Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro. Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking werkt volgens drie stappen:
beoordeling door betrokken overheden of beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en gemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen;
indien er een vraag is aangetoond, beoordeling door betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
indien herstructurering of transformatie binnen bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt.
De ladder voor duurzame verstedelijking is alleen van toepassing wanneer sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Volgens artikel 1.1.1 lid 1, aanhef en onder i Bro is een stedelijke ontwikkeling een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Het begrip ‘woningbouwlocatie’, zoals opgenomen in de definitie is niet nader gedefinieerd in het Bro. Het moet echter gaan om een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang. Uit recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de bouw van negen woningen niet is te beschouwen als een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening (zie uitspraak AbRS, 8 juli 2015, zaaknummer 201410097/1/R4). De ladder voor duurzame verstedelijking is in het onderhavige geval daarom niet van toepassing.
Dat onderhavige ontwikkeling niet is aan te merken als een ‘stedelijke ontwikkeling’ betekent echter niet dat de woningbehoefte niet hoeft te worden aangetoond. Daarnaast heeft het college in haar principebesluit aangegeven dat er in combinatie met andere plannen wel sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling van enige omvang waardoor de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing is. Het gaat hier om de locatie Voorstraat 33-37 waar eveneens concrete plannen voor bestaan om de huidige woon- en winkelfunctie om te zetten naar deels een woonfunctie. De treden van de ladder voor duurzame verstedelijking worden derhalve in het onderstaande alsnog doorlopen.
Een stedelijke ontwikkeling dient in een actuele regionale en gemeentelijke behoefte te voorzien
Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwalitatief en kwantitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. De gemeente Woudenberg valt samen met de gemeenten Amersfoort, Baarn, Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Leusden, Nijkerk en Soest) voor de woningbouwprogrammering onder de regio Amersfoort. In mei 2014 is vanuit de regio het rapport "verkenning woningbouwprogrammering Regio Amersfoort" verschenen. Leidende vraag in dit rapport is hoe woningbouwprogrammering en samenwerking kan bijdragen aan het in stand houden en versterken van een aantrekkelijke regio.
Een blijvende behoefte aan uitbreiding
In zijn algemeenheid is ondanks de huidige crisis tot 2040 een blijvende behoefte aan nieuwe woningen in de gehele regio. De regio zal bij alle uitgezochte scenario's te maken krijgen met een forse uitbreidingsvraag op de woningmarkt van 24.000 tot 45.000 woningen tot 2040. Het huidige aanbod aan plannen binnen de regio bedraagt 25.000 woningen. Dit aantal is ontoereikend om de kracht van de regio te versterken. Op korte termijn is een ruim voldoende aanbod, maar richting de toekomst zullen meer woningen moeten worden gerealiseerd. Om in de toekomst geen te krap planaanbod te hebben stelt het rapport dat nu al begonnen moet worden met het creëren van extra plancapaciteit. De herontwikkeling van de planlocatie Voorstraat 30-32 draagt hieraan bij.
Behoefte aan woningen in Woudenberg
In Woudenberg komt bij hoge groei het planaanbod nagenoeg overeen met de vraag. Dit betekent wel dat er extra plancapaciteit nodig is, omdat doorgaans een deel van de plannen niet doorgaat. Bij lage groei is sprake van een overschot. De vraag bestaat voor een belangrijk deel uit koopwoningen. De huidige verdeling naar eengezins- en meergezinswoningen ligt in lijn met de toekomstige vraag.
Niet alleen de omvang, maar ook de samenstelling van de bevolking zal veranderen. Het aandeel ouderen in de bevolking zal fors toenemen; het opleidingspeil stijgt en met name door de vergrijzing zal het aantal eenpersoonshuishoudens fors groeien. Deze trends hebben zijn weerslag op de uitbreidingsvraag. Dit zal leiden tot een forse groei van de vraag naar koopwoningen. Ook de vraag naar vrije sector huurwoningen neemt nog toe.
In de gemeenten Barneveld, Bunschoten, Eemnes, Nijkerk en Woudenberg zal hierdoor tot 2040 juist een sterke uitbreidingsvraag van eengezinswoningen zijn. In Woudenberg is tot 2040 nog een redelijke vraag naar sociale huurwoningen.
Woudenberg kent tot 2030 en 2040 een planaanbod van respectievelijk 1.000 en 1.400 woningen terwijl de uitbreidingsvraag voor die periode op 700 en 900 woningen ligt volgens het EG-scenario (het scenario van evenwichtige groei, waarin de trends van voor de crisis zijn voortgezet). De woningvraag tot 2040 bestaat uit vooral uit eengezinswoningen (800) en voor een klein deel uit meergezinswoningen (100). In de andere scenario's is sprake van een overschot of een fors te kort aan plancapaciteit. Uitgaande van het EG-scenario komen vraag en aanbod min of meer overeen, rekening houdend met een percentage van de plancapaciteit dat uitvalt.
Aan de Voorstraat 30-32 zullen 6 eengezinswoningen worden gebouwd. Het bestaande gebouw aan de Voorstraat 30 wordt verbouwd tot één meergezinswoning, bestaande uit 3 appartementen. Gelet op het voorgaande zijn eengezinswoningen een woningtype waar in de toekomst naar verwachting grote behoefte aan is. Aan meergezinswoningen bestaat eveneens, een weliswaar kleinere, behoefte. Hierbij is ook van belang dat, conform de Woonvisie 2013+, senioren en starters hoofdzakelijk een woonvoorkeur hebben die centraal in de kern ligt. Geconstateerd kan daarmee worden dat de vestigingslocatie op adequate wijze voorziet in een economische behoefte en invulling van een ruimtevraag. Voorts is inmiddels het woningbehoeftenonderzoek 2016 vastgesteld. Hieruit blijkt een grotere behoefte dan zoals in het voorgaande aangegeven.
2. Wanneer in een actuele regionale behoefte wordt voorzien, dient een ontwikkeling in eerste instantie binnen bestaand stedelijk gebied plaats te vinden
De ontwikkeling aan de Voorstraat 30-32 betreft een inbreidingslocatie in het centrum van de kern Woudenberg en ligt in lijn met de actuele regionale en gemeentelijke behoefte. De locatie is gelegen binnen de provinciale rode contour en betreft de herstructurering/transformatie van bestaand terrein. Ruimtelijk gezien bevindt het plangebied zich midden in de bebouwde kom van Woudenberg tussen bestaande (woon)bebouwing. Zodoende is er sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied en wordt voldaan aan de tweede trede van de ladder.
3. Ontwikkeling van een locatie buiten bestaand stedelijk gebied
Uit de beschrijving onder ‘2’ volgt dat de stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied plaatsvindt. De derde trede van de ladder is hierdoor niet van toepassing.
Conclusie
Gelet op het voorgaande voldoet de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking en wordt er voldaan aan de eisen van zorgvuldig ruimtegebruik.