direct naar inhoud van Toelichting Wijzigingsplan Sporthal IJsseloever
Plan: Sporthal IJsseloever
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01

Toelichting Wijzigingsplan Sporthal IJsseloever

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en Doelstelling

Het college van burgemeester en wethouders van IJsselstein heeft op 29 mei 2012 besloten om sportpark IJsseloever op een multifunctionele en duurzame wijze in te richten. Er zal hiertoe een sporthal, een extra kunstgrasveld en extra parkeercapaciteit gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0001.jpg"

Figuur: Globale sitatieschets ontwikkeling Sportpark IJsseloever

Dit wijzigingsplan is gericht op de realisatie van de sporthal, gelegen centraal in het sportpark. Het bouwen van de sporthal is echter niet zondermeer mogelijk. Om medewerking aan de bouw van de sporthal te kunnen verlenen, moet het bestemmingsplan 'Noordoost' gewijzigd worden. In het bestemmingsplan is hier al rekening mee gehouden door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid.

Onderhavig wijzigingsplan Sporthal IJsseloever effectueert deze wijzigingsbevoegdheid en zal na vaststelling als vigerend juridisch-planologisch kader dienen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het wijzigingsgebied zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'IJsselstein Noordoost' en bevindt zich in het noorden van IJsselstein. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in IJsselstein weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0002.jpg"

Figuur: Ligging plangebied in IJsselstein (bron ondergrond: www.globespotter.nl)

Het plangebied wordt globaal begrensd door de sportvelden op sportpark IJsseloever (handbal, korfbal en hockeyvelden) en de Agnesschool en wordt ontsloten via de Zomerdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0003.jpg"

Figuur: Indicatie plangebied (bron ondergrond: www.globespotter.nl)

1.3 Aanpak

Het wijzigingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding, de regels en de bijbehorende toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. De toelichting geeft inzicht in de onderbouwingen en de wijze waarop voldaan wordt aan de gestelde randvoorwaarden uit het moederplan. Verder geeft het de relevante beleidsstukken weer en worden de noodzakelijke milieuaspecten beschreven die zijn onderzocht.

Het moederplan (vigerende bestemmingsplan) is uitgangspunt voor het wijzigingsplan . Enkel op de punten waar wordt afgeweken van het moederplan is extra aanvulling of onderbouwing in dit wijzigingsplan verwoord.

Met dit plan wordt de nieuw te ontwikkelen situatie juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.Belanghebbenden zullen ten tijde van de inspraakperiode en ter visielegging in de gelegenheid worden gesteld hun reacties en zienswijzen omtrent de voorgenomen wijziging naar voren te brengen. Vervolgens zullen burgemeester en wethouders, gehoord hebbende eventuele reacties en zienswijzen, het wijzigingsplan (al dan niet gewijzigd) vast stellen. Hierop is vervolgens voor belanghebbenden het instellen van beroep mogelijk.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is 'Noordoost'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 30 mei 2013. Ter plaatse van de planlocatie is een wijzigingsbevoegdheid ('wro-zone - wijzigingsgebied 2') opgenomen, zie onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0004.jpg"

Figuur: Uitsnede plankaart vigerend bestemmingsplan

De bestemmingen ter plaatse van het plangebied zijn 'Verkeer' en 'Sport'. Verder heeft het plangebied de gebiedsaanduidingen 'WRO-zone-wijzigingsgebied 2' en 'Archeologisch waardevol gebied 3'.

Gronden met de bestemming 'Verkeer' zijn onder andere bestemd voor wegen, straten, wandel- en fietspaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen. Op gronden met deze bestemming mogen alleen bouwwerken geen gebouwen, zoals verkeersborden, vlaggenmasten en lichtmasten gebouwd worden.

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportvoorzieningen in de vorm van veldsport, evenementen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, nutsvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, paden, wegen en overige verkeersvoorzieningen.

Op deze gronden mogen binnen een bouwvlak gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Gebouwen mogen op dit moment een maximale goothoogte van 5 meter hebben. Overkappingen worden maximaal 3 meter hoog.

Het bouwen van de sporthal is zowel in strijd met de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Sport'. De strijdigheid bestaat uit strijd met de gebruik- en bouwregels van beide bestemmingen.

De gebiedsaanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 3' houd in dat op de gronden een beschermingsregime voor archeologische (verwachtings-) waarden van toepassing is. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren die de (verwachte) archeologische waarden kunnen verstoren.

De gebiedsaanduiding 'WRO-zone-wijzigingsgebied 2' is in het bestemmingsplan 'Noordoost' opgenomen om de sporthal te kunnen realiseren. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan IJsselstein Noordoost, waren de plannen nog niet zodanig uitgewerkt dat er sprake kon zijn van een directe bestemming. Zodoende is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid.

Aan het wijzigen van de bestemming zijn de volgende randvoorwaarden verbonden:

  • de maximale bouwhoogte van de sporthal bedraagt 8 meter;
  • de minimale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt 1.500 m2;
  • de maximale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt 3.200 m2;
  • van de wijzigingsbevoegdheid slechts gebruik gemaakt kan worden op basis van een inrichtingsplan voor parkeren, tenzij aangetoond kan worden, dat een inrichtingsplan niet nodig is;
  • middels onderzoek op het gebied van akoestiek, bodem, archeologie en middels een watertoets dient te worden aangetoond dat de wijziging mogelijk is.

1.5 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk worden in Hoofdstuk 2 de relevante beleidsstukken behandeld op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau, voor zover deze betrekking hebben op het plangebied. Hoofdstuk 3 beschrijft het planvan de sporthal.

Hoofdstuk 4 bevat de verschillende omgevingsaspecten en conclusies van de onderzoeken die specifiek voor dit wijzigingsplan zijn uitgevoerd. In Hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven.Hoofdstuk 6 geeft een uitleg van de regels. Het hoofdstuk Bijlagen bij toelichting geeft een overzicht van de bijlagen.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

In een bestemmingsplan dient te worden onderbouwd waarom er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hiertoe wordt de relatie van het voorgenomen plan met de verschillende beleidskaders in beeld gebracht. De ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk getoetst aan de relevante beleidsstukken.

Hierbij zijn verschillende schaalniveaus van belang. Allereerst het nationale beleid, vervolgens het provinciale en regionale beleid en tot slot de gemeentelijke beleidsstukken.

Aangezien het onderhavig plan een wijzigingsplan betreft waarvan de contouren al in het vigerende, recent vastgestelde, bestemmingsplan zijn opgenomen, zal daar waar mogelijk worden volstaan met verwijzing naar het bestemmingsplan 'Noordoost'.

2.2 Nationaal beleid

Ten aanzien van het nationale beleid is al in het vigerende bestemmingsplan 'Noordoost' geconstateerd dat er - ook voor wat betreft de ontwikkeling van sporthal IJsseloever - geen belemmeringen zijn. Er is ook geen sprake van recent en nieuw ontwikkeld nationaal beleid dat betrekking heeft op het plangebied.

2.3 Provinciaal beleid

Ten aanzien van het provinciale beleid is al in het vigerende bestemmingsplan 'Noordoost' geconstateerd dat er voor wat betreft de ontwikkeling van sporthal IJsseloever geen belemmeringen zijn. Er is ook geen sprake van recent en nieuw ontwikkeld provinciaal beleid dat betrekking heeft op het plangebied.

2.4 Regionaal beleid

Er is geen sprake van regionaal beleid dat betrekking heeft op het plangebied.

2.5 Gemeentelijk beleid

2.5.1 Structuurvisie IJsselstein 'kwaliteit met karakter'

In het vigerend bestemmingsplan is al geconstateerd dat er in relatie tot de Structuurvisie IJsselstein geen belemmering bestaat voor het ontwikkelen van de planlocatie.

Met dit plan wordt voldaan aan de doelstelling 'werken aan een duurzaam leefbare stad, met aandacht voor kwaliteit en een gedifferentieerd aanbod van woningen, arbeidsplaatsen en voorzieningen, met respect voor landschap en natuur en een duidelijke plaats voor water.

Ook voorziet dit plan in het oplossen van bestaande parkeerproblemen.

2.5.2 Toekomstvisie 'IJsselstein Dichtbij'

Met dit beleidsstuk wil de gemeente de nabijheid van de ruimtelijke kwaliteiten in de stad meer benutten, door inhoud te geven aan o.a. de volgende ambities:

  • groen en water meer verweven met de stad,
  • continue werken aan vitale woonwijken,
  • bevorderen zorgvuldig ruimtegebruik.

De realisatie van de sporthal IJsseloever draagt bij aan het werken aan vitale woonwijken en het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik. Daarmee past het plan in de uitgangspunten van de toekomstvisie 'IJsselstein Dichtbij'.

2.5.3 Woonvisie IJsselstein

Er is geen sprake van woningbouw, waardoor dit beleidsstuk niet van toepassing is op onderhavig wijzigingsplan.

2.5.4 Structuurvisie 'IJsselstein-Oost'

Deze structuurvisie heeft geen betrekking op het plangebied van onderhavig wijzigingsplan.

2.5.5 Economisch Beleidsplan 2010 'IJsselstein in balans'

Dit beleidsplan heeft geen betrekking op het plangebied van onderhavig wijzigingsplan.

2.5.6 Nota detailhandel

Er is geen sprake van het realiseren van detailhandel, waardoor dit beleidsstuk niet van toepassing is op dit wijzigingsplan.

2.5.7 Nota bedrijven in woonwijken

Deze nota bevat geen aspecten die een directe relatie hebben met de ontwikkeling van de sporthal IJsseloever.

2.5.8 Nota bouwhoogten IJsselstein

De nota bouwhoogten geeft ter plaatse van sportpark IJsseloever een maximale bouwhoogte van 8 meter. De te bouwen sporthal voldoet hieraan, waardoor het bouwplan voldoet aan het gestelde in de Nota bouwhoogten IJsselstein.

2.5.9 Groenstructuurplan 2020 'Groen met karakter'

Het groenstructuurplan is een visiedocument dat de randvoorwaarden en uitgangspunten biedt voor de beleids- en beheerplannen voor alle groene deelproducten. Het plan geeft richting aan de belangenafwegingen ten opzichte van andere ruimtelijke claims. Enerzijds bestaat het groenstructuurplan uit voorstellen voor de inrichting, anderzijds zijn er de groene structuren in aangegeven.

Eén van de beleidsuitgangspunten van het Groenstructuurplan is het behouden en versterken van structuurbepalende beplantingen. Daarbij wordt gestreefd naar een hoge belevingswaarde van het groen.

Het groen dat verwijderd wordt om de sporthal te kunnen bouwen, is niet aan te merken als structuurbepalende beplanting en daarmee is de voorgenomen ontwikkeling niet strijdig met het Groenstructuurplan.

2.6 Conclusies beleid

De bouw van sporthal IJsseloever draagt bij aan een beter aanbod van voorzieningen in IJsselstein. Door de aanleg van extra parkeerplaatsen, wordt ook een bestaand parkeerprobleem opgelost.

Het bouwplan is niet in strijd met het landelijk, provinciaal en regionaal beleid en past binnen de gemeentelijke beleidskaders.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

De gemeente IJsselstein wil het sportpark IJsseloever revitaliseren, de parkeerproblemen op het sportpark oplossen en een extra sportveld en een nieuwe sporthal realiseren. Dit wijzigingsplan richt zich op de realisatie van de sporthal.

3.2 Omschrijving huidige situatie plangebied

Op sportpark IJsseloever zijn diverse functies aanwezig. In de huidige situatie zijn er 4 (3 bestaande en 1 nieuwe) hockeyvelden, 3 korfbalvelden, 2 handbalvelden, 2 jeu de boules banen, een scoutingclub met clubhuis en buitenruimte en een kanovereniging met clubhuis en botenhuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0005.jpg"

Figuur: Foto bestaande situatie plangebied

3.3 Omschrijving toekomstige situatie

De herinrichting van het sportpark IJsseloever bestaat uit de bouw van de sporthal (oppervlakte ongeveer 2200m2, bouwhoogte 8 meter), de aanleg van een extra hockey kunstgrasveld en de realisatie van extra parkeercapaciteit.

3.4 Bouwplan en inrichtingsplan

Voor de nieuwbouw van de sporthal hebben Slangen+Koenis architecten in opdracht van de gemeente IJsselstein 3 schetsvarianten opgesteld.

De gemeente heeft besloten onderstaande optie te gaan realiseren. De sporthal heeft hierbij een oppervlakte van 2166m2 en een maximale hoogte van 8,60 meter. Binnen de wijzigingsregels is een maximale hoogte van 8 meter mogelijk met een afwijkingsmogelijkheid van 10%.

De gemeente heeft de voorgestelde hoogte van 8,60 meter geaccordeerd en het plan zal dus met inzet van deze afwijkingsmogelijkheid gerealiseerd worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0006.jpg"

Figuur: Situatietekening nieuwbouw sporthal (bron: Slangen + Koenis architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0007.jpg"

Figuur: Materialisatie exterieur nieuwbouw sporthal (bron: Slangen + Koenis architecten)

3.5 Parkeren

In de bestaande situatie zijn op het sportpark IJsseloever 100 parkeerplaatsen en 6 busparkeerplaatsen aanwezig.

De berekende parkeerbehoefte voor het huidige sportpark is tussen de 32 en 67 parkeerplaatsen.

Parkeernormen sport/ vrije tijd  
Functie   Eenheid   Onderkant norm   Bovenkant norm  
Sportveld   Ha. netto   13   27  
Sporthal (met wedstrijdfunctie)   100 m2 bvo   2.6   3.2  

Tabel: Parkeernomen (bron: gemeente IJsselstein)

Parkeernormen vertaald  
Toekomstig oppervlakte sportvelden   Min. aantal pp   Max. aantal pp  
Hockey   4 velden
(99,4mx 59m)  
23.458 m2   30,5 (13pp/ha)   63,3 (27pp/ha)  
Handbal   2 velden
(40mx20m)  
1.600 m2   2,1(13pp/ha)   4,3(27pp/ha)  
Korfbal   3 velden
(60mx30m)  
5.400 m2   7,0(13pp/ha)   14,6(27pp/ha)  
Jeu de boules   1 baan
(13mx3m)  
39 m2   3,0   5,0  
Kanovereniging       4,0   8,0  
Scouting       3,0   3,0  
Sporthal     1.800 m2   46,8(2,6 per 100m²)   57,6(3,2 per 100m²)  
Totaal       96,4 PP   155,8 PP  

Uit bovenstaande opsomming blijkt dat in de toekomstige situatie er een minimale parkeerbehoefte is van, afgerond, 97 parkeerplaatsen en een maximale parkeerbehoefte van, afgerond, 156 parkeerplaatsen.

De verwachting is dat er op zaterdagmiddag voor zowel de binnen als buitensport een bezettingspercentage van 100% is.

In totaal zullen er in de nieuwe situatie circa124 parkeerplaatsen aanwezig zijn. Naar verwachting is dit voldoende voor de toekomstige vraag, zie Bijlage 1 Parkeerbalans

3.6 Fietsparkeren

Door de bouw van de sporthal gaan de huidige fietsstallingen tussen de korfbalvelden en handbalvelden verloren. Deze vervallen plaatsen worden gecompenseerd naast de nieuwe sporthal in de vorm van een nieuwe fietsenstalling.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de verschillende relevante omgevingsaspecten.

Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of er belemmeringen zijn voor de planontwikkeling of negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten en daarmee of er bezwaar is tegen het vaststellen van dit wijzigingsplan.

De onderzoeken zijn als bijlagen bij dit wijzigingsplan gevoegd.

4.2 Watertoets

Door het bouwen van de sporthal neemt het oppervlakte verharding toe met circa 1.595m². Er wordt geen bestaand oppervlaktewater gedempt.

Op basis van overleg met het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is vastgelegd dat 15%, zijnde 239 m², oppervlakte water gerealiseerd moet worden ten gevolge van de aan toename verhard oppervlak. Dit water dient binnen hetzelfde peilgebied gerealiseerd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0008.jpg"

Figuur: Bestaande situatie verharding

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0009.jpg"

Figuur: Nieuwe situatie verharding

Watercompensatie

De compensatie is gevonden bij de watercompensatie voor het vierde hockeyveld op het terrein IJsseloever. De voorgestelde watercompensatie wordt gerealiseerd door het graven van een nieuwe watergang binnen het peilgebied waar de sporthal gerealiseerd wordt. Met deze nieuwe watergang (zie onderstaande figuur) wordt 600m² extra wateroppervlak toegevoegd waarmee de toename van de verharding door de realisatie van de sporthal en het vierde hockeyveld beide is gecompenseerd

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0010.png"

Figuur: Nieuwe watergang als watercompensatie

Conclusie

Met de realisatie van 239 m² nieuw oppervlakte water bij het vierde hockeyveld past het plan binnen het beleid van het Hoogheemraadschap.

Met betrekking tot het hemelwater is aan de hand van het beleid van het Hoogheemraadschap bepaald dat het hemelwater dat op de verharding en het parkeerdek valt, na voorzuivering mag worden geloosd op het oppervlaktewater. In dit geval mag ook met een gescheiden stelsel op de bestaande riolering worden aangesloten.

In het plan wordt rekening gehouden met de minimale droogleggingseisen en ontwateringsdiepte die het Hoogheemraadschap stelt.

4.3 Bodem

Search Ingenieursbureau B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie van de nieuw te bouwen sporthal.

Aan de hand van de beschikbare historische gegevens is het onderzoek uitgevoerd op basis van de Nederlandse Norm, NEN 5740, met als uitgangspunt een onverdachte locatie. Het doel van het onderzoek was vast te stellen of op de locatie bodemverontreiniging aanwezig is.

Het onderzochte terrein heeft een oppervlakte van circa 2.500 m2. Verdeeld over het terrein zijn 9 boringen tot 0,5 m-mv, 2 boringen tot 1,5 à 2,0 m-mv en 1 boring tot 3,0 m-mv verricht. In het diepste boorgat is een peilbuis geplaatst.

Er zijn 2 grondmengmonsters van de bovengrond en 1 grondmengmonster van de ondergrond onderzocht op het NEN-grondpakket. Het grondwater is geanalyseerd op het NEN grondwaterpakket.

Onderzoeksresultaten

De bovengrond is licht verontreinigd met kobalt, nikkel, zink en lood. De ondergrond is licht verontreinigd met nikkel. In het grondwater is een licht verhoogd gehalte aan barium gemeten.

Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de opgestelde hypothese “niet verdachte locatie” strikt genomen niet juist is. Gezien de relatief lage gehalten en de huidige c.q. toekomstige bestemming van de locatie is er echter geen aanleiding tot het verrichten van vervolgonderzoek met een aangepaste hypothese.

Conclusie

De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de onderzoeksresultaten, niet geheel bevestigd. Gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er echter géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling op de onderzoekslocatie.

Op basis van de uitkomsten van het onderzoek hoeven er vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien geen beperkingen te worden gesteld aan het huidig c.q. toekomstig gebruik van de locatie.

Indien er werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Besluit bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 2 Bodem.

4.4 Luchtkwaliteit

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan IJsselstein Noordoost is geconstateerd dat de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan middels een wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt (o.a. dus de realisatie van de sporthal) vallen onder de regeling NIBM.

Conclusie

Een onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.5 Geluid

SPA Ingenieurs heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de realisatie van de nieuwe sporthal. Doel van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting binnen het plangebied voor zover deze wordt veroorzaakt door het relevante verkeer. Hieronder wordt de conclusies van dit onderzoek weergegeven.

Samenvatting onderzoek

Ten gevolge van de nieuwe sporthal het nieuwe bouwplan zal op de omliggende wegen meer verkeer rijden dan in de huidige situatie. Voor de verkeerstoename op de bestaande wegen en de gevolgen voor de geluidbelasting op de bestaande woningen langs deze wegen, geldt geen toetsing in het kader van de Wet geluidhinder. Wel moet de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening de belangen van het realiseren van de nieuwe sporthal (en dus de verkeerstoename) afwegen tegen de mogelijke hinder door de geluidbelasting.

Doel van dat onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting bij de bestaande woningen zover deze wordt veroorzaakt door het relevante wegverkeer in de huidige situatie en de situatie na realisatie van de nieuwe sporthal. De resultaten worden beoordeeld aan de hand van de Wet ruimtelijke ordening.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting (Lden) ten gevolge van het wegverkeer op de Zomerdijk en de parkeerplaats van het sportpark, op de: basisschool toeneemt met maximaal 1,5 dB. Deze toename vindt plaats op de zijgevel richting de parkeerplaats. De geluidbelasting bedraagt hier 43 dB. Gezien de beperkte geluidbelasting, is het niet te verwachten dat de school geluidhinder ondervindt van de extra personenwagens die komen en vertrekken na realisatie van de sporthal; woningen toeneemt met maximaal 0,6 dB. In de dag- en avondperiode nemen de geluidniveaus toe met maximaal respectievelijk 0,5 en 1,2 dB. Onder normale omstandigheden is een verschil van 3 dB net waarneembaar en is er vanaf 5 dB verschil pas sprake van een duidelijk hoorbaar verschil.

Conclusie

De realisering van de sporthal op de beoogde locatie behoeft geen toetsing aan de Wet geluidhinder. Deze wet staat het plan daarom niet in de weg.

Uit onderzoek blijkt dat het akoestisch klimaat vanwege de tooenemende verkeersbewegingen met maximaal 1,5 dB zal toenemen. Gezien de lage geluidsbelasting zal dit niet leiden tot onaanvaardbare geluidhinder.

Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 3 Geluid.

4.6 Externe veiligheid

Uit de risicokaart van de provincie Utrecht blijkt dat er geen risicobronnen in de omgeving van het plangebied zijn, of dat het plangebied binnen het invloedsgebied van risicobronnen ligt.

Conclusie

Samenvattend kan voor het aspect externe veiligheid worden geconcludeerd, dat er vanwege externe veiligheid geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen bestaan.

Vervolgonderzoek of een verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.

4.7 Cultuurhistorie en archeologie

4.7.1 Inleiding

Als gevolg van het Verdrag van Valletta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

4.7.2 Beleidskaders

Als gevolg van het Verdrag van Malta, dat in 1998 door het Nederlandse parlement is goedgekeurd en in 2006 zijn beslag heeft gekregen in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Het Rijk heeft deze beleidsuitgangspunten neergelegd in onder meer de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, de Modernisering Monumentenzorg en de Visie Erfgoed en Ruimte.

In 2009 is door het rijk een nieuwe visie op de monumentenzorg geformuleerd genaamd Modernisering Monumentenzorg (MoMo). Eén van de pijlers in deze visie is het belang laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hierbij zal een verschuiving plaatsvinden van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak. In het verlengde van deze pijler is een ander doel in de visie geformuleerd, namelijk het opstellen van een visie op erfgoed. Een belangrijk ander doel van deze nieuwe visie is het formuleren van een visie op erfgoed. De visie, Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor Karakter', is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt.

De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belverdere', waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Hierin is opgenomen dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

4.7.3 Archeologie

Gemeentelijk beleid

In de gemeente IJsselstein is een geactualiseerd archeologiebeleid van toepassing (ADC ArcheoProjecten, 24 juni 2011). De actualisatie bestaat daar uit dat de voorgaande beleidsregels op een aantal punten zijn versoepeld, zonder dat daarmee het archeologiebeleid wordt aangetast. De regels in dit wijzigingsplan zijn afgestemd op het geactualiseerd archeologiebeleid.

De gemeente heeft een archeologische verwachtingskaart waarop aangegeven is in welke gebieden en gevallen archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.201401Wpsporthal-Vg01_0011.jpg"

Figuur: Archeologische verwachtingskaart met aanduiding plangebied (rode cirkel)

Onderzoek

ADC ArcheoProjecten heeft een beknopt archeologisch onderzoek uitgevoerd naar de planlocatie. Het plangebied valt in een zone met een lage archeologische verwachting (zie Figuur: Archeologische verwachtingskaart met aanduiding plangebied (rode cirkel)). Deze lage verwachting is gebaseerd op het feit dat het plangebied ten behoeve van de baksteenfabricage is afgegraven. De archeologische booronderzoeken in de directe omgeving hebben geen archeologische indicatoren opgeleverd. De bovengrond was bij al deze locaties verstoord. De kans op het aantreffen van archeologische waarden in het plangebied is dan ook klein.

Conclusie

Geadviseerd wordt om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet

Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 4 Archeologie

4.8 Flora- en fauna

Om inzichtelijk te krijgen of ter plaatse van de te bouwen sporthal beschermde soorten voorkomen of op basis van het biotooptype zeer waarschijnlijk voorkomen, heeft Van der Molen Groenconsult een flora en faunaonderzoek (quickscan) uitgevoerd.

Wettelijk kader

Bij de bescherming van natuur in Nederland wordt onderscheid gemaakt tussen soortbescherming en gebiedsbescherming. De soortbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet. Hiermee zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn in de nationale wetgeving verankert. Daarnaast geldt het afwegingskader van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Gebiedsbescherming

Beschermde gebieden liggen op ruime afstand van de onderzoekslocatie - dichtstbij gelegen is Natura 2000-gebied Uiterwaarden Lek op ca. 6,5 km - en de werkzaamheden zijn van dien aard dat ze daarop geen invloed hebben. De Natuurbeschermingswet wordt daarom buiten beschouwing gelaten.

Ecologische hoofdstructuur

De planlocatie ligt vlak bij de Hollandse IJssel. Deze maakt als ecologische verbindingszone (EVZ) deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De ruimtelijke ingreep vindt plaats buiten de EHS en heeft daar ook geen invloed op, waardoor het afwegingskader EHS niet van toepassing is.

Soortbescherming

Vaatplanten

In het plangebied zijn algemeen voorkomende, niet-beschermde plantensoorten aangetroffen.

Vogels

Jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels zijn niet waargenomen. Indien de bomen en struiken buiten het broedseizoen worden verwijderd, behoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Indien de groenstrook met daarin de bomen en struiken buiten de broedperiode van vogels wordt geveld, behoeft hiervoor geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Als broedseizoen wordt in het algemeen de periode van 15 maart tot 15 juli aangehouden. Ook indien buiten deze periode een broedgeval wordt aangetroffen, is sprake van broedseizoen en mag deze broedende vogel niet worden verstoord. Het verkrijgen van een ontheffing voor broedende vogels is niet mogelijk.

Zoogdieren

Mogelijke verblijfplaatsen voor vleermuizen in de vorm van holle bomen of bomen met gaten, holtes of scheuren zijn niet waargenomen. Een plaat achter een lichtbak aan de voorgevel van de kantine van de korfbalvereniging wijkt iets, waardoor een spleet ontstaat die toegang biedt voor gebouw-bewonende vleermuizen. In de spleet is echter spinrag aanwezig, waardoor gebruik van deze spleet en het pand door vleermuizenbredelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Rond en op het sportpark is een netwerk van groenstroken met opgaande bomen aanwezig. De te verwijderen groenstrook vormt slechts een zeer gering onderdeel hiervan. Verwijdering hiervan tast de functie van foerageergebied voor vleermuizen niet aan. De groenstrook stopt bij de gebouwen van de kantines. Als vliegroute voor vleermuizen is de deze groenstrook daarom naar verwachting van minder belang, aangezien hij geen onderdeel uitmaakt van een groter geheel van een doorlopende lijnvormige structuur van bomenrijen.

Verstoring van vleermuizen door kunstlicht dient tijdens en na de bouw en ook tijdens het gebruik van de sporthal achterwege te blijven. De bomen in de te handhaven groenstroken dienen daarom niet door kunstlicht te worden verlicht. Indien geen verlichting door kunstlicht van de bomen in de groenstroken optreedt tijdens en na de bouw van de sporthal, behoeft ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

Vissen

Voor beschermde soorten als Bittervoorn, Kleine en Grote modderkruiper vormt de aanwezige sloot geen geschikt biotoop door het ontbreken van dieper water.

Amfibieën

De sloot vormt door de aanwezigheid van een ca. 30cm dikke laag rottend blad op de bodem en het ontbreken van waterplanten geen geschikt biotoop voor amfibieën.

Conclusie

Middels een veldbezoek is het plangebied onderzocht op het voorkomen van beschermde soorten. Er zijn in het plangebied geen beschermde soorten en beschermde verblijfplaatsen aangetroffen.

De verwijdering van de groenstrook en bouw van de nieuwe sporthal tast de functionaliteit van het plangebied voor vleermuizen niet aan.

Indien sloop van gebouwen daadwerkelijk plaatsvindt, dient vleermuisonderzoek conform het meest recente vleermuisprotocol te worden uitgevoerd. Dit onderzoek moet uitwijzen of vleermuizen daadwerkelijk gebruik maken van het gebouw. Voor andere soortgroepen is nader onderzoek niet aan de orde en behoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd.

Voor de volledige rapportage wordt verwezen naar Bijlage 5 Flora en fauna.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de ontwikkelingen die middels dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt, is het noodzakelijk aan te tonen in hoeverre de beoogde plannen financieel haalbaar zijn. In dit kader is in artikel 6.12 Wro bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen 'indien een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen'. Hiervan kan worden afgeweken indien de plankosten anderzijds zijn verzekerd.

In dit geval betreft het plan een gemeentelijke ontwikkeling. Op de gemeentelijke begroting is geld gereserveerd voor het realiseren van dit plan, inclusief het doorlopen van de ruimtelijke procedure. De kosten van het plan zijn op die manier verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van het bestuurlijke vooroverleg (conform artikel 3.1 Bro) met de besturen van de betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van de provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in geding zijn. Het genoemde overleg zal plaatsvinden aan de hand van het voorontwerp wijzigingsplan. De eventuele inspraakreacties en zienswijzen zullen in dit hoofdstuk verwoord worden.

5.2.2 Inspraak en overleg

Het voorontwerp wijzigingsplan heeft met ingang van 15 mei 2014 tot en met 25 juni 2014 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is voor iedereen de mogelijkheid geboden een inspraakreactie in te dienen.

Daarnaast hebben de provincie Utrecht en het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de mogelijkheid gehad een overlegreactie op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening in te dienen. Het plan heeft ter inzage gelegen in het Klantcontactcentrum in het stadhuis en was raadpleegbaar op www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website. De gemeente heeft in alle inspraakreacties en overlegreacties samengevat in Bijlage 6 Nota Inspraak en Overleg en aangegeven of de reactie leidt tot een wijziging van het wijzigingsplan. In totaal zijn er 3 inspraakreacties en 2 overlegreacties binnengekomen.

De ingediende inspraareacties hebben niet geleid tot aanpassinge van het wijzigingsplan. Naar aanleiding van de vooroverlegreactie van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is in de toelichting een nadere uitwerking gegeven aan de watercompensatie.

Daarnaast zijn een aantal ambtelijke wijzigingen doorgevoerd teneinde een duidelijker onderscheid tussen bestaande bebouwing en nieuwe bebouwing te realiseren in de regels en op de verbeelding.

Voor de volledige nota wordt verwezen naar Bijlage 6.

5.2.3 Zienswijzen

Tijdens de periode dat het ontwerpwijzigingsplan ter visie ligt, kunnen zienswijzen ingediend worden. In deze paragraaf wordt de inhoud van de zienswijzen geschetst en wordt aangegeven wat de consequenties zijn voor het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Plansystematiek

In dit wijzigingsplan wordt gestreefd naar de juridische verankering van de bestaande ruimtelijke situatie binnen het plangebied. Het wijzigingsplan is opgesteld als een globaal gedetailleerd plan. Er wordt namelijk voorzien in enige mate van flexibiliteit, zodat kleinschalige uitbreidingsmogelijkheden niet meteen tot wijziging van het wijzigingsplan zullen leiden. Hierdoor ontstaat de ruimte om beter in te kunnen spelen op de dan bestaande behoefte. Anderzijds is het plan wel gedetailleerd in die zin, dat, vastgelegd is waar welke functies toegestaan zijn.

In dit wijzigingsplan wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijnen en wetgeving.

De planregels zijn zoveel mogelijk afgestemd op het moederplan en opgedeeld in 4 hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staan in hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het wijzigingsplan.

6.2 Bestemmingsregeling

6.2.1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)

De begrippen die in dit wijzigingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het wijzigingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Het begrip 'plan' is gebruikt voor het bestemmingsplan en het begrip 'wijzigingsplan' is gebruikt voor dit wijzigingsplan.

Naast begrippen zijn in het wijzigingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

6.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

Dit artikel voorziet in de realisatie, danwel handhaving, van bebouwing ten behoeve van sportverenigingen en de bouw van een nieuwe sporthal. De regeling staat toe dat er op een deel van het bestemmingsvlak een sporthal met een maximale hoogte van 8 meter gebouwd mag worden, met een een maximaal oppervlak van 2.200 m2. De regeling staat daarnaast toe dat er bebouwing met een maximale hoogte van 5 meter gebouwd, danwel gehandhaafd, mag worden, met een een maximaal oppervlak van 700m2.

6.2.3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

De regel is om te voorkomen dat mocht in het wijzigingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Hoewel het verbod om gronden en opstallen in strijd met het wijzigingsplan te gebruiken is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening, wordt dit verbod in dit artikel gespecificeerd.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het wijzigingsplan met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen.

Het gaat hierbij om een bevoegdheid en houdt geen verplichting in. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd.

6.2.4 Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit wijzigingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het wijzigingsplan in werking treedt aanwezig is, dan wel planologisch mogelijk is en afwijkt van het plan, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag. Het voorgaande geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het moment van in werkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd zijn met het hiervoor geldende wijzigingsplan, daaronder begrepen het overgangsrecht van dat plan.

Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het wijzigingsplan op het moment dat dit wijzigingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 9 Slotregel

Het laatste artikel van het wijzigingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.