direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Nijverheidsweg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het oudste bedrijventerrein van de kern Woudenberg betreft het bedrijventerrein Nijverheidsweg. Dit bedrijventerrein ligt ingeklemd tussen de bestaande kern van Woudenberg en de nieuwste uitbreidingswijk Het Groene Woud. Op het bedrijventerrein Nijverheidsweg zijn verschillende bedrijven gesitueerd.

Met de ontwikkeling van woningbouwplan Het Groene Woud is het cluster van bedrijven steeds meer ingesloten geraakt door woningbouw. Hierdoor is het niet langer logisch om juist op deze plaats bedrijven te vestigen dan wel te handhaven. Transformatie naar woningbouw ligt dan ook voor de hand. Om dit mogelijk te maken is in het vigerende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' een wijzigingsbevoegdheid voor de beoogde herontwikkeling opgenomen. Met de wijzigingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders de bestemming wijzigen ten behoeve van woningbouw. Inmiddels worden de (particuliere) plannen om tot herontwikkeling te komen steeds concreter. Dit is de reden dat voorliggend wijzigingsplan is opgesteld. Op deze manier wordt de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk gemaakt.

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Met voorliggende toelichting wordt aangetoond dat de beoogde (her)ontwikkeling inpasbaar is in de omgeving en sprake blijft van een goed woon- en leefklimaat.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan de noordoostzijde van de bebouwde kom van Woudenberg. Een deel van het plangebied is nog in gebruik door bedrijven en een deel van het terrein is reeds braakliggend. Rondom het gebied is reeds sprake van woonpercelen. In figuur 1.1 is het plangebied weergegeven op een luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0001.png"

Figuur 1.1 Indicatieve begrenzing plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg', vastgesteld door de gemeenteraad op 21 december 2017. Het plangebied is voorzien van de bestemmingen 'Bedrijf - 1', 'Maatschappelijk' en 'Woongebied' en kent een gebiedsaanduiding 'milieuzone - hinder bedrijven', zie figuur 1.2. Daarnaast is het plangebied voorzien van een gebiedsaanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7'.

Alleen ter plaatse van de bestemming 'Woongebied' zijn reeds 24 grondgebonden woningen toegestaan. De woningbouwontwikkeling is daarmee niet rechtstreeks mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Wel kan met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid de voorgenomen ontwikkeling – onder voorwaarden – mogelijk worden gemaakt. Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan en daarop aangegeven de indicatieve begrenzing van het plangebied (geel omlijnd)

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. De opbouw is als volgt:

  • Hoofdstuk 1 gaat in op de aanleiding, de ligging van het plangebied en het vigerende bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 2 wordt vervolgens nader ingegaan op het plangebied in de huidige en toekomstige situatie. De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt wordt getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden, zoals opgenomen in het moederplan.
  • De toetsing van deze ontwikkeling aan het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is opgenomen in het 'beleidskader' in hoofdstuk 3.
  • Het onderzoek dat voor dit plan is uitgevoerd naar de omgevingsaspecten komt in hoofdstuk 4 aan de orde.
  • Hoofdstuk 5 betreft de juridische planbeschrijving.
  • In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied

2.1 Huidige situatie

De Nijverheidsweg is gelegen in de noordoosthoek van de bebouwde kom van Woudenberg. Aan deze weg ligt van oudsher een diversiteit aan kleine en middelgrote bedrijven. Het plangebied ligt ingeklemd tussen de bestaande kern van Woudenberg en de nieuwste uitbreidingswijk Het Groene Woud. Het overgrote deel van het plangebied is op dit moment braakliggend. Een deel is echter nog steeds in gebruik als bedrijventerrein. Dit betreft het autobedrijf Schreuder (Nijverheidsweg 57), een schoonmaakbedrijf gelegen aan de Stationsweg West 109a, de drukkerij (Nijverheidsweg 50) en Bouwbedrijf Van Lambalgen (Nijverheidsweg 52). Autobedrijf Schreuder is van plan om de bedrijfsactiviteiten te verplaatsen naar het bedrijventerrein Parallelweg. Dit geldt ook voor de nog aanwezige drukkerij. Het bouwbedrijf Van Lambalgen is ook van plan de activiteiten elders voor te zetten.

Met de ontwikkeling van woningbouwplan Het Groene Woud is het cluster van bedrijven steeds meer ingesloten geraakt door woningbouw. Hiermee verdwijnt de oorspronkelijke logica om juist op deze plaats bedrijven te vestigen dan wel te handhaven. In de Structuurvisie Woudenberg 2030 is mede om die reden aangegeven dat het wenselijk is dit bedrijventerrein te transformeren naar woningbouw. Inmiddels worden de (particuliere) plannen om tot herontwikkeling te komen steeds concreter. Op basis van een eerste verkavelingsopzet is daarom in het vigerende bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' een wijzigingsbevoegdheid voor de beoogde herontwikkeling opgenomen. Tot het wijzigingsgebied behoren, naast de percelen aan de Nijverheidsweg, een deel van Het Groene Woud (nu binnen de hindercirkels van de bedrijven aan de Nijverheidsweg gelegen) en de gronden van de Hervormde Gemeente Woudenberg in Het Groene Woud. Dit om een integrale planontwikkeling mogelijk te maken.

2.2 Voornemen

In de Structuurvisie Woudenberg 2030 is reeds beschreven dat het wenselijk is het bedrijventerrein aan de Nijverheidsweg te transformeren naar woningbouw. De opgave is om dit terrein te herstructureren en te herontwikkelen in nauwe relatie met de ontwikkeling van het Groene Woud.

Op dit moment is er een concreet plan voor de beoogde herontwikkeling van het gehele terrein. Alleen het schoonmaakbedrijf gelegen aan de Stationsweg West, een deel van de voormalige bedrijfshal van het bouwbedrijf Van Lambalgen en de daarbij behorende bedrijfswoning blijven behouden. In de bedrijfshal van Van Lambalgen wordt de mogelijkheid geboden appartementen te realiseren. De bedrijfswoning krijgen een woonbestemming. Twee andere bedrijfswoningen krijgen tevens een woonbestemming. Op deze locaties wordt het mogelijk gemaakt om twee twee-onder-één-kap woningen te realiseren. Het schoonmaakbedrijf behoudt de bestemming 'Bedrijf - 1'. Het deel waar de drukkerij zich bevond krijgt een woonbestemming waar alleen nog opslag wordt toegestaan. De overige nog aanwezige bedrijfsbebouwing (van autobedrijf Schreuder) wordt gesloopt en maakt ruimte voor nieuwbouw.

Aanvullend wordt een drietal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hiervoor zijn met de betreffende initiatiefnemers anterieure overeenkomsten afgesloten. De ontwikkelingen betreft het mogelijk maken van twee twee-onder-een-kap woningen in plaats van de reeds aanwezige vrijstaande woning ter plaatse van de Nijverheidsweg 21. Daarnaast wordt ter plaatse van zowel de Nijverheidsweg 50 als de Stationsweg West 109a de realisatie van een vrijstaande woning mogelijk gemaakt.

Het beoogde programma bestaat in totaal uit 93 woningen. Daarnaast behoudt één van de percelen de bestemming 'Bedrijf - 1'. Hier is nog een schoonmaakbedrijf gevestigd. Voor de woningen geldt dat het gaat om:

  • 19 tussenwoningen (koop)
  • 40 twee-onder-één-kap en hoekwoningen (koop)
  • 21 sociale huurwoningen
  • 9 (gestapelde) woningen in de middenhuur
  • 4 vrijstaande (koop)woning

De woningen worden gerealiseerd in aansluiting op, en rekening houdend met, de bestaande structuren en aanwezige bebouwing. Ter versterking daarvan wordt de Nijverheidsweg doorgetrokken. Op die manier ontstaat een centrale ontsluiting van het plangebied. De woningen in een aantal clusters gerealiseerd. Deze clusters worden omsloten door erftoegangswegen, zodat alle clusters goed bereikbaar zijn. Op twee locaties worden gestapelde woningen mogelijk gemaakt. Eén van de locaties betreft de reeds aanwezige bedrijfshal en op de andere locatie (aan de noordoostzijde van het plangebied) worden gestapelde woningen gerealiseerd in de vorm van een 'woonhof', zie ook figuur 2.1.

Het streven is te voorzien in kwalitatief goede woningen. Ten behoeve van een eenduidige uitstraling wordt overal een maximale bouwhoogte gehanteerd van 10 meter. Uitzondering hierop zijn de gestapelde woningen in de meest zuidelijk gelegen zone. Dit betreffen de 9 woningen (bestemd voor de middenhuur) in de voormalige bedrijfshal. Deze bebouwing krijgt een maximale bouwhoogte van 7 meter. De woningen worden allemaal voorzien van een tuin. Ter plaatse van het woonhof wordt een gemeenschappelijke buitenruimte gerealiseerd. Ook wordt voorzien in voldoende parkeerruimte. Dit vindt plaats zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte.

Voor de ruimtelijke kwaliteitseisen wordt aangesloten bij de kaders die zijn opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het Groene Woud en zoals opgenomen in het bestemmingsplan Het Groene Woud uit 2008. De beeldkwaliteitsparagraaf die in het kader van dat bestemmingsplan is opgesteld is opgenomen in de welstandsnota van de gemeente Woudenberg. Doel hiervan is ruimtelijk samenhangende straten of straatdelen aan te duiden en gewenste sferen in deze straten en straatdelen aan te duiden. Omdat het gebied gefaseerd wordt gerealiseerd en om marktconform te kunnen bouwen, kunnen de geschetste sferen aan de eventueel veranderende vraag worden aangepast. Er wordt echter zoveel als mogelijk bij de opgenomen uitgangspunten aangesloten. Zo krijgen de straten een beperkte lengte waardoor er een kleinschalig woonmilieu ontstaat. De bebouwing is in wisselende bloklengten en er is sprake van vloeiende rooilijnen langs de straten. Met een maximale bouwhoogte van 10 meter is het maximaal aantal toegestane bouwlagen drie. Dit sluit aan bij de geformuleerde beeldkwaliteitseisen.

De Nijverheidsweg wordt als hoofdstructuur voor het gemotoriseerd verkeer doorgetrokken door het plangebied en is aangesloten op de Rozensingel. Op deze wijze is het plangebied via zowel de oost als westzijde goed toegankelijk. Om ook de noord- en zuidzijde van het plangebied goed te ontsluiten wordt ook daar een erftoegangsweg aangelegd, welke aansluit op de Nijverheidsweg. In lijn met de beeldkwaliteitseisen wordt het gebied ingericht als verblijfsgebied. De erftoegangswegen krijgen een gelijkwaardige uitstraling en worden ruim opgezet zodat ook voldoende ruimte is voor het langzaam verkeer (fietsers en wandelaars). Dit komt de verkeersveiligheid ten goede. De straten krijgen een informeel, dorps profiel. Het niveauverschil tussen de rijbaan, parkeerstrook, groenstrook en het voetpad wordt klein gehouden. Wel onderscheiden de straten zich qua profilering door de manier waarop ze zich verhouden tot de omliggende ruimte (lengte en vormgeving). Dit komt de herkenbaarheid en de mogelijkheid tot een goede oriëntatie binnen de wijk ten goede. Ook worden de verkeersverbindingen voorzien van groen, zodat de stedenbouwkundige structuur hierdoor wordt versterkt.

In de planvorming wordt rekening gehouden met de bestaande woon- en bedrijfskavels aan de randen van het plangebied. Het bouwvlak van de bestemming 'Wonen' is aan de zuidzijde - afgezien van de bestaande bedrijfshal - ten minste 10 meter teruggelegd, zodat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Aan de noord-, oost- en westzijde worde de bebouwing aangesloten op de reeds aanwezige structuur, zodat een samenhangend beeld ontstaat. Daarbij wordt rekening gehouden met de situering van de aanwezige woningen en bijbehorende tuinen door de geplande woningen op een aantal meter van deze kavels te realiseren.

Zoals reeds beschreven is in het stedenbouwkundige plan, zie figuur 2.1, veel aandacht besteed aan een goede inpassing van de ontwikkeling en sluit dit aan bij de geformuleerde beeldkwaliteitseisen. Door extra groen te realiseren - bomen al dan niet op regelmatige afstand geplaatst voor een speels effect - en bebouwing verspreid binnen het plangebied te realiseren, waarbij parkeren geheel binnen het plangebied wordt opgelost, ontstaat een ontwikkeling waar kwalitatief goed kan worden gewoond.

Opgemerkt wordt dat mogelijk aan de noordoostzijde van het plangebied een kerkelijk centrum wordt gerealiseerd. Ondanks dat de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' ook deze gronden omvat, valt deze locatie buiten voorliggend wijzigingsplan. De bestemming van deze gronden is reeds Maatschappelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0003.png"

Figuur 2.1 Stedenbouwkundig plan Nijverheidsweg

Ter plaatse van het plangebied worden ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit verschillende architectonische thema's toegepast / deelgebieden onderscheiden welke passen bij de ruimtelijke kwaliteit van de in de omgeving aanwezige bebouwing, zie figuur 2.2 voor de thema's/deelgebieden die worden onderscheiden. In figuur 2.3 is per thema een indicatief straatbeeld weergegeven en figuur 2.4 is het plangebied in vogelvlucht weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0004.png"

Figuur 2.2 Indicatieve indeling architectonische thema's/deelgebieden (Bron: Roordink architecten BNA)

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0005.png"

Figuur 2.3 Impressiebeelden (Bron: Roordink architecten BNA)

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0006.png"

Figuur 2.4 Indicatieve uitstraling plangebied beoogde situatie in vogelvlucht (Bron: Roordink architecten BNA)

2.3 Toets aan de wijzigingsregels

In het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' is bepaald dat burgemeester en wethouders de bestemming en de bebouwingsbepalingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' kunnen wijzigen in de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Groen', 'Verkeer' en 'Bedrijf - 1' met dien verstande dat wordt voldaan aan een aantal criteria. Het wijzigingsplan voldoet aan de bij de wijzigingsbevoegdheid behorende criteria. In onderstaande tabel is dit nader toegelicht.

Criteria     Beoordeling  
a   Binnen het wijzigingsgebied maximaal 95 woningen zijn toegestaan waarvan maximaal 30% gestapeld.   In het wijzigingsgebied worden 3 bestaande bedrijfswoningen omgezet naar burgerwoningen. In totaal worden 93 woningen toegestaan. 24% van de woningen (22) wordt gestapeld.  
b   Het wijzigingsplan stedenbouwkundig inpasbaar is.   Bij het opstellen van het plan is ruimschoots aandacht besteed aan de stedenbouwkundige inpassing, zie paragraaf 2.2. Het wijzigingsplan is dan ook stedenbouwkundig inpasbaar.  
c   Binnen een zone van 10 meter achter de percelen aan de Stationsweg West zijn geen woningen toegestaan.   De nieuwbouw voldoet aan de afstandseis van 10 meter. Voor de woningen in de bestaande bedrijfshal wordt verwezen naar het volgende punt.  
d   In afwijking van het bepaalde onder c mogen woningen wel binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.   In de reeds bestaande bedrijfshal aan de Nijverheidsweg 52 worden woningen mogelijk gemaakt. De kortste afstand van de bedrijfshal tot aan de ten zuiden daarvan gelegen percelen bedraagt 6,5 meter. Dit is in overeenstemming met de wijzigingscriteria.  
e   De maximale bouwhoogte van woningen mag 10 meter bedragen.   De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter.  
f   In afwijking van het bepaalde onder e mag de maximale bouwhoogte van gestapelde woningen niet meer bedragen dan 7,5 meter in de zone zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.   Dit criterium heeft betrekking op de meest zuidelijke zone waar gestapelde woningen in de bestaande bedrijfshal zijn gepland. De maximale bouwhoogte bedraagt hier 7,5 meter zodat aan de wijzigingscriteria wordt voldaan.  
g   Uit onderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het betreffende gebruik.   Voor het gehele plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd, zie ook paragraaf 4.8. Daaruit volgt dat de bodemkwaliteit voldoende is voor het beoogde gebruik.  
h   Indien voor de wijziging van de bestemming noodzakelijk, uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de wettelijke normen voor wat betreft geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit.   In paragraaf 4.3, 4.6 en 4.4 is nader ingegaan op de aspecten geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Daaruit volgt dat geen van deze aspecten belemmeringen oplevert voor de beoogde ontwikkeling.  
i   De ontwikkelingen passen in de omgeving en de parkeerbalans niet onevenredig wordt aangetast   De ontwikkeling wordt ingepast in de omgeving, zie ook paragraaf 2.2. Voor de ontwikkeling is een parkeerbalans opgesteld, zie paragraaf 4.2. Daaruit volgt dat dit aspect niet leidt tot verdere aandachtspunten.  
j   Overleg met het waterschap plaatsvindt in het kader van de watertoets.   In paragraaf 4.7 is een watertoets opgesteld voor de betreffende ontwikkeling. Afstemming met het waterschap vindt nog plaats.  
k   Aantoonbaar wordt gemaakt dat de aanwezige flora en fauna niet wordt aangetast.   Voor het gehele plangebied is een quick scan flora en fauna uitgevoerd, zie ook paragraaf 4.9. Daaruit volgt dat nog een nader onderzoek moet worden uitgevoerd. Dit onderzoek wordt uitgevoerd.  
l   Er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de belangen van derden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.  
Het plangebied wordt zorgvuldig ingericht, zodat een inrichting ontstaat waar kwaliteit kan worden geboden. Dit komt het straat- en bebouwingsbeeld ten goede., zie ook paragraaf 2.2. De verkeerssituatie is beschouwd (zie paragraaf 4.2) en levert geen knelpunten op. Bij de totstandkoming van het stedenbouwkundige plan is meermaals met de betrokken partijen (zoals bewoners en bedrijven) overleg gevoerd, zodat zo goed als mogelijk met ieders wensen rekening wordt gehouden. Door deze werkwijze is geborgd dat aan het gestelde onder l wordt voldaan.  
m   Na wijziging zijn de bepalingen uit de bestemming(en) 'Wonen', 'Tuin', 'Groen', 'Bedrijf - 1 respectievelijk 'Verkeer' onverkort van toepassing.   Met het wijzigingsplan wordt in de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf - 1', 'Tuin', 'Groen', 'Verkeer' en 'Bedrijf - 1' voorzien. Voor de van toepassing zijnde regeling wordt verwezen naar het moederplan.  

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van de rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit wijzigingsplan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De ontwikkelingen binnen het plangebied raken geen van de rijksbelangen. Het Rijksbeleid geeft hierdoor geen uitgangspunten voor dit wijzigingsplan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Op grond van het Bro is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen.

Lid 2 luidt als volgt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Voorliggend plan biedt de mogelijkheid om het gebied aan de Nijverheidsweg opnieuw in te richten. De bestaande bebouwing wordt gesloopt en daarvoor in de plaats worden 93 woningen mogelijk gemaakt. In de huidige situatie zijn er in het plangebied 3 bedrijfswoningen aanwezig. Juridisch zijn 4 bedrijfswoningen en 24 burgerwoningen mogelijk. De ontwikkeling wordt (gelet op het aantal woningen en de ligging) gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied.

Toets aan ladder voor duurzame verstedelijking

Kwantitatieve behoefte

Er is sprake van een grote regionale behoefte aan woningen. De relevante woonregio is de provincie Utrecht, subregio Amersfoort. De regionale behoefte is nader onderbouwd in de provinciale structuurvisie en verordening. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Utrecht is voor de gemeente Woudenberg een woningbehoefte opgenomen van 1.150 woningen voor de periode 2016-2028.

Ook uit de woningmarktmonitor provincie Utrecht blijkt dat de woningbouwopgave maar deels binnenstedelijk opgevangen kan worden (http://www.wmm-provincie-utrecht.nl/behoefte-en-plannen) De woningmarktmonitor van de provincie Utrecht biedt inzicht in de belangrijkste ontwikkelingen in voor de woningmarkt relevante thema's, waaronder woningbehoefte en plancapaciteit.

In de regio Amersfoort zijn te weinig harde plannen om te kunnen voorzien in de woningbehoefte. Er is op dit moment een tekort aan woningbouwplannen van ruim 2.000 woningen. In 2016 heeft een woonbehoefteonderzoek plaatsgevonden in de gemeente (zie paragraaf 3.3.2). De kwantitatieve analyse in dit woonbehoefteonderzoek geeft aanleiding om het bouwprogramma omhoog bij te stellen naar circa 90 tot 110 woningen/jaar voor de korte termijn (2020). In 2018 wordt een nieuw woonbehoefteonderzoek uitgevoerd. De eerste resultaten laten zien dat de woningbehoefte op circa 90 woningen per jaar uitkomt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0008.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0009.jpg"

Figuur 3.1 Woningmarktmonitor regio Amersfoort en gemeente Woudenberg

Kwalitatieve behoefte

Het plan geeft invulling aan de behoefte aan dorpse woonmilieus. Uit het in 2016 uitgevoerde woningbehoefteonderzoek is naar voren gekomen dat de vraag naar sociale huurwoningen is toegenomen. In dit plan wordt voldaan aan de eis minimaal 20% sociale huurwoningen (gemeentelijk beleid) te realiseren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0010.png"

Figuur 3.2 WoOn2016 provincie Utrecht

Conclusie

Aangezien er behoefte is aan de geplande woningen staat het rijksbeleid de uitvoering van het wijzigingsplan niet in de weg.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is op 4 februari 2013 vastgesteld en geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Sinds de vaststelling hebben Provinciale Staten de PRS enkele keren herzien en voor het laatst vastgesteld op 12 december 2016. De PRS heeft als taak om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. De provincie met een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. Deze uitgangspositie rust op drie pijlers, te weten:

  • Utrecht ligt centraal, vanwege de centrale ligging is de provincie een aantrekkelijke vestigingsplaats voor wonen en werken;
  • Utrecht heeft aantrekkelijke steden en landschappen, de rijke schakering van woon-, werk en natuurgebieden op korte afstand van elkaar zorgt voor een aantrekkelijke schaal van de leefomgeving;
  • Utrecht is sterk in kennis en cultuur, inwoners hebben een relatief hoog opleidingsniveau en er zijn kansen voor een bloeiende kenniseconomie.

De provincie wil de kracht van de regio verder ontwikkelen. Provincie Utrecht blijft alleen een sterke regio als het aantrekkelijk is en blijft om te wonen, werken en recreëren. Het beleid is erop gericht deze aantrekkelijkheid te ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0011.png"

Figuur 3.3 Uitsnede visiekaart wonen en werken

Wonen

Het oorspronkelijke PRS woningbouwprogramma uit 2013 bedroeg de toevoeging van 68.000 woningen in de provincie. In de jaren 2013 tot en met 2016 zijn ruim 11.000 woningen gerealiseerd, voor het overgrote deel binnen het stedelijk gebied. De provinciale, regionale en in veel gevallen ook de lokale woningbehoefte is hoger dan het woningbouwprogramma zoals nu opgenomen in de PRS. Woudenberg is onderdeel van de regio Amersfoort. De regio maakt deel uit van de Noordvleugel Utrecht, heeft een hoge verstedelijkingsdruk en zal ook de komende jaren nog sterk groeien.

De Regio Amersfoort omvat de gemeenten Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Soest en Woudenberg. De regio maakt deel uit van de Noordvleugel Utrecht, heeft een hoge verstedelijkingsdruk en zal ook de komende jaren nog sterk groeien. De regio is het schakelpunt tussen de Noordvleugel van de Randstad en noord en oost Nederland. De regio Amersfoort ligt centraal, is een knooppunt van wegen en spoorwegen en beschikt daarmee over goede infrastructurele verbindingen. De regio heeft veel woon- en werk-uitwisselingsrelaties met de nabijgelegen Gelderse gemeenten Barneveld en Nijkerk. Het programma voor de Regio Amersfoort is 16.530 woningen.

Voor de gemeente Woudenberg wordt in de PRS uitgegaan van een woningbouwprogramma van 1.150 woningen, waarvan 150 woningen in het stedelijk gebied. De ontwikkeling maakt hier onderdeel van uit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0012.png"

Figuur 3.4 Programma regio Amersfoort

Economie

De provincie Utrecht heeft economisch gezien een sterke uitgangspositie. Om deze positie te behouden en nieuwe kansen te benutten, is de (ruimtelijk-)economische strategie voor de komende jaren onder andere gericht op het zoveel als mogelijk accommoderen van de dynamiek van de in de provincie gevestigde bedrijven. Er moet een voldoende en adequaat aanbod aan werkmilieus zijn waarbij herstructurering, transformatie en intensivering de belangrijkste opgaven zijn. De bestaande ruimte voor bedrijfs- en kantoorvestiging moet optimaal wordt benut en zo nodig wordt aangepast aan de huidige wensen van gebruikers zodat dat er selectief nieuwe locaties worden ontwikkeld. De transformatie van dit bedrijventerrein dat volledig is omsloten door woonwijken past binnen deze uitgangspunten.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (herijking 2016 en correctie 2017)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) bevat regels waar gemeenten zich bij het opstellen van ruimtelijke plannen aan moeten houden. De volgende regels zijn van toepassing op onderliggend wijzigingsplan:


Het plangebied valt binnen het bestaand 'Stedelijk gebied'. In artikel 4.1 lid 2 staat dat een ruimtelijk besluit binnen bestaand stedelijk gebied, zoals het plangebied, bestemmingen en regels kan bevatten voor verstedelijking.


In artikel 4.1 lid 3 staat dat de toelichting op een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als 'Stedelijk gebied', een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen.

Toetsing

De ontwikkelaar zal de percelen kavelsgewijs verkopen. In overleg met de gemeente is afgesproken dat duurzame energiebronnen zoals zonnepanelen, driedubbel glas en warmtepompen worden gestimuleerd bij de kopers. Daarnaast moeten de woningen voldoen aan de laatste eisen uit het Bouwbesluit (EPC: 0,4). Daarmee past deze ontwikkeling binnen de kaders van de PRV.

Conclusie

Aangezien er behoefte is aan de geplande woningen en de ontwikkeling rekening houdt met energiebesparing en het toepassen van duurzame energiebronnen staat het provinciale en regionale beleid de uitvoering van het wijzigingsplan niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Woudenberg 2030 (2013)

In de structuurvisie Woudenberg worden keuzes gemaakt over de duurzame en verantwoorde ruimtelijke toekomst van de gemeente. Deze keuzes op het gebied van werken, zorg en welzijn, onderwijs, sport, toerisme en recreatie en mobiliteit zijn integraal op elkaar afgestemd. In de structuurvisie is ook aangegeven welke strategie de gemeente hanteert voor de uitvoering en de daarbij horende investeringen. Richting 2030 zet Woudenberg in op het verbinden, combineren en vernieuwen van haar kwaliteiten.

Door het ruimtelijk verbinden en combineren van deze sectoren ontstaat een sterk raamwerk: het ruimtelijk economisch structuurbeeld voor 2030. Hierin benut Woudenberg (de mogelijkheden van) haar kwaliteiten. Niet alleen door deze te verbinden en te combineren, maar ook door deze:

  • te vernieuwen: het centrum van Woudenberg tot aantrekkelijk boodschappen-, winkel- en verblijfsgebied voor bewoners en recreanten;
  • te transformeren te herstructureren en te herontwikkelen: verschillende bedrijventerreinen waarvan bedrijventerrein Parallelweg en spoorzone de grootste zijn;
  • te versterken: woningbouw in Woudenberg Oost (Hoevelaar) en op verschillende inbreidingslocaties;
  • te verbreden: landbouw met verschillende agrarische nevenfuncties;
  • te beschermen: de intrinsieke waarde van natuur, landschap en cultuurhistorie. Zo mogelijk kunnen deze ook beter benutbaar en beleefbaar worden gemaakt.

Voldoende uitbreidingsmogelijkheden bieden voor bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven

Woudenberg wil voldoende uitbreidingsmogelijkheden blijven bieden voor bestaande bedrijven en vestigingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijven. De ruimte die hierin moet voorzien ligt in Woudenberg en in Woudenberg Oost. Het accent ligt daarbij op beheer, revitalisering, intensivering en/of herstructurering van bestaande terreinen. Dit krijgt concreet vorm met de herstructurering van bedrijventerrein Parallelweg, bedrijventerrein Nijverheidsweg, Laan van Lichtenberg en Griftdijk en de transformatie en herontwikkeling van de spoorzone (bedrijven langs de spoordijk). Hiermee wordt doorstroming en (her)ontwikkeling van bedrijven (uit de bebouwde kom) mogelijk gemaakt. Voor de Nijverheidsweg is in de visie aangegeven dat de opgave eruit bestaat om de bedrijven uit te plaatsen en het terrein vervolgens te herstructureren en te herontwikkelen in relatie met de ontwikkeling van het Groene Woud. De Nijverheidsweg is in de visie opgenomen als projectlocatie waar in de toekomst woningbouw gepland staat.

Toetsing

De keuze om bedrijventerrein Nijverheidsweg te transformeren naar wonen is in de structuurvisie 2013 gemaakt. In het geldende bestemmingsplan is dit reeds vastgelegd door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Met de beoogde ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid en krijgt de herstructurering, zoals in de structuurvisie is beoogd, vorm.

3.3.2 Woonvisie Woudenberg 2013+ (inclusief oplegger 2016+)

In de woonvisie zijn de ontwikkelingen aan vraag- en aanbodzijde in beeld gebracht en zijn de belangrijkste uitdagingen en opgaven geschetst ten aanzien van het wonen in Woudenberg.

De veranderde woningmarkt en de economische en demografische ontwikkelingen in Nederland hebben ook hun weerslag gehad in Woudenberg. Deze ontwikkelingen bestaan onder andere uit gezinsverdunning, vergrijzing, stabilisatie van het aantal inwoners en optredende knelpunten in de lokale markt. Deze knelpunten zijn:

  • Gebrekkige doorstroming.
  • De afwezigheid van voldoende goedkope en betaalbare huur- en koopwoningen voor starters en gezinnen.
  • Lage verhuisgeneigdheid onder senioren.

De Woonvisie 2013+ Woudenberg anticipeert dan ook op de demografische ontwikkelingen van de verschillende doelgroepen.

Om de woningmarkt in lijn te brengen met de marktsituatie van 2013 is het programma in de Woonvisie 2013+ bijgesteld ten opzichte van haar voorganger. Niet programmatisch, maar door te temporiseren, ontwikkelingen met elkaar af stemmen en gefaseerd, kleinschaliger en vraaggericht naar doelgroep te ontwikkelen. Het doel is om met kleinere stappen op termijn hetzelfde programma te bereiken en de doorstroming te verbeteren. Daarbij worden sterke schommelingen in het kwantitatieve nieuwbouwaanbod voorkomen en kan sneller ingespeeld worden op veranderde marktomstandigheden.

In 2016 heeft een woonbehoefteonderzoek plaatsgevonden in de gemeente. De conclusie van het onderzoek bevestigt de strategie in de Woonvisie 2013+ om vraaggericht te ontwikkelen en geeft tegelijkertijd aan dat er meer woningen gebouwd zouden moeten worden. De kwantitatieve analyse in dit woonbehoefteonderzoek geeft aanleiding om het bouwprogramma van 40 tot 60 woningen/jaar omhoog bij te stellen naar circa 90 tot 110 woningen/jaar voor de korte termijn (2020). Door de toegenomen vraag naar sociale huurwoningen is in de oplegger Woonvisie 2016+ opgenomen dat bij ontwikkelingen vanaf 20 woningen minimaal 20% sociale huurwoningen dienen te worden gerealiseerd, tenzij er moverende redenen zijn om dit niet te doen. De Woonvisie 2016+ is vastgesteld door de raad op 24 november 2016. In januari 2018 is gestart met het Woningbehoefteonderzoek 2018, dat eind 2018 zal leiden tot een geactualiseerde Woonvisie 2018+ voor de komende twee jaren. Deze tweejaarlijkse actualisering van het woningbehoefteonderzoek (WBO) is een van de voorwaarden die de ladder voor duurzame verstedelijking stelt.

Toetsing

Op basis van het Woningbehoefte 2013+ en de oplegger 2016+ is gekozen voor de volgende invulling van het woningbouwprogramma voor het plangebied Nijverheidsweg. In totaal komen in het gebied 93 woningen:

  • 19 tussenwoningen (koop)
  • 40 twee-onder-één-kap en hoekwoningen (koop)
  • 21 sociale huurwoningen
  • 9 (gestapelde) woningen in de middenhuur
  • 4 vrijstaande (koop)woning

De invulling van het bouwprogramma is getoetst aan de behoefte zoals opgenomen in de Oplegger 2016+.

De sociale huurwoningen passen binnen het uitgangspunt dat minimaal 20% sociale huurwoningen moeten worden gerealiseerd.

De woningen met middenhuur passen in de in de Oplegger 2016+ opgenomen ontwikkelstrategie om in te zetten op de realisatie van vrije sector huurwoningen. Hiermee wordt op de behoefte aan vrije sector huurwoningen op korte termijn ingespeeld.

De woningen in de koopsector passen in de behoefte aan (goedkope tot) betaalbare koop en zijn deels geschikt voor starters en ook voor doorstromers. De overige koopwoningen voorzien in de behoefte aan middelduur koopwoningen in de vrije sector.

Conclusie

De invulling en verdeling van het bouwprogramma sluit goed aan bij de huidige en toekomstige behoefte aan woningen en biedt een gevarieerd programma dat vraaggericht is ingevuld, zoals in de Woonvisie 2013+ is vastgesteld en in de Oplegger 2016+ opgenomen.

3.3.3 Expeditie Duurzaamheid Gemeente Woudenberg 2014 - 2018

In de Expeditie Duurzaamheid heeft de gemeente Woudenberg de expeditie beschreven waarmee de ambitie wordt bereikt: Woudenberg is in 2030 een duurzame gemeente, waarbij iedereen meewerkt om duurzaamheid na te streven.

 

Toetsing

Ten aanzien van gebiedsontwikkeling is voor de beoogde herontwikkeling aangegeven dat duurzaamheid van het begin af moet worden meegenomen. Daarbij dient gedacht te worden aan kansen als duurzame energieopwekking, mogelijkheden voor waterafvoer en vervoer. Dergelijke zaken zijn tevens aan de orde bij andere nieuwbouwlocaties. In paragraaf 4.13 wordt nader ingegaan op het aspect duurzaamheid voor de betreffende ontwikkeling.

3.3.4 Groenbeleidsplan 2011

In het Groenbeleidsplan is de algemene visie voor het groen in de gemeente opgenomen, namelijk het streven naar een samenhangende groenstructuur met aandacht voor aantrekkelijk, aangenaam, karakteristiek en kwalitatief hoogwaardig groen. De historisch aanwezige groenstructuur in de gemeente Woudenberg is ontstaan door ontginningen in de Gelderse Vallei en wordt begrensd door de stuwwal van de Utrechtse Heuvelrug.

De gemeente Woudenberg heeft de ambitie om het groen op een planmatige en structurele wijze in te richten en te beheren. Daarbij wordt nadruk gelegd op de relatie tussen dorp en landschap en het vergroten van de mogelijkheden voor flora en fauna in de gemeente. Met deze visie wil de gemeente het woon- en leefklimaat, de veiligheid, de herkenbaarheid van de kernen en de aansluiting van het groen op het omringende (natuur-)landschap versterken en waarborgen. Tevens is de evenwichtige verdeling van het groen over het dorp van belang en wordt er met de visie ingespeeld op nieuwe vormen van gebruik en beleving van groen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0013.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0014.png"  

Figuur 3.5 Uitsnede kaart groenstructuurplan

Toetsing

In het plangebied wordt rekening gehouden met de groene hoofdstructuur van Woudenberg en wordt de structuur binnen het plangebied versterkt.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het plan is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken. In voorliggend hoofdstuk worden de resultaten hiervan beschreven.

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

In Woudenberg worden woningen ontwikkeld op de locatie van het bedrijventerrein aan de Nijverheidsweg en op de braakliggende terreinen in de omgeving daarvan. De Nijverheidsweg is een erftoegangsweg waar het gemotoriseerde verkeer de rijbaan deelt met het langzaam verkeer. Op de Nijverheidsweg geldt een maximum snelheid van 30 km/u. De Nijverheidsweg wordt in zuidelijke richting verbonden met de Stationsweg West/Europaweg die aansluiten op de N224 en de N226. De Stationsweg West is een gebiedsontsluitingsweg met een snelheidsregime van 50 km/u. Fietsers maken hier gebruik van de vrijliggende fietsinfrastructuur. De Europaweg is eveneens een gebiedsontsluitingsweg met een snelheidsregime van 50 km/u. Fietsers kunnen gebruik maken van de vrijliggende fietsinfrastructuur of de parallelwegen. De provinciale weg N224 biedt verbindingen naar Veenendaal en Zeist. De N226 is de provinciale weg richting Amersfoort.


De Nijverheidsweg is te bereiken met buslijnen 80 en X80 van Amersfoort - Rhenen Dierenpark en vice versa. De halte Europaweg ligt op circa 550 meter lopen vanaf de rand van het plangebied. De buslijnen rijden met een frequentie van 1 tot 4 keer per uur.


Parkeren

De parkeerbehoefte van de ontwikkeling is bepaald op basis van de gemeentelijke parkeernormen uit het Parkeerbeleidsplan Woudenberg uit 2006. De basis van de parkeernormen opgenomen in deze nota vormen de richtlijnen gehanteerd door het CROW (ASVV 2004). Uitgangspunt bij de toepassing van de parkeernormen is een gebiedsgerichte aanpak. In plaats van afzonderlijke functies te beschouwen wordt de parkeervraag van verschillende functies met elkaar in verband gebracht. Om de parkeerbehoefte te berekenen is aangesloten bij de meest recente normen gehanteerd door het CROW (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', 2012). Hierbij wordt uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk', ligging 'rest bebouwde kom'.


Bij het bepalen van de parkeerbehoefte wordt uitgegaan van het worst-case scenario. Hierbij wordt geen rekening gehouden met de huidige parkeerbehoefte. Het uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte in het geheel wordt opgevangen binnen de grenzen van het plangebied.


De parkeerbehoefte is berekend voor het volgende programma:

  • 19 tussenwoningen (koop)
  • 40 twee-onder-één-kap en hoekwoningen (koop)
  • 21 sociale huurwoningen; deze worden gestapeld in het zogenaamde 'woonhof' gerealiseerd
  • 9 (gestapelde) woningen in de middenhuur
  • 4 vrijstaande (koop)woning

De toekomstige parkeerbehoefte wordt weergegeven in tabel 4.1.

Tabel 4.1. Parkeerbehoefte toekomstige situatie

Functie   Omvang   Norm   Parkeerbehoefte  
Koop tussen/hoek   35   1,8 per woning   63  
Koop, twee-onder-een-kap   24   2,0 per woning   48  
Huurhuis, sociale huur   21   1,5 per woning   31,5  
Huur, etage, midden/goedkoop   9   1,6 per woning   14,4  
Koop, vrijstaand   4   2,3 per woning   9,2  
  93     166,1  

De parkeerbehoefte bedraagt in totaal 167 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen kunnen zowel in de openbare ruimte als op eigen terrein gerealiseerd worden. Ten behoeve van bezoekers van de woningen dienen er parkeerplaatsen gerealiseerd te worden in de openbare ruimte. De parkeernorm voor bezoekers bedraagt 0,3 parkeerplaats per woning. Voor de 93 woningen dienen dan ook minimaal 28 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden in de openbare ruimte. De overige 139 parkeerplaatsen kunnen zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte gerealiseerd worden. Binnen het plangebied worden 146 parkeerplaatsen gerealiseerd en aan de oostzijde van het plangebied, aan de Rozensingel, zijn nog eens 22 parkeerplaatsen beschikbaar. Daarmee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.


Verkeersafwikkeling

De ontwikkeling van de woningen zorgt voor veranderingen op het gebied van de verkeersgeneratie. Op basis van CROW kencijfers (publicatie 317; Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie) is de toekomstige verkeersgeneratie berekend. Hierbij is uitgegaan van de worst-case situatie waarbij de huidige verkeersgeneratie van de bedrijvigheid buiten beschouwing wordt gelaten. De toekomstige verkeersgeneratie is weergegeven in tabel 4.2.

Tabel 4.2. Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Functie   Omvang   Norm   Verkeersgeneratie  
Koop tussen/hoek   35   7,4 mvt/etmaal   259  
Koop, twee-onder-een-kap   24   7,8 mvt/etmaal   187,2  
Huurhuis, sociale huur   21   5,6 mvt/etmaal   117,6  
Huur, etage, midden/goedkoop   9   4,1 mvt/etmaal   36,9  
Koop, vrijstaand   4   8,2 mvt/etmaal   32,8  
  93     633,5  


De toekomstige verkeersgeneratie bedraagt 634 mvt/etmaal. Een dergelijke toename zal merkbaar zijn op de ontsluitende wegen. De verwachting is echter dat deze verkeerstoename niet tot problemen zal leiden op het gebied van verkeersveiligheid of verkeersafwikkeling vanwege de relatief lage verkeersintensiteiten op de ontsluitende wegen. De toekomstige intensiteit blijft naar verwachting ruim onder de grenswaarde van 5.000-6.000 mvt/etmaal op een erftoegangsweg. De toename van het verkeer zal dan ook niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.


Conclusie

Door de ontwikkeling van de woningen neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen toe maar er zullen naar verwachting geen problemen ontstaan op het gebied van de verkeersafwikkeling. De toekomstige parkeerbehoefte kan opgevangen worden op eigen terrein of in de openbare ruimte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

De Wet geluidhinder (Wgh) beoogt de burger te beschermen tegen hoge geluidbelastingen. In deze wet zijn onder meer normen voor geluid van wegverkeers- en spoorweglawaai vastgelegd. Bij ruimtelijke plannen dient daarom rekening te worden gehouden met de in de Wgh genoemde grenswaarden en bepalingen.

In de Wgh gelden voorkeursgrenswaarden en maximaal toelaatbare grenswaarden voor de gevelbelastingen op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals in dit geval nieuw te bouwen woningen. Overschrijding van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan, mits voldoende onderbouwd. Het bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg, bepaalt of een overschrijding daadwerkelijk mag plaatsvinden. Dit wordt 'het verlenen van een ontheffing van de voorkeurswaarde' of 'het vaststellen van een hogere grenswaarde' genoemd. Het gaat hierbij om het vaststellen van een hogere grenswaarde dan de voorkeurswaarde en is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan de bron of tussen bron en ontvanger niet doelmatig zijn of financiële of stedenbouwkundige bezwaren ondervinden.

Indien hogere grenswaarden worden aangevraagd en een locatie is gelegen binnen de zones van meerdere geluidbronnen, dient tevens onderzoek gedaan te worden naar de effecten van de samenloop van de verschillende geluidsbronnen (de cumulatieve geluidbelasting). Er dient te worden aangegeven op welke wijze met de samenloop rekening is gehouden bij het bepalen van de te treffen maatregelen. Wanneer ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen bouw van woningen of andere geluidgevoelige gebouwen mogelijk tenzij deze worden voorzien van dove gevels of andere maatregelen.

Wegverkeerslawaai

Conform artikel 74 van de Wgh (zones langs wegen) hebben alle wegen een zone, uitgezonderd een aantal situaties waaronder wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur. De zone is een gebied waarbinnen een nader akoestisch onderzoek verplicht is. De breedte van de zone, aan weerszijden van de weg, is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving (stedelijk of buiten stedelijk).

Bij het plangebied is sprake van stedelijk gebied. Het plangebied ligt in de geluidzone van de Europaweg en het deel van de Stationsweg West welke in westelijke richting loopt. Met betrekking tot de binnen het plangebied te bouwen woningen kan voor de te verwachten geluidsbelasting vanwege een aanwezige weg een waarde van ten hoogste 63 dB worden vastgesteld. Op de berekende geluidsbelastingen mag conform artikel 110g van de Wgh een correctie worden toegepast. Deze aftrek mag alleen worden toegepast bij toetsing aan de grenswaarden uit de Wgh.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied worden nieuwe woningen mogelijk gemaakt. De nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek noodzakelijk is indien deze binnen de geluidzone van een gezoneerde weg conform de Wgh liggen. De geplande woningen vallen binnen de geluidzone van de gezoneerde Stationsweg West en de Europaweg. Er is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1. Dit onderzoek is uitgevoerd volgens Standaard Rekenmethode II (SRM II) conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2012. Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als gevolg van de gezoneerde wegen niet wordt overschreden. Als gevolg van het wegverkeer op de Nijverheidsweg wordt de richtwaarde van 48 dB echter wel overschreden. Aangezien dit een niet-gezoneerde weg betreft hoeven hiervoor geen hogere waarden worden aangevraagd. De maximaal aanvaardbare waarde wordt ten allen tijde niet overschreden in het plangebied, waardoor sprake is van een akoestisch aanvaardbaar klimaat.

Conclusie

Uit het onderzoek volgt dat de met dit wijzigingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt voldaan aan de geldende normen uit de Wet geluidhinder. Daarnaast is de geluidssituatie acceptabel vanuit een goede ruimtelijke ordening. Er is vanuit het oogpunt van geluid dan ook geen belemmering om het plan te realiseren.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.

Tabel 4.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied worden 93 woningen juridisch-planologisch mogelijk gemaakt. Er worden minder dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling valt hierdoor onder het Besluit niet in betekenende mate. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Stationsweg West. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2016 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft. Het plangebied valt binnen een milieuzone van het bedrijventerrein Nijverheidsweg. Door middel van dit wijzigingsplan wordt het bedrijventerrein herbestemd en vervalt deze milieuzone.

Onderzoek

In de beoogde situatie beëindigen de thans nog aanwezige bedrijven grotendeels hun bedrijfsactiviteiten en worden 93 woningen mogelijk gemaakt. In de directe omgeving zijn reeds hoofdzakelijk woningen aanwezig. Het plangebied kan, gezien de beoogde situatie, worden getypeerd als rustige woonwijk. In de omgeving bevinden zich drie bedrijven; een Fiat dealer, 'eierhandel J J van Raai' en een verhuisbedrijf 'K.M. Druijff B.V.'. Daarnaast is in de omgeving een school gelegen. De hier aangegeven afstanden betreffen de afstanden tussen de perceelgrens van de activiteiten (niet de bebouwingsgrens) en de gevel van de (geluid)gevoelige bestemming (in casu woningen).

De Fiat dealer (Stationsweg West 93) ligt op een afstand van circa 60 meter ten zuiden van het plangebied. Voor de categorie 'Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven' geldt een richtafstand van 30 meter waaraan voldaan wordt. Ter plaatse van het bedrijf zijn volgens het geldende bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 2 mogelijk. Ook voor deze functies geldt een maximale richtafstand van 30 meter (milieucategorie 2) tot een rustige woonwijk waaraan wordt voldaan.

Op circa 65 meter ten zuiden van het plangebied is 'eierhandel J J van Raai' gelegen (Stationsweg West 62). Dit bedrijf kent een milieucategorie 3.1 en hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. Aan deze afstand wordt voldaan. Ter plaatse van het bedrijf zijn volgens het geldende bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 2 mogelijk. Voor deze functies geldt een maximale richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. Ook aan deze afstand wordt voldaan.

Het verhuisbedrijf 'K.M. Druijff B.V.' ligt op een afstand van circa 70 meter ten zuiden van het plangebied. Het bedrijf kan worden gecategoriseerd als 'Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m²) met een richtafstand van 50 meter waaraan voldaan wordt. Ter plaatse van 'K.M. Druijff B.V.' geldt de bestemming Bedrijf - 1 met functieaanduiding bedrijf tot en met categorie 2, waardoor ook andere functies toegestaan zijn tot maximaal milieucategorie 2. Aan de bijbehorende richtafstand van 30 meter wordt ruimschoots voldaan.

Ten westen het plangebied bevindt zich de 'Basisschool de Wartburg (Laan 1940-1945 huisnummer 33'. De afstand tot de dichtstbijzijnde woninggevel in het plangebied is 26 meter. Hiermee wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter voor 'Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs' uit de VNG-publicatie. Het maatgevende milieuaspect is geluid, de richtafstand voor de andere milieuaspecten is 0 meter. Ten zuiden, westen en noorden van de school bevinden zich reeds woningen op kortere afstand dan de beoogde woningen in het plangebied. De geluidsbronnen van de school zijn voornamelijk buitenspelende kinderen op het schoolplein alsmede de verkeersanaantrekkende werking (halen en brengen). Het schoolplein bevindt zich grotendeels aan de westkant van de school waardoor mogelijke hinder wordt beperkt. Overigens is wonen nabij een schoolplein een keuze die mensen ook voordelen geeft. Dat geldt ook voor gebruik door de buurt van een dergelijke voorziening in de avonduren. Het samen spelen van kinderen in de buitenlucht is een goede, gezonde en gebruikelijke activiteit in de woonomgeving. Het is een gezonde activiteit die in tijden van tablets en social media misschien juist meer stimulans nodig heeft. Halen en brengen vindt plaats aan de zuidzijde van de school. Op korte afstand zijn reeds woningen gelegen. De nieuwe woningen zullen niet leiden tot aanvullende belemmeringen en de basisschool zal naar verwachting niet leiden tot onaanvaardbare milieuhinder ter plaatse van de woningen, de aanwezigheid van kinderen kan een positief effect kunnen hebben op de leefomgeving.

Ten noordwesten van het plangebied bestaat het voornemen een kerkelijk centrum te realiseren. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat voor een kerkelijk centrum een richtafstand geldt van 30 meter. Op een afstand van circa 10 meter vanaf de perceelsgrens zijn echter reeds woningen aanwezig. De dichtstbijzijnde woning in het plangebied ligt op 20 meter vanaf de perceelsgrens. De ontwikkeling leidt dan ook niet tot aanvullende beperkingen. Daarbij mag gemotiveerd worden afgeweken worden van de richtafstand. Omdat het hier om een nieuw kerkelijk centrum gaat kan ervan uitgegaan worden dat het kerkelijk centrum beter geïsoleerd wordt en geluiden beter binnen gehouden worden dan een oude kerk/kerkelijk centrum. Een afstand van 20 meter kan dan ook als voldoende worden beschouwd.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, ligt op een afstand van 1.750 meter ten oosten van het plangebied het bedrijf Van Appeldoorn Chemical Logistics B.V. De plaatsgebonden 10-6 risicocontour komt niet buiten de grens van deze inrichting zelf. Het invloedsgebied van de inrichting is 3.000 meter. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de inrichting waardoor het groepsrisico dient te worden verantwoord. Door de grote afstand en omdat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden, wordt een toename van het groepsrisico niet verwacht. Hierdoor kan worden volstaan met een beknopte verantwoording van het groepsrisico (zie hierna).

Op een afstand van circa 500 meter ten zuidwesten van het plangebied bevind zich de N224 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De weg heeft een PR 10-6 contour van 0 meter. Het maatgevende invloedsgebied is 355 m. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de provinciale weg de N224. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet noodzakelijk voor deze weg.

In de omgeving zijn geen buisleidingen gelegen die van invloed zijn op het plangebied. Daarnaast vindt nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of water.

Beknopte verantwoording groepsrisico

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.

Het plangebied wordt ontsloten via de Magnoliasingel die aansluit op de Stationsweg West in het zuiden van het plangebied en de Nijverheidsweg die aansluit op de Laan 1940-1945 in het westen. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Nijverheidsweg van de bron af worden gevlucht.

Zelfredzaamheid

De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van 93 woningen. De aanwezige personen in de woningen zijn over het algemeen zelfredzaam. Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid.

Conclusie
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van het bedrijf Van Appeldoorn Chemical Logistics B.V. Vanwege de afstand tot deze inrichting en de beperkte toename in personen zal er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde zijn. Vanwege de grote afstand en omdat de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden, wordt een toename van het groepsrisico niet verwacht. Voor het transport gevaarlijke stoffen kan worden volstaan met een beknopte verantwoording waarbij in wordt gegaan op de bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

4.7 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Waterschap Vallei & Veluwe, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het wijzigingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Sinds 1 januari 2013 zijn de waterschappen Vallei & Eem en Veluwe gefuseerd. Op 30 september 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Het Waterbeheerprogramma 'Partnerschap als watermerk' geeft de beoogde koers aan. Er zijn zes uitdagingen geformuleerd:

  • 1. Omgaan met klimaatverandering.
  • 2. Groeiende aandacht voor hergebruik van grondstoffen.
  • 3. Toenemend gebruik van nieuwe grondstoffen.
  • 4. Krimp en groei van de bevolking.
  • 5. Technische kennis wordt schaarser.
  • 6. Veranderende houding in de samenleving.

Deze uitdagingen zijn groot. Zo groot dat het Waterschap dit niet alleen aan kan en samen met inwoners, waterpartners en het bedrijfsleven wil komen tot het gewenste resultaat. Naast bovengenoemde uitdagen zijn ook ambities geformuleerd. Bepalend voor het werk van het Waterschap in de komende jaren zijn de volgende ambities:

  • Samenwerken: we werken samen.
  • Beschermen: we beschermen tegen overstromingen.
  • Geen overlast: we voorkomen watertekort en - overlast.
  • Schoon water: we zorgen voor schoon water in een natuurlijke omgeving.
  • Scheiden: we scheiden regenwater en rioolwater.
  • Hergebruiken: we halen waardevolle stoffen uit het water.
  • Samenhang: we brengen samenhang aan in het beheer van waterstromen.

Gemeentelijk beleid

Om tot een samenhangend waterbeleid te komen heeft de gemeente Woudenberg samen met het voormalige waterschap Vallei & Eem het Waterplan opgesteld. Het waterplan beschrijft een integrale visie op de inrichting en het beheer van het water in Woudenberg en geeft een overzicht van maatregelen die nodig zijn om deze visie te realiseren. Dit heeft geleid tot een betere afstemming van geplande activiteiten, alsmede tot tal van nieuwe initiatieven voor verdere verbetering van de leefomgeving in Woudenberg. Het waterplan bestaat uit meerdere documenten, te weten:

  • Het afvalwaterplan 2013-2017 (verlengd tot 2019) waarin doelen en ontwikkelingen zijn beschreven;
  • het uitvoeringsplan, waarin de maatregelen zijn uitgewerkt;
  • de jaarlijks op te stellen operationele programma's met de uit te voeren maatregelen.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied ligt in het noordoosten van Woudenberg en bestaat hoofdzakelijk uit een bedrijventerrein en braakliggend land. De hoogte van het maaiveld (www.ahn.nl) varieert van 3,0 tot 4,5 m +NAP. Het plangebied is in de huidige situatie deels verhard en deels onverhard.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied grotendeels uit hoge zwarte enkeerdgronden. Een klein deel aan de noordwest kant van het plangebied bestaat uit beekeerdgronden. De ondiepe leemlaag die hier aanwezig is kan de infiltratie van neerslag hinderen en mogelijk effect hebben op drainage (als die dieper ligt).

De gemiddelde grondwaterstanden worden aangegeven door middel van zogenaamde grondwatertrappen (I t/m VII). Ter plaatse van het plangebied is volgens de Bodemkaart van Nederland sprake van grondwatertrap III. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand boven de 40 cm onder maaiveld ligt. De gemiddeld laagste grondwaterstand ligt tussen de 80 cm en 120 cm onder maaiveld.

Waterkwantiteit

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied zijn diverse watergangen aanwezig. In figuur 4.1 is een uitsnede opgenomen van de legger wateren van het Waterschap Vallei & Veluwe.

Voor oppervlaktewaterlichamen A geldt een beschermingszone aan beide zijden van 5 meter, gemeten vanuit de insteek van het oppervlaktewaterlichaam. Er bevindt zich geen oppervlaktewaterlichaam A in het plangebied. In het plangebied zijn volgens de legger wel C-watergangen aanwezig. Ten zuidoosten van het plangebied bevindt zich een B-watergang die deels in het plangebied is gelegen. Voor deze watergangen gelden geen beschermingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0015.png"

Figuur 4.1 Legger wateren (Waterschap Vallei & Veluwe)

Veiligheid en waterkeringen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen primaire- of regionale waterkeringen aanwezig. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- of beschermingszone van een waterkering. Ook ligt het gebied niet in een drinkwaterbeschermingsgebied.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op de aanwezige gemeentelijke riolering.

Toekomstige situatie

Algemeen

In het plangebied zullen 93 woningen met bijbehorende tuinen gerealiseerd worden:

  • 19 tussenwoningen (koop)
  • 40 twee-onder-één-kap en hoekwoningen (koop)
  • 21 sociale huurwoningen
  • 9 (gestapelde) woningen in de middenhuur
  • 4 vrijstaande (koop)woning

Daarnaast zal het plangebied voorzien worden van parkeergelegenheden en wegen om het gebied te ontsluiten.

Waterkwantiteit

Toename in verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Volgens de eisen van het Waterschap Vallei & Veluwe dient bij nieuwe ontwikkelingen groter dan 1500 m2 in stedelijk gebied watercompensatie plaats te vinden. Ten behoeve van het bestemmingsplan Groene Woud 2015 is een waterhuishoudingsplan opgesteld. In dit waterhuishoudingsplan is de ontwikkeling van woningbouw op een deel van het bedrijventerrein Nijverheidsweg reeds meegenomen. Het gaat om het oostelijke deel van het plangebied. Aangezien watercompenserende maatregelen voor dit oostelijk deel van het plangebied al hebben plaatsgevonden is dit deel niet meegenomen in de berekening van het verhard oppervlak. De bestaande en beoogde verharding ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 4.2 en 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0017.png"

Figuur 4.2 Verhard oppervlak bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0019.png"

Figuur 4.3 Verhard oppervlak (indicatief) beoogde situatie

De huidige verharding (bebouwing en verharding) bedraagt circa 10.430 m2. De totale verharding (bebouwing, nieuwe verharding en tuin) in de beoogde situatie bedraagt circa 11.500 m2. Hierbij is uitgegaan van tuinen die 50% verhard zijn en parkeervakken die uitgevoerd worden in waterdoorlatende bestrating (grasbetonstenen).

Het waterschap Vallei en Veluwe schrijft in de Keur dat watercompenserende maatregelen noodzakelijk zijn bij een toename van meer dan 1.500 m2 aan verhard oppervlak in stedelijk gebied. Ten gevolge van de beoogde ontwikkeling neemt de verharding toe met niet meer dan 1.500 m2 waardoor compensatie niet noodzakelijk is; uit de indicatieve berekening volgt dat sprake is van een toename van circa 1.070 m2.

De te dempen watergang á 50 meter dient gecompenseerd te worden. Deze compensatie zal plaatsvinden door middel van een nieuw aan te leggen WADI in het gebied Nijverheidsweg / Het Groene Woud fase 4.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

De beoogde ontwikkeling is niet van invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

De riolering wordt aangesloten op het bestaande DWA-stelsel. Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een vergunning noodzakelijk op basis van de Keur omdat een aantal B en C- watergangen worden gedempt.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.8 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In opdracht van de Rho Adviseurs BV heeft IDDS een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Nijverheidsweg te Woudenberg. Het onderzoek is uitgevoerd in mei 2018 en toegevoegd in bijlage 4. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

Bovengrond

  • In de bovengrond zijn plaatselijk bijmengingen met bodemvreemde materialen
    waargenomen;
  • In de ondergrond zijn geen bijmengingen met bodemvreemde materialen waargenomen;
  • Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen;
  • De bovengrond is licht verontreinigd met kobalt, koper, kwik, lood, zink, PAK, PCB en minerale olie;
  • De ondergrond is zeer plaatselijk licht verontreinigd met PAK;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium en zeer plaatselijk met xylenen;
  • De aangetoonde verontreinigingen tijdens voorgaande onderzoeken zijn tijdens onderhavig onderzoek niet aangetoond. Tevens zijn geen aanwijzingen aangetoond die duiden op voormalige watergangen.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en/of de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is. Opgemerkt wordt dat nabij de bedrijven gelegen aan de Nijverheidsweg 19, 57, 60 en de Stationsweg West 135 aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd. Daaruit volgt dat ter plaatse van de voormalige CoHo sloot sanering moet plaatsvinden. Dit is inmiddels in gang gezet en vraagt daarom niet verder om aandacht.

Aanbevelingen

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

Conclusie

De resultaten van het verkennend bodemonderzoek vormen geen beletsel voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling op de locatie.

4.9 Natuur en ecologie

Wet natuurbescherming

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN) en,
  • Natura 2000-gebieden.

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden  beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.

In de provincie Utrecht geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is er geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Onderzoek

Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 (zie figuur 4.4). Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken, ligt op een afstand van circa 9 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 570 meter (zie figuur 4.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0020.png"

Figuur 4.4 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000 gebieden. Bron: Provincie Utrecht

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0021.png"

Figuur 4.5 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. NNN gebieden Bron: Provincie Utrecht

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Rijntakken, genereert de ontwikkeling qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming 2017 en het beleid van de provincie, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een quick scan. Adviesbureau Mertens heeft een quick scan flora- en fauna uitgevoerd die is toegevoegd in bijlage 2. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het noodzakelijk om groen te rooien en de sloop, omvorming en renovatie van opstallen buiten het broedseizoen te starten en/of op een manier te werken dat de vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Op deze manier kan worden voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.

Aangezien uit de quick scan volgt dat de aanwezigheid van vleermuizen (verblijfplaatsen, vliegroutes) en vogels met vaste rusten verblijfplaatsen (huismus, gierzwaluw) niet kon worden uitgesloten, konden effecten op deze soortgroepen niet worden uitgesloten. Op grond hiervan is een gerichte veldinventarisatie nodig om eventuele effecten en maatregelen op een adequate manier in te kunnen schatten Pas na afronding van deze inventarisatie kan worden bepaald of verbodsbepalingen van de Wet Natuurbescherming worden overtreden en of ontheffing van de Wet natuurbescherming is vereist. Een dergelijk onderzoek is uitgevoerd, zie ook bijlage 3. Uit de resultaten van het onderzoek komt naar voren dat in het gebied gewone dwergvleermuizen en laatvliegers vliegen en foerageren. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze vleermuizen er blijven vliegen en foerageren. Gierzwaluwen en huismussen komen niet voor. Op grond van de analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen voor de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied aan de Nijverheidsweg te Woudenberg zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt naar verwachting niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Cultuurhistorie en archeologie

Toetsingskader

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Besluit ruimtelijke ordening

Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.

Gemeentelijk beleid

De gemeente heeft de archeologische waarden en verwachtingen die binnen de gemeentegrenzen voorkomen zoveel mogelijk laten inventariseren. Aan de hand van de inventarisatie is een gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart opgesteld (RAAP 2010). Deze kaart is vervolgens doorvertaald in archeologisch beleid.

Beoordeling en conclusie

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Het plangebied kent volgens de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart grotendeels echter wel een archeologische verwachting, het betreft een waarde AWV-3, zie ook figuur 4.6. Dit betekent dat het een zone is met een lage archeologische verwachting. Hiervoor geldt een ondergrens van 10.000 m² en 0,3 m voor archeologisch onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0351.WZ2018Nijverheidsw-vg01_0022.jpg"

Figuur 4.6 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart (de rode omkadering geeft de begrenzing van het bestemmingsplan Kom Woudenberg aan)

Aangezien voornoemde drempelwaarden worden overschreden is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 5. Uit het onderzoek volgt dat tijdens het onderzoek is geconstateerd dat in het plangebied conform het bureauonderzoek op de dekzandrug nog een potentieel interessante woon- en verblijfplaats kan zijn geweest vanaf de late prehistorie. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek adviseert IDDS Archeologie om vervolgonderzoek uit te laten voeren op de dekzandrug. In dit deel kan de verwachting voor de late prehistorie getoetst worden met een proefsleuvenonderzoek. In de lagere dekzandvlakte adviseert IDDS Archeologie om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen nieuwbouw.

Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de gemeente Woudenberg. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen. Voor alle gravende onderzoeken, waaronder proefsleuven, dient voorafgaand aan de uitvoering van het onderzoek een Programma van Eisen geschreven te worden. Dit Programma van Eisen moet goedgekeurd worden door de bevoegde overheid (de gemeente Woudenberg) alvorens met het onderzoek kan worden begonnen.

4.11 Niet gesprongen explosieven


Toetsingskader

Bij toekomstige ontwikkelingen dient een risicoanalyse plaats te vinden naar vermoedelijke explosieven in relatie tot het toekomstige gebruik van de grond en de uit te voeren civieltechnische werkzaamheden

Onderzoek

In opdracht van de Rho Adviseurs BV heeft IDDS een 'historisch vooronderzoek conventionele explosieven' uitgevoerd ter plaatse van een locatie aan de Nijverheidsweg te Woudenberg. Het onderzoek is uitgevoerd in april 2018 en toegevoegd in bijlage 6. Op basis van de geraadpleegde bronnen, de beoordeling en evaluatie van de indicaties is vastgesteld dat er onvoldoende indicaties gevonden zijn die erop wijzen dat binnen het onderzoeksgebied Nijverheidsweg in de gemeente Woudenberg (Utrecht) oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden, waardoor conventionele explosieven (CE) in de bodem kunnen zijn achtergebleven. Het onderzoeksgebied is onverdacht op het aantreffen van CE.

Conclusie

Het aspect 'niet gesprongen explosieven' vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.12 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

4.13 Duurzaamheid

Het Bouwbesluit stelt eisen aan energiezuinigheid van nieuwe woningen. De gemeente Woudenberg streeft in het duurzaamheidsplan; Expeditie Duurzaamheid Gemeente Woudenberg 2014 – 2018 na om in 2030 een duurzame gemeente te zijn, waarbij iedereen meewerkt om duurzaamheid na te streven. Dit vraagt om bij nieuwbouwplannen te kijken naar duurzaamheid. Denk hierbij aan energiezuinigheid en het gebruik van duurzame bouwmaterialen (het liefst in samenwerking met lokale partijen). Bij de technische uitwerking van de bouwplannen zal nader inzichtelijk worden gemaakt welke maatregelen ten aanzien van duurzaamheid toegepast worden. Deze maatregelen worden verder uitgewerkt ter voorbereiding op en onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning.

4.14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Beleid en normstelling 

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 93 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. In deze beoordeling is ook een doorkijk gegeven naar de effecten in combinatie met andere ontwikkelingen in de omgeving. Uit deze beoordeling blijkt dat de beoogde ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige milieugevolgen (zie bijlage 7). Ten tijde van het opstellen van deze beoordeling nog van 92 woningen werd uitgegaan. Nu het gaat om 93 woningen wordt volledigheidshalve opgemerkt dat ook in dat geval de te verwachten milieueffecten verwaarloosbaar zijn. Op basis van deze beoordeling heeft de gemeente Woudenberg een besluit genomen dat geen volledige m.e.r procedure doorlopen hoeft te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Planopzet

Om de realisatie van woningen ter plaatse van de Nijverheidsweg mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de in het moederplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In lijn met de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid wordt een wijzigingsplan opgesteld welke bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding. Wanneer dit wijzigingsplan rechtskracht heeft verkregen, zal het wijzigingsplan integraal deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' uit 2017.

Voorliggend wijzigingsplan is opgesteld conform de systematiek van het moederplan, met inachtneming van de bepalingen die zijn opgenomen in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro), zoals de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) en het coderingssysteem Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012). In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de wijze waarop de regels en verbeelding van voorliggend plan zijn opgebouwd.

5.2 Artikelsgewijze toelichting

Dit wijzigingsplan maakt, na inwerkingtreding, onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg ' van de gemeente Woudenberg. Dit wijzigingsplan wijzigt het vigerende bestemmingsplan door het plangebied aan de Nijverheidsweg te voorzien van een nieuwe verbeelding met daarbij behorende regels. Als gevolg van het wijzigingsbesluit zijn de volgende artikelen uit het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' op het plangebied van toepassing:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1).
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2).
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 3).

Inleidende regels

In artikel 1 worden de regels van het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' van toepassing verklaard op het voorliggende wijzigingsplan. Aanvullend zijn in artikel 2 de begrippen plan en wijzigingsplan opgenomen.

Bestemmingen

In het vigerende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de bestemming naar 'Wonen', 'Tuin', 'Groen', 'Verkeer' en 'Bedrijf - 1'. Het voorliggende plan kent aan het bestemmingsplan deze bestemmingen toe. De regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Bebouwde Kom Woudenberg' zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan. Ten behoeve van de woningen is opgenomen dat strijdig met deze bestemming is het in gebruik nemen van de hoofdgebouwen voor bewoning zolang het bedrijfsmatig gebruik op de Nijverheidsweg 23-50-52-54 en 60 nog niet is beëindigd.

Overgangs- en slotregels

De overgangsregel van het vigerende plan blijft van toepassing. Dit is reeds geregeld met artikel 1. In de slotregel in artikel 5 is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het wijzigingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat de geplande ontwikkeling maatschappelijk draagvlak heeft en dat de procedures op een goede manier worden doorlopen. Het voornemen is reeds in 2017 aangekondigd, doordat in het moederplan een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Hiermee is eenieder dan ook over de ontwikkeling geïnformeerd. Door de gemeente wordt (hoogstwaarschijnlijk) in juni een informatiebijeenkomst georganiseerd, zodat (toekomstige) bewoners en omwonenden de gelegenheid wordt geboden informatie in te winnen over de beoogde ontwikkeling.

Zienswijze

Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf 26 september 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Gedurende deze periode zijn zes zienswijzen binnengekomen, zie ook bijlage 8. De zienswijzen hebben ertoe geleidt dat de situatie ter plaatse van de Nijverheidsweg 21, 50 en Stationsweg West 109a is aangepast. Voor al deze ontwikkelingen is een anterieure overeenkomst ondertekend. Daarnaast is de bebouwingssituatie ter plaatse van Nijverheidsweg 52-54 in lijn gebracht met de feitelijke situatie. Aanvullend zijn nog enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Zo is het plan in lijn gebracht met het meest recente stedenbouwkundig ontwerp en zijn de paragrafen ecologie en bodem aangepast naar aanleiding van de aanvullend uitgevoerde onderzoeken.

Vaststelling

Het wijzigingsplan is gewijzigd vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt daarna zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Kostenverhaal

Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. Er moet een exploitatieplan worden vastgesteld ter verzekering van het verhaal van kosten. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan op basis van artikel 6.12 lid 2 onder a Wet ruimtelijke ordening worden afgezien als er op een andere wijze is voorzien in het verhaal van kosten.

Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten, de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de initiatiefnemer. Met de betreffende partij(en) wordt een anterieure overeenkomst afgesloten. Er is om die reden geen aanleiding voor het opstellen van een exploitatieplan aangezien alle kosten op een andere wijze worden gedekt.

Financiële uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6. van het Bro is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan inzicht moet worden gegeven in de uitvoerbaarheid. Hieronder wordt mede de financiële uitvoerbaarheid verstaan. De kosten voor de uitvoering van de bouwplannen liggen volledig bij de ontwikkelende partijen. Geconcludeerd wordt dat er voldoende middelen zijn om de ontwikkeling tot uitvoering te brengen. Het plan is daarmee financieel uitvoerbaar.