direct naar inhoud van Regels
Plan: Langbroekerdijk A2
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0352.bgbLbdA2RvR-bva1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Langbroekerdijk A2 met identificatienummer NL.IMRO.0352.bgbLbdA2RvR-bva1 van de gemeente Wijk bij Duurstede;

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 Aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, gericht op het verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen), dat is opgenomen in categorie 1 of 2 van de bij dit plan behorende Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten; als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het aan huis verbonden bedrijf en webwinkels zonder afhaalmogelijkheid, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.4 Aan huis verbonden beroep:

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, ontwerptechnisch, kunstzinnig, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, als ook ondergeschikte detailhandel ten dienste van het dienstverlenend beroep, dat uitsluitend door de bewoner(s) van de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 Aan- en uitbouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een onderdeel van een hoofdgebouw dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden en dat door zijn ligging en/of in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.6 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Afhankelijke woonruimte:

een gebouw bij een woning dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.9 Archeologische verwachting:

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.10 Archeologische waarde:

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.11 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 Bed & Breakfast:

overnachtingsaccommodatie, in een (bedrijfs)woning of daarbij behorend bijgebouw of bedrijfsgebouw, geëxploiteerd door de bewoner(s) van de betreffende woning, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben.

1.13 Bestaand:
  • met betrekking tot bebouwing:
    legale bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning;
  • met betrekking tot gebruik:
    het legale gebruik van grond en bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens een omgevingsvergunning;
1.14 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bijbehorende bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;

1.17 Bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een al dan niet vrijstaand gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.18 Bouwen:

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten;

1.19 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 Bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 Cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.24 Erkende partij:

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.25 Extensief recreatief medegebruik:

extensieve vorm van recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatief gebruik is toegestaan. Onder extensief recreatief medegebruik wordt onder andere verstaan fietsen, wandelen, (sport)vissen, kanoën, boerengolf en daarmee gelijk te stellen activiteiten, zulks met uitsluiting van gemotoriseerd vaarverkeer.

1.26 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 Geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt, waarbij onder 'gebouw, bestemd voor menselijk wonen of menselijk verblijf' wordt verstaan: gebouw dat op grond van een bestemmingsplan, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan is afgeweken, de omgevingsvergunning mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf;

1.28 Gereed melden:

melden aan de gemeente dat (ver)bouw van woning of bouwwerk gereed is.

1.29 Hoofdgebouw:

Een pand, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 Huishouden:

elke samenwoning van één of meer personen waarbij de intentie bestaat de samenstelling continu te laten zijn en er sprake is van onderlinge verbondenheid, waaronder mede wordt begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van ten hoogste twee personen.

1.31 Huisvesting in verband met mantelzorg:

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning.

1.32 Inwoning:

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meerdere voorzieningen en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen onderling vrij toegankelijk zijn.

1.33 Kampeermiddel:

niet als een bouwwerk aan te merken tent, vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor tijdelijk recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.34 Kleinschalige dagrecreatieve activiteiten:

activiteiten gericht op een recreatieve dagbesteding, die in omvang en publieksaantrekkende werking niet als grootschalig zijn aan te merken.

1.35 Maatvoeringsvlak:

geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid waar volgens de regels voor bepaalde bouwwerken een zelfde maatvoering geldt.

1.36 Mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.37 Opgraving:

De ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.38 Oppervlakte bebouwing:

Som van de oppervlakten van de verticale projectie van bebouwing.

1.39 Overige bouwwerken:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde en geen bijbehorend bouwwerk zijnde.

1.40 Overkapping:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en met maximaal twee wanden is omgeven.

1.41 Peil:

voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; voor een woonschip: de waterspiegel; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

1.42 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.43 Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht. Onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • seksclub:
    een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht;
  • seksautomaat: een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
  • sekswinkel:
    een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en videobanden, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
  • prostitutiebedrijf:
    een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.44 Stacaravan:

een als gebouw aan te merken caravan, uitsluitend bestemd om te dienen voor recreatief verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben.

1.45 Stiltegebied:

beschermingsgebied aangewezen op grond van artikel 1.2, tweede lid, onder b, van de Wet milieubeheer;

1.46 Trekkershut:

Recreatieverblijf met slaap- en kookgelegenheid, zonder verwarming of sanitaire voorzieningen, met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m., waarin permanente bewoning niet is toegestaan.

1.47 Voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.48 Voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een gebouw loopt tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen.

1.49 Vrijstaand bijgebouw:

Bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw dat niet tegen de woning is aangebouwd

1.50 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.51 Zelfstandige bewoning:

bewoning door een zelfstandig huishouden

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch gebruik;
  • b. extensief recreatief medegebruik;

Met de daarbij behorende:

  • wegen en paden;
  • water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen niet meer dan 6 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 10 m2 bedragen, met uitzondering teeltondersteunende voorzieningen;
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van een niet grondgebonden veehouderij;
  • b. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • c. het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen ten behoeve van de boom- en fruitteelt binnen een afstand van 50 meter van bestemmingsvlakken van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies, met uitzondering van bestaand gebruik waarbij de bestaande afstand als minimale afstand dient te worden aangehouden. Onder voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies worden verstaan alle functies waar geregeld en gedurende langere perioden mensen verblijven, met uitzondering van bedrijfswoningen behorende bij het bedrijf dat de fruit- of boomteelt uitoefent;
  • d. het aanleggen van waterbassins;
  • e. paardenbakken;
  • f. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Zonnepanelen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en 3.2.1 onder b ten behoeve van de plaatsing van zonnepanelen op onbebouwde gronden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de zonnepanelen beslaan een totale oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
  • b. de zonnepanelen worden direct aansluitend aan het agrarisch bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan, gesitueerd;
  • c. aangetoond dient te worden dat binnen het agrarisch bouwvlak of het bestemmingsvlak als bedoeld onder b, onvoldoende ruimte aanwezig is voor plaatsing van zonnepanelen;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • e. er is geen sprake van een onevenredige aantasting van landschappelijke karakteristieken en landschapswaarden.
3.4.2 Spuitvrije zone

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder c voor een kleinere afstand tot bestemmingsvlakken, onder de voorwaarde dat het woon- en leefklimaat en/of het verblijfsklimaat van voor bestrijdingsmiddelen gevoelige functies niet onevenredig wordt aangetast.

3.4.3 paardenbakken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.3.1 onder e voor aanleg van paardenbakken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. een paardenbak dient direct aansluitend aan een bestemmingsvlak waarbinnen een woning is toegestaan, gesitueerd te worden;
  • b. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de afscheiding rond de paardenbak mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • d. er mogen geen lichtmasten worden opgericht;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. erven en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. in- en uitrit, met dien verstande dat niet meer dan één in- en uitrit is toegestaan met een breedte van maximaal 3 meter;
  • g. nutsvoorzieningen
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4,5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 3,5 m bedragen;

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • c. mantelzorg in de woning en/of bijgebouwen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bescherming en instandhouding van cultuurhistorische waarden;

Met de daarbij behorende:

  • 1. wegen en paden;
  • 2. parkeervoorzieningen;
  • 3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • 4. (erf)beplanting, groenvoorzieningen en tuinen;
  • 5. nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Woningen

Op deze gronden mogen woningen worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 800 m³, met dien verstande dat de inhoud van de bestaande woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud;
  • b. de goothoogte mag maximaal 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag maximaal 10 m bedragen;
  • d. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van niet aaneengebouwde zijden van woningen dient ten minste 3 m te bedragen;
  • e. herbouw van een bestaande woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak;
  • f. de nieuw te bouwen te bouwen woningen mogen niet eerder gebouwd worden dan nadat de (voormalige) agrarische opstallen zoals aangeduid in Bijlage 3 bij deze regels zijn gesloopt.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op deze gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken worden ten minste 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd op ten hoogste 25 m afstand van de woning;
  • c. de goothoogte mag maximaal 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 5,5 m bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van bij eenzelfde woning behorende bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 50 m² bedragen;
  • f. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder e wordt niet meegerekend de oppervlakte van aan de woning aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie die gezamenlijk met de woning een inhoud hebben van niet meer dan:
    • 1. 600 m3 als het gaat om de woning ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • 2. 800 m³ als het gaat om de nieuw te bouwen woningen;
  • g. bij de berekening van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken zoals bedoeld onder e wordt niet meegerekend de oppervlakte van het bijbehorende bouwwerk ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-te handhaven schuur';
  • h. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens van bijbehorende bouwwerken bedraagt 0 m of ten minste 1 m.
5.2.3 Overige bouwwerken

Op deze gronden mogen overige bouwwerken worden gebouwd en geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken inhoud

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder a ten behoeve van een grotere inhoud van de bestaande woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 800 m³;
  • b. de vergroting is alleen mogelijk voor rijks- en gemeentelijke monumenten en ter plaatse van de aanduiding karakteristiek;
  • c. de vergroting dient binnen de bestaande monumentale of karakteristieke bebouwing te worden gerealiseerd.
5.3.2 Herbouw woning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1 onder e ten behoeve van het verplaatsen van de bestaande woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oude woning wordt binnen drie maanden na gereedmelding van de nieuwe woning gesloopt;
  • b. bij verplaatsing mag een aaneengebouwde of gestapelde woning niet omgezet worden naar een vrijstaande woning;
  • c. de woning wordt op maximaal 20 m van de voormalige woning gebouwd;
  • d. met betrekking tot wegverkeergeluid wordt een aanvaardbaar woonklimaat gerealiseerd;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • g. voor het overige wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 5.2.1.
5.3.3 Bijbehorende bouwwerken aan huis verbonden beroep en/of bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder e ten behoeve van een grotere oppervlakte tot maximaal 75 m² ten behoeve van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Woningen

Per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 woning toegestaan.

5.4.2 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf

Voor het uitoefenen van een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf bedraagt de maximale oppervlakte 75 m², waarbij maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het aan huis gebonden bedrijf betreft een activiteit uit de categorie 1 of 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten of een daarmee gelijk te stellen activiteiten en scoort in de kolom verkeer een 1;
  • b. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het gebruik leidt niet tot onevenredige belemmeringen voor de omliggende functies;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid ter plaatse van het bestemmingsvlak;
  • f. ondergeschikte detailhandel is alleen mogelijk ten dienste van het aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • g. het gebruik heeft geen significant nadelig effect op het stiltegebied;
  • h. er vindt geen buitenopslag plaats;
  • i. de activiteiten betreffen geen seksinrichtingen of horeca.
5.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het uitoefenen van nevenactiviteiten;
  • b. het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.
5.4.4 Voorwaardelijke verplichting

De nieuw te bouwen woningen mogen niet eerder in gebruik worden genomen dan nadat de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze regels is gerealiseerd.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Woningsplitsing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.1 ten behoeve van de splitsing van een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • d. woningsplitsing is alleen mogelijk bij rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en panden met de aanduiding 'karakteristiek';
  • e. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het pand waar de woning onderdeel van uitmaakt minimaal 1000 m3 bedraagt;
  • f. de bebouwde oppervlakte en inhoud van het pand mogen niet worden vergroot;
  • g. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
5.5.2 Aan huis verbonden beroep en/of bedrijf; oppervlakte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.2 voor een beroep of bedrijf aan huis in een grotere oppervlakte dan 75 m2, mits wordt voldaan aan de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a. de noodzaak uit oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. de maximale oppervlakte voor de beroeps- en/of bedrijfsactiviteiten bedraagt 250 m2;
  • c. de activiteiten vinden plaats in bestaande gebouwen;
  • d. indien de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en voormalige bedrijfsgebouwen meer bedraagt dan 300 m2 dient de extra oppervlakte gesloopt te worden;
  • e. de voorwaarden uit artikel 5.4.2 onder a tot en met h blijven onverkort van kracht.
5.5.3 Nevenactiviteiten: kleinschalige dagrecreatieve activiteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.3 onder a voor nevenactiviteiten in de vorm van kleinschalige dagrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor zover de activiteiten plaatsvinden in gebouwen bedraagt de totale vloeroppervlakte maximaal 150 m²;
  • b. de nevenactiviteit vindt in beginsel binnen bestaande bebouwing plaats, nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken;
  • c. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • f. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • h. het gebruik heeft geen significant nadelig effect op het stiltegebied;
  • i. ten behoeve van de nevenactiviteiten vindt geen buitenopslag plaats.
5.5.4 Verblijfsrecreatie: bed & breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.3 onder b voor verblijfsrecreatie in de vorm van bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast wordt binnen bestaande bebouwing gerealiseerd;
  • b. maximaal vijf bed & breakfast appartementen ten behoeve van de overnachting van in totaal maximaal 10 personen zijn toegestaan;
  • c. de oppervlakte per appartement maximaal 30 m² bedraagt;
  • d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid binnen het bestemmingsvlak;
  • f. het gebruik leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van omliggende agrarische bedrijven;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
  • h. het gebruik heeft geen significant nadelig effect op het stiltegebied.
5.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
5.6.1 Verbodsbepaling

Het is verboden om ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' een bouwwerk te slopen of anderszins de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle bebouwingskenmerken en -elementen te verwijderen of veranderen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een bouwwerk.

5.6.2 Uitzonderingen

Het in 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. (sloop)werkzaamheden die het gewone onderhoud betreffen;
  • b. (sloop)werkzaamheden, indien en voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een omgevingsvergunning voor het slopen of veranderen van een bouwwerk is verleend;
  • c. (sloop)werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  • d. (sloop)werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten te beperken.
5.6.3 Criteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 5.6.1, kan alleen worden verleend indien, gehoord de gemeentelijke monumentencommissie, is gebleken, dat hierdoor cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende bouwwerken niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid;
  • b. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 500 m² (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2, indien:

  • a. op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • e. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 50 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 500 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein;
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat deze bestemming voldoende bescherming biedt voor de ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • c. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen, in afwijking van de bouwregels voor de andere daar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken worden opgericht indien:

  • a. de bouwwerken betrekking hebben op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid;
  • b. de bouwwerken maximaal 2,5 m uit bestaande funderingen worden opgericht;
  • c. ten behoeve van de bouwwerken bodemingrepen plaatsvinden met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
  • d. de bouwwerken een oppervlakte hebben van maximaal 5000 m² (ongeacht de diepte van bodemingrepen).
7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2, indien:

  • a. op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de ter plaatse aanwezige archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • c. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • d. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • e. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen en ontgraven van de bodem;
    • 2. het slopen en/of verwijderen van muurwerk, ondergrondse kelders en bouwwerken en funderingen onder het bestaande maaiveld;
    • 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    • 5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    • 8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    • 9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    • 10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    • 11. het scheuren van grasland;
    • 12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen.
  • b. De onder a bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist indien het werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden betreffen, die:
    • 1. betrekking hebben op bodemingrepen met een diepte van maximaal 100 cm onder het bestaande maaiveld (ongeacht de oppervlakte);
    • 2. een oppervlakte van maximaal 5000 m2 hebben (ongeacht de diepte van bodemingrepen);
    • 3. betrekking hebben op gronden waarvan op basis van bij de gemeente beschikbare informatie of archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;
    • 4. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:
      • onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;
      • de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
      • ploegen;
    • 5. dienen tot uitvoering van bouwactiviteiten waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend.
    • 6. worden uitgevoerd in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • c. De onder b sub 1, 2 en 3 genoemde uitzonderingsbepalingen gelden niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden een uitzonderingsbepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein;
  • d. Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
  • e. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming wijzigen in die zin dat:

  • a. De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' of Waarde - Archeologie 2' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de wijziging noodzakelijk is ter bescherming van ter plaatse voorkomende archeologische waarden;
  • b. De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande bebouwing

Indien de bestaande bebouwing afwijkt van de in deze regels gegeven voorschriften ten aanzien van:

  • a. de goot- en bouwhoogte;
  • b. de inhoud;
  • c. de afdekking van gebouwen;
  • d. de afstand tot de weg;
  • e. de afstand tot de bouwperceelgrens;
  • f. de afstand tot gebouwen,

zijn de bestaande maten, hellingen, dan wel afstanden eveneens toegestaan.

9.2 Ondergronds bouwen

Onderkeldering is uitsluitend toegestaan onder gebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer dan 3 m mag bedragen.

9.3 Afdekking gebouwen
  • a. voor zover een bouwwerk wordt voorzien van een kap mag de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 65° bedragen;
  • b. voor zover bouwwerken worden afgedekt met een plat dak mag de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer mag bedragen dan de van toepassing zijnde maximale goothoogte.
9.4 Nutsvoorzieningen

Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen worden opgericht, met dien verstande dat deze -indien het gebouwen betreffen- geen grotere inhoud hebben dan 70 m³ en geen grotere goothoogte dan 4 m, en -indien het bouwwerken, geen gebouw zijnde betreffen- geen grotere oppervlakte hebben dan 10 m² en geen grotere bouwhoogte dan 4 m.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Onder een gebruik strijdig met het plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik voor mantelzorg.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Milieuzone - Stiltegebied
11.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - stiltegebied' zijn mede aangewezen voor de bescherming van de stilte.

11.1.2 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding “milieuzone - stiltegebied” zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die een geluidsniveau van 35 dB(A) LAeq,24h op 50 meter van de geluidsbron of meer veroorzaken.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in dit plan voor het gebruik van gronden voor evenementen mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik per locatie blijft beperkt tot maximaal veertien dagen per kalenderjaar inclusief opbouwen en afbreken;
  • b. de in de omgeving aanwezige functies en waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden worden niet onevenredig aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid (13.1.1) een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid (13.1.1) met maximaal 10%.

13.1.3 Uitzondering

Het eerste lid (13.1.1) is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid (13.2.1), te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid (13.2.1), na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

Het eerste lid (13.2.1) is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Langbroekerdijk A2.