte van 0,80 meter;
    • 3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, zonneschermen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen;
    • 4. op voorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van het stadsbeeld.
18.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegde gezag is bevoegd om overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen in die zin dat:

  • a. bij één of meerdere bestemmingsvlakken of adressen de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt verwijderd mits:
    • 1. de cultuurhistorische, bouwhistorische en/of beeldbepalende elementen niet langer aanwezig zijn in de bouwwerken op de met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelegen gronden en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk kunnen worden hersteld;
    • 2. de cultuurhistorische, bouwtechnische en/of beeldbepalende elementen welke aanwezig zijn in de bouwwerken op de met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gelegen gronden, redelijkerwijs niet langer geheel of gedeeltelijk te handhaven zijn in relatie tot de functie die het bouwwerk moet of uitsluitend nog kan vervullen;
  • b. indien door verbeterwerkzaamheden, danwel door gewijzigde inzichten, een bouwwerk welke gelegen is op gronden waarop niet de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' van toepassing is, cultuurhistorische en/of beeldbepalende waarde krijgt, deze gronden tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' toe te kennen.

Artikel 19 Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied

19.1 Bestemmingsomschrijving

De als 'Waarde - Ecologie - Weidevogelleefgebied' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor de bescherming en het behoud van het weidevogelleefgebied, met in achtneming van het bepaalde in artikel 27.2.

19.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 19.1 genoemde gronden mag slechts worden gebouwd ten behoeve van het weidevogelleefgebied en de aldaar genoemde medebestemming.

19.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is op grond van artikel 3.6, lid 1, onder d. van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en omvang van bouwwerken, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van het weidevogelleefgebied.

19.4 Specifieke gebruiksregels
19.4.1 Verbod

Als verboden gebruik als bedoeld in 23.1 van deze regels wordt in ieder geval aangemerkt een dusdanig gebruik van de in 19.1 genoemde gronden dat leidt tot een significante verstoring van aanwezige weidevogels.

19.5 Omgevingsvergunning voor het aanleggen
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het aanleggen) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het graven, dempen of verbreden van waterlopen;
    • 2. het vellen van bomen of opruimen van houtwallen;
    • 3. het bebossen en beplanten van gronden;
    • 4. het aanbrengen van boven- en ondergrondse kabels, leidingen en andere infrastructurele voorzieningen;
    • 5. het aanleggen en verharden van wegen, paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 6. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem en/of gronden;
    • 7. het wijzigen van de grondwaterstand door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.
  • b. Een omgevingsvergunning voor het aanleggen als bedoeld onder a is niet vereist voor de volgende werken en werkzaamheden:
    • 1. het normale onderhoud van paden, water en groenvoorzieningen;
    • 2. werken en werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan worden geweigerd indien door de werken of werkzaamheden, sprake zou zijn van een onevenredige aantasting van het leefgebied van weidevogels.
  • d. De omgevingsvergunning voor het aanleggen kan slechts worden verleend indien een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van de betreffende werkzaamheden voor het leefgebied van de weidevogels heeft plaatsgevonden.
  • e. Aan de omgevingsvergunning voor het aanleggen kunnen in het belang van het leefgebied van weidevogels de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de bescherming van het leefgebied van de weidevogels zoveel mogelijk wordt gewaarborgd;
    • 2. de verplichting de activiteit die tot een mogelijke verstoring van het leefgebied van weidevogels leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van flora en fauna, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 20 Waterstaat - Waterkering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' (dubbelbestemming) aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van het bepaalde onder 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels- uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op grond van de Keur van de waterbeheerder dient, alvorens kan worden gestart met de bouwwerkzaamheden, contact te worden opgenomen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, zodat kan worden beoordeeld of voor het uitvoeren van de bouwwerkzaamheden een ontheffing van het Keur benodigd is of niet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 21 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 22 Algemene bouwregels

22.1 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
  • a. Indien afstanden tot, bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken en reeds onherroepelijk verleende omgevingsvergunning die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens wettelijke bepalingen op het tijdstip van de inwerkintreding van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens wettelijke bepalingen op het tijdstip van de inwerkintreding van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • c. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
22.2 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen
  • a. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
  • b. Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
    • 1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
    • 3. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
    • 4. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde onder b sub 3 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:
    • 1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 23 Algemene gebruiksregels

23.1 Algemeen

Het is verboden de in Hoofdstuk 2 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

23.2 Gebruiksverbod

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 23.1 wordt in elk geval begrepen het gebruik van gronden en/of bebouwing ten behoeve van:

23.3 Toegelaten bedrijven

Voor zover bedrijven zijn toegestaan, mogen de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de volgende categorieën bedrijven:

  • a. in geval van activiteiten die aanpandig zijn aan woningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder de categorie A;
  • b. in geval van activiteiten die bouwkundig afgescheiden zijn van woningen en maatschappelijke voorzieningen, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging vallen onder de categorieën A en B, één en ander met uitzondering van groothandels in vuurwerk en munitie (SBI code 5148.7 onder 0 en 1);
  • c. Het bevoegde gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in a en b een omgevingsvergunning te verlenen, met dien verstande dat het bouwen en het gebruik van gronden en bebouwing ten behoeve van een bedrijf is toegestaan dat:
    • 1. niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging voorkomt en in vergelijking met bedrijven die wel vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    • 2. in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging voorkomt en valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits het desbetreffende bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën een gelijke of mindere milieuhinder veroorzaakt;
    • 3. na uitbreiding, wijziging of aanpassing in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging valt onder één of meer categorieën hoger dan toegelaten, mits de uitbreiding, wijziging of aanpassing niet tot gevolg heeft, dat het bedrijf in vergelijking met bedrijven die vallen onder de toegelaten categorieën, meer milieuhinder veroorzaakt.

Artikel 24 Algemene aanduidingsregels

24.1 Doel aanduiding
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg', mogen binnen de zone geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn de gronden tevens bestemd voor
    • 1. bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
    • 2. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'overig - fietspadzone', mogen binnen de zone fietspaden worden aangelegd.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Veiligheidszone LPG

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen gebouwen ten behoeve van (beperkt) kwetsbare objecten worden gebouwd.

24.2.2 Molenbiotoop

Voor het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 meter vanaf de molen mag niet worden gebouwd;
  • b. op een afstand van 100 tot 400 meter vanaf de molen moet de hoogte van bebouwing voldoen aan de volgende formule: H (x) = x/n + c*z, waarbij:
    • 1. H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters) ;
    • 2. x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters);
    • 3. n = een constante, in dit geval wordt er vanwege het ruwe karakter van het gebied de waarde van 75 gebruikt (de waarden zijn 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied);
    • 4. c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2;
    • 5. z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling).
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte toegestaan indien:
    • 1. het een bouwwerk betreft met een bestaande, grotere hoogte;
    • 2. het een bouwwerk betreft dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • de hoogte en breedte blijft binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
      • het bouwwerk wordt aan een vrijstaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 m uit bestaande bouwwerken;
      • het vloeroppervlak van krachtens deze bepaling opgerichte bouwwerken mag in totaal niet meer bedragen dan 10% van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd;
      • het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemmingen.
24.3 Nadere eisen
24.3.1 Molenbiotoop

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering en afmetingen van bebouwing of beplanting ter bescherming van het in lid 24.1 bedoelde belang.

24.4 Afwijken van de bouwregels
24.4.1 Veiligheidszone LPG

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2.1 en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar ander bouwwerk wordt gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de desbetreffende veiligheidszone;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding omtrent het onder a gestelde;
  • c. het plaatsgebonden risico en het groepsrisico verantwoord zijn.
24.4.2 Molenbiotoop

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 voor bebouwing op een andere locatie, met een grotere hoogte of een grotere breedte, met dien verstande dat:

  • a. afwijken kan alleen voor zover bebouwing:
    • 1. voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in lid 24.2.2 onder c;
    • 2. dan wel krachtens het bepaalde elders in deze regels en/of op de verbeelding aan de achterzijde van bestaande bebouwing of beplanting niet mogelijk is;
    • 3. of indien de bebouwing of ander gebruik onder de voorwaarden als bedoeld in lid 24.2.2 onder c om bedrijfstechnische redenen redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • a. afwijken kan alleen voor bouwwerken tot in totaal een vloeroppervlak van maximaal 10% van de bebouwing waarbij wordt gebouwd;
  • b. afwijken is uitsluitend toegestaan, voor zover het voorgenomen bouwen of gebruik mogelijk is op basis van de overige voor deze gronden geldende bestemming(en).

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.2.2 onder a en b voor het toelaten van hogere bebouwing.

24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Molenbiotoop

Het is verboden op deze gronden aanwezig te hebben:

  • a. bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  • b. beplanting in de vorm van bomen, heesters of andere opgaande begroeiing;

Dit tot een hoogte die groter is dan de hoogte die in lid 24.2.2 onder a en b als maximum is aangegeven.

  • c. in afwijking van het bepaalde onder a is het in dat lid genoemde gebruik toegestaan indien het bestaand gebruik met een grotere hoogte betreft.
24.5.2 Fietspadzone
24.6 Afwijken van de gebruiksregels
24.6.1 Molenbiotoop

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.5, met dien verstande dat: met windtunnelonderzoek dient te worden te worden aangetoond dat door afwijking geen aantasting van windvang optreedt. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt advies ingewonnen van de vereniging De Hollandsche Molen

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de in de regels toegestane maximum bouwhoogten, anders dan bedoeld in a, met ten hoogste 5 meter ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 5% van het dakvlak bedraagt;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat geringe afwijkingen welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein, worden toegestaan, mits de afwijking in situering niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in het plan en toestaan dat nutsvoorzieningen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 35 m² bedraagt.

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

Artikel 27 Overige regels

27.1 Verwijzing naar andere wetgeving

Waar in de regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen of Verordeningen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

27.2 Voorrangsregeling

Voor zover de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 28 Overgangsrecht

28.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
28.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 29 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Westrand Noord'.