Artikel 29 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het plan, ten behoeve van:
-
a. geringe afwijkingen die in het belang zijn voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
-
b. het overschrijden van de voorgeschreven bouwhoogtes ten behoeve van lichtkappen, technische installaties en andere ondergeschikte bouwdelen;
-
c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
-
d. afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingsgrenzen voorzover die noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 1 meter bedragen;
-
e. het overschrijden van bebouwingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is voor de bouw van galerijen, ingangsportalen, trappenhuizen, balkons, en erkers tot ten hoogste 1.25 meter;
-
f. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, nokhoogten, bouwperceelgrensafstanden in bebouwde oppervlakten tot ten hoogste 10%;
-
g. voor het vergroten van een woning zo nodig met overschrijding van de eventueel gestelde eisen ten aanzien van de vloeroppervlakte van de betreffende woning, zulks ten behoeve van het treffen van voorzieningen voor gehandicapten, mits die bebouwing wordt uitgevoerd in één bouwlaag en de oppervlakte daarvan maximaal 24 m² bedraagt;
-
h. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, zoveel mogelijk tegen de rode bebouwingscontour van Austerlitz aan, tot vanaf peil een hoogte van 40 meter, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie. In geval van zwaarwegende argumenten die pleiten voor plaatsing van een mast op een andere locatie, dient voldaan te worden aan de ter plekke geldende restricties (waaronder het nee-tenzij regime zoals opgenomen in de Provinciale Ruimtelijke Verordening).