direct naar inhoud van Artikel 13 Waarde - Archeologie 1
Plan: Overstad
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0361.BP00017-0305

Artikel 13 Waarde - Archeologie 1

13.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het behoud en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
  • b. De bestemming ''Waarde - Archeologie 1' (dubbelbestemming) is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover de dubbelbestemming samenvalt met andere dubbelbestemmingen is artikel 21 'Schema van volgorde dubbelbestemmingen' van toepassing.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Er mag slechts worden gebouwd, indien vooraf door de aanvrager een rapport is overlegd dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag wordt verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld, en met dien verstande dat aan de bouwvergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouder vastgesteld programma van eisen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing, indien de bouwwerkzaamheden plaatsvinden met een maximale diepte van 0,20 meter en een maximum oppervlak van 25 m².
13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2 sub a voor de bouw van bouwwerken onder de voorwaarden, dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een omgevingsvergunning in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  • b. burgemeester en wethouders bij de afweging omtrent de omgevingsvergunning toepassing geven aan de criteria als genoemd in lid 13.2 sub a, dan wel dat voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de bouwaanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4 is verleend;
  • c. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend door burgemeester en wethouders advies is ingewonnen bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • d. het bepaalde in de onderliggende bestemming onverminderd van toepassing blijft.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen,
  • b. diepwoelen, en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, tenzij deze worden uitgevoerd in het kader van rcheologische opgravingen volgens een door burgemeester en wethouders vastgesteld archeologisch Programma van Eisen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas;
  • e. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten anders dan een bouwwerk;
  • f. de aanleg van een drainage ongeacht de diepte.
13.4.2 Toegestane werken
  • a. Het sub 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. zich in een reeds opgegraven gebied bevinden, zulks uitsluitend ter beoordeling door de gemeentelijk archeoloog;
    • 4. werkzaamheden waarbij de grondverstoring plaatsvindt in een gebied kleiner dan 25 m² en op minder dan 0,20 meter diepte.
13.4.3 Voorwaarden
  • a. Een vergunning als bedoeld sub 13.4.1 wordt slechts verleend indien:
    • 1. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in lid 13.1 bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 2. vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport is overgelegd, dat voldoet aan de richtlijnen van de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 3. voldaan is aan de volgende verplichtingen die aan de vergunning kunnen worden verbonden:
      • de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
      • de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma van eisen; of
      • de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.