direct naar inhoud van Regels

OIAVHB Landelijk Gebied Oost - Aalsmeerderweg 341

Status: vastgesteld
Identificatie: NL.IMRO.0358.OIAVHB02xH-VG01
Plantype: gemeentelijke overheid/omgevingsvergunning

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING AALSMEERDERWEG 341

 
Inhoudsopgave

 

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING AALSMEERDERWEG 341

HOOFDSTUK 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.2 Aard en doel

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

1.4 Leeswijzer

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

2.2 De ontwikkeling

2.3 Bestemmingsplan

2.3.1 Planregels

2.3.2 Strijdigheden

2.3.3 Afweging

HOOFDSTUK 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

3.3.2 Nota Lintenbeleid

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

4.1 Bodem

4.2 Water

4.3 Geluid

4.4 Luchtkwaliteit

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Route gevaarlijke stoffen

4.6 Ecologie

4.7 Archeologie

4.8 Belangenafweging

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

5.3.1 De financiële uitvoerbaarheid

5.3.2 De vorm van het kostenverhaal van de grondexploitatiekosten

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleiding

 

 

 

1.1 Aanleiding

 

Op 30 juni 2015 is een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het realiseren van een woning op het perceel Aalsmeerderweg 341 (Z-2015/036120). Voorafgaande aan de ingediende omgevingsvergunning is er positief geadviseerd op het vooroverleg.

 

De aanvraag betreft het bouwen van een woning in dezelfde voorgevelrooilijn als de naastgelegen woning op nr 339. Het perceel heeft ter plaatse van de woning een breedte van circa 13 meter. De afstand tot de perceelsgrens is 2 meter (westzijde) en ruim 4 meter (oostzijde). De woning wordt 12 meter diep en 6,5 meter breed.

De goothoogte wordt 3,05 meter en de bouwhoogte 8,19 meter.

De publiceerbare aanvraag omgevingsvergunning is opgenomen in Bijlage 1 (aanvraagformulier) en in Bijlage 2 kunt u de relevante bouwtekening vinden.

 

 

1.2 Aard en doel

 

Van toepassing op de projectlocatie is het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Oost' met de bestemming 'Wonen-Lintbebouwing'. Het ingediende bouwplan is in strijd met de betreffende bouwvoorschriften (zie paragraaf 2.3). Er is een buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3o Wabo nodig om het bouwplan te kunnen realiseren. De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel te motiveren dat bij de voorgenomen ontwikkeling sprake is van een goede ruimtelijke ordening, zodat de gevraagde omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan kan worden verleend. De omgevingsvergunning is van toepassing op het besluitvlak NL.IMRO.0358.OIAVHB02xH-VG01 (Bijlage 3).

 

 

 

1.3 Ligging en begrenzing plangebied

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het perceel Aalsmeerderweg 341 ligt ten noorden van de nieuwbouwwijk Nieuw Oosteinde in de Oosteinderpolder. Het perceel ligt ten noorden van de Aalsmeerderweg tussen de woningen Aalsmeerderweg 339 en 343.

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Locatie woningbouw Aalsmeerderweg 341

 

 

1.4 Leeswijzer

 

De opbouw van deze ruimtelijke onderbouwing is als volgt. Na de inleiding in dit hoofdstuk, wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het project. Daarbij wordt ingegaan op de bestaande situatie en de beoogde situatie in relatie tot de vigerende planologische regeling. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de voorwaarden vanuit het ruimtelijke beleid van rijk, provincie en gemeente. De omgevingsaspecten komen in hoofdstuk 4 aan de orde. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bouwplan toegelicht. Hoofdstuk 6 is het slothoofdstuk en bevat de samenvatting en eindconclusie.

HOOFDSTUK 2 Planbeschrijving

 

 

2.1 Huidige situatie

Op het perceel stond op het achtererf een loods van circa 550 m2, daarvan is recentelijk ongeveer de helft gesloopt. De loods had een breedte van 10,7 meter en een diepte van 51,2 meter. Nu is de diepte circa 28 meter. De loods is in 1 bouwlaag met kap uitgevoerd.

 [image]

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Aanzicht loods voor de gedeeltelijke sloop

 

 

2.2 De ontwikkeling

 

Voor de loods zal de woning gerealiseerd worden. De woning sluit qua type en grootte aan op de naastgelegen woning op nummer 339. De nieuwe woning wordt in één bouwlaag met mansarde kap gerealiseerd. De goothoogte wordt 3,05 meter en de bouwhoogte 8,19 meter.

 

De woning wordt 6,5 meter breed en 12 meter diep. De kavel heeft een breedte van circa 13 meter ter plaatse van de geprojecteerde voorgevel, de afstand van de rechterzijgevel tot aan de erfgrens ter plaatse van voorgevel is 2 meter en van de linkerzijgevel tot aan de erfgrens ter plaatse van de voorgevel is circa 4 meter.

 

[image][image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2.3 Bestemmingsplan

 

Voor het projectgebied is van toepassing het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied Oost', zoals is vastgesteld door de gemeenteraad op 4 december 2014. Op 9 december 2015 is het bestemmingsplan onherroepelijk geworden.

 

 

[image] 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitsnede bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost

 

 

2.3.1 Planregels

 

De voor Wonen - Lintbebouwing (W - Li) aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woongebouwen. Binnen deze bestemming zijn woningen, tuinen en erven, bijbehorende bouwwerken, overkappingen, parkeervoorzieningen en ontsluitingen ten behoeve van het wonen toegestaan.

Ter plaatse van de functieaanduiding "(os)" zijn de gronden bestemd voor verkeerswegen voor de ontsluiting en de bereikbaarheid van de achtergelegen bedrijfsgronden.

Het aantal woningen, zoals aanwezig op het moment van terinzageligging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, mag niet worden vermeerderd.

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken, zoals aangegeven op de planverbeelding, worden gebouwd. De goothoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 4,5 meter bedragen, de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal 9 meter bedragen.

De voorgevel van het hoofdgebouw dient in, dan wel maximaal 5 meter achter de op de verbeelding aangeduide gevellijn te worden gebouwd evenwijdig aan de weg. De voorgevelbreedte van het hoofdgebouw van een vrijstaande woning, met inbegrip van aan- en uitbouwen, mag maximaal 12 meter bedragen. De bouwdiepte van het hoofdgebouw mag maximaal 15 meter bedragen en de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 3 meter te bedragen bij elke vrijstaande zijgevel.

 

 

2.3.2 Strijdigheden

 

De woning is in strijd met de regel dat het aantal woningen niet mag toenemen.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd extra woningen toe te staan met dien verstande dat bij een vrijstaande woning de perceelsbreedte minimaal 25 meter dient te bedragen. Van genoemde perceelsbreedten mag worden afgeweken tot een perceelsbreedten van minimaal 18 meter mits de frontbreedte van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, niet meer bedraagt dan 50% van de perceelsbreedte en het perceel zich voegt in de ritmiek van het bestaande lint. Andere type woningen zijn niet toegestaan.

 

Verder zijn de bouwregels zoals opgenomen in de wonen - Lintbebouwing, zoals onder 2.3.1 beschreven, van toepassing. Aangetoond moet worden dat de nieuwe woning ruimtelijk en milieutechnisch past binnen de locatie, waaronder een akoestisch onderzoek. Ook moet er worden aangetoond dat de nieuwe woning geen nadelige effecten heeft op de waterhuishouding en er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

2.3.3 Afweging

 

De kavelbreedte past in een reeks van kavels met eenzelfde breedtemaat langs dit deel van de Aalsmeerderweg. De kavelreeks waar dit perceel onderdeel van uitmaakt heeft een variërende breedte, tussen de 11 en 13,5 meter. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt geeft deze situatie aanleiding ook in dit geval een smallere kavelbreedte toe te staan.

 

Aandachtspunt in de onderhavige situatie is de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens. De woning Aalsmeerderweg 339 staat op de perceelsgrens en de woning op 343 op enige afstand hiervan. Om te komen tot een evenwichtige verdeling van de bebouwing is geadviseerd om in deze situatie tussen Aalsmeerderweg 339 een maat van 4 meter, en tussen 343 een afstand van 2 meter aan te houden. De ingediende omgevingsvergunning voldoet hieraan.

HOOFDSTUK 3 Beleid

 

 

3.1 Rijksbeleid

 

Op 12 februari 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SIVR is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit.

 
In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.

 

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

 

Geen van de in het Barro geregelde onderwerpen heeft invloed op het onderhavige project. De betreffende onderwerpen zijn niet aan de orde in het kader van dit bouwplan.

 

 

3.2 Provinciaal beleid

 

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

 

De structuurvisie van de provincie Noord-Holland is op 21 juni 2010 vastgesteld en op 28 september 2015 geactualiseerd. In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.

 

De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo'n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.

 

 

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

 

De regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen een ruimtelijke verordening vast te stellen. In deze verordening kan de provincie regels stellen met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, (tijdelijke) afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen.

 

Bij het stellen van deze regels moeten provinciale belangen in het geding zijn. In een verordening kunnen regels worden opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen).

 

De gemeente heeft de plicht bestemmingsplannen en afwijkingsbesluiten vast te stellen in overeenstemming met de PRV. Op 28 september 2015 is de PRV voor het laatst herzien.

 

De ontwikkeling vindt plaats binnen het Bestaand Bebouwd Gebied zoals aangeduid in de PRV. Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. Deze juiste plek wordt bepaald door verschillende factoren zoals de aanwezige milieukwaliteit, de behoefte aan voorzieningen zoals passende huisvesting voor bewoners en bedrijven op specifieke locaties en de bereikbaarheid van die locaties. Uitgangspunt is een zorgvuldige afweging tussen verschillende belangen, waarbij milieukwaliteiten als (externe) veiligheid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, geur en geluid, maar ook waterkwaliteit belangrijke randvoorwaarden zijn. De gevraagde bouw van de woning past binnen de provinciale structuurvisie en verordening.

 

 

3.3 Gemeentelijk beleid

 

3.3.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020

 

Het actuele beleid voor het gebied is neergelegd in de “Gebiedsvisie Aalsmeer Aandacht voor Kwaliteit 2020 (vastgesteld op 26 november 2009)”. De gebiedsvisie heeft de status van een structuurvisie in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de Gebiedsvisie is de Aalsmeerderweg aangewezen als een lintstructuur.

Volgens de Gebiedsvisie wordt voor de linten voor de toekomst ingezet op een proces van ontvlechting van wonen en bedrijvigheid. De in de loop der tijd gerealiseerde bedrijfsbebouwing in de linten heeft volgens de gebiedsvisie niet bijgedragen aan een hoge beeldkwaliteit. Grootschalige bedrijfsbebouwing doet afbreuk aan het rechtlijnige karakter van de landschapslijnen en de oorspronkelijke lintstructuur.

Verdergaande grootschalige bedrijvigheid in de linten wordt zoveel mogelijk beperkt en dient geclusterd gestalte te krijgen in de daarvoor aangewezen concentratiegebieden. Detailhandel dient te worden geconcentreerd in de bestaande winkelgebieden. Nieuwe ontwikkelingen in de linten moeten bijdragen aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. Bij nieuwe initiatieven zijn de verhouding met de maatvoering van de woningen, het lijnvormige karakter van de linten en de haakse landschappelijke structuren met eventuele doorzichten naar het achterliggende polderlandschap aandachtspunten bij de beoordeling.

Met uitzondering van het westelijke deel kan volgens de Gebiedsvisie het gebied tussen de Oosteinderweg, Machineweg, Aalsmeerderweg, en Bosrandweg, op de langere termijn gelden als zoekgebied voor alternatieve functies, zoals maatschappelijke voorzieningen, groen en dagrecreatieve voorzieningen en als zoekgebied voor alternatieve woonvormen, waarbij een nieuwe structuurdrager aan het gebied wordt toegevoegd, bijvoorbeeld wonen in een nieuw lint.

 

Conclusie

Het bouwen van een woning in het lint draagt bij aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

 

 

3.3.2 Nota Lintenbeleid

 

Op 22 december 2011 heeft de gemeente Aalsmeer de notitie ruimtelijke beoordeling bouwen in de Linten van de gemeente Aalsmeer vastgesteld. Op 31 oktober 213 is een eerste herziening van de beleidsnotitie “Ruimtelijke beoordeling bouwen in de linten” vastgesteld.

Het doel van het lintenbeleid is om te komen tot een helder toetsingskader voor het beoordelen van ontwikkelingen in woonlinten. Inzet van het beleid is om de bestaande lintenstructuur te behouden en te versterken.

In het lintenbeleid wordt gesteld dat de bebouwingslinten een belangrijke rol spelen in de ruimtelijke opbouw van Aalsmeer en bijdragen aan de collectieve identiteit van de gemeente. De oorsprong van de linten komt voort uit de agrarische bedrijfswoningen die in het lint stonden met daarachter de agrarische bedrijfsbebouwing. Doordat het buitengebied, gelegen achter het lint, in Aalsmeer veelal ten dienste stond van de glastuinbouw, is het ruimtegebruik van het buitengebied intensiever en de bebouwingsdichtheid hoger.

De linten van Aalsmeer hebben van oorsprong een hoge landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteit. Er zijn echter ontwikkelingen, zoals het verdwijnen van de glastuinbouw door de schaalvergroting, die de linten bedreigen. Ander gewenst gebruik en andere architectuur zijn soms niet in overeenstemming met de oorspronkelijke lintstructuur.

Het planmatige lange lint van de Aalsmeerderweg is redelijk samenhangend en bestaat grotendeels uit vrijstaande panden (vaak woningen) in wisselende afmetingen.

 

Om de lintenstructuur te beschermen zijn in het lintenbeleid diverse ruimtelijke en architectonische uitgangspunten geformuleerd. Naast algemeen geformuleerde uitgangspunten zijn voor de in het plangebied gelegen linten specifieke uitgangspunten opgenomen.

 

Voor de Aalsmeerderweg is dat:

Ruimtelijk

 

Architectonisch

 

Conclusie

In het lintenbeleid is in het Algemeen toetsingskader opgenomen dat een vrijstaande woning gebouw mag worden op een kavel met een breedte van tenminste 25 meter, en een 2^1 kapwoning op een kavel met een breedte van ten minste 40 meter. In het specifiek toetsingskader  is opgenomen dat hiervan kan worden afgeweken  indien de stedenbouwkundige situaties daarvoor aanleiding geeft. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

 

De kavel heeft een breedte van 13 meter en voldoet hiermee dus niet aan het specifiek toetsingskader, de woning voldoet wel aan de overige bepalingen van het lintenbeleid. Overigens bestaand er geen stedenbouwkundige bezwaren tegen het bouwen van deze woning, en past deze woning wel binnen dit deel van het lint waarin meerder smalle kavels voorkomen. Samengevat kan worden opgemerkt dat tegen het bouwen van deze woning, hoewel in strijd met het lintenbeleid (minimale kavelbreedte van 18 meter), er geen stedenbouwkundige bezwaren bestaan. Zie ook paragraaf 2.3.3.

 

HOOFDSTUK 4 Omgevingsaspecten

 

 

 

4.1 Bodem

 

Teneinde de mensen te beschermen tegen de effecten van een verontreinigde bodem, geldt bij nieuwe ontwikkelingen een onderzoeksplicht naar de bodemgesteldheid ter plaatse. In principe moet de bodemkwaliteit geschikt zijn of worden gemaakt voor het beoogde gebruik, in dit geval voor wonen.

 

Relevantie plangebied

Het vooronderzoek naar de historie en de bodemgesteldheid wijst uit dat de locatie onverdacht is, zie Bijlage 4 (juni/juli 2015, projectnummer 2015.256). Op basis van artikel 2.1.5, lid 3 van de bouwverordening besluit de gemeente af te wijken van de verplichting tot het indienen van een bodemonderzoeksrapport zoals bedoeld in Woningwet art.8 lid 4 en de Regeling omgevingsrecht art. 2.4.

 

 

4.2 Water

 

Bij ruimtelijke ingrepen dient een watertoets te worden uitgevoerd. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en de waterhuishouding te versterken. Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.

De woning wordt niet in een waterkering gebouwd.

 

Relevantie plangebied

 

Riolering

Het plangebied valt binnen het bemalingsgebied Aalsmeer centrum. Het afvalwater van de omliggende woningen en bedrijven wordt via een hoofdgemaal - in beheer bij het

hoogheemraadschap van Rijnland - getransporteerd naar de dichtstbijzijnde

rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) gelegen aan de Molenvliet.

In het Landelijk Gebied Oost zijn gemengde rioolstelsels aanwezig.

 

Watercompensatie

Het terrein voor de loods is al voor een groot deel verhard. De toename van verharding door realisatie van de woning is gering. Er hoeft dus geen water te worden gecompenseerd.

 

 

4.3 Geluid

 

De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.

 

Relevantie plangebied

Er is een akoestisch onderzoek naar geluidwering gevels ingediend van W2Nengineers (werknummer 15-0962, datum 24 augustus 2016), zie Bijlage 5.

 

Uit deze berekening blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, door het verkeer op de Aalsmeerderweg, wordt overschreden met maximaal 8 dB. Er dient een procedure hogere grenswaarde te worden doorlopen. Het ontwerpbesluit heeft van 28 oktober t/m 8 december 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend tegen het ontwerpbesluit. Op 3 januari 2017 heeft het college de hogere grenswaarde vastgesteld. Zie Bijlage 6 voor het besluit hogere grenswaarde.

 

4.4 Luchtkwaliteit

 

Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL beoogt alle overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op te lossen. Het NSL omvat een omvangrijk pakket maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Alleen projecten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Een project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging, indien aannemelijk is (door berekening of motivering) dat de 3%-grens niet wordt overschreden. Deze grens is 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Dit criterium is een of-benadering. Wanneer een project voor één stof de grens van 3% overschrijdt, moet het project worden aangemerkt als een project dat de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechtert.

 

De 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, zoals:

 

Relevantie plangebied

In 2008 is onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd voor de gehele gemeente Aalsmeer.

In dat onderzoek is indertijd niet gebleken dat er binnen de gemeente sprake is van

een overschrijding van normen. Het onderzoek is inmiddels niet meer actueel maar er

kan op basis van het onderzoek wel worden gesteld dat er op voorhand geen

knelpunten ten aanzien van luchtkwaliteit te verwachten zijn.

 

Het bouwen van één woning is een ontwikkeling die niet in betekende mate

bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een luchtkwaliteitonderzoek is daarom niet

nodig.

 

4.5 Externe veiligheid

 

Bij externe veiligheid gaat het om de vraag of de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen voldoende is gewaarborgd. Het gaat hier met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen. De veiligheidsnormen zijn vastgelegd in respectievelijk het Besluit externe veiligheid inrichtingen, Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en Besluit externe veiligheid buisleidingen. Bij de bouw van de appartementen gaat het in beginsel om een kwetsbaar objecten, waarbij de veiligheid van personen in het geding kan zijn.

 

De risicokaart Noord-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. De gegevens zijn afkomstig van gemeente, waterschappen, provincie en rijk.

 

Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het bouwplan geen risicovolle bedrijven en/of activiteiten zijn vermeld.

 

4.5.1 Route gevaarlijke stoffen

 

Op 17 februari 2011 heeft de gemeenteraad besloten het vervoer van gevaarlijk stoffen vooral via provinciale wegen te laten verlopen. Door deze te voorzien van routeringsborden worden de gemeentelijke wegen uitgesloten van het vervoer gevaarlijke stoffen.

Vervoer gevaarlijke stoffen vindt plaats over onder andere de provinciale wegen Legmeerdijk, Bosrandweg en Burgemeester Kasteleinweg. Alle overige wegen zijn verboden voor transport van gevaarlijke stoffen, tenzij daarvoor ontheffing wordt verleend.

Vanwege het groepsrisico geldt er in het algemeen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een veiligheidszone van 200 meter vanuit de as van de betreffende vervoerslijn. Het plangebied ligt buiten de veiligheidszone van de Legmeerdijk en de Bosrandweg.

 

Conclusie

De Bosrandweg en de Legmeerdijk zijn aangewezen als een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de Aalsmeerderweg is een ontheffing verleend voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De op te richten woning ligt binnen het invloedsgebied van de Aalsmeerderweg. Aangezien er echter sprake is van vervangende nieuwbouw (van bedrijfsbebouwing naar woonbebouwing), neemt het aantal aanwezigen in de invloedsgebieden niet toe. Het groepsrisico neemt daarmee ook niet toe.

 

Het plangebied ligt ook niet binnen het invloedsgebied van een gasleiding, lpg-tankstation of opslagplaats met gevaarlijke stoffen. Nader onderzoek naar het groepsrisico of plaatsgebonden risico is niet nodig.

 

 

4.6 Ecologie

 

De Natuurbeschermingswet 1998 die de bescherming van natuurgebieden waarborgde,

zoals vastgelegd in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn, is gewijzigd en de nieuwe

Natuurbeschermingswet is 1 oktober 2005 in werking getreden. Kern van de

gebiedsbescherming wordt gevormd door het netwerk van Natura 2000-gebieden die

strikt beschermd zijn. Het plangebied ligt niet in de nabije omgeving van een Natuurbeschermingswet gebied (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn).

 

De Flora- en faunawet kent een verbod op het aantasten of verstoren van zowel extra beschermde als overige soorten, alsmede het aantasten of verstoren van de nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen, behoudens verlening van ontheffing door de minister van EZ. Beschermde soorten zijn onder meer alle amfibieën, reptielen, vleermuizen en vrijwel alle vogels.

 

Als er een vermoeden bestaat dat op de planlocatie beschermde dier- of plantensoorten

aanwezig zijn, dan moet in het kader van de Flora- en Faunawet bij ruimtelijke

ontwikkelingen onderzocht worden, of deze soorten negatieve gevolgen kunnen

ondervinden van de planontwikkeling, en moet aannemelijk gemaakt worden dat een

ontheffing in het kader van deze wet verleend kan worden.

 

Relevantie plangebied

Gelet op de reeds jarenlange aanwezige bebouwing op de locatie Aalsmeerderweg 341, de situering tussen bestaande woningen en bedrijven in de lintbebouwing is de aanwezigheid van beschermde dieren- en plantensoorten niet aannemelijk. Derhalve worden er geen belemmeringen voor dit plan voorzien vanuit de Flora- en faunawet, en is nader onderzoek niet noodzakelijk.

 

 

4.7 Archeologie

 

Op de locatie zit een geringe archeologische verwachtingswaarde. In dit gebied is

het bij grote plannen, groter dan 10.000 m2 en dieper dan 40 cm, in het kader van

ruimtelijke planvorming verplicht om archeologisch verkennend onderzoek te

verrichten. De gevraagde ontwikkeling is kleiner dan 10.000 m2 dus is er geen

archeologisch onderzoek vereist.

 

 

 

4.8 Belangenafweging

 

Schaduwwerking

Gelet op de grootte, hoogte en ligging van de nieuwe woning ten opzichte van de belendingen is de verwachting dat er nauwelijks sprake zal zijn van schaduwwerking op naastgelegen perceel.

 

Aantasting privacy

De woning staat op voldoende afstand van de erfgrens en wordt niet hoger dan naastgelegen woningen. Er is geen sprake van aantasting van de privacy.

 

 

Conclusie

Er worden geen belangen van derden geschaad door dit bouwplan.

 

 

HOOFDSTUK 5 Uitvoerbaarheid

 

 

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

 

Overeenkomstig de uniforme openbare voorbereidingsprocedure wordt het voornemen tot afwijking inclusief de bijbehorende stukken waaronder het ontwerp van de omgevingsvergunning en deze ruimtelijke onderbouwing, gedurende zes weken ter inzage gelegd met de mogelijkheid voor een ieder een mondelinge dan wel een schriftelijke zienswijze indienen. De stukken hebben vanaf 28 oktober t/m 8 december 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

 

 

5.2 Juridische uitvoerbaarheid

 

Het perceel, kadastraal bekend gemeente Aalsmeer, sectie B, perceelsnummer 9474 , is in eigendom van de aanvrager. Voor wat betreft het grondeigendom is het bouwplan dan ook uitvoerbaar.

 

 

5.3 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

 

5.3.1 De financiële uitvoerbaarheid

Ter bepaling van de economische uitvoerbaarheid is een (gemeentelijke) grondexploitatieopzet vervaardigd. De grondexploitatieopzet bevat naast alle kosten van grondexploitatie die nodig zijn om de voorgenomen plannen te verwezenlijken ook de opbrengsten van te ontvangen exploitatiebijdrage en eventuele opbrengsten van gronduitgifte van gemeentegrond. De fasering van de grondexploitatieopzet weerspiegelt de verwachting dat de voorgenomen ontwikkeling binnen tien jaar na het nemen van het ruimtelijk besluit en het vaststellen van het financieel kaderstellend besluit (de grondexploitatieopzet) zijn beslag krijgt. Het berekende financiële saldo van de grondontwikkeling is positief.

 

5.3.2 De vorm van het kostenverhaal van de grondexploitatiekosten

 

Artikel 6.12, eerste lid, Wro, biedt de grondslag voor publiekrechtelijk kostenverhaal. De gemeenteraad is verplicht om een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Dit is op grond van artikel 6.2.1 sub a het geval bij de bouw van één of meer woningen. In het geval betreft het de bouw van een woning. Dit is een bouwplan op grond van de wet.

In dit geval wordt geen exploitatieplan vastgesteld daar met de ontwikkelaar een overeenkomst is gesloten over het verhaal van de kosten van grondexploitatie.

Het kostenverhaal is met deze overeenkomst verzekerd. Tevens is het niet nodig om, aanvullend op de gesloten overeenkomst, een exploitatieplan vast te stellen om een tijdvak, fasering of regels, of een uitwerking van regels (zoals bedoeld in Wro 6.12, lid 2b en 2c) vast te leggen.

 

 

 

 

 

HOOFDSTUK 6 Conclusie

 

Op het perceel Aalsmeerderweg 341 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een woning. Het bouwplan past op onderdelen niet binnen de bouwvoorschriften van de bestemming 'Wonen - Lintbebouwing' (W - Li).

 

Ingevolge de buitenplanse afwijking ex artikel 2:12, lid 1 sub a, onder 3 Wabo kan het bouwplan worden gerealiseerd. De gevraagde vergunning kan worden verleend, indien is aangetoond dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

 

Het plan is in overeenstemming met het beleid van rijk en provincie en het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente. Gelet op de verschillende omgevingsaspecten zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan. De juridische en economische uitvoerbaarheid zijn gewaarborgd. De maatschappelijke uitvoerbaarheid blijkt uit de uitkomsten van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

 

Geconcludeerd wordt dat het bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en dat op basis van artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3 voor het bouwplan een omgevingsvergunning kan worden verleend. De gemeenteraad van Aalsmeer heeft op 9 februari 2017 de verklaring van geen bedenkingen afgegeven. Op 16 februari 2017 is de