Aalsmeer Dorp 2016
Status: | vastgesteld |
Identificatie: | NL.IMRO.0358.16-VG01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
TOELICHTING
Inhoudsopgave
TOELICHTING 1
HOOFDSTUK 1 INLEIDING 2
HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED 5
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET 10
HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID 15
HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED 19
HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER 29
HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT 45
HOOFDSTUK 1 INLEIDING
1.1 Aanleiding en doelstelling
De bestemmingsplannen binnen het gebied Aalsmeer-Dorp dienen op grond van de in de Wro geregelde actualisatie plicht herzien te worden. Het oudst geldende bestemmingsplan binnen het plangebied is onherroepelijk geworden op 17 augustus 2007.
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer een voorbereidingsbesluit genomen voor het plangebied Aalsmeer-Dorp. Reden van het nemen van een voorbereidingsbesluit was dat binnen een aantal bestemmingen het gebruik ten behoeve van kamer verhuur niet was te reguleren, waardoor een ongewenst ruimtelijk effect ontstond. Het voorbereidingsbesluit trad op 14 maart 2015 in werking en heeft een werkingsduur van 1 jaar. Na 1 jaar zou de voorbereidingsbescherming moeten overgaan in een ontwerp bestemmingsplan. Op 25 juni 2016 heeft de gemeenteraad hiertoe de partiële herziening Aalsmeer-Dorp vastgesteld.
Een bestemmingsplan kent zowel een juridische als een beleidsmatige doelstelling. Het juridische doel van het onderhavige bestemmingsplan is het tijdig actualiseren van de geldende bestemmingsplannen zodat hiermee voldaan wordt aan de wettelijke herzieningsplicht van tien jaar als voorgeschreven in artikel 3.1 lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. Het beleidsmatige doel is een actueel kader te bieden voor het beheer van de bestaande situatie. Het bestemmingsplan is daarmee in beginsel conserverend van aard. Het bestemmingsplan beoogt de bestaande situatie qua gebruik en bebouwing vast te leggen. De planregeling dient mogelijkheden te bieden voor verschuiven en verruimen van functies binnen het centrum gebied om zodoende een compacter winkel gebied te optimaliseren.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan ligt aan de centrale entree van de gemeente (N196) en grenst aan de gemeente Haarlemmermeer. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrenst door de Ringvaart van de Haarlemmermeer, aan de oostzijde door de Oude Spoordijk, aan de zuidzijde door de Stommeerkade (plan grens van bestemmingsplan Stommeer en Stommeerkade-Oost) en aan de westzijde door de achterzijden van de percelen aan de Stationsweg, de Uiterweg en de Brandewijnsloot.
1.3 Geldende bestemmingsplannen
De voorheen vigerende bestemmingsplannen voor de betreffende gronden waren:
Het bestemmingsplan 'Aalsmeer-Dorp', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 7 september 2006, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op 8 mei 2007 en onherroepelijk geworden op 17 augustus 2007, met de herziene delen;
Dit bestemmingsplan had als doel het oude dorp van een planologisch kader te voorzien. Rond het Praamplein en Raadhuisplein/Drie Kolommenplein zijn ontwikkelingen voorzien in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid.
Het bestemmingsplan 'Molenpad-Zijdstraat', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 14 juli 2011 en onherroepelijk geworden op 9 september 2011;
Het bestemmingsplan 'Gezondheidscentrum Drie Kolommenplein', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 4 april 2013 en onherroepelijk geworden op 24 mei 2013;
Deze bestemmingsplannen maken respectievelijk de realisatie van een appartementen gebouw met winkel ruimten en de gebruikswijziging van een deel van het gemeentehuis naar een gezondheidscentrum mogelijk.
Het bestemmingsplan 'Oosteinderweg e.o. 2005' (gedeeltelijk), zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 21 september 2006, gedeeltelijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op 23 mei 2007 en onherroepelijk geworden op 9 juli 2008, met de uitwerkingen;
Dit bestemmingsplan (deel tussen Burgemeester Kasteleinweg en Oude Spoordijk) had als doel een woningbouwontwikkeling middels een uitwerkingsbevoegdheid mogelijk te maken. Voor de omliggende percelen is het planologisch kader conserverend vastgelegd.
Het uitwerkingsplan 'Oosteinderweg e.o. 2005 - Dorpshaven', zoals vastgesteld door het college van B&W op 2 februari 2010 en onherroepelijk geworden op 7 september 2011;
Het uitwerkingsplan 'Oosteinderweg e.o. 2005 - Dorpshaven Gebouw F/G', zoals vastgesteld door het college van B&W op 28 september 2010 en onherroepelijk geworden op 12 november 2011;
Deze uitwerkingsplannen voorzien in de uitwerking van de bevoegdheid uit bestemmingsplan 'Oosteinderweg e.o. 2005' de gronden om te zetten naar een woonbestemming. Delen van de plannen zijn nu gerealiseerd.
Het bestemmingsplan 'Uiterweg-Plasoevers 2005' (gedeeltelijk), zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 7 september 2006, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland op 12 juni 2007 en gedeeltelijk onherroepelijk geworden op 3 september 2008;
De partiële herziening van het bestemmingsplan 'Uiterweg-Plasoevers 2005' (gedeeltelijk), zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 19 december 2013 en onherroepelijk geworden op 29 oktober 2014;
Dit bestemmingsplan (v.w.b. percelen Stationsweg, Uiterweg 9 en 6 t/m 28) had als doel de betrekkende percelen van een conserverend planologisch kader te voorzien.
Het bestemmingsplan 'Woonarken' (gedeeltelijk), zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 29 oktober 2015 en onherroepelijk geworden op 25 december 2015.
Dit bestemmingsplan regelt de locatie, de afmetingen en de bouwmogelijkheiden voor zowel recreatiearken als permanente woonschepen.
Afbeelding 1: Vigerende bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk twee worden de uitgangspunten van het ruimte gebruik voor de komende tien jaar gegeven. Hoofdstuk drie bevat de juridische vertaling van de visie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk vier komt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan bod. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deze hoofdstukken voldoende.
Hoofdstuk vijf tot en met zeven geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de planopzet. In hoofdstuk vijf wordt een beschrijving van het plangebied gegeven. Hoofdstuk zes gaat verder in op de beleidskaders. In het laatste hoofdstuk komen de omgevingsaspecten aan bod.
HOOFDSTUK 2 VISIE PLANGEBIED
2.1 Uitgangspunten
Het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente is neergelegd in de Gebiedvisie Aalsmeer 2020. Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend en komt overeen met de Gebiedsvisie. In hoofdstuk zes wordt nader ingegaan op de relatie tussen het bestemmingsplan en de gebiedsvisie. Tevens wordt het overige relevante beleid hier behandeld.
2.2 Functionele en ruimtelijke uitwerking
In dit hoofdstuk worden alleen de ruimtelijke ontwikkelingen behandeld, die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Ontwikkelingen die nog niet voldoende zijn uitgewerkt worden buiten beschouwing gelaten. Deze ontwikkelingen zullen tezijnertijd hun eigen procedure doorlopen.
Ontwikkelingen en wijzigingen
Helling 49
Helling 49 betreft het terrein van de voormalige scheepswerf van Dam. Het perceel is 3440 m2 groot en grotendeels bebouwd met een drietal loodsen. Aan drie zijden wordt het omringd door water, waarbij de Ringvaart van de Haarlemmermeer de belangrijkste is en de sloot langs de Helling nog een oude kavelsloot is. De scheepswerf is door twee lokale initiatiefnemers gekocht om er een zestal luxe appartementen in drie gebouwen te realiseren.
De benodigde omgevingsvergunning is inmiddels verleend en onherroepelijk. Deze ontwikkeling is in het onderhavige bestemmingsplan meegenomen.
Concept Centrumvisie Aalsmeer Dorp
Aanleiding voor het opstellen van de "Centrumvisie Aalsmeer Dorp"zijn de ontwikkelingen op het gebied van leegstand, spreiding van winkels en horeca die het winkelgebied onaantrekkelijk maken, de vergrijzing en verandering in de zorg, de parkeerdruk in het dorp, de digitalisering van de samenleving en zijn effecten op de detailhandel en de functies van het gemeentehuis. In het coalitieprogramma 2014-2018 onder de naam "samen voor Aalsmeer: ondernemend en zorgzaam" is opgenomen dat er een gebiedsvisie moet komen voor het gebied in en rond de Zijdstraat, Raadhuisplein en Driekolommenplein. 'Er wordt een toekomstvisie opgesteld die richtinggevend is voor wonen, winkelen, werken en recreëren. '
In de concept centrumvisie Aalsmeer wordt op hoofdlijnen vastgelegd wat er ruimtelijk allemaal mogelijk is in het kernwinkelgebied van Aalsmeer. In de visie worden maatregelen en uitgangspunten beschreven met betrekking tot de optimalisatie en concentratie van voorzieningen, het verbeteren van bereikbaarheid en zichtbaarheid van het kernwinkelgebied en het vergroten van verblijfskwaliteit en aantrekkingskracht.
De concept visie is opgesteld op basis van enkele onderzoeken en een traject van overleggen met pandeigenaren en de winkeliersvereniging. Het college heeft de concept visie vrijgegeven voor inspraak en van 17 juni tot 12 augustus 2016 konden bewoners, pandeigenaren en ondernemers een reactie indienen. Tevens heeft er een participatieavond plaatsgevonden op 4 juli 2016. Mede naar aanleiding van de ingekomen reacties heeft de gemeente de behoefte zich nader te verdiepen. Het is van groot belang dat er draagvlak bestaat bij alle belanghebbenden voor de uitvoering van veranderen en het zoeken naar verbeteringen, zodat er uiteindelijk sprake is van een breed gedragen visie.
Er is derhalve besloten het proces van de Centrumvisie op dit moment te bevriezen en derhalve niet als kader te laten dienen voor het onderhavige te actualiseren bestemmingsplan. Dit betekent dat is gekozen voor de planvorm van een conserverend bestemmingsplan i.c. een bestemmingsplan waarin overwegend de bestaande toestand wordt vastgelegd.
Visie voormalig postkantoor
Op 29 oktober 2015 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen die oproept om parallel aan de uitwerking van het Postkantoor voorstellen te ontwikkelen voor optimalisatie van de verkeersstructuur en parkeervoorzieningen. Hiertoe is een Nota van Uitgangspunten opgesteld. De nota is bedoeld om kaders te laten vaststellen voor de planontwikkeling in het gebied Driekolommenplein/Raadhuisplein waarna het college samen met belanghebbenden een integrale visie voor het gebied kan ontwikkelen. Echter in de commissievergadering van 24 januari 2017 is het niet mogelijk gebleken omte komen tot breed gedragen eenduidige kaders. Aan het college is verzocht een nieuw, separaat voorstel aan de raad voor te leggen over de planontwikkeling van het postkantoor. Gelet op het vorenstaande wordt in dit bestemmingsplan gekozen voor een conserverende bestemming. Voor deze ontwikkeling zal te zijner tijd een aparte procedure worden doorlopen. Uitgangspunt voor de planontwikkeling van het postkantoor is dat in principe alleen het postkantoorkavel bebouwd mag worden en dat het college daarbij de bevoegdheid heeft een strookje groen mee te verkopen, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt beter zou passen. Voorwaarde bij die verkoop van het groen is dat er in ieder geval ruimte voor een robuuste groenstrook en parkeren resteert.
2.3 Motivatie gemaakte keuzes
In relatie tot de vigerende bestemmingsplannen zijn een aantal wijzigingen in de bestemmingsplanregels doorgevoerd. De belangrijkste wijzigingen worden hier genoemd:
Helling 49
In het vigerende bestemmingsplan Aalsmeer-Dorp (2005) heeft de onderhavige lokatie de bestemming 'Scheepswerf' (alsmede 'Water', en 'zonering Schiphol').
Het beoogde gebruik Wonen is in strijd met de bestemming Scheepswerf. Voor deze ontwikkeling is de omgevingsvergunning inmiddels onherroepelijk.
In het onderhavige bestemmingsplan is voor deze ontwikkeling een woonbestemming opgenomen.
Uitsnede verbeelding voorontwerp bestemmingsplan Aalsmeer Dorp
Dorpsstraat 131
Op de locatie Dorpsstraat 131 is een woning aanwezig, welke conform het bestemmingsplan niet is toegestaan. Bekeken is of vanuit stedenbouwkundig oogpunt de aanwezigheid van deze woning te legitimeren is.
De Dorpsstraat vormt binnen de buurt Dorpshaven-Zuid een belangrijke ontsluitingsas en biedt vanaf de Burgemeester Kasteleinweg (N196) de toegang tot de omliggende woon- en werkgebieden. Binnen het stedenbouwkundig weefsel onderscheid de Dorpsstraat zich van de daarop dwarsgelegen straten door een kleinschalige en vrijliggende bebouwing. Deze bebouwing bestaat voornamelijk uit vrijstaande woningen, waarbij langs- en dwarskappen worden afgewisseld en de overgang tussen erf en straat informeel is. De woningen aan de Dorpsstraat hebben overwegend diepe erven aarop in verschillende situaties in tweede linie bij- en bedrijfsbebouwing aanwezig is.
De bebouwing op kavel Dorpsstraat 131 voegt zich qua maat en schaal binnen het bebouwingsbeeld van de Dorpsstraat en omliggend milieu. De rooilijn van de woning bevindt zich op een afstand van het straatprofiel, zoals dat ook bij de overige woonbebouwing aanwezig is. De kap is haaks georiënteerd op de Dorpsstraat, waarbij de noklijn in lijn ligt met de Lijnbaan, waarin de Dorpsstraat over gaat. Daarmee vormt de bebouwing vanuit stedenbouwkundig oogpunt een markering van deze hoek.
Op basis van stedenbouwkundige motieven is er geen bezwaar tegen legalisatie van de woning en is in dit plan een woonbestemming toegekend aan het perceel.
Herinrichting Burgemeester Kasteleinweg (voormalige N201)
De verlegging van de Provinciale weg N201 in Aalsmeer is één van de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen van de afgelopen decennia. Na een discussie van bijna 40 jaar is in 2006 uiteindelijk een start gemaakt met de realisatie van de nieuwe N201, op een nieuw tracé in de Oosteinderpoelpolder tussen de woonkern Aalsmeer en de woonkern Oosteinde in. Inmiddels is de nieuwe N201 in 2014 opgeleverd en in gebruik genomen, maar veel aanpassingen in Aalsmeer als gevolg van de verlegging van de N201 moeten nog gerealiseerd worden. Eén van die aanpassingen is de herinrichting van het oude tracé: de Burgemeester Kasteleinweg.
Na een omvangrijke maatschappelijke en bestuurlijke discussie, heeft de gemeenteraad in 2013 het wensbeeld voor de herinrichting van de Burgemeester Kasteleinweg vastgesteld. Dit wensbeeld was enerzijds gevisualiseerd in een schets van landschapsarchitect Palmbout en anderzijds in een besluit die richting heeft gegeven aan het ontwerpproces.
Bij het vaststellen van het wensbeeld is er op verzoek van de raad door het college een communicatieplan opgesteld. Dit plan is de basis voor het participatietraject dat sinds 2013 over de herinrichting van de Burgemeester Kasteleinweg is gevolgd en dat op 7 juli 2016 tot een besluit over het ontwerp, de benodigde middelen en de realisatie heeft geleid.
Op 1 april 2016 is de oude N201, thans N196 en plaatselijk bekend als de Burgemeester Kasteleinweg van de provincie Noord-Holland aan de gemeente Aalsmeer overgedragen. In Aalsmeer wordt het tracé van circa 3.1 km opnieuw ingericht. Het doel van de inrichting is om de leefbaarheid, de bereikbaarheid en de veiligheid te verbeteren ten opzichte van de oude situatie. Hiervoor worden busbanen, wegen en fietspaden aangelegd. Vanwege de herinrichting in Aalsmeer worden ook de delen van het tracé in Uithoorn en de Haarlemmermeer aangepakt.
De overige overheden betrokken bij dit project zijn naast de provincie Noord-Holland, de stadsregio Amsterdam, de gemeente Haarlemmermeer en de gemeente Uithoorn. Alle partijen hebben hun eisen en wensen voor de invulling van het project inzichtelijk gemaakt en deze zijn vertaald in het ontwerp. Zoals in ieder project zijn er eisen en wensen van verschillende partijen die niet of niet volledig vertaald kunnen worden in de gekozen oplossing in het ontwerp. Het ontwerp is een afspiegeling van de oplossingen, waarvoor het meeste draagvlak is gebleken. De betrokken overheden hebben hun draagvlak voor het ontwerp uitgesproken en de provincie Noord-Holland heeft bestuurlijk aangegeven het ontwerp van de N196 in Aalsmeer, Haarlemmermeer en Uithoorn voor de geraamde kosten te kunnen maken. De provincie Noord-Holland zal de uitvoering in de komende jaren op zich nemen.
In het gedeelte van de Burgemeester Kasteleinweg wat is gelegen binnen de grenzen van het onderhavige bestemmingsplan vinden geen grootschalige wijzigingen plaats. Het gaat hier om o.a. rotondes. Deze aanpassingen zijn ook binnen het vigerende bestemmingsplan Aalsmeer Dorp 2006 reeds mogelijk.
Concept Centrumvisie Aalsmeer Dorp
Zoals in paragraaf 2.2 reeds is aangegeven zal de Centrumvisie niet worden gebruikt als onderlegger voor het onderhavige bestemmingsplan.
Wel is er voor gekozen om voor het kernwinkelgebied rond de Zijdstraat een wijzigingsbevoegdheid op te nemen ten behoeve van het toe staan van winkelondersteunende daghoreca.
Voor de panden buiten het kernwinkelgebied zal, indien hiertoe een verzoek wordt gedaan door de eigenaar, middels een wijzigingsbevoegdheid de bestemming kunnen worden gewijzigd naar wonen.
Voormalig studiocomplex
In het onderhavige bestemmingsplan is voor het complex gekozen voor de bestemming Gemengd - 1. Dit is een bestemmingslegging die recht doet aan het feitelijke gebruik van het complex namelijk een concept waar bedrijvigheid, horeca en cultuur en ontspanning mengen. Voor het overige is detailhandel slechts toegestaan in ondergeschikte vorm, waarbij er een duidelijke relatie moet zijn tussen het bedrijf en de te verkopen goederen.
HOOFDSTUK 3 PLANOPZET
3.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. In het voorgaande hoofdstuk is beschreven welke ontwikkelingen in het plangebied plaatsvinden. In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke juridisch-planologische instrumenten daarbij worden ingezet.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten tot het opstellen van een bestemmingsplan voor het gehele grondgebied. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor de burger. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Aalsmeer. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
3.2 De bestemmingen
Artikelsgewijze beschrijving regels en bestemmingen
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
Hierin worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gebruikt. Wanneer een begrip niet is gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Wijze van meten (artikel 2)
Hierin wordt aangegeven hoe de diverse maten worden gemeten en de inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden berekend om zo een eenduidige toepassing van de bebouwingregeling te bewerkstelligen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Agrarisch - Tuinbouw (artikel 3)
Deze bestemming is opgenomen voor het enigste in het plangebied voorkomende tuinbouwperceel gelegen aan de Dorpsstraat.
Bedrijf (artikel 4)
Deze bestemming geldt voor de in het plangebied zelfstandig voorkomende vormen van bedrijvigheid.
Voorts kunnen op deze gronden bedrijven worden gerealiseerd/gevestigd, welke in de van toepassing verklaarde categorieën van de bij de regels behorende bedrijvenlijst staan aangegeven. Deze lijst is zodanig ingericht, dat naarmate de te verwachten hinderlijkheid van een inrichting groter is deze inrichting in een hogere categorie is geplaatst. (NB deze lijst bevat een compleet overzicht van bedrijfsactiviteiten en de mate van milieubelasting op omliggende woningen en dient derhalve niet te worden beschouwd als een opsomming van de binnen de bestemming Bedrijf toegestane activiteiten. Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Bedrijf - Nutsvoorziening (artikel 5)
Onder deze bestemming vallen de regelstations, voorzover deze vergunningsplichtig zijn.
Bedrijf - Scheepswerf (artikel 6)
De activiteiten die worden verricht door Scheepswerf Gouwerok vallen onder de term 'grote lawaaimakers' zoals opgenomen in het Besluit omgevingsrecht en is daardoor een gezoneerd industrieterrein. Dat betekent dat voor de geluidsbelasting van dit bedrijf er een 50 dB(A) contour geldt waarbuiten het geluid niet hoger mag zijn dan 50 dB(A). In het kader van dit bestemmingsplan is de 50 dB(A) contour vastgelegd.
Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Gemengd (artikel 7)
Deze gronden zijn bestemd voor kantoren, dienstverlening, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en wonen. Dit betreffen de winkelstrips Zijdstraat, Raadhuisplein, Het Nieuwe Polderhuis, alwaar o.a. de Action is gevestigd en voor de hoek Uiterweg Stationsweg t.o. het Raadhuisplein. Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Gemengd-1 (artikel 8)
Deze bestemming is vastgelegd voor Crown Business Studio's. De bebouwing is conform de bestaande situatie vastgelegd. Ter ondersteuning en/of ten dienste van de primaire functies is ondergeschikte detailhandel toegestaan. Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Groen (artikel 9)
Het groen binnen het plangebied is als zodanig bestemd. Het groen is mede bestemd voor bermen en beplanting, paden, speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede voor verhardingen, parkeervoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en straatmeubilair.
Horeca (artikel 10)
De horecavestigingen zijn opgenomen in deze bestemming. De horecabedrijven zijn onderverdeeld in drie verschillende typen, namelijk type 1: lunchrooms, koffie- /theehuizen, type 2: restaurants, cafetaria's, snackbars en type 5: hotel. Uitwisseling tussen horecabedrijven mag slechts plaatsvinden naar een lagere categorie. Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Kantoor (artikel 11)
Onder deze bestemming zijn zelfstandige kantoorpanden opgenomen. Voor deze bestemming is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Maatschappelijk (artikel 12) en Maatschappelijk - Gezondheidszorg (artikel 13)
De voor maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor sociale, religieuze, medische, culturele en (openbare) educatieve voorzieningen, alsmede het museum aan de Dorpsstraat en het atelier op Stokkeland. Het gezondheidscentrum aan het Drie Kolommenplein heeft de bestemming Maatschappelijk - Gezondheidszorg gekregen. Voor deze bestemmingen is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Tuin (artikel 14)
Op de bijbehorende gronden van de woningen met de bestemming Tuin mag behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van ondergeschikte betekenis en erkers en entreeportalen geen bebouwing worden opgericht. De bergingen aan de Touwslagerlaan zijn middels een functieaanduiding geregeld.
Verkeer, Verkeer - Garagebox, Verkeer - Parkeergarage, Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 15 t/m 18)
Voor de bestemming verkeer zijn verschillende artikelen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn verschillende aspecten van de verkeersbestemming. Bij Verkeer - Garagebox is in de specifieke gebruiksregels onder meer niet bestemd zijn voor bewoning en detailhandel. De bestemming
Onder de verkeersbestemming zijn gebracht de verkeerswegen, fiets- en voetpaden, alsmede geluidwerende voorzieningen. Het verblijfsgebied is vooral bedoeld voor de woonstraten, fiets- en voetpaden met terrassen en het parkeren.
Water (artikel 19)
In het plangebied is het water als zodanig bestemd. Het water kan tevens worden gebruikt door de brandweer als bluswater. De gronden met de bestemming water kunnen niet worden omgezet in groenvoorziening. Daar waar op de plankaart een aanduiding staat zijn boothuizen toegestaan (Helling).
Water - Permanent Wonen (artikel 20)
De bestemming ziet toe op de gronden waarop in de bestaande situatie ligplaatsen voor woonarken voor permanente bewoning zijn gerealiseerd. Dat zijn er in dit plangebied drie namelijk twee aan de Ringvaartzijde en één aan het Praamplein. De gronden met deze bestemming zijn aangewezen voor het wonen op een woonark. In samenhang met het wonen kan tevens een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf worden uitgeoefend.
Wonen en Wonen - Woonzorg (artikel 21 en 22)
De bestaande woningen en bijbehorende garages in het plangebied zijn als zodanig bestemd.
Aan huis verbonden activiteiten, hierbij wordt gedacht aan een praktijk voor een (huis)arts of fysiotherapie, dan wel voor een advocaat of een juridisch of financieel adviseur, zijn mogelijk, maar het woonkarakter dient het uitgangspunt te blijven. Daarom behoren deze beroepsactiviteiten ondergeschikt te blijven aan het wonen. Dit is geregeld door het stellen van een maximaal percentage (30%) van het woonoppervlak voor andere dan woonactiviteiten te bestemmen. Het kenbaar maken van de beroepsactiviteiten door middel van een aanduiding op het eigen terrein is in beginsel toegestaan. Wel kunnen hiervoor nadere regels worden gegeven ten aanzien van de plaats en de grootte, alsmede de kleurstelling van de aanduiding. Overwegingen van esthetische aard zijn hierbij wellicht van doorslaggevende betekenis.
Bij de kerk aan de Verlengde Lijnbaan is de bedrijfswoning bestemd middels een aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dienstwoning.
Voor deze bestemmingen is door middel van een voorwaardelijke verplichting voldoende parkeerruimte gewaarborgd.
Leiding-Gas, Waarde-Archeologie, Waarde-Cultuurhistorie gemeente en Waterstaat - Waterkering (artikel 23 t/m 26).
Als dubbelbestemming zijn opgenomen gas, archeologie, cultuurhistorie en waterkering. De primaire bestemming mag de belangen welke worden behartigd binnen de dubbelbestemming niet onevenredig schaden. Hiervoor is in de planregels een regeling opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 27)
Deze bepaling dient om te voorkomen dat bijvoorbeeld een grondoppervlak dat in een bepaald geval al eens als berekeningsgrondslag voor de toelaatbare oppervlakte aan bebouwing heeft gediend, later nog eens als berekeningsgrondslag voor een ander bouwwerk wordt gebruikt, maar dat dan tot gevolg heeft dat in het eerste geval een situatie ontstaat die afwijkt van het plan.
Algemene bouwregels (artikel 28)
In dit artikel (toegelaten overschrijdingen) wordt aangegeven in welke gevallen de in dit plan aangegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en/of hoogtematen overschreden mogen worden. Dit betreffen bijvoorbeeld liftkokers, schoorstenen en balkons.
Algemene afwijkingsregels (artikel 29)
In dit artikel wordt bepaald in het kader van welke algemene afwijkingen in het plangebied gebruik gemaakt kan worden.
Geluidzone - industrie schiphol (artikel 30)
Het zuidwestelijk deel van het plangebied is gelegen in de geluidszone van industrieterrein Schiphol. Deze zone is in het bestemmingsplan aangeduid.
Geluidzone - zonebesluit (artikel 31).
Deze zone is opgenomen vanwege een hoge geluidsbelasting ten gevolge van industrielawaai afkomstig van scheepswerf Gouwerok aan de Dorpsstraat.
Luchtvaartverkeerszone-LIB (artikel 32, 33 en 34)
Hier wordt aangegeven waar de gronden binnen de gebiedsaanduidingen en vrijwaringszones (Luchtvaartverkeerzones LIB) voor bedoeld zijn.
Vrijwaringszone - Molenbiotoop (artikel 35)
Binnen het plangebied ligt korenmolen "De Leeuw". De molen ontleent zijn naam aan de "Hollandse Leeuw" die in het dorpswapen prijkt. Het is een achtkantige met rietgedekte molen op hoge stenen voet. In het bestemmingsplan is een molenbiotoop opgenomen. Met het begrip molenbiotoop wordt de "levensruimte" gedefinieerd, die nodig is om vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beveiligen. In 1973 is de systematiek ontwikkeld door Vereniging De Hollandse Molen en als begrip geïntroduceerd. Om het gebied te begrenzen is een molenbeschermingszone ingesteld met een straal van 100 meter vanuit het middelpunt van de molen. Binnen de eerste 100 meter mag de bebouwingshoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de stelling. Voorbij de 110 meter mag hoger dan de stelling worden gebouwd overeenkomstig een hiervoor ontwikkelde formule. Feitelijk komt het er op neer dat elke 100 meter verder van de molen 2 meter hoger mag worden gebouwd. De hoogte van de stelling van deze molen bedraagt 8 meter.
Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 (artikel 36)
Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om op verzoek van de eigenaar een functieaanduiding te verwijderen en volledig om te zetten naar een woonbestemming. Dit geldt voor het gebied rond de Marktstraat en Schoolstraat.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 37)
Samengevat wordt hierin gewaarborgd dat bouwwerken en gebruiksvormen die bij de totstandkoming van het plan reeds bestaan, maar nu in strijd raken met het plan, mogen blijven bestaan. Daarbij wordt het hierin mogelijk gemaakt om op te treden tegen eerder ontstaan illegaal gebruik.
Slotregel (artikel 38)
Voor de duidelijkheid, o.a. bij benoeming en verwijzing, is hierin een eenduidige naam voor het gehele plan inclusief de toelichting aangegeven.
HOOFDSTUK 4 UITVOERBAARHEID
4.1 Actuele regionale behoefte
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden is artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:
voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
In het onderhavige geval is sprake van een hoofdzakelijk conserverend bestemmingsplan en is er geen sprake van een voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling.
4.2 Economische uitvoerbaarheid
4.2.1 Financieel-economische haalbaarheid
Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter. Uit onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve gebleken dat er enkel kosten optreden die verband houden met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.
4.2.2 Verhaal van kosten
Om gemaakte kosten te verhalen dient de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatie plan dient vast te stellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. (Zie artikel 6.2.1. Bro)
Voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen, maar betreft een conserverend bestemmingsplan. Op basis van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe bouwplannen ontwikkeld als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het vaststellen van een exploitatie plan is daarom niet noodzakelijk.
4.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
4.3.1 Inspraak
Het voorontwerp is gedurende zes weken ter inzage gelegd van 11 november 2016 tot en met 22 december 2016.
Hiervan is vooraf kennis gegeven in de Staatscourant en de gemeentelijke website op 10 november 2016.
Er is een informatie avond gehouden op 28 november 2016, waarbij een ieder kon worden ingelicht over de doelstellingen van het voorontwerp bestemmingsplan en waarbij gelegenheid is gegeven om vragen te stellen en reacties naar voren te brengen. In bijlage 6 zijn de inspraak reacties zakelijk weergegeven en is het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders neergelegd.
4.3.2 Bro-partners
In het kader van het wettelijk vooroverleg op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp toegezonden aan de hieronder genoemde provinciale en rijksdiensten en andere instanties op 10 november 2016.
De toezending is gedaan met het verzoek om binnen 6 weken te reageren en met de mededeling, dat indien niet binnen die termijn zal zijn gereageerd, wordt aangenomen, dat het voorontwerp bestemmingsplan geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Rijkswaterstaat, directie West-Nederland Noord;
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
Ministerie van Defensie, directie Noord-West;
Hoogheemraadschap Rijnland;
Waternet;
Kamer van Koophandel;
KPN Telecom;
Schiphol Group;
Milieufederatie Noord-Holland;
Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN);
VAC Aalsmeer;
Ondernemersvereniging Aalsmeer;
Stichting Milieu, Educatie en Politiek;
Liander;
Stadsregio Amsterdam;
Cultuurcompagnie Noord-Holland;
Stichting Cultureel Erfgoed Noord-Holland;
Brandweer Amsterdam Amstelland;
N.V. Nederlandse Gasunie;
Gemeente Uithoorn;
Gemeente Haarlemmermeer;
De instanties welke staan vermeld onder de nummers 1, 3, 6, 17 en 21 hebben een reactie ingediend. De overige instanties hebben niet gereageerd, zodat mag worden aangenomen, dat het voorontwerp geen aanleiding heeft gegeven tot het maken van opmerkingen.
In bijlage 5 volgt een samenvatting van de reacties en het commentaar daarop van het college van burgemeester en wethouders.
4.3.3 Zienswijzen
Het ontwerp is overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegd met ingang van 30 maart 2017.
Gedurende de termijn van ter inzage legging heeft een ieder de gelegenheid gekregen om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken. Er is één zienswijze ingediend. Deze heeft niet geleid tot planaanpassingen in de regels en verbeelding. In bijlage 7 (Nota van beantwoording zienswijzen ontwerp bestemmingsplan 'Aalsmeer Dorp') volgt een samenvatting van de reactie en de beantwoording daarvan.
4.4 Handhaving
Handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening spitst zich toe op het gebruik van de gronden en opstallen voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden waarvoor een aanlegvergunning nodig is. Handhaving kan kortweg worden omschreven als: elke handeling die er op is gericht de naleving van rechtsregels te bevorderen of een overtreding te beëindigen.
Overeenkomstig aanbeveling 4 van de Inspectie Ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan een handhavingsparagraaf te bevatten. Hierin dient een toelichting te worden gegeven op de wijze waarop de gemeente het juridische normenkader van het bestemmingsplan zal handhaven, dat door middel van de planregels in samenhang met de planverbeelding in het leven is geroepen.
Het niet naleven van een bestemmingsplan komt neer op het ondergraven van één van de meest waardevolle en invloedrijkste instrumenten van de gemeentelijke overheid. Daarnaast is het een inbreuk op en aantasting van de belangrijkste waarborgen die de burger op gemeentelijk niveau heeft. De burger mag immers verwachten en eisen van de gemeentelijke overheid dat zij de regelgeving die zij in het bestemmingsplan heeft opgenomen ook zal handhaven. Het niet naleven en handhaven van het bestemmingsplan tast de geloofwaardigheid van de gemeente in het algemeen aan. Om deze redenen is het noodzakelijk de handhaving van bestemmingsplannen ter hand te nemen en te blijven nemen.
Uit de planregeling volgt geen directe opgave voor handhaving. Bij de gebiedsinventarisatie zijn in het plangebied immers geen strijdige en illegale functies geconstateerd.
Het gemeentelijk beleid voor de aanpak van de handhaving is neergelegd in de Nota 'handhaving in Aalsmeer, 2011-2015", zoals vastgesteld op 12 mei 2011 door de gemeenteraad. Deze nota beschrijft de visie, doelstellingen, prioriteiten, uitgangspunten en strategieën op het gebied van toezicht en handhaving.
De nota stelt een hoge prioriteit aan een gebiedsgerichte handhaving van geactualiseerde bestemmingsplannen. Het onderhavige bestemmingsplan heeft hierbij geen prioriteit gekregen. Dit houdt in dat handhaving van excessen plaats vindt binnen het rode spoor van het uitvoeringsprogramma Handhaving 2013-2014. Binnen de reguliere werkzaamheden wordt primair handhavend opgetreden naar aanleiding van handhavingsverzoeken. In andere gevallen wordt in beginsel niet actief handhavend opgetreden. Handhaving van beperktere illegale situaties binnen dit bestemmingsplan kunnen desgewenst op termijn gebiedsgericht en projectmatig worden opgepakt.
Wanneer een bestemmingsplan onherroepelijk is geworden, dan is de discussie over de inhoud van het plan afgerond en dienen overheid en burgers zich aan het plan te houden. Gebruik en/of bouwen dat niet in overeenstemming is met de verbeelding en/of planregels is dan in strijd met het geldende bestemmingsplan. De zorg dat situaties gedurende de planperiode in overeenstemming zijn en blijven met het geldende bestemmingsplan valt onder het begrip handhaven. Goede handhaving vereist dat, naast de overheid ook belanghebbenden en de gebruikers van een plangebied op eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de inhoud van het geldende bestemmingsplan. Om dit te bereiken zijn bestemmingsplannen digitaal toegankelijk via het internet.
HOOFDSTUK 5 BESCHRIJVING HUIDIGE SITUATIE PLANGEBIED
5.1 Ruimtelijke karakteristiek
In 1133 duikt de naam Aalsmeer voor het eerst op in de geschiedenis. Alsmer, Alsmar of Aelsmeer zou kunnen van afgeleid van aal (=paling), maar ook van het woord alles(meer). Daarnaast zou Aalsmeer van 'els-er' afkomstig kunnen zijn. Dit betekent waterig land. Aan het begin van de vorige eeuw bestaat Aalsmeer uit de Dorpsstraat, de Zijdstraat en de Helling noordzijde, die op het Haarlemmermeer en later op de Ringvaart uitkomt. De enige verbinding naar de polder loopt tot in de jaren '30 over een smalle rolbrug in het verlengde van de Kanaalstraat.
In 1852 werd de aan Aalsmeer grenzende Haarlemmermeer drooggemaakt. Daarna volgden de drooglegging van de omringende meren. Hierdoor werd de visserij minder en ging het merendeel van de inwoners over op het verbouwen van bomen, planten en fruit. Dit kwam tot een hoogtepunt met de aardbeienteelt tussen 1850 en 1880, waar Aalsmeer haar symbool voor de vlag aan heeft overgehouden. Vanaf 1880 begon Aalsmeer met de bloementeelt en het kweken van rozen. Dit was het begin van het ontstaan van de bloemenveiling in Aalsmeer. Sinds de eerste veiling in 1912 is Aalsmeer een internationaal centrum van bloementeelt.
Aalsmeer bezit een kerk uit de 16e eeuw. Ooit stond deze kerk centraal in het dorp, maar door ontwikkelingen staat deze nu aan de rand van het dorp (en tot ver in de vorige eeuw verscholen achter de kassen, woningen en achtertuinen).
Vanaf 1910 vindt de eerste planmatige uitbreiding van de dorpskern plaats in het gebied rond de Zijdstraat, Gedemptesloot, Marktstraat en Seringenstraat. Aan de westzijde van de Zijdstraat verschijnt bebouwing onder andere in de 'Jugendstil'. Aan de overzijde komt in 1927 het gebouw van de Doopsgezinde gemeente tot stand, gebouwd door de architect Staal. Zijn ontwerp voor het Nederlandse paviljoen op de wereldtentoonstelling in 1925 heeft ervoor gezorgd dat de architectuurstijl van de Amsterdamse School internationaal bekend wordt. Hij is tevens de ontwerper van de Centrale Bloemenveiling (1928) aan de Van Cleeffkade. Beide gebouwen kenmerken zich door de grote bouwvolumes met verfijnde detaillering.
In 1932 komt van de hand van Wiebenga de toenmalige ULO-school in de Schoolstraat tot stand. In die tijd een baanbrekend ontwerp in de geest van het 'nieuwe bouwen'.
Architectuur bepaalt lange tijd, samen met water en diverse kleine beweegbare bruggen het beeld. Na 1960 maakt veel water plaats voor bevoorradingsstraten. In 1962 krijgt Aalsmeer een nieuw gemeentehuis. De markante toren van het gemeentehuis is vanuit veel plaatsen binnen de dorpskern goed waar te nemen. Aansluitend wordt het Raadhuisplein gerealiseerd met de bebouwing in een eenzelfde architectuur. Dit monumentaal ensemble moest het hart van Aalsmeer worden. Helaas is het de jaren die volgen ruimtelijk en functioneel in twee stukken uiteengevallen onder andere door de toename van het autoverkeer.
Vanaf de jaren 70 wordt de noordrand langs de Ringvaart intensiever bebouwd. Zo maken de kassen rond de kerk plaats voor woningbouw en ontstaan de buurt 'Ringvaartzijde'. Aan de Oostzijde van de Kanaalstraat verdwijnen enkele huizen ten behoeve van parkeerplaatsen en ontstaat uitzicht op de kerk. Hier en daar worden enkele meer or minder markante panden gesloopt voor nieuwbouw, die zich qua maat en schaal voegt in de bestaande structuur, maar die architectonisch zelden een hoge beeldkwaliteit bezit. Daarnaast wordt mening pand 'vertimmerd' en neemt het bebouwingspercentage binnen de dorpskern geleidelijk toe.
In het westelijk deel van Dorpsstraat maken enkele oude panden plaats voor nieuwe bebouwing. Het oostelijk deel van de Dorpsstraat is oorspronkelijk gebleven met een ophaalbrug en aan de westzijde een smalle sloot met vrijstaande panden.
Na de vestiging van de tv studio's aan de Van Cleeffkade krijgen de oude veilinggebouwen een andere bestemming, wat er voor zorgt dat deze zijde van de dorpskern meer wegheeft van een mediapark dan van een dorp. Inmiddels zijn de tv-studio's nagenoeg verdwenen hen hebben plaats gemaakt voor andere functies.
5.1.1 Het plangebied in groter verband
Groen
Binnen Aalsmeer-Dorp wordt geconstateerd dat de buitenruimte in het centrum weinig groen kent. Het wordt vooral gekenmerkt door solitaire bomen, laanbeplanting is in mindere mate aanwezig. Dit is vooral terug te zien in de uitstraling vande Zijdstraat en Molenplein, waar steen het beeld bepaalt. De ambitie van de gemeente is om het groene karakter van Aalsmeer te versterken in combinatie met Aalsmeer-bloemendorp. Hiervoor is het nodig al het aanwezige groen in het centrum te waarborgen en waar mogelijk de groene structuur te versterken.
Voor de inrichting van het groen is het van belang dat aandacht wordt besteed aan de functie van de te realiseren groenvoorzieningen. Zo moet het groen in het centrum aansluiten bij het beoogd gebruik. Om de groenvoorzieningen een goede functie te laten vervullen is een onderscheid gemaakt in vijf deelgebieden.
Stokkeland
Het Stokkeland vormt de enige groene enclave binnen Aalsmeer Dorp. Het gebied wordt gekenmerkt door zijn geïsoleerde ligging. Het gebied heeft een landelijk karakter en is als park ingericht. De landschapstructuur is, door de aanwezigheid van slotenpatroon, nog duidelijk herkenbaar en heeft cultuurhistorische waarden. In 2014 is een avontuurlijk speelterrein aangelegd, een speelplaats zonder speeltoestellen, waarbij kinderen worden uitgedaagd met natuurlijke materialen te spelen. Het Stokkeland heeft voornamelijk een recreatief karakter. Het uitgangspunt is het verbeteren van de natuurwaarden, recreatieve waarden en cultuurhistorische waarden.
Hiervoor gelden de volgende elementen:
handhaven/versterken van de landschappelijke (eilanden)structuur;
de verbetering van de visuele relatie van het omliggende land met het Stokkeland;
eventuele aanvullende bebouwing met een hoog cultuurhistorisch karakter;
bij de inrichting hebben natuurlijke materialen de voorkeur.
Versterken laanbeplanting
De doorgaande structuur van de Van Cleeffkade richting de Stationsweg is onderdeel van bovenwijks groen, zoals deze is vermeld in de Groenvisie van Aalsmeer. Bovenwijks groen heeft een functie voor de gehele gemeente. In de Groenvisie heeft de Van Cleeffkade/Stationsweg een laanbomenstructuur langs een historische weg. Op dit moment is er in een beperkte mate lanenstructuur aanwezig langs deze route. De visie is om de laanbeplanting van de Stationsweg te versterken en te vergroenen.
Hier is de ambitie om bij de entree van de Van Cleeffkade lanen in de vorm van bermen met bomen te realiseren. Richting het centrum krijgt de laan meer een stedelijk karakter waarbij de boomvak wordt gekenmerkt door boomroosters. Wanneer men via de Van Cleeffkade en de Stationsweg richting Kudelstaart rijdt, bestaat de route deels uit een laanbomenstructuur.
Groene entree en N196
De toegang van Aalsmeer via de Burgemeester Kasteleinenweg (N196) biedt eveneens mogelijkheden tot verbetering. Hiermee wordt het gedeelte bedoeld waarbij het verkeer vanaf de brug richting het centrum wordt geleid. Op dit moment heeft deze locatie zeer weinig groene elementen, wat de locatie een kale uitstraling geeft. De toevoeging van bloembakken in de middenberm van de Burgemeester Kasteleinenweg is wenselijk. Dit is ook gelijk een aansluiting op de ambitie van Aalsmeer bloemendorp.
Ecologische structuur
Aalsmeer-Dorp heeft daarnaast te maken met een ecologische hoofdstructuur: de ecologische verbindingszone (landschapslint) en de Groene As. Het versterken van droge ecologische verbindingen en natuurvriendelijke oevers is in Aalsmeer-Dorp prioriteit.
Ontwikkeling en beheer openbaargroen
Bij de ontwikkeling en het beheer van het openbaar groen in het bebouwd gebied van Aalsmeer staan de volgende uitgangspunten centraal:
behoud van het bovenwijks groen, in het bijzonder de parken;
behoud en differentiatie van het wijkgroen;
versterking van de toegankelijkheid van het groen;
versterking van het bloemenkarakter van Aalsmeer;
verbetering laanboomstructuur bij de herinrichting van wegen;
bij renovatie, herstructurering en nieuwbouwprojecten worden uitgangspunten voor de te realiseren groenkwaliteit meegegeven.
De openbare ruimte in het centrum is beperkt in omvang en fungeert voornamelijk als ontmoetingsplaats, woon- en winkelgebied. De hoeveelheid groen is beperkt. Het waardevolle groen dat aanwezig is, is beperkt van omvang en beperkt toegankelijk. De opgave is dan ook de groene kwaliteit te versterken en beter toegankelijk te maken.
Verkeer en Parkeren
Een van de uitgangspunten van Aalsmeer is om een verkeersveilige dorpskern te ontwikkelen. Om dit uitgangspunt te behalen is ervoor gekozen om in Aalsmeer gebruik te maken van zogenaamde hoofdroutes. Dit zijn routes (per auto, fiets, voetganger) die de passanten door Aalsmeer-Dorp leiden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de huidige routes. Voor het autoverkeer is het uitgangspunt dat ze naast de hoofdroute te gast zijn in Aalsmeer-Dorp. Hierdoor ontstaat er voor de fiets en voetganger een verkeersveilige omgeving. De verkeersstructuur van de fietser blijft gelijk aan de huidige fietsstructuur in Aalsmeer. Met behulp van bewegwijzeringsborden wordt de fietser door Aalsmeer begeleid.
Water
Uit de historie van Aalsmeer en de vorige beleidsplannen blijkt dat water een belangrijk kenmerk van Aalsmeer is. Eén van de uitgangspunten van dit beeldkwaliteitsplan is om van Aalsmeer een 'levendig waterdorp' te maken.
5.1.2 Beschrijving deelgebieden
Dorpskern Aalsmeer
De kern van Aalsmeer bestaat uit individuele en afwisselende bebouwing met woon-, winkel- en voorzieningenfuncties langs een recht straten patroon. De dorpskern ligt ten zuiden van de Ringvaart en grenst in het oosten aan de Burgemeester Kasteleinweg en in het zuiden aan de Van Cleeffkade. In het westen eindigt de kern bij het Molenpad. De hoofdstructuur wordt gevormd door de oost-west lopende Dorpsstraat, Weteringstraat en Van Cleeffkade en de noord-zuid lopende Zijdstraat waarlangs de grootste concentratie winkels ligt en die in het noorden overgaat in de Kanaalstraat. De panden bestaan zowel uit kleinschalige woningen als grotere, gestapelde woon- en winkelpanden en korte rijtjes.
De bebouwing is deels pandsgewijs opgebouwd en deels vrijstaand en staat in het algemeen in een rooilijn die verspringt en de ontsluitingsweg volgt. Rooilijnen van appartementengebouwen en rijtjes zijn in samenhang. De hoofdvorm van de panden wisselt van eenvoudig tot gedifferentieerd. Traditioneel opgebouwde panden hebben meestal een onderbouw van een of tweelagen en een kap die in verschillende vormen voorkomt. Gestapelde bouw is meestal drie lagen hoog en afgedekt met een kap. Sommige gestapelde gebouwen hebben balkons aan de voorzijde. De architectonische uitwerking varieert. Panden met winkels op de begane grond hebben meestal een hoge plint en transparante puien. De winkelpuien doorbreken bij oude panden vaak het oorspronkelijke gevelbeeld. De ramen zijn bij traditionele panden vaak staand en horizontaal belijnd. Bij deze panden zijn vaak nog oude ornamenten als geprofileerde dak-, deur- en raamlijsten, balkankers en stijl- en regelwerk te vinden. Het materiaal- en kleurgebruik wisselt van traditioneel tot modern.
Het merendeel van de gevels is opgebouwd uit rode of bruine baksteen, hellende daken zijn meestal gedekt met rode en gesmoorde keramische pannen. Kozijnen zijn meestal van hout en soms van kunststof of staal. Houtwerk is geschilderd. Afwijkende elementen binnen de kern zijn het grootschalige, geschakelde ouderencomplex in de westhoek van de kern. Bijzondere herkenningspunten zijn de molen en de kerk die beide de belangrijkste winkelstraat markeren.
Jarenlang zijn geen nieuwe bouwplannen binnen Aalsmeer-Dorp gerealiseerd. Vanaf 2004 is de vernieuwing van Aalsmeer-Dorp echter in een stroomversnelling gekomen en zijn nieuwe bouwplannen gerealiseerd.
In 2012 is een begin gemaakt met de bouw van een parkeergarage, winkels en bovenwoningen op de locatie Molenpad/Zijdstraat. Ook is begonnen met de bouw van winkels met bovenwoningen langs de Zijdstraat. Eind 2012 is de procedure gestart om het gebied rondom de dorpskerk aan te wijzen als Gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.
Lijnbaangebied Aalsmeer
Aan de oostkant van de dorpskern ligt het Lijnbaangebied waar dorpsachtige bebouwing en enige bedrijvigheid voor een gevarieerd beeld zorgen.
Centraal in het gebied ligt de oost-west lopende Dorpsstraat, die halverwege een bocht maakt naar het zuiden en daarmee overgaat in de Lijnbaan. Deze straten vormen, samen met de bebouwing die aan weerszijden staat, een afwisselend lint.
De bebouwing is op te delen in bebouwing vooraan op het kavel die merendeels bestaat uit woningen, en bebouwing op de tweede lijn die in principe grootschaliger is en veelal een bedrijfsfuncties heeft. In het noorden grenst het gebied aan het water van de Ringvaart.
De bebouwing direct aan de weg is merendeels vrijstaan, individueel en afwisselend. De gebouwen liggen veelal iets terug en hebben een voortuin of erf. Rooilijnen van hoofdmassa's volgen de weg of het slotenpatroon en verspringen.
De bebouwing bestaat zowel uit traditionele woningen als uit bedrijven. De meeste woonhuizen hebben een eenvoudige hoofdvorm. De massa bestaat in het algemeen uit een en soms twee lagen met een kap die meestal de vorm heeft van een zadeldak en een enkele keer als mansardekap voorkomt. De nokrichting is merendeels dwars op de hoofdweg.
Gevels zijn in principe helder geleed. Panden in de eerste lijn hebben voornamelijk staande en soms liggende ramen die horizontaal zijn gelijnd. De detaillering is eenvoudig tot rijk en is in het algemeen zorgvuldig. Bij oudere panden zijn elementen als siermetselwerk, geprofileerde daklijsten en ramen met stijl- en regelwerk te vinden. Het materiaalgebruik is overwegend traditioneel. Panden zijn meestal opgebouwd uit baksteen en soms gestuct of geschilderd in wit. Bij het afdekken van daken zijn keramische pannen uitgangspunt. Kozijnen zijn meestal van hout en bij traditionele panden, net als het overige houtwerk, geschilderd in een lichte kleur. Het raamhout is vaak geschilderd in een donkere kleur.
De bedrijfsbebouwing staat meestal in de tweede lijn en wijkt vaak af. De hoofdvorm is overwegend eenvoudig. Gebouwen hebben vaak een onderbouw in een hoge laag en een flauw hellend zadeldak. De detaillering is sober en meestal zorgvuldig, het materiaalgebruik traditioneel tot eigentijds. Zowel baksteen als gevouwen metaalplaat komt voor als gevelbekleding.
Ook staan er een aantal kassen. Bijzonder element is de grootschalige bebouwing van jachtwerf Gouwerok. In dit gebied is (deel) een woningbouwlocatie gerealiseerd.
De waardevolle, individuele en afwisselende bebouwing in de lintstructuur is cultuurhistorisch waardevol. Ook de Lijnbaan, evenals de Oude Spoordijk, kan als waardevol worden aangemerkt.
Voor de gevarieerde bouw van het Lijnbaangebied geldt een bijzonder welstandsregime, waarbij individualiteit een belangrijk uitgangspunt is. Er zal onder meer worden gelet op de oriëntatie, eenvoudige hoofdvorm en zorgvuldige materialisering en detaillering.
5.1.3 Cultuurhistorie/archeologie
Beschermd dorpsgezicht "De Dorpskern"
De Dorpskerk is het Baken van het oude dorp Aalsmeer, met zijn 35 meter hoge toren steekt hij boven de bebouwing uit en is hij vanuit de Haarlemmermeer goed zichtbaar. De kerk staat nu vrij in een groene omgeving en komt daar goed tot z'n recht. De bebouwing rondom de kerk is divers van aard. Er zijn individuele panden uit vrijwel alle perioden sinds de middeleeuwen, waarvan een aantal als rijks- of gemeentelijk monument is beschermd, zoals het Oude Raadhuis, de Pastorie en het Schoutenhuis.
Ook de architectuur van de na de Tweede Wereldoorlog is ruim vertegenwoordigd in zowel individuele panden als grotere complexen. Die afwisseling in schaal is het dorp overigens nooit helemaal vreemd geweest, er kwam van oudsher ook grotere complexen als kwekerijen en scholen in het centrum voor, of direct daarnaast. Maar de individuele bebouwing aan de Kanaalstraat, Dorpsstraat en Helling is over het algemeen afwisselend en kleinschalig, van een of twee bouwlagen met meestal een schuine kap. Bij de meer traditionele panden die tot dit beschermde dorpsgezicht behoren zijn vaak nog oude ornamenten als geprofileerde dak-, deur- en raamlijsten, balkankers en stijl- en regelwerk te vinden. Het merendeel van de gevels is opgebouwd uit rode of bruinen baksteen, hellende daken zijn meestal gedekt met rode en gesmoorde keramische pannen. Kozijnen zijn meestal van hout, soms van staal. Houtwerk is geschilderd. De rooilijn verspringt met nam aan de Kanaalstraat en de Helling soms sterk, terwijl de panden aan de Dorpsstraat langs een rechte rooilijn direct aan de straat zijn geplaatst.
Het dorpse kleinschalige karakter van "De Dorpskern" zou verder versterkt kunnen worden, soms gerepareerd. Er is erg veel gesloopt en nieuw gebouwd sinds de Tweede Wereldoorlog, nie3t altijd op een even fijngevoelige wijze. De straatwanden zouden aangeheeld kunnen worden op sommige plekken waar de lege ruimte erg groot is en daardoor het gevarieerde, fijnmazige, dorpse beeld verstoord is. Eventuele nieuwbouw zou in principe op kleinschalige wijze moeten gebeuren met respect voor de historische betekenis van het dorp, zonder noodzakelijkerwijs historiserend te zijn qua vormgeving. De karakteristieke afwisseling tussen stenig en groen en een afwisselende architectuur zijn kenmerken die voorop moeten staan.
Het ruimtelijk beleid in en direct om het beschermde gebied van De dorpskern is er op gericht het fijnmazige schilderachtige, intieme karakter van dit gebied te behouden en waar mogelijk te versterken. Nieuwbouw dient kleinschalig te zijn, met respect voor de historische schaal van het dorp.
5.2 Functioneel gebruik
5.2.1 Wonen
De bestaande woningen in het plangebied zijn als zodanig bestemd. In het plangebied komen verschillende types voor. Bij de kerken aan de Verlengde Lijnbaan en Zijdstraat zijn bedrijfswoningen bestemd, alsmede bij het installatiebedrijf gelegen aan de Helling. Aan het Molenpad is een woonzorgcomplex aanwezig.
5.2.2 Detailhandel
Het kernwinkelgebied is gelegen rond de Zijdstraat. Er is tevens sprake van een grote spreiding van detailhandel richting omringende straten. Hier zijn het detailhandel functies die midden in het woon en soms werkgebied liggen.
Het gebied rond het Raadhuisplein, het Driekolommenplein en de Van Cleefkade wordt gekenmerkt door een mix van maatschappelijke functies, wonen, detailhandel en parkeren. Daar waar in de bestaande toestand een supermarkt is gevestigd of gevestigd mag worden is dit middels een aanduiding aangegeven. Zowel het Raadhuisplein als het Driekolommenplein doet dienst als parkeerterrein.
5.2.3 Bedrijven
Er zitten op dit moment vier bedrijven met de bedrijfsbestemming. De Scheepswerf aan de Dorpsstraat, Het bedrijfsgebouw met parkeergarage en kinderdagverblijf aan de Burgemeester Kasteleinweg, De molen aan het Molenpad en een installatiebedrijf aan de Helling.
5.2.4 Kantoren
In het plangebied zijn een tweetal locaties voorzien van een kantoorbestemming. Dit zijn de hoek Dorpsstraat/Kasteleinweg en het kantoorgebouw aan de Stationsweg 38. Kleinschalige kantoren in de woonlinten zijn voorzien een functieaanduiding binnen de bestemming wonen.
5.2.5 Maatschappelijke functies
De voorzieningen voor de religieuze gebouwen, het gemeentehuis, de scholen etc. hebben de bestemming "Maatschappelijk' gekregen. Op gronden met deze bestemming mogen overheidsvoorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs en daarmee gelijk te stellen instellingen worden gerealiseerd.
5.2.6 Verkeer en vervoer
Ontsluiting en Parkeren
Het dorp Aalsmeer heeft een grid structuur dat rust op drie oost-west straten respectievelijk de Dorpsstraat, de Weteringstraat en de Van Cleefkade, welke worden verbonden door een aantal noord-zuid straten zoals de Zijdstraat, de Marktstraat, de Seringenstraat enz. In deze structuur nemen de Dorpsstraat en de Van Cleefkade de functie over van hoofdwegen. De Zijdstraat is de hoofdwinkelstraat van het Dorp. Andere straten met een (beperkte) winkelfunctie zijn de Dorpsstraat (vooral het westelijk gedeelte), de Marktstraat en de Gedempte Sloot.
Het Raadhuisplein ligt net buiten het oude centrum, aan de andere kant van de Van Cleefkade t.o.v. het Dorp. Hier werd voorheen ook de wekelijkse markt gehouden. Dit is nu verplaatst naar het Praamplein. De rest van de week doet het dienst als parkeerterrein. Het Raadhuisplein en het aangrenzende Driekolommenplein voldoen ook aan een winkelfunctie, op dit laatste plein ligt ook de hoofdentree van het gemeentehuis.
Verkeerskundig gezien hebben de Dorpsstraat en de Van Cleeffkade de functie van tweerichting hoofdwegen. De overige straten zijn ingericht als (een- of tweerichting) woonstraten met uitzondering van de winkelstraat Zijdstraat, welke een voetgangersgebied is.
De belangrijkste parkeergelegenheid voor het winkelcentrum van Aalsmeer is het Praamplein. Deze locatie heeft de grootste omvang en ligt het dichtst bij de winkels aan de Zijdstraat.
De andere parkeergelegenheden bevinden zich op het Raadhuisplein en op het Drie Kolommenplein.
In een groot deel van het centrum geldt een kortparkeerregime (blauw zone).
Vanuit de regio is het centrum goed bereikbaar. Zowel de Van Cleeffkade als de Dorpsstraat is direct verbonden met de Kasteleinweg.
5.2.7 Horeca
Binnen het plangebied zijn een viertal horecagelegenheden bestemd als Horeca. Dit betreffen Restaurant Het Wapen van Aalsmeer, Hotel Aalsmeer in de Dorpsstraat, De Oude Veiling in de Marktstraat en Restaurant den Ouden Dorpshoek aan de Dorpsstraat. In de Zijdstraat, Molenpad en Praamplein wordt daghoreca mogelijk gemaakt om bij te dragen aan de verblijfskwaliteit en het versterken en concentreren van een compact winkelgebied met daghoreca.
5.2.8 Veiligheid
Bereikbaarheid hulpdiensten. Het is van belang dat een verblijfsgebied goed bereikbaar is voor nood- en hulpdiensten. Toegangen tot gebouwen tot een afstand van 10 meter moeten bereikbaar zijn voor brandweervoertuigen. Paden dienen minimaal 3.5 meter breed te zijn en moeten voldoen aan verkeersklasse 30 (geschikt voor een asbelasting van 10 ton en een totaalgewicht van 15 ton).
HOOFDSTUK 6 BELEIDSKADER
6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de belangrijkste ruimtelijke beleidskaders. Achtereenvolgens komt het relevante rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijk beleid aan bod. Het beleid en de wetgeving op milieugebied wordt behandeld in hoofdstuk 7.
6.2 Rijksbeleid
Hieronder volgt het beleid van het rijk, waar indien relevant voor het plangebied met dit rijksbeleid rekening wordt gehouden in dit bestemmingsplan.
6.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en Amvb Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Het bij de structuurvisie behorende Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) was al op 30 december 2011 in werking getreden. In de structuurvisie staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. De nieuwe structuurvisie vervangt verschillende beleidsnota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. In de structuurvisie zijn drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn tot 2028. Het gaat hierbij om de volgende doelstellingen:
Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn.
Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de Amvb Ruimte. Deze Amvb is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.
In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:
Rijksvaarwegen;
Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
Kustfundament;
Grote rivieren;
Waddenzee en waddengebied;
Defensie;
Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
Elektriciteitsvoorziening;
Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
Ecologische hoofdstructuur;
Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Ten aanzien van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn de bepalingen ten aanzien van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde van belang. Deze bepalingen hebben betrekking op het werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam'. Gelet op de bijbehorende kaart is het werelderfgoed deel in het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen. Het gaat om het gebied ten zuidwesten van de Stationsweg. in het Barro is aangegeven dat in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten voor te onderscheiden delen van de erfgoederen bij provinciale verordening regels worden gesteld over de inhoud van of de toelichting bij bestemmingsplannen gesteld die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan ten opzichte van het daaraan voorafgaande geldende bestemmingsplan nieuwe bestemmingen of een wijziging van regels ter zake van het gebruik van de grond kan bevatten, mits de uitgewerkte kernkwaliteiten worden behouden of versterkt. De kernkwaliteiten van de Stelling van Amsterdam zijn als volgt:
Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijke geheel, bestaande uit:
een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;
sluizen en voor- en achterkanalen;
de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;
inundatiegebieden;
voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);
de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;
Relatief grote openheid;
Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.
Kortheidshalve wordt voor het behouden en versterken van de kernkwaliteiten van het werelderfgoed 'De Stelling van Amsterdam' verwezen naar de provinciale ruimtelijke verordening (zie paragraaf 5.1.2.).
In het onderhavige geval is sprake van een conserverend bestemmingsplan. Er worden ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan geen nieuwe bestemmingen of wijzigingen ten aanzien van het gebruik van de betreffende gronden opgenomen.
De overige in het Barro geregelde onderwerpen hebben geen invloed op het voorliggende bestemmingsplan. De betreffende onderwerpen zijn namelijk niet aan de orde in of nabij het plangebied.
6.2.2 Luchthavenindelingbesluit Schiphol (2002)
Voor de ruimtelijke ordening in de omgeving van Schiphol is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) van 26 november 2002 met de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) met ingang van 20 februari 2003 van kracht. In het streekplan Noord-Holland Zuid, vastgesteld op 17 februari 2003, wordt verwezen naar dit Luchthavenindelingbesluit. Het Luchthavenindelingbesluit bevat de ruimtelijke maatregelen op rijksniveau in verband met de luchthaven Schiphol. In het Lib zijn regels en beperkingen opgenomen voor de bebouwing rond Schiphol (vanuit externe veiligheid en geluid).
Bij Besluit van 23 augustus 2004, Stb. 425 is het Luchthavenindelingbesluit gewijzigd in verband met het herstellen van een invoerfout en wijziging van uitvliegroutes in westelijke richting vanaf de Polderbaan. Deze wijziging van het Lib is in werking getreden op 2 september 2004.
Op 21 april 2006 is het kabinetsstandpunt uitgebracht inzake de ontwikkeling van Schiphol op de middellange en lange termijn. Naar aanleiding van een evaluatie is een actieprogramma opgesteld. De snelheid waarmee de maatregelen kunnen worden doorgevoerd, varieert. Er zijn maatregelen die direct worden uitgevoerd, maatregelen die nog nader onderzoek vergen en maatregelen waarvoor de regelgeving moet worden gewijzigd. Dit betekent dat het nieuwe Schipholbeleid nog niet in werking is.
De voorgestelde wijzigingen kunnen van invloed zijn op dit bestemmingsgebied. Dit kunnen wijzigingen met betrekking tot ligging van geluid- en/of risicocontouren zijn. Naast een toename van de geluidsoverlast hebben de ruimtelijke beperkingen die voortvloeien uit de Schipholwet een behoorlijke impact op de ontwikkelingsmogelijkheden van Amstelveen. Stedelijke vernieuwing in Amstelveen Noord en rond het A9 gebied wordt hierdoor belemmerd. Grootschalige uitbreiding in de Legmeerpolder is niet mogelijk gebleken.
De volgende voorgestelde wijzigingen kunnen in ruimtelijk opzicht van invloed zijn op het plangebied:
uitbreiding van het gebied rond de luchthaven met een verbod op nieuwbouw van gebouwen waar veel mensen bijeen zijn;
in het gebied daarbuiten hebben grote concentraties van mensen minder effect op het groepsrisico, maar het effect is niet nul;
de exacte begrenzing van de hierboven genoemde gebieden en de plannen die niet onder het verbod komen te vallen, worden nader geïnventariseerd;
tot slot wil het kabinet onderzoeken of het groepsrisico te verkleinen is door vliegroutes te verleggen dichtbij de luchthaven, en zo plaatsen waar veel mensen bijeen zijn te vermijden.
Het eerste standpunt komt neer op een formalisering van de huidige praktijk. Bouwplannen in Amstelveen die liggen in de IR 10 - 7 contour worden op dit moment al getoetst aan het groepsrisicobeleid. Dit leidt er toe dat niet alleen woningbouw (met meer dan 25 woningen), maar ook bijvoorbeeld kantoorontwikkeling in deze zone niet mogelijk is.
Het tweede standpunt, te weten de aanscherping van het groepsrisicobeleid buiten de IR 10 – 7 contour zal wel tot een verdere ruimtelijke beperking leiden. Onduidelijk is nog in welke gebieden een restrictiever beleid zal gaan gelden. Wanneer hiervoor de IR 10 -8 contour gebruikt gaat worden, zal dit zeker consequenties hebben voor Amstelveen. Uit een eerste indicatieve IR 10 -8 contour blijkt namelijk dat behalve een groter deel van Amstelveen Noord, ook het Noordelijke deel van de Legmeerpolder in deze zone valt.
Of deze wijzigingen daadwerkelijk worden doorgevoerd en wanneer dit het geval is, is op dit moment nog niet bekend. Voor meer informatie over het Schipholbeleid wordt verwezen naar de website www.luchtvaartbeleid.nl
Tevens zijn er in het kader van het Luchthavenindelingbesluit gebieden waar hoogtebeperkingen, respectievelijk beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen gelden. In het gebied waar hoogtebeperkingen gelden, mogen geen objecten worden opgericht of geplaatst die hoger zijn dan de maximale waarden die in de verschillende deelgebieden van kracht zijn.
De omvang van het gebied waar beperkingen gelden voor het aantrekken van vogels, is zodanig dat de afstand tussen de grens van het gebied en iedere baan minimaal 6 km bedraagt. Bij de bepaling van de omvang is uitgegaan van de bescherming van dat gebied rond het banenstelsel waarin, statistisch gezien, de meeste vogelaanvaringen plaatsvinden.
Een gebruik of bestemming kan binnen de genoemde categorie wel worden gerealiseerd als overeenkomstig de Wet luchtvaart een verklaring van geen bezwaar is verleend. Als een verklaring van geen bezwaar is afgegeven kan het bestemmingsplan te zijner tijd met deze verklaring in overeenstemming worden gebracht.
6.3 Provinciaal en regionaal beleid
6.3.1 Structuurvisie Noord Holland 2040
In de structuurvisie geeft de provincie aan welke provinciale belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Daarmee is het een leidraad voor de manier waarop de ruimte in Noord-Holland de komende dertig jaar zou moeten worden ontwikkeld. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma is dit uitgewerkt in concrete activiteiten om de visie te realiseren en via de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld.
De drie hoofdbelangen die Noord-Holland met de structuurvisie heeft vastgelegd zijn ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Zo wordt de komende dertig jaar het bestaand bebouwd gebied verder verdicht, onder meer door zo’n 200.000 woningen in de provincie bij te bouwen, en zet de provincie in op de ruimtelijke ontwikkeling van OV-knooppunten in Noord-Holland. Op die manier blijft volgens de provincie meer ruimte over om het buitengebied te behoeden en zijn er voldoende mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkelingen, recreatie en natuur.
Volgens de totaalkaart van de Structuurvisie en in de verordening is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als "Metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen Bestaand Bebouwd Gebied". Voor dit gebied dient het ruimtelijk beleid gericht te zijn op het bevorderen van innovatief ruimtegebruik, intensivering, herstructurering en kwaliteitsverbetering en het realiseren van kennisintensieve en creatieve milieus.
Het onderhavige bestemmingsplan legt uitsluitend de bestaande situatie vast en is dan ook niet in strijd met het ruimtelijk beleid van de provincie.
6.3.2 Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie
Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen een ruimtelijke verordening vast te stellen. In deze verordening kan de provincie regels stellen met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Bij het stellen van deze regels moeten provinciale belangen in het geding zijn. In een verordening kunnen regels worden opgenomen ter bescherming van specifieke waarden (zoals natuur-, landschappelijke of cultuurhistorische waarden) of ten behoeve van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen (bijvoorbeeld vestigingsregels voor intensieve veehouderij of detailhandelsvoorzieningen). De gemeente heeft de plicht bestemmingsplannen aan te passen aan de provinciale verordening. Het plangebied ligt binnen het bestaand bebouwd gebied. Voor wat betreft het bestaand bebouwd gebied geldt dat er geen provinciaal belang is gemoeid bij ontwikkelingen die daarbinnen vallen.
6.3.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
Noord-Holland heeft een grote variëteit aan landschappen en een rijke cultuurhistorie. De lange ontwikkelingsgeschiedenis van de provincie is goed terug te zien in de verschillende landschappen met hun kenmerkende elementen, patronen en structuren. De historische objecten en structuren zijn uniek en geven identiteit aan het gebied: molens, stolpen, droogmakerijen, de Westfriese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam, maar ook vele honderden archeologische vindplaatsen uit allerhande perioden. Het Noord-Hollandse landschap leeft en blijft zich voortdurend ontwikkelen. De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Het begrip 'ruimtelijke kwaliteit' heeft een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Nieuwe functies en eisen brengen met zich mee dat de inrichting en het gebruik van het stedelijke en landelijke gebied voortdurend moet worden aangepast. Nieuwe elementen en structuren worden aan het landschap toegevoegd terwijl oude verdwijnen. Soms gaan deze ontwikkelingen ten koste van landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten, het 'gebiedseigene'. De Provincie Noord-Holland wil verantwoord met het verleden omgaan en tegelijkertijd ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het basisuitgangspunt van het beleid is dan ook 'behoud door ontwikkeling'. Nieuwe ruimtelijke plannen moeten de ontwikkelingsgeschiedenis, de bebouwingskarakteristiek en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt hanteren. Meetpunt hiervoor is deze beleidsnota, waarin de eisen voor de gewenste ruimtelijke kwaliteit zijn vastgelegd.
Aansluitend op de uitgangspunten van de Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, bestaat ook in Aalsmeer de wens de kenmerkende kwaliteiten, de diversiteit en identiteit van de gemeente te koesteren en te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het gehele grondgebied van de gemeente Aalsmeer is een Globale cultuurhistorische analyse opgesteld genaamd "Gebroken landen, geheelde gronden". Deze notitie is op 29 maart 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De meest karakteristieke objecten, die ons doen herinneren aan vroeger tijden, zijn aangewezen als monument of beschermd gezicht.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, zodat het plan geen negatieve effecten heeft op de aanwezige Landschappelijke- en Cultuurhistorische waarden. Het bestemmingsplan voldoet aan het voorgenomen beleid.
6.3.4 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013
Het doel van het provinciale milieubeleid is dat al haar activiteiten in de komende vier jaar er toe moeten leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.
Daarbij zijn twee overkoepelende doelen gesteld:
het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dieren en planten;
het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.
Het milieubeleidsplan heeft geen consequenties voor de vormgeving danwel regelgeving van het onderhavige bestemmingsplan.
6.3.5 Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, 2007
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan maakt de keuzes van de provincie duidelijk op het gebied van verkeer en vervoer. Het beleid gaat uit van een combinatie van benutten, beprijzen en bouwen. Er staat in welke maatregelen zij in de periode 2007-2013 wil uitvoeren en wat zij van andere partijen verwacht.
Daarnaast geeft het stuk aan hoe de provincie wil omgaan met de effecten van verkeer en vervoer op veiligheid, milieu, economie, ruimtelijke kwaliteit, natuur en landschap en water.
De provincie is volgens de Planwet verkeer en vervoer verplicht een verkeers- en vervoersplan te maken. De essentiële onderdelen uit het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan, de Nota Mobiliteit uit 2006, moeten daarin zijn verwerkt. Bovendien vereist de Planwet dat gemeenten de essentiële onderdelen die de provincie in haar Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan formuleert, in hun beleid en maatregelen overnemen. De provincie kán, indien zij dat wenst, uitvoering van de essentiële onderdelen van gemeenten afdwingen.
De provincie streeft bij de ontwikkeling van haar infrastructuurbeleid een zorgvuldige inpassing na en investeert in milieu, ecologie en ruimtelijke kwaliteit bij aanleg van infrastructuur. Naast de wettelijke verplichte instrumenten zoals MER, worden zogenaamde beeldkwaliteitsplannen opgesteld ter behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in een dynamische omgeving.
In het onderhavige bestemmingsplan is de herinrichting en in passing van een HOV-lijn met halte op het wegvak Van Cleeffkade - Aalsmeerderbrug voorzien.
6.3.6 Regionaal Verkeers- en Vervoersplan Stadsregio Amsterdam, december 2004
Het beleid op het terrein van verkeer en vervoer is voor de gehele regio vastgelegd in het Regionaal Verkeer- en vervoerplan Regionaal Orgaan Amsterdam (RVVP). Dit plan is op 14 december 2004 door de regiodeelraad van de Stadsregio vastgesteld. Alle regiogemeenten hebben zich hieraan gecommitteerd. In het RVVP zijn voor elk type vervoer netwerken vastgesteld, waarbij de volgende ambities zijn overeengekomen:
stimulering fietsbezit en fietsgebruik: complementeren fietsnetwerk, aanleg stallingsvoorzieningen, stimuleringsmaatregelen en verbeteren van de ketenmobiliteit fiets en openbaar vervoer;
autonetwerk: het snel aanleggen van de wegen waarvoor reeds middelen zij gereserveerd (zoals de verlegging van de N201) en het treffen van benuttingsmaatregelen, zoals wegverbredingen en verkeersmanagement;
openbaar vervoer: uitbreiden van het netwerk en verbeteren van de exploitatie, vergroten van de capaciteit en verbetering van de doorstroming, concessieverlening.
Het RVVP is bepalend voor de financiering van onderdelen van het netwerk. Voor Aalsmeer in het bijzonder zijn in het RVVP van belang de omlegging van de N201, de regionale fietsroutes door Aalsmeer en het netwerk voor hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) in Aalsmeer. De ambities voor het hoogwaardig openbaar vervoer zijn neergelegd in de op 24 juni 2008 door de Regioraad vastgestelde OV-Visie 2010-2030. Op grond hiervan wordt in de komende twee decennia het regionaal openbaar vervoer verbeterd en uitgebreid. Doelstelling daarbij is dat het gezamenlijke spitsaandeel van fiets en openbaar vervoer in hoogstedelijk gebied groeit naar 70%, in grote kernen naar 50% en in kleinere kernen naar 30%.
De belangrijkste herkomsten en bestemmingen in de stadsregio dienen hoogfrequent met elkaar verbonden te zijn, met hooguit één overstap op een hoogwaardig knooppunt. Het netwerk bestaat uit verschillende samenhangende lagen: naast het nationale en internationale vervoer met intercity's en hogesnelheidslijnen zijn er regionaal twee lagen. Ten eerste is dat een combinatie van de regionale trein en de stadsgewestelijke metro. Ten tweede gaat het om hoogwaardige vormen van tram en bus. Deze kenmerken zich door een hoge frequentie, snelheid (onder meer door middel van vrije banen en voorrang op kruisingen) en betrouwbaarheid.
Het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg is aangewezen als tracé voor een hoogwaardige busbaan. Het voorliggende bestemmingsplan frustreert het gebruik van het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg als baan voor het hoogwaardig openbaar busvervoer niet.
6.4 Gemeentelijk beleid
6.4.1 Gebiedsvisie Aalsmeer 2020
Het actuele ruimtelijke beleid van de gemeente is neergelegd in de Gebiedvisie Aalsmeer 2020, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 26 november 2009. De Gebiedsvisie heeft de status van structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
Ingevolge de gebiedsvisie dient het ruimtelijke beleid van de gemeente gericht te zijn op een duurzame en kwalitatief sterke ontwikkeling van economie, wonen en recreatie met als voorwaarde het behoud van de leefbaarheid, het dorpste karakter, de bereikbaarheid en het op peil brengen van voorzieningen. De aandacht dient verlegd te worden van uitbreiding naar verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Functies of ontwikkelingen die dit frustreren moeten worden tegengegaan.
Uit de gebiedsvisie volgen een aantal thema's die in het kader van de kwaliteit van de leefomgeving aandacht behoeven. Daarbij gaat het in de eerste plaats om de aanwezigheid van groen en water in de woonomgeving. Bij nieuwe ontwikkelingen in de woonbuurten dient het structurerende groen en water in de wijk te worden behouden en, waar mogelijk, versterkt. Op grond van de Gebiedsvisie wordt de kwaliteit van de woonomgeving ook gedefinieerd door de mate waarin sprake is van een kenmerkende, samenhangende structuur. Nieuwe ontwikkelingen dienen deze samenhang en herkenbaarheid als uitgangspunt te nemen en te bekrachtigen.
Teneinde op toenemende vergrijzing te anticiperen dient te worden ingezet op combinaties van wonen en zorg. Uitgangspunt van het beleid is multifunctioneel gebruik van gebouwen en accommodaties voor de toekomst te waarborgen.
Volgens de bij de gebiedsvisie behorende kaart is het onderhavige plangebied aangewezen voor dorpscentrum en vormt één van de vijf in de gebiedsvisie onderscheiden deelgebieden.
Het betreft ontwikkelgebied 1: Levendig Waterdorp.
Voor dit ontwikkelgebied is het streven de oude kern meer het karakter van een hoofdwinkelcentrum te doen krijgen. Het centrum van Aalsmeer moet een nieuwe impuls krijgen door woningbouw, nieuwe winkels, herinrichting van straten en pleinen en uitbreiding van parkeergelegenheid. De detailhandelsfunctie in het centrum rondom de Zijdstraat dient versterkt te worden. In samenhang hiermee wordt een herinrichting voorgestaan van het Praamplein, Het drie Kolommenplein en het Raadhuisplein. Voor het Drie Kolommenplein en het Raadhuisplein geldt daarbij dat zij worden ingericht als een centraal ontmoetingspunt voor voetgangers, fietsers en kleine pleziervaartuigen. Het gebied dient te worden herontwikkeld tot een aantrekkelijk en levendig woon- en winkelgebied. Op 12 juli 2012 is de Nota Uitvoeringsparagraaf Gebiedsvisie Aalsmeer 2020 door de raad van de gemeente vastgesteld met als doel voor de verschillende ontwikkelgebieden de beoogde ontwikkelstrategie nader uit te werken.
Het onderhavige plan past binnen het ruimtelijke beleid van de gemeente, zoals neergelegd in de Gebiedsvisie.
6.4.2 Het Masterplan De tuinen van Aalsmeer
De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de herontwikkeling van het bestaande tracé van de N201 zijn door de gemeenteraad van Aalsmeer aanvankelijk vastgelegd in september 2005 in het ambitiedocument de Stedenbouwkundige Visie herontwikkeling huidig tracé N201. Hiermee kan naar mening van de gemeente de beoogde doelstelling van het 'aaneensmeden van de kern Aalsmeer' gekoppeld aan een verbetering van de leefkwaliteit worden waargemaakt. Het Masterplan is een verdere uitwerking en verfijning van deze stedenbouwkundige visie.
Het Masterplan is op 14 juni 2007 vastgesteld door de gemeenteraad. In het Masterplan wordt een toekomstbeeld voor over 20 jaar geschetst.
Doel van het Masterplan is:
benoemen van structurerende elementen voor het gehele plangebied: uitgangspunten met betrekking tot water, groen, milieu, verkeer, ondergrondse infrastructuur e.d.;
definiëren van de toekomstige verkeersstructuur in het Plangebied en de inpassing van het HOV;
verdieping en uitwerking van de dragende thema's voor het gehele plangebied, zoals het 'Herstel van de verbindingen', 'Dorpsreparatie' en 'HOV als stedelijke kwaliteit;
vastleggen van ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten per deellocatie: programma, stedenbouwkundige opzet, bouwmassa en referentiebeelden architectuur en openbare ruimte (Beeldkwaliteitplan).
Uitgangspunten met betrekking tot verkeer en vervoer zijn:
afwaarderen van de huidige N201;
de aanleg van de Noordvork als onderdeel van de 'vork' waarmee bestaande wegenstructuren worden ontlast;
aanleg van de knip op het tracé van de huidige N201;
aanleg van een verkeersnetwerk in de lokale structuur.
Op deze manier wordt de beoogde doelstelling van het aaneensmeden van de kern Aalsmeer gekoppeld aan een verbetering van de leefkwaliteit waargemaakt.
Binnen Aalsmeer-Dorp is alleen de herinrichting van het oude tracé met een HOV verbinding van toepassing.
6.4.3 Horecabeleid Aalsmeer 2016-2020
Horeca vormt één van de belangrijke pijlers voor de Aalsmeerse economie en voor recreatie en toerisme. zo zorgt horeca voor meer bestedingen, werkgelegenheid en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Ook zorgt een goed horeca-aanbod ervoor dat bezoekers, van regiobewoners tot buitenlandse toeristen, langer in Aalsmeer verblijven en dat zij hun bezoek positiever waarderen. Een goed horeca-aanbod bevordert het floreren van andere sectoren, zoals detailhandel en de watersportsector. Kortom, horeca maakt Aalsmeer aantrekkelijker voor bewoners en bezoekers en draagt bij aan de Aalsmeerse economie. De horeca in Aalsmeer is voornamelijk in het centrum en in de waterrijke gebieden gevestigd. Ook kent Aalsmeer een bloeiend verenigingsleven waarin horeca een rol vervult.
Het horecabeleid, dat was opgesteld in 2005, was verouderd. In 2014 is het Aalsmeerse horecabeleid geëvalueerd. De aanbevelingen die uit de evaluatie naar voren zijn gekomen zijn uitgewerkt in deze geactualiseerde horecanota. Ook zet het college in op deregulering en vermindering van administratieve lasten ten gunste van ondernemers.
Voor het centrum Aalsmeer worden de volgende suggesties/wensen genoemd:
realiseren van (dag)horeca voor een aantrekkelijker en langer verblijf (voor het winkelend publiek) in het Centrum. Het is de bedoeling dat de bestemming van de Zijdstraat winkelconcentratiegebied is met als invulling detailhandel en horeca, waarbij op deze locatie dus ruimte is voor horeca initiatieven. Gezien de winkelbestemming is er een voorkeur voor invulling door daghoreca;
toevoegen van horeca (met terras) bij de herkenbare en prominente ontmoetingsplek in het centrum van Aalsmeer;
verlevendigen van het Praamplein met voorzieningen en aantrekkelijke verblijfsplekken.
6.4.4 Standplaatsen- en ventbeleid 2011
Het standplaatsen- en ventbeleid is in werking getreden op 19 oktober 2012. Om de gang van zaken rondom standplaats- en ventvergunningen voor zowel de standplaatshouders, de venters, de gemeente en de omgeving voldoende op elkaar af te stemmen, is er voor gekozen om het standplaats- en ventbeleid 2011 tot stand te brengen.
De primaire doelstellingen van dit beleid zijn:
Het actualiseren van beleid ten aanzien van standplaats- en ventvergunningen;
Duidelijkheid scheppen voor iedereen die van doen heeft met standplaatsen en venters (gemeente, burgers en ondernemers);
Het verbeteren van dienstverlening en advisering op het gebied van regelgeving en vergunningverlening;
Een consequente handhaving van regelgeving en beleid ten aanzien van standplaats- en ventvergunningen.
Op 15 mei 2014 raadsbesluit verplaatsing weekmarkt.
Een vergunning voor het innemen van een standplaats kan geweigerd worden vanwege strijd met het geldend bestemmingsplan.
Daar waar aanwezig en toegestaan volgens dit beleid in Aalsmeer Dorp wordt ambulante detailhandel in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
6.4.5 Verordening Paracommercie Aalsmeer
De gewijzigde Drank- en Horecawet (DHW) verplicht gemeenten bij verordening regels te stellen ter voorkoming van oneerlijke mededinging, waaraan paracommerciële rechtspersonen (sportverenigingen, dorpshuizen, kerkgenootschappen, scholen etc. die in eigen beheer horecafaciliteiten exploiteren) zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. In de verordening zijn de volgende onderwerpen geregeld: de schenktijden, bijeenkomsten, het verbod op het verstrekken van sterke drank, beperkingen voor commerciële horeca in een paracommerciëleomgevng en een algemeen verbod op happy hours. De verordening is in werking getreden op 4 april 2014.
6.4.6 Woonvisie 2011-2020
Op 14 juli 2011 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Aalsmeer 2011-2020 vastgesteld. De woonvisie Aalsmeer verwoordt het woonbeleid van de gemeente voor de periode 2011-2020. Speerpunten zijn: het inspelen op woonwensen, een blijvende zorg voor betaalbaarheid, een voldoende aanbod in de sociale huur, een goede woonruimteverdeling, een goede bereikbaarheid van de koopsector, de beperking van de energielasten, meer kansen voor jongeren/starters op de woningmarkt, een zorgzame gemeente en een ombuiging van kwantiteit naar kwaliteit.
Het woonbeleid is vertaald in een woningbouwprogramma. Het woningbouwprogramma sluit aan bij de gewenste aandacht voor betaalbaarheid. Daarnaast wordt er gestreefd naar een grotere variatie van het woonaanbod. De gemeente zet in op variatie op kleine schaal. Dat sluit aan bij de dorpse sfeer en voorkomt het gevoel in een grootschalige nieuwbouwwijk te wonen.
Het onderhavige bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Dit betekent dat het gebied na vaststelling van het bestemmingsplan er niet wezenlijk anders uit komt te zien hetgeen aansluit bij het streven van de Woonvisie naar kwaliteit en een dorpse sfeer.
Arbeidsmigranten is in Aalsmeer een specifieke doelgroep waarvoor een grote vraag naar kwalitatieve en betaalbare woonruimte is. De door de gemeenteraad op 25 juni 2015 vastgestelde partiële herziening Aalsmeer-Dorp beoogd hier in te voorzien.
6.4.7 Woonagenda 2016-2020
Het Aalsmeerse woonbeleid is vastgelegd in de Woonvisie Aalsmeer 2011-2020. Begin 2014 is er een herijking van dit woonbeleid geweest. De conclusie uit deze herijking was dat de doelstellingen uit de Aalsmeerse Woonvisie nog steeds van kracht was, maar dat er in de uitvoering een aantal aanpassingen noodzakelijk waren. Dit is vastgelegd in de 'Actualisatie uitvoeringsprogramma Woonvisie Aalsmeer 2014'. Als gevolg van veranderende marktomstandigheden, veranderde wetgeving (Woningwet en Huisvestingswet 2015) is er behoefte aan een actueel uitvoeringsprogramma. De Woonagenda voorziet in deze behoefte.
6.4.8 Kadernota Ruimte voor huisvesting arbeidsmigranten
Op 14 maart 2013 heeft de gemeenteraad van Aalsmeer de Kadernota "Ruimte voor huisvesting arbeidsmigranten" vastgesteld. Deze kadernota stelt de uitgangspunten vast voor een integraal beleidskader tijdelijke huisvesting en geeft een uitwerking voor een realistisch beheer voor dat beleidskader.
Voldoende tijdelijke huisvesting is afhankelijk van de ruimte die daarvoor beschikbaar is. Aalsmeer heeft een bijzondere ruimtelijke ordening. Het Luchtvaartindelingsbesluit stelt beperkingen aan het gebruik van woon- en bedrijfsruimten, de gemeente zelf voert een restrictief lintenbeleid. Het controletraject heeft bevestigd dat er binnen de gemeente Aalsmeer sprake is van bovengemiddeld strijdig gebruik. Dit is het gevolg van verouderde bestemmingsplannen, complexe regelgeving, onduidelijkheid over mogelijkheden van tijdelijke huisvesting en een achterstand in toezicht en handhaving.
De gemeente heeft hier de primaire rol. Dit houdt in dat de gemeente aangeeft waar bepaalde vormen van huisvesting van arbeidsmigranten plaats mag vinden en onder welke voorwaarden. Dit voorziet in de behoefte van duidelijkheid voor huisvesters, werkgevers, werknemers en omwonenden. De gemeente heeft niet alleen oog voor de kwaliteit en veiligheid van de huisvesting voor arbeidsmigranten zelf, maar eveneens voor de woonomgeving en woongenot van permanente inwoners van Aalsmeer.
In de Kadernota heeft de gemeente aangegeven waar binnen haar grenzen kwalitatieve tijdelijke huisvesting mogelijk is. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen woonwijken en bedrijventerreinen. Binnen deze gebieden wordt weer onderscheid gemaakt in twee categorieën van huisvesting: wonen in logiesgebouw (tijdelijk verblijf) en wonen of kamerverhuur in woonwijken of lintbebouwing (langdurig verblijf). Kamerverhuur is mogelijk binnen woonwijken, echter het is ongewenst dat binnen woonwijken een concentratie ontstaat van kamerverhuur. Maximaal 2% van de woningvoorraad mag worden aangewend voor kamerverhuur.
Afbeelding: schematische weergave van verdeling huisvesting arbeidsmigranten
Voorwaarde voor het in gebruik nemen van woningen ten behoeve van kamerverhuur is dat er zowel binnen (leefruimte) als buiten (met name parkeren) voldoende ruimte aanwezig is. De gehanteerde beleidslijn, ook doorgevoerd in de meest recent vastgestelde bestemmingsplannen, is dat een woning niet alleen door één huishouden behoeft te worden bewoond. Ook een huishouden plus maximaal drie overige bewoners wordt als passend binnen de woonfunctie gezien. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de regelgeving uit het Bouwbesluit waar onderscheid wordt gemaakt tussen de 'gewone woonfunctie' en de 'woonfunctie voor kamergewijze verhuur'. Onder een 'gewone woonfunctie' wordt verstaan:
huisvesting van één huishouden;
huisvesting van één huishouden + 3 mensen zonder onderlinge band;
huisvesting van 4 mensen zonder onderlinge band.
Als sprake is van 5 of meer afzonderlijk van elkaar te onderscheiden wooneenheden spreekt men van 'kamergewijze verhuur'.
In de planregels wordt dit onderscheid vastgelegd.
6.4.9 Globale Cultuurhistorische Analyse, 'Gebroken landen, geheelde gronden'
In de cultuurhistorische nota "Gebroken landen, geheelde gronden, Globale Cultuurhistorische analyse Gemeente Aalsmeer", zoals vastgesteld door de raad van de gemeente op 29 maart 2012 is Aalsmeer Dorp als apart deelgebied onderscheiden.
Aalsmeer-dorp kreeg dankzij de U-vorm al vroeg een L-vormige structuur ten aanzien van de bebouwing. Bovendien waren er - in tegenstelling tot het typische veenontginningsdorp - weinig op enige afstand van elkaar gelegen boerderijen in de dorpskern, maar veeleer dicht naast elkaar staande huizen. Als geheel wordt dit gekenmerkt door kleinschaligheid. Dankzij de U-vorm lag bij de eerste dorpsuitbreidingen begin 20e eeuw de richting voor de hand: opvulling van de U-vorm. Daarna breidde de bebouwing zich verder zuidwaarts uit, naar eerst de Stommeerpolder en later de Hornmeerpolder, destijds nog vrijwel onbebouwde gebieden. Het dorp bleef daarmee in feite binnen de oude zijdwenden die van de poten van de U-vorm naar het zuiden liepen. De overheersende noord-zuid richting van dit deel kwam daarmee haaks op de vooral oost-west richting van de gebieden aan weerszijden en vormt in die zin ook visueel een apart deelgebied. De aanleg van de vroegere spoorlijnen en de provinciale weg N 201 versterkten dat beeld.
De onderverdeling is een combinatie van de ouderdom van de plek in kwestie en de in een bepaalde periode dominante architectuur, bebouwingskarakteristieken en de ruimtelijke inrichting. De onderverdeling komt voor een redelijk deel overeen met de kaart uit de Welstandsnota uit 2009.
de oude dorpskern: het oudste deel van de Zijdstraat, Dorpsstraat, Kanaalstraat, Helling (al geldt het niet voor alle bebouwing: een deel is vrij recent vernieuwd of alsnog bebouwd)
de uitbreiding van de dorpskern binnen de U-vorm in de jaren '20 en '30 van de 20e eeuw
de dorpsuitbreidingen in de Stommeer in diezelfde periode
de uitbreidingen in de jaren '50 -'60 in de Stommeer en Hornmeer
de uitbreidingen in de jaren '70-'80 in de Hornmeer
Figuur: Overzicht van ontwikkelingen uit de Welstandsnota uit 2009
De verschillende woongebieden in Aalsmeer-dorp hebben door hun verschillen ook een andere uitstraling en daardoor identiteit en beleving. Beleidsaanbevelingen zijn daarom - naast wat eventueel in dit opzicht in de Welstandsnota aan bod komt - met name:
handhaving van het 'overall' onderscheid in ruimtelijke geleding
handhaving - en eventueel versterking of ontwikkeling - van de korrelgrootte die in zo'n woongebied sinds zijn ontstaan aanwezig is
een bouwstijl en architectuur voor nieuwbouw die passen bij de identiteit van een plak
nieuwe dorpsuitbreidingen inpassen in het historisch gegroeide ruimtelijk beeld
handhaven - en eventueel versterken - van de historisch bepalende spoorwegtracés, dijken en kaden, inclusief eventuele hoogte en profiel.
6.4.10 Welstandsnota Aalsmeer 2013
De Welstandsnota is vastgesteld door de raad op 19 december 2013. In deze Welstandsnota is het uitgangspunt dat een zwaar welstandsregime van toepassing is voor waardevolle gebieden en gebieden met belangrijke (cultuurhistorische) waarden. Deze nota wijst nadrukkelijk ook gebieden aan waar het welstandsregime aanmerkelijk wordt versoepeld. Tevens worden bepaalde bouwactiviteiten en gebieden aangewezen als welstandsvrij. Met dit beleid wordt zorgvuldig omgegaan met de bebouwing en de openbare ruimte waarin deze is geplaatst, maar ook vrijheid wordt gegeven aan inwoners en bedrijven waar dit mogelijk is. Doel is vermindering van de regeldruk en versnelling van de procedures.
Voor de kern van Aalsmeer geldt een bijzonder welstandsregime waarbij de nieuwe ontwikkelingen ingepast dienen te worden in de kleinschalige dorpsstructuur en er ondermeer bijzondere aandacht wordt gevraagd voor de dorpsranden en de verschillende identiteiten.
De Dorpskern is aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het ruimtelijk beleid in en direct om het beschermde gebied van De dorpskern is er op gericht het fijnmazige schilderachtige, intieme karakter van dit gebied te behouden en waar mogelijk te versterken.
6.4.11 Aalsmeers Verkeer- en vervoerplan
Voor de bereikbaarheid van Aalsmeer is de aanleg van de 'omgelegde N201' van cruciaal belang. De omlegging van de N201 leidt tot een gehele nieuwe verkeersstructuur in Aalsmeer. Voor de toekomst is de opgave de gemeente bereikbaar te houden en tegelijkertijd de woonkernen te ontlasten. In het eind 2009 vastgestelde Aalsmeers verkeer- en vervoerplan (AVVP) zijn drie doelstellingen vastgelegd:
het verbeteren van de regionale en lokale bereikbaarheid met alle vervoerswijzen;
zorgen voor een verkeersveilige leefomgeving;
zorgen voor een leefbaar verblijfsklimaat.
In het AVVP is een wegencategorisering opgenomen. De Burgemeester Kasteleinweg is daarin aangewezen als een gebiedsontsluitingsweg, waarvoor een regime van 50 kilometer per uur geldt. In december 2013 is de afwaardering van de Burgemeester Kasteleinweg tot 50 kilometerweg doorgevoerd. Daarbij is ook de zogenaamde groene golf voor het autoverkeer afgeschaft.
In het AVVP is ook gekeken naar routes voor goederenvervoer. Uitgangspunt is dat de werkgebieden en bedrijventerreinen goed toegankelijk moeten zijn voor vrachtverkeer zonder dat sprake is van overlast in woon- en werkgebieden. De wegen voor goederenvervoer moeten voldoende breed zijn en er geldt in principe een maximum snelheid van 50 km/uur. De Burgemeester Kasteleinweg is tussen de ringvaart en de Noordvork aangewezen als hoofdontsluiting goederen vervoer.
Ten aanzien van het openbaar vervoer wordt ingezet op twee hoogwaardige verbindingen. Eén daarvan is de HOV-busverbinding over het tracé van de Burgemeester Kasteleinweg. Deze weg is ook onderdeel van een primaire fietsroute. De route Baanvak-Spoorlaan is eveneens onderdeel van een primaire fietsroute.
De beoogde infrastructurele aanpassingen in het plangebied kunnen op basis van het voorliggende bestemmingsplan worden doorgevoerd.
6.4.12 Nota Parkeernormen Aalsmeer 2016
Eind 2012 heeft het CROW (Landelijk kenniscentrum voor verkeer en vervoer) nieuwe parkeerkencijfers gepubliceerd. De 'oude' cijfers dateren van 2004 en dienden als basis voor de parkeernormen zoals vastgesteld in het Aalsmeer Verkeer- en Vervoerplan (AVVP). In het AVVP zijn echter alleen normen opgenomen voor de categorie 'wonen'.
De aanleiding voor deze Nota Parkeernormen Aalsmeer is als volgt:
Naast de normen voor de categorie wonen zijn er nog geen parkeernormen vastgesteld voor Aalsmeer en Kudelstaart.
De parkeernormen uit 2004 en uit het AVVP zijn niet meer actueel.
De nieuwe kencijfers van het CROW zijn gebaseerd op de meest actuele en recente ervaringscijfers.
Parkeernormen moeten vanaf 2018 zijn opgenomen in bestemmingsplannen. Door in toekomstige bestemmingsplannen via de regels een verwijzing op te nemen naar deze Nota Parkeernormen inclusief toepassingsregels wordt aan deze verplichting voldaan en geldt voor iedereen een eenduidig kader.
Het vaststellen van parkeernormen en toepassingsregels is om diverse redenen belangrijk en nuttig. Door het parkeren nadrukkelijk te toetsen en de juiste parkeernorm zo vroeg mogelijk in een planproces te bepalen wordt parkeeroverlast voorkomen en wordt de verkeersveiligheid verbeterd. Indien een ontwikkelaar namelijk te weinig parkeerplaatsen realiseert op eigen terrein, gaan er ook mensen in de omgeving parkeren met mogelijk parkeeroverlast en verkeersonveilige situaties tot gevolg.
Voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars is met deze nota duidelijk welke normen gehanteerd worden bij een aanvraag. Bovendien bevat de nota duidelijke toepassingsregels om uit te leggen hoe de parkeernormen gehanteerd moeten worden. Hierdoor zorgen we er er als gemeente voor dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en dat mogelijk verwachte parkeerproblemen vanaf het begin van het planproces worden voorkomen.
6.4.13 Waterplan
In het Waterplan Aalsmeer 'Droge voeten en schoon water' uit 2008 wordt een visie gepresenteerd tot 2050 en wordt het waterbeheer van de gemeente Aalsmeer en het Hoogheemraadschap Rijnland over de periode 2008-2015 uiteengezet.
In het waterplan zijn de meest recente beleidsontwikkelingen opgenomen en vertaald naar onderzoeks- en uitvoeringsmaatregelen. Het plan moet leiden tot goed functionerende watersystemen die een goede waterkwaliteit en waterkwantiteit waarborgen. Het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland is opgenomen in paragraaf 7.2.
De gemeente kent drie bemalingsgebieden. In het beheersgebied van Rijnland liggen twee bemalingsgebieden: Aalsmeer Centrum en Oosteinde. In dit gebied zijn gemengde rioolstelsels aangelegd. In het bemalingsgebied Centrum zijn 22 overstorten verspreid over riet gebied en deze lozen zowel op de boezem als op het polderwater. Het streven is gericht op het schoonhouden van water door het reduceren van overstort van afvalwater en het scheiden door afkoppelen van verhard oppervlak. Het afkoppelen door particulieren wordt gestimuleerd. In het afvalwaterakkoord is afgesproken 19 hectare stedelijk gebied af te koppelen. Hiermee wordt de emissie vanuit de riolering op het oppervlaktewater sterk gereduceerd en wordt voldaan aan de zogenaamde basisinspanning. De rapporten 'Afkoppelen Aalsmeer Centrum' en 'Water kwaliteitstoets Aalsmeer - Centrum' maken onderdeel uit van het waterplan Aalsmeer.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het bestemmingsplan doorkruist daarmee de doelstellingen van het waterplan niet.
6.4.14 Economisch beleid
In 2008 heeft de Kamer van Koophandel Amsterdam op verzoek van de Ondernemersvereniging Aalsmeer de Handreiking Economische Visie Aalsmeer opgesteld. In navolging van dit initiatief heeft het College een zogenaamde oplegnotitie vastgesteld. Hierin is geoordeeld dat het gestelde in de Handreiking als economisch beleid voor de gemeente Aalsmeer kan worden overgenomen. De oplegnotitie verwoordt aldus het gemeentelijke economische beleid en de Handreiking geeft hieraan de inhoudelijke onderbouwing. De detailhandelsstructuurvisie (juni 2008) en de Visie Recreatie en toerisme (juni 2008) vormen bijlagen bij de Handreiking en oplegnotitie.
In de oplegnotitie wordt gesteld dat er een sterke economische worteling in de lokale gemeenschap is. De lokale economie levert een belangrijke bijdrage aan het welzijn van de inwoners van Aalsmeer. Van belang voor het plangebied is:
Crown studio's
Uit toeristisch oogpunt is het gewenst dat voor de studio's een publiekstrekker van formaat terugkomt en dan bij voorkeur één die de thema's water en bloemen in zich verenigt en meer 'spin off' heeft voor het dorpscentrum.
Bijzondere aandachtspunten voor het dorpscentrum zijn:
Het completeren van het aanbod aan foodspeciaalzaken, sport- en daghoreca;
Bijzondere elementen ontwikkelen om de verblijfskwaliteit te verbeteren in de vorm van bijzondere winkels en horeca en een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte;
Verbeteren van de aantrekkingskracht op de kop van de Zijdstraat en verminderen van barrière Van Cleefkade: deze drukke weg is een barriere tussen het Raadhuisplein en de Zijdstraat;
Centrumfuncties op het Raadhuisplein situeren (geen detailhandel) en verbeteren openbare ruimte;
Bloemverwante evenementen naar het centrum halen;
Op korte en middellange termijn is er geen marktruimte voor een tweede supermarkt.
De beleidsmatige doelstelling van dit bestemmingsplan is vooral gericht op het doorbestemmen van bestaande functies, waarbij een heroriëntatie heeft plaatsgevonden van de toe te laten functies binnen de bestemmingen 'Gemengd' (Centrum), 'Maatschappelijk' en 'Bedrijven'. Dit met het doel het verblijfs- en ondernemersklimaat in het compacte hoofdwinkelcentrum te optimaliseren.
6.4.15 Economische agenda 2016-2020, Samen ondernemen in Aalsmeer
Het college van Aalsmeer wil een goed ondernemersklimaat behouden en versterken. Het haperende economische klimaat van de afgelopen jaren heeft consequenties voor de economische ontwikkeling van Aalsmeer, waardoor het college heeft besloten de economische visie te herijken. Dit heeft geresulteerd in de Economische Agenda die wordt uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma.
De Economische Agenda is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de Aalsmeerse ondernemers, bedrijven, (winkeliers)verenigingen, belangenorganisaties en raadsleden. Er zijn drie economische kernwaarden voor Aalsmeer te onderscheiden: betrokken, ondernemend en innovatief. Deze kernwaarden bepalen de economische kracht en dienen als uitgangspunt voor het toekomstperspectief van Aalsmeer.
Om de economische structuur in Aalsmeer te behouden en te versterken, worden in de Agenda de volgende speerpunten beschreven en uitwerkt:
Sterk ondernemerschap: het versterken van ondernemerschap in Aalsmeer zodat bestaande bedrijven kunnen door ontwikkelen, ZZP-ers kunnen doorgroeien naar het MKB en nieuwe bedrijven gaan starten;
Innovatie en verduurzaming als verdienmodel: het stimuleren van innovaties en het verder verduurzamen van het Aalsmeerse vestigingsklimaat, de leefomgeving en de bedrijfsvoering;
Aantrekkelijk vestigingsklimaat: het behouden en versterken van het vestigingsklimaat in Aalsmeer zodat bestaande bedrijven beter kunnen ondernemen en nieuwe bedrijven zich willen vestigen in Aalsmeer;
Versterken logistiek profiel: het behouden en aantrekken van op logistiek georiënteerde bedrijven. Dit zijn zowel de bedrijven uit de logistieke sector, als ook bedrijven waar logistiek en transport een belangrijke bedrijfsactiviteit zijn;
Zichtbaar Aalsmeer: Het zichtbaar maken van de krachten van Aalsmeer met nadruk op de scheepvaartindustrie, de Westeinderplassen en de transitie van de sierteeltsector;
Aalsmeer als onderdeel van de metropoolregio Amsterdam: het verder versterken van de verbindingen tussen Aalsmeer, de buurgemeenten, de Greenport Aalsmeer en metropoolregio Amsterdam (MRA).
6.4.16 Het lintenbeleid
Het doel van de op 22 december 2011 vastgestelde beleidsnota "Ruimtelijke beoordeling bouwen in de Linten van Aalsmeer" is om te komen tot een helder toetsingskader voor het beoordelen van ontwikkelen in woonlinten. Inzet van het beleid is om bestaande lintenstructuur te behouden en te versterken. De linten van Aalsmeer hebben van oorsprong een hoge landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteit.
Op grond van de beleidsnota worden de in (de nabijheid) van het plangebied gelegen linten van de Oosteinderweg, Uiterweg en Stommerkade gerekend tot de historische linten. Om de lintenstructuur te beschermen zijn in het lintenbeleid verschillende ruimtelijke en architectonische uitgangspunten geformuleerd, waarmee bij ontwikkelingen in de linten rekening gehouden dient te worden. Naast algemene ruimtelijke voorwaarden die aan ontwikkelingen binnen worden gesteld, gelden voor de verschillende linten tevens specifieke voorwaarden afgestemd op het oorspronkelijke kenmerkende karakter van het betreffende lint.
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk in te linten, zodat het bestemmingsplan daarmee niet raakt aan de doelstellingen van het lintenbeleid.
6.4.17 Evenementenbeleid Aalsmeer 2016
Het evenementenbeleid bestaat een bedrijfskader dat voor een langere periode door de gemeenteraad is vastgesteld en het uitvoeringskader dat gedelegeerd is aan de burgemeester respectievelijk het college van B&W. Door de knip te maken kunnen wijzigingen in de uitvoering van het evenementenbeleid sneller en flexibeler doorgevoerd worden.
Aalsmeer heeft een rijke evenemententraditie, die van grote waarde is voor de sociale samenhang onder de inwoners. Kenmerkend voor de evenementen in Aalsmeer is dat zij voor en door Aalsmeerders worden georganiseerd.
Met het nieuwe evenementenbeleid streeft de gemeente naar een optimale balans tussen enerzijds levendigheid en gezelligheid en anderzijds veiligheid en leefbaarheid.
De gemeente zet daarbij in op maatregelen die de evenementenorganisatoren meer ondersteunen en stimuleren. Zo investeert de gemeente verder in het verbeteren van de relatie met de organisatoren door onder andere de functie van evenementencoördinator structureel te borgen.
Daarnaast wordt de vergunningaanvraag vereenvoudigd en gedigitaliseerd en vindt er een dereguleringsslag plaats. Onder voorwaarden kunnen sommige evenementen volstaan met een melding en sommige evenementen kunnen meerjarig vergund worden.
De gemeente heeft te maken met een nieuwe maatschappelijke context als gevolg van een aantal ernstige incidenten tijdens publieksevenementen. Veiligheid staat hoog op de agenda. Vooruitlopend op het landelijk handboek veiligheid bij evenementen gaat Aalsmeer evenementen breder beoordelen op basis van een risicoanalyse. De grootte van een evenement in relatie tot het aantal bezoekers is slechts één van de toetsingscriteria, daarnaast worden evenementen getoetst op het soort evenement, samenstelling bezoekers, activiteiten, locatie e.d. Op basis van een risicoscan worden evenementen geclassificeerd in reguliere-, aandachts- en risicovolle evenementen.
De gemeente moet steeds een uitgebalanceerde afweging kunnen maken tussen de voor- en nadelen van evenementen. Als uitgangspunt voor de beoordeling staat de locatie van het evenement centraal. De nota beschrijft in de locatieprofielen de bepalingen zoals het maximum aantal evenementdagen, eindtijden en geluidsnormen. Het aantal evenementen is nagenoeg gelijk gebleven aan de bestaande situatie. Voor wat betreft de geluidsnormen worden voortaan ook normen opgenomen voor de lage bastonen.
Over de locatie van de Feestweek Aalsmeer heeft de raadscommissie een richtinggevende uitspraak gedaan, die is vastgelegd in het beleid. De huidige locatie van de Feestweek blijft gehandhaafd op het Praamplein.
De doelstelling van het evenementenbeleid is een goede balans creëren tussen de pijlers levendigheid/gezelligheid, leefbaarheid en veiligheid.
In het evenementenbeleid wordt het centrum in drie evenementlocaties opgedeeld: het Raadhuisplein, Praamplein en overig centrumgebied waaronder de Zijdstraat valt. Er gelden per evenementenlocatie maxima en andere voorwaarden voor het houden van evenementen, zoals het begrenzen van het aantal evenementen, de geluidsnormen en de eindtijden.
Centrum-Raadhuisplein
Evenementen die plaatsvinden op het Raadhuisplein zijn o.m. braderieën, markten en kleinere muziekfestivals. Het plein is niet geschikt voor grote muziek- dancefestivals. Door de bebouwing rondom is het plein een soort klankkast en dat levert veel geluidsoverlast voor direct omwonenden op.
Centrum-Praamplein
Op het Praamplein vindt traditiegetrouw begin september de jaarlijkse Feestweek Aalsmeer plaats, met als afsluiting de finish van de Pramenrace. De Feestweek is uitgegroeid tot een groot lokaal dorpsfeest met verschillende, ook maatschappelijke, evenementen in een grote feesttent.
Overig Centrumgebied
In het centrum vindt een aantal grote muziekevenementen plaats, zoals de Bandjesavond, Tropical Night en Goud van Oud. Daarnaast vinden ook andere evenementen plaats in het overige centrumgebied waaronder de Sinterklaasintocht, Step by Step en de jaarlijkse braderie in de Zijdstraat georganiseerd door de winkeliersvereniging.
HOOFDSTUK 7 OMGEVINGSKWALITEIT
7.1 Bodem
Het landelijk bodembeleid is gebaseerd op een continue verbetering van de bodemkwaliteit. Hierbij kunnen twee fasen worden onderscheiden. De eerste fase bestaat uit het inventariseren en actief beëindigen van bodemverontreinigingen met hoge risico's. Deze fase is op landelijk niveau vrijwel achter de rug en in Aalsmeer inmiddels afgerond.
De tweede fase bestaat uit het ongedaan maken van ongewenste verontreinigingen. Dit zijn verontreinigingen die geen acuut risico vormen maar desondanks niet passen bij het bestaande of beoogde bodemgebruik. Een belangrijk instrument vormt de Woningwet, waarin is opgenomen dat het bouwen op verontreinigde grond moet worden tegengegaan.
Na deze fasen resteren nog de terreinen en gebieden die in mindere mate verontreinigd zijn. Verbetering van deze gebieden wordt beoogd met beheermaatregelen op de langere termijn.
In het plangebied is fase 1 al doorlopen. Er zijn geen bodemverontreinigingen bekend die acute sanering noodzakelijk maken en de verwachting is niet dat deze alsnog worden aangetroffen.
De tweede fase is voor een deel van het plangebied al doorlopen. In het verleden hebben al op diverse (nieuw)bouwlocaties in het plangebied bodemsaneringen plaatsgevonden. Het ligt in de verwachting dat bij (her)ontwikkeling of nieuwbouw dit nog vaker voor gaat komen. Een voorbeeld hiervan is Helling 49, waar de bodemkwaliteit niet voldoet aan de eisen die aan woningbouw worden gesteld. Zonder bodemsanering kan de omgevingsvergunning voor dit plan t.z.t. niet in werking treden.
De nog aanwezige bodemverontreiniging is het gevolg van de ligging. Het plangebied bevindt zich in de Bovenlanden, waar de niet ontveende bodem structureel is opgehoogd. Deze ophoging vond in het verleden onder andere plaats met puin (granulaat), sintels, afvalslakken, vliegas, e.d. Ook zijn puntbronnen mogelijk door plaatselijk storten of het dumpen van afval. Daarnaast zijn in het plangebied gedempte watergangen aanwezig. Deze zogenoemde stedelijke ophooglagen komen algemeen voor in laag Nederland en veroorzaken verontreinigingen met met name zware metalen (o.a. lood, koper, zink) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).
De Helling 49
Het bureau BK Bodem heeft op 10 februari een verkennend en nader (water)bodemonderzoeksrapport (projectnummer 20111436) opgeleverd voor de locatie van de nieuwbouw (de locatie van de huidige scheepswerf). Uit dit rapport kan worden geconcludeerd dat de huidige bodemkwaliteit van de locatie niet geschikt is voor het beoogde gebruik als woningen met tuin. Voorafgaand aan de realisatie worden de mogelijk toekomstige gezondheidsrisico's gesaneerd. Dit is een (wettelijke) voorwaarde voor het in werking treden van de beoogde omgevingsvergunning. Aangezien deze bodemsaneringsvariant grotendeels kan worden beschouwd als grondwerk (dat uitgevoerd wordt vóór het bouwrijp maken), ligt het niet in de verwachting dat de kosten een dusdanige last zullen vormen dat het project niet gerealiseerd kan worden. Voor de kavel ten zuiden van de scheepswerf (groenstrook) en ten noorden ervan (strook water) blijkt dat geen bodemsanering noodzakelijk is (P.J. Milieu op 6 mei 2014, een verkennend bodem- en waterbodemonderzoek; rapportnummer 1314504A).
7.2 Water
Beleidsdoelen water
Het doel van waterbeheer in Nederland bestaat van oudsher uit het beschermen tegen overstromingen en het ontwateren van laaggelegen gebieden.
Door de klimatologische veranderingen zal er meer neerslag gaan vallen. Dit betekent hevigere piekneerslag in een drogere zomer en langdurige neerslag in de winterperioden. Hierdoor ontstaat een stijgende kans op wateroverlast. Vanwege deze verandering is nieuw beleid vastgesteld voor deze taken van veiligheid en peilbeheer. Dit vereist extra waterberging of waar mogelijk ruimte voor de versterking en verbreding van dijken en waterkerende werken.
Een ander doel betreft het zorgen voor schoon en gezond water. Voor schoon water is een goed functionerend watersysteem vereist met voldoende volume en doorstroming. Een ecologische oeverinrichting is wenselijk, maar legt beslag op de ruimte.
Grondwater wordt tevens volop benut voor de productie van drinkwater. De laatste jaren ontwikkelt het grondwater zich tot een bron en/of opslagmedium voor warmte. Dit vorm een bijdrage aan de beperking van het gebruik van fossiele brandstoffen. Efficiëntie van benutting is een van de redenen voor ruimtelijke ordening van de ondergrond.
Wettelijk kader
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en bevat regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico's. Voorts bevat het besluit bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan, waaronder de gevallen waarin een elektronische aanvraag wordt ingediend.
De Waterregeling bevat regels over de organisatie van het waterbeheer, een aantal kaarten over de toedeling van beheer, de begrenzing van oppervlaktewaterlichamen en de aanwijzing van de drogere oevergebieden, alsmede regels voor gegevensverstrekking aan het Rijk op grond van Europese verplichtingen. Verder regelt de Waterregeling een enkel inhoudelijk aspect van het regionaal waterplan en de beheerplannen.
In de Waterwet is gekozen voor een systeem waarin iedere bestuurslaag haar beleid formuleert en dit vastlegt in plannen. De plannen geven aan wat iedere bestuurslaag wil doen in een bepaalde planperiode om de doelstellingen van het waterbeheer te halen. Deze plannen zijn bindend voor de eigen bestuurslaag. De Waterwet sluit op dit punt zoveel mogelijk aan bij de sturingsvisie van de Wet ruimtelijke ordening.
Naast de zorg voor het inzamelen van het water uit de afvalwaterketen, ligt vanaf 2008 vanuit de Waterwet de rol bij de gemeenten om de grondwaterzorgtaak locatiespecifiek in te vullen. Om te bepalen in hoeverre een gemeente invulling geeft aan de zorgtaak, is een basisniveau voor de dienstverlening bepaald. Het basisniveau voorziet in de invulling van de huidige, wettelijke verantwoordelijkheden en het maakt effectief gebruik van de huidige, reeds ontwikkelde praktijk van gemeenten in de omgang met grondwater.
Vanuit de Wet milieubeheer zijn gemeenten verplicht een actueel verbreed gemeentelijk rioleringsplan (VGRP) te hebben. Verbreed heeft betrekking op de verbrede zorgplicht voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Om water integraal onderdeel te laten uitmaken van de ruimtelijke planning, is het nodig dat de ruimtelijke gevolgen van de wateropgaven in ruimtelijke plannen worden uitgewerkt. Om dit effectief te kunnen doen, wordt in het planstelsel van de Waterwet een koppeling gelegd met het planstelsel van de Wet ruimtelijke ordening. Dit wil zeggen dat de waterplannen op Rijksniveau en op provinciaal niveau ook ruimtelijke plannen (structuurvisies) zijn op basis van de Wet ruimtelijke ordening.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Naast de gemeentelijke rol binnen de watertaken hebben we ook te maken met het Hoogheemraadschap van Rijnland; zij is primair verantwoordelijk voor de veiligheid, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Om dit te borgen dienen ontwikkelingen en veranderingen die direct of indirect gevolgen hebben voor het water te worden getoetst of worden vergund door het waterschap.
Taken en bevoegdheden van Rijnland als waterbeheerder
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater. De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.
Wat betreft de veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Voor voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken, zoals gemalen, duikers en stuwen, op orde zijn en toekomstbestendig worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering.
Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkomen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
In het Waterbeheersplan (WBP5) geeft Rijnland richting aan het waterbeheer in de periode 2016-2021. Dit is een uitwerking van het coalitieakkoord (2015), waarin het bestuur van Rijnland de koers voor de komende jaren heeft uitgezet. In maart 2016 is het WBP5 vastgesteld (zie http://www.rijnland.net/plannen/waterbeheerplan).
In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.
Keur en beleidsregels
Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:
waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden);
watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken);
andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen);
de bodem van kwelgevoelige gebieden.
Maar ook aan:
onttrekken en lozen van grondwater;
aanbrengen van verhard oppervlak.
Per 1 juli 2015 is een nieuwe Keur in werking getreden met daarbij behorende uitvoeringsregels. De Keur gaat uit van een "ja, tenzij" benadering; handelingen met een klein risico vallen onder de zorgplicht en kunnen zonder vergunning of melding worden uitgevoerd. Voor handelingen met een groter risico of in expliciet benoemde situaties (zie http://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels).
De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Raadpleeg daarvoor de vergunningencheck via www.rijnland.net.
Hemelwater
Indien een toename van het verhard oppervlak plaatsvindt, dient de initiatiefnemer een oppervlak ter grootte van minimaal 15% van het nieuw aan te leggen verhard oppervlak te reserveren voor extra open water. Het nieuwe open water moet aangesloten worden op het bestaande watersysteem. Uitgangspunt is dat de aanleg van verhard oppervlak geen negatieve gevolgen mag hebben op het watersysteem.
In overleg met het hoogheemraadschap is het mogelijk om de compensatie-eis voor verhard oppervlak te verminderen door alternatieve maatregelen toe te passen.
Riolering en afkoppelen
Voor zover het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), waarin de uiteindelijke afweging wordt gemaakt en waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Stedelijk waterplan
Om de samenwerking tussen de gemeente en het waterschap te borgen is het Waterplan Aalsmeer opgesteld. Deze heeft betrekking op de periode 2008-2015. In 2011 hebben de gemeente en Rijnland de maatregelen uit het plan opnieuw bekeken en beoordeeld op nut en noodzaak. Hierbij zijn maatregelen bepaald die vóór eind 2015 worden uitgevoerd. Het belangrijkste doel is de samenwerking en afstemming van plannen en ontwikkelingen. Dit heeft geresulteerd in gezamenlijke maatregelen voor het oplossen van knelpunten in het watersysteem, het benutten van kansen voor de Kaderrichtlijn Water, aanpak van blauwalg, baggeren en het verbeteren van de afvalwaterketen.
Gemeentelijk rioleringsplan Aalsmeer 2015-2020
De gemeente stelt zich tot doel om tot een doelmatige invulling van de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater te komen. Aan de rioleringszorg liggen vijf hoofddoelen ten grondslag. Dit zijn: duurzame bescherming volksgezondheid, voorkomen van wateroverlast, duurzame bescherming van natuur en milieu, voorkomen van hinder en toekomstgerichte (afval)waterketen en grondwatersysteem.
De belangrijkste wettelijke verplichtingen en bevoegdheden van gemeenten op het gebied van de afvalwaterketen en de grondwaterzorgplicht kunnen als volgt worden samengevat:
gemeenten zijn verplicht een (verbreed) GRP op te stellen. Dit plan vormt het kader voor de invulling van de zorgplichten op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater;
de gemeente heeft de bevoegdheid voor het heffen van een belasting ter bekostiging van de genoemde zorgplichten;
de gemeente heeft de mogelijkheid om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het lozen van afvloeiend hemelwater en grondwater;
bestuursorganen (in het bijzonder gemeenten en waterschappen) moeten bij opstellen en uitvoeren van beleid met betrekking tot afvalwater rekening houden met een in de wet vastgestelde voorkeursvolgorde.
De Helling 49
Het perceel van de Helling 49 is circa 3.440 m² (bron: Kadaster) en is momenteel grotendeels verhard. Het nieuwbouwplan bevat naast verharding ook verschillende groenstroken. In verband met de demping van verschillende waterpartijen/ -stroken is een watertoets nodig. Doel van de watertoets is om de relatie tussen planvorming en
de waterhuishouding te versterken. Bouwplannen dienen daartoe te worden getoetst door de waterbeheerder. Daarbij moeten alle gevolgen met betrekking tot water tegen het licht worden gehouden.
Op 17 december 2014 is door het Hoogheemraadschap van Rijnland een 'Vergunning in het kader van de Waterwet' (registratienummer V60272) verleend. Uit deze vergunning vloeit onder meer voort dat voldaan is aan de vereiste watercompensatie binnen het plangebied.
De vergunning is verleend voor: het dempen van totaal 395 m² primair- en overig oppervlaktewater, het vergraven van land tot 416 m² overig oppervlaktewater met een diepte van 0,75 meter (aan de zijde van de botenhuizen), het aanbrengen en hebben van 202 m² stalen damwand in de kern- en beschermingszone van primair en overig oppervlaktewater en het verplaatsen van een houten voetgangersbrug in de kern- en beschermingszone van overige oppervlaktewater.
7.3 Archeologie
Wet op de archeologische monumentenzorg
In de Wet op de archeologische monumentenzorg is het doel van het in 1992 gesloten Verdrag van Valletta (Malta) verwerkt, te weten: bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. Om dat doel te bereiken moet de wetgever het archeologisch erfgoed betrekken bij de ruimtelijke ordening. Tevens dient de financiering van het archeologisch onderzoek en het behoud in de bodem te worden geregeld. Kern van de wet is dat gemeenten verantwoordelijk worden voor de archeologische monumentenzorg binnen de gemeentegrenzen. Verder wordt het verrichten van opgravingen aan de markt overgelaten.
Door de wet heeft de gemeente een nieuwe wettelijke taak gekregen: bij de vaststelling van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Dit houdt in dat de gemeente bij de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan moet onderzoeken of de grond een archeologische waarde of verwachting bezit. In het bestemmingsplan kunnen archeologische voorschriften worden opgenomen wanneer de gemeente de grond bestemd heeft als archeologisch waardevol of onderzoeksgebied. De aanvrager van een omgevingsvergunning en een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten moet zelf de kosten dragen voor het voldoen aan de archeologische voorschriften, uitgaande van het principe 'De verstoorder betaalt'. De aanvrager heeft recht op nadeelcompensatie van de gemeente wanneer de kosten onredelijk hoog zijn.
Het principe dat de veroorzaker betaalt geldt uitsluitend wanneer de wet uitdrukkelijk bepaalt dat er een archeologisch voorschrift aan de vergunning kan worden verbonden.
De volgende archeologische voorschriften worden in de wet genoemd:
Het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in situ behouden blijven;
De verplichting tot het doen van opgravingen;
Het werk laten begeleiden door een deskundige.
De provincie of het rijk kunnen in plaats van de gemeente bevoegd zijn om beslissingen te nemen over terreinen met archeologische resten. Het gaat daarbij om vergunningen voor ontgrondingen en om vergunningen inzake beschermde archeologische monumenten die voorkomen op de monumentenlijst van het rijk. Aan deze vergunningen kunnen dezelfde archeologische voorschriften worden verbonden.
Het rijk is ook het bevoegd gezag bij toevals vondsten, waarvan sprake is wanneer er bij werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen. Vondsten met archeologische waarde dienen te worden aangegeven bij het provinciaal depot voor archeologie van de provincie Noord-Holland.
Archeologiebeleid gemeente Aalsmeer
Het gemeentelijk archeologiebeleid van Aalsmeer is vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie Gemeente Aalsmeer d.d. 24 juni 2010 met bijbehorende beleidskaart (zie volgende figuur).
Relevantie/beschrijving plangebied
Volgens de Beleidsnota Archeologie is het plangebied gekwalificeerd als rood (Archeologie-waarde 1), groen (Archeologie-waarde 2) gebied en blauw (Archeologie-waarde 3) gebied, inclusief twee molens en een kerk. Het rode gebied (direct rond de dorpskerk) houdt in dat archeologisch onderzoek vereist is bij alle bodemroering dieper dan 40 cm. Het groene gebied houdt in dat archeologisch onderzoek vereist is bij plannen groter dan 50 m2 en dieper dan 40 cm. Het blauwe gebied houdt in dat archeolgisch onderzoek vereist is bij plannen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm.
De Helling 49
Het plangebied De Helling 49 is gelegen in een gebied dat op de beleidskaart is aangegeven als 'waardevol'. Dat betekent dat de verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden in de bodem hoog is. Binnen dit gebied is archeologisch vooronderzoek vereist bij plannen die een bodemverstoring teweeg brengen met een oppervlakte van 500 m2 of meer en een diepte van 40 cm of meer. De omgeving van De Helling 49 behoort tot de vroegste bewoningskern van het dorp Aalsmeer waar al in een vroeg stadium bewoning en bebouwing heeft plaatsgevonden. Het betreft echter een verwachting, omdat pas met zekerheid kan worden gezegd wat de archeologische waarden zijn wanneer specifiek archeologisch onderzoek naar het desbetreffende gebied heeft plaatsgevonden.
Omdat bij deze ontwikkeling bodemverstoring met een oppervlakte van meer dan 500 m2 zal optreden, is inventariserend archeologisch vooronderzoek vereist. Op 10 april 2014 is in opdracht van ZO-AL Projectontwikkeling een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. In dit rapport 'Plangebied Scheepswerf van Dam in Aalsmeer' wordt geconcludeerd dat een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk is vanwege bodemverstoring op dit perceel. De kans op het aantreffen van archeologische waarden is namelijk klein; de verwachtingswaarde voor dit perceel is daardoor bijgesteld naar laag. Door de regio-archeoloog van de Cultuurcompagnie Noord-Holland is het rapport goedgekeurd: de conclusie is bevestigd en de aanbevelingen worden onderstreept. Er is dus geen aanvullend archeologisch (veld)onderzoek noodzakelijk voorafgaand aan de planuitvoering. Mocht er tijdens de werkzaamheden toch sprake zijn van archeologische vondsten, dan geldt een meldingsplicht conform artikel 10 van de Erfgoedwet.
7.4 Geluid
Beleidskader
In het algemeen maakt een bestemmingsplan de aanwezigheid van geluid producerende bronnen, zoals industrie en wegverkeer, ruimtelijk mogelijk. Ook worden bestemmingen mogelijk gemaakt die een zekere mate van rust behoeven, zoals woningen en ziekenhuizen.
De beoordeling van het aspect geluid in ruimtelijke plannen vindt zijn grondslag voor spoor- en wegverkeerslawaai en gezoneerde industrieterreinen in de Wet geluidhinder en voor vliegverkeerlawaai in de Wet luchtvaart en het bijbehorende Luchthavenindelingbesluit. Daarnaast vindt de beoordeling van geluid zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening, op grond van een goed woon- en leefklimaat.
In de Wet geluidhinder zijn voorkeursgrenswaarden vastgesteld. Als daar niet aan voldaan kan worden, is het in bepaalde situaties mogelijk om zogenoemde hogere waarden vast te stellen. De gemeenteraad van Amstelveen heeft de "Deelnota Hogere Waarden" vastgesteld. In deze nota is de procedure uitgewerkt om de hogere waardenprocedure te doorlopen. In het hogere waardenbeleid is een aantal aspecten opgenomen die bij de afweging van een hogere waarde een rol speelt.
Deze aspecten zijn:
het heersende geluidsniveau;
het toetsingskader om af te wijken van het heersende geluidsniveau;
cumulatie en compensatie.
Industrie algemeen
Voor de kleinere bedrijfsterreinen waarvoor zonering niet verplicht is geven de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening (VROM 1998) en de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', richtlijnen over de wijze waarop met het aspect geluid in bestemmingsplannen moet worden omgegaan. De Handreiking geeft onder meer, ter voorkoming van geluidshinder bij geluidsgevoelige bestemmingen, streefwaarden.
Voor de grote industrieterreinen, spoor- en verkeerswegen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden.
Wegverkeer
Tijdens de voorbereiding van een bestemmingsplan moet inzicht worden gegeven in de geluidsbelasting op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen die gesitueerd worden binnen de zone van een weg. In geval sprake is van aanleg van een nieuwe weg zal ook de geluidsbelasting veroorzaakt door verkeer op de nieuwe weg op de bestaande geluidgevoelige bestemmingen in beeld moeten worden gebracht.
Luchtverkeer
Bij de ingebruikname van de vijfde baan van Schiphol (Polderbaan) op 20 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit (Lib) in werking getreden. Hiermee zijn nieuwe beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik rond de luchthaven. Naast het luchthavengebied is een beperkingengebied aangegeven. In het beperkingengebied zijn een aantal deelgebieden onderscheiden, waarvoor verschillende regels gelden. Het gaat om o.a. een geluidssloopzone en een beperkingen geluidszone. Deze bepalingen moeten in de bestemmingsplannen worden verwerkt.
Relevantie beschrijving plangebied
Voor het plangebied zijn de gezoneerde industrieterreinen Schiphol-Oost en Scheepswerf Gouwerok van belang. Voorts ligt er een aantal wegen met zones in of nabij het plangebied, waaronder de Aalsmeerderdijk (gemeente Haarlemmermeer), de n196, (een gedeelte van) de Dorpsstraat, de Van Cleefkade, de Uiterweg, de Stationsweg, de Oosteinderweg en de Stommeerkade. Afgezien van de hierna beschreven ontwikkeling worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of nieuwe geluidbronnen mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek is daarom niet nodig.
De Helling 49
Het plangebied ligt binnen de zone van de Aalsmeerderdijk. Dit is de 50 km/u weg aan de overkant van de Ringvaart. Om deze reden is een akoestisch onderzoek nodig. In dit onderzoek moeten bij de cumulatie van het geluid vliegtuiggeluid en industriegeluid worden meegenomen, omdat het plangebied ligt binnen LIB zone 4 en binnen de Schiphol-Oost zone van 50 dB(A). Het aspect geluid levert naar verwachting geen belemmeringen op voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel is een verklaring van geen bezwaar benodigd vanwege het LIB.
Niet alleen voor geluid, maar ook vanwege geur, gevaar en stof zijn in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" richtafstanden vastgelegd tussen woningen en bedrijven. Deze richtafstanden kunnen tegenwoordig gemotiveerd worden toegepast. Het plangebied ligt op circa 160 meter van een logistiek bedrijventerrein in Haarlemmermeer. Op dit bedrijventerrein zijn bedrijven toegestaan die een maximale milieucategorie 3.1 hebben. Voor bedrijven met een milieucategorie 3.1 geldt een richtafstand van 50 meter. Aan deze richtafstand wordt ruimschoots voldaan en hiermee levert dit aspect geen belemmering op voor de voorgenomen ontwikkeling.
7.5 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 zijn de hoofdlijnen voor regelgeving van de luchtkwaliteitseisen vastgelegd in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm geeft weer onder welke voorwaarden de bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (zoals wijzigingen van een bestemmingsplan) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in principe geen belemmering:
er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
een project leidt per saldo niet tot verslechtering van de luchtkwaliteit;
een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Vanaf 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden. In het NSL zijn alle maatregelen opgenomen die de luchtkwaliteit moeten verbeteren en tevens zijn ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Overheden zijn gehouden de in het NSL opgenomen maatregelen uit te voeren en kunnen het NSL gebruiken als onderbouwing bij plannen voor de NSL-projecten. Met het NSL laat de Nederlandse overheid zien hoe zij aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit gaat voldoen.
Grenswaarden
Voor de beoordeling van de situatie in de omgeving van het plan zijn met name de volgende grenswaarden uit de Wet milieubeheer relevant:
de jaargemiddelde concentraties voor stikstofdioxide (NO2) moeten vanaf 2015 voldoen aan de grenswaarde van 40 µg/m3;
voor fijn stof (PM10) geldt vanaf 2011 een grenswaarde van 40 µg/m3 voor de jaargemiddelde concentratie;
de 24-uurgemiddelde waarde voor PM10 mag niet vaker dan 35 keer per jaar overschreden worden (39 keer als rekening wordt gehouden met de zogenoemde zeezoutaftrek);
voor PM2,5, deeltjes nog kleiner dan PM10, zijn ook grenswaarden vastgesteld. Deze zijn niet strenger dan de huidige norm voor daggemiddelde concentraties van PM10.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Met het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school of kinderopvang - in de nabijheid van provinciale wegen (binnen 50 meter) en rijkswegen (binnen 300 meter) beperkt. Dat geldt voor nieuwe situaties en bestaande situaties die worden uitgebreid, waarbij sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor NO2 of PM10. Binnen dit bestemmingsplan worden geen nieuwe of veranderde gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een project is NIBM als het niet meer dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt; concreet betekent dit een bijdrage van maximaal 1,2 µg/m3. Met name NO2 en PM10 zorgen in Nederland nog voor overschrijdingen van grenswaarden, vandaar dat deze grens is gekozen.
In de Regeling NIBM is een aantal categorieën met maximale groottes aangewezen die NIBM zijn, waaronder woningbouw, kantoren en bepaalde inrichtingen. Als een project binnen de grenzen van deze Regeling valt, is verdere toetsing aan de grenswaarden niet nodig.
Uitvoeringsprogramma Aalsmeer Duurzaam 2012-2015
De gemeente Aalsmeer kent een Uitvoeringsprogramma Aalsmeer Duurzaam 2012-2015 (CE Delft, november 2011). In dit programma wordt genoemd dat de prognose voor 2020 is dat in Aalsmeer geen grenswaarden voor luchtkwaliteitsnormen overschreden zullen worden. Dit is het gevolg van de inmiddels verlegde N201 en van bronmaatregelen, zoals schonere voertuigen en minder uitstoot van de industrie. Het uitvoeringsprogramma noemt verder het stimuleren van fiets en openbaar vervoer om luchtverontreiniging door het verkeer terug te dringen. Voor concrete acties wordt verwezen naar het Aalsmeers Verkeer- en Vervoerplan "Leefbaar en bereikbaar"(AVVP;Goudappel Coffeng, 2010).
De Helling 49
Het project behelst het oprichten van zes woningen. In de Regeling niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) is het oprichten van 1500 woningen met één ontsluitingsweg aangewezen als een categorie die niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Daarmee is ook het bouwen van zes woningen een ontwikkeling die wordt gezien als niet in betekenende mate.
7.6 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die derden lopen als gevolg van bepaalde activiteiten. In Amstelveen gaat het met name om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en door buisleidingen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen in de omgeving van het bedrijf. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.
Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.
Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.
Besluit externe veiligheid transportroutes
Op 1 april 2015 is de Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen inwerking getreden. Deze wet vervangt de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het doel van Basisnet is om gevaarlijke stoffen te kunnen vervoeren tussen de belangrijkste industriële plaatsen in Nederland en in het buitenland en de risico's voor omwonenden langs de routes binnen de wettelijke grenzen te houden. Het systeem Basisnet heeft betrekking op de vervoer van gevaarlijke stoffen over grote vaarwegen, spoorwegen en autowegen.
Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingsplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.
De Helling 49
Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van stationaire bronnen. Over de Ringvaart, een transportroute, vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Daarom is onderzoek naar een eventuele toename van het groepsrisico niet nodig. Ook ligt het plangebied niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 van een risicobron.
7.7 Flora en fauna
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van soorten en leefgebieden. De wet is een implementatie van Europeesrechtelijke en internationale verplichtingen (Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern en Verdrag van Bonn).
De wet kent een beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten. Het komt er onder andere op neer dat soorten niet opzettelijk gedood, gevangen of verstoord mogen worden. Ook het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen is verboden. Gedeputeerde Staten kunnen in sommige gevallen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen.
Vrijwel alle vogels zijn beschermd ingevolge de Vogelrichtlijn. Habitatrichtlijnsoorten zijn bijvoorbeeld alle vleermuissoorten. Onder andere soorten vallen onder andere de ringslang en de grote modderkruiper.
De gemeente Aalsmeer adviseert om de gedragscodes van Stadswerk te gebruiken. Er is een code voor bestendig beheer en onderhoud en een code voor ruimtelijke ingrepen.
Zowel bij bestendig beheer en onderhoud als bij ruimtelijke ingrepen dient men zich te houden aan deze code.
De gemeente Aalsmeer kent een Natuurwaardenkaart (2012, Landschap Noord-Holland, rapportnummer 12-033). Uit deze kaart blijkt dat het plangebied vooral in een zone ligt waar de natuurwaarde "gemiddeld" is; dit is de laatst voorkomende natuurwaarde in Aalsmeer.
De Helling 49
Het perceel van De Helling 49 is, behoudens de eventueel aan te kopen groenstrook, grotendeels verhard. De nu aanwezige loods zal worden gesloopt. Om de natuurgegevens actueel te houden en om een goede inschatting te maken van de onderhavige locatie is een quick-scan flora en fauna uitgevoerd (Laneco, 2 oktober 2014). Laneco trekt onder meer de volgende conclusies:
Natura 2000-gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en het Natuurnetwerk Nederland worden niet negatief beïnvloed door dit plan.
Mochten verblijfplaatsen van vleermuizen vernietigd moeten worden, dan is ontheffing van het desbetreffende verbod uit de Flora- en faunawet nodig. Laneco verwacht dat een dergelijke ontheffing verkregen zou worden.
Bij het plaatsen van damwanden moeten maatregelen getroffen worden om negatieve effecten op strikt beschermde vissoorten te voorkomen.
Het braakliggen van terreinen moet zoveel mogelijk worden beperkt en natte plekken moeten worden gedempt, om te voorkomen dat de rugstreeppad het gebied gaat koloniseren.
7.8 Duurzaam bouwen en energie
Zoals al eerder genoemd heeft de gemeente Aalsmeer het Uitvoeringsprogramma Aalsmeer Duurzaam 2012-2015 opgesteld. Dit programma bevat onder andere concrete acties op de domeinen huishoudens, utiliteit en bedrijven, hernieuwbare energie, duurzame mobiliteit, afval, natuur en water. Aangezien voorliggend plan voornamelijk conserverend van aard is, zijn grote delen van het uitvoeringsprogramma niet aan de orde. Echter, bijvoorbeeld het "energiek renoveren van bestaande koopwoningen", één van de acties in het programma, is bij uitstek van toepassing op een conserverend bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een instrument als de duurzaamheidslening.
Windenergie
Het Uitvoeringsprogramma Aalsmeer Duurzaam 2012-2015 stelt dat grote windturbines in Aalsmeer niet mogelijk zijn vanwege Schiphol. Het LIB legt immers hoogtebeperkingen op. Kleine windturbines zijn echter wel mogelijk, bijvoorbeeld in de nokken van daken.
Bodemenergie en energieopslag
Bodemenergie maakt gebruik van de energie (temperatuur) van grondwater. Via een warmtewisselaar wordt energie aan het grondwater onttrokken of toegevoegd.
In een "gesloten systeem" wordt geen grondwater opgepompt. Er wordt een gesloten buis in de bodem aangebracht, waardoor koelvloeistof wordt verpompt. Deze systemen worden ook wel bodemwarmtewisselaars genoemd. De systemen zijn relatief compact, geschikt voor kleine vermogens en relatief eenvoudig te installeren. Ze zijn daarom geschikt voor eengezinswoningen. Bij grotere energievraag kunnen meerdere buizen aan elkaar worden gekoppeld. Bij "open bodemenergiesystemen" wordt6 grondwater verpompt. Via een warmtewisselaar wordt energie aan het grondwater onttrokken in de vorm van warmte. De warmte wordt afgegeven aan een gebouw. Het afgekoelde grondwater wordt terug in de bodem gepompt. In de zomer kan een gebouw met koude worden gekoeld. Het afgekoelde of opgewarmde grondwater wordt teruggepompt. De warmte en koude wordt opgeslagen voor gebruik in het volgende seizoen. Dit wordt ook warmtekoudeopslag (WKO) of KWO genoemd.
Wanneer gesloten systemen te dicht opeen staan, daalt het rendement. Bij open systemen moeten de warme en koude zones gescheiden blijven. Bij een toenemend gebruik van deze technieken wordt optimaal benutten van de ondergrond een kwestie van passen en meten.
Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden binnen de planperiode geen ingrijpende structuur- en bestemmingswijzigingen verwacht. De verwachting is niet dat het gebruik van bodemenergie binnen 10 jaar substantieel onderdeel van de energiemix zal worden. Er is daarom vooralsnog geen reden om in het plangebied regels op te stellen om de bodemenergie beter te sturen.