direct naar inhoud van Regels
Plan: Veenderij
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.Veenderij-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Veenderij met identificatienummer NL.IMRO.0345.Veenderij-vg01 van de gemeente Veenendaal.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Veenderij, bestaande uit de kaart XX 00-00-00, waarbij gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan GBKN-00-00.

1.4 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aaneengebouwde woningen

bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneengebouwde woningen.

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.

1.9 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw behorend bij een woning op één bouwperceel, waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest

1.10 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken.

1.12 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.13 bedrijf aan huis

het door één of meer van de bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.14 beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak.

1.18 bijgebouw

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.20 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en overige bouwwerken zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.26 bovenwoning

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin vanaf de eerste verdieping ofwel de tweede bouwlaag meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel naast elkaar gesitueerd zijn, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

1.27 calamiteitenpad

een pad dat doorgaans gebruikt wordt voor voet- en fietsverkeer, maar dat tijdelijk gebruikt kan worden voor het gebruik van hulpdiensten, zoals brandweer, ambulance en politie, alsmede bestemmingsverkeer in geval van calamiteiten.

1.28 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetcafé.

1.31 erf

het gedeelte van een bouwperceel dat achter de voorgevelrooilijn is gesitueerd, met uit-zondering van het hoofdgebouw.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 geluidbeperkende voorziening

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of een geluidwal.

1.34 geschakelde woning

een woning die door middel van ondergeschikte bouwdelen, zoals garages of bergingen, verbonden is met andere woningen.

1.35 gestapelde woning(en)

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.36 gezondheids- en welzijnszorg
  • geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • apotheken;
  • verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.
1.37 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 infrastructuur

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, (ondergrondse) afvalcontainers, bruggen, duikers, geluidbeperkende voorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, objecten van beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, reclameobjecten, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlaggenmasten, vlonders, stuwen, wachthuisjes.

1.39 kampeermiddel
  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig andere voertuig of gewezen voertuig of gedeelte darvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
  • één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.40 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie.

1.41 kap

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een helling van elk ten minste 15° en ten hoogste 75°;

1.42 maatschappelijke functies

voor de werking van dit bestemmingsplan wordt onder maatschappelijke functies verstaan functies ten behoeve van onderwijs, gezondheids- en welzijnszorg, levensbeschouwelijke functies, politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs en openbare dienstverlening.

1.43 mantelzorg

het op individuele basis, buiten organisatorisch verband, bieden van zorg aan personen die fysiek, psychisch of verstandelijk ernstig hulpbehoevend zijn.

1.44 nutsbedrijf

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van drinkwater, electriciteit, gas of warmte en op het telecommunicatieverkeer.

1.45 nutsvoorziening

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen.

1.46 omgevingsvergunning

vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.47 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil;

1.48 onderkomen

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voorzover dat of die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent.

1.49 onderlaag

de onderste laag van een woongebouw, voor tenminste 1,5 m hoogte gelegen boven het peil, waarin uitsluitend zijn ondergebracht niet voor bewoning bestemde ruimten, ten dienste van de bewoners van de bovengelegen woningen.

1.50 onderwijs

georganiseerde communicatie van niet-incidentele aard met als doel overdracht van kennis, vermeerdering van inzicht en/of aanleren van vaardigheden zoals primair en speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar (beroeps)onderwijs en educatie, tertiair onderwijs en overig onderwijs en bij onderwijs behorende sportvoorzieningen.

1.51 openbare dienstverlening
  • openbaar bestuur en overheidsdiensten zoals een politiebureau, gemeentehuis, gerechtsgebouw, brandweerkazerne, bibliotheek en penitentiaire inrichting;
  • uitvaartverzorging, crematoria en begraafplaatsen.
1.52 openbare ruimte

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water.

1.53 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.54 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en waarvan de steunconstructie uit ten hoogste één wand bestaat.

1.55 perceelsgrens

de grens van een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.56 permanent geluiddichte gevel

een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB.

1.57 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.58 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf (bordeel).

1.59 sociale huurwoning

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, waarbij de instandhouding voor de in een gemeentelijke verordening omschreven doelgroep voor ten minste tien jaar na ingebruikname is verzekerd.

1.60 twee-aaneengebouwde woning

bebouwing bestaande uit twee grondgebonden woningen die samen een bouwblok vormen.

1.61 voorgevel(rooilijn)

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend.

1.62 vrijstaande woning

een niet-aaneengebouwde woning.

1.63 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afmetingen, diepte en breedte van overige bouwwerken:

tussen de verst van elkaar gelegen punten van die bouwwerken, horizontaal, dan wel verticaal gemeten.

2.2 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de grens van een bouwperceel en enig punt van het op het bouwperceel voorkomende of nog te bouwen gebouw;

2.3 de afstand tussen gebouwen:

de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de brutovloeroppervlakte van een gebouw:

gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een bouwlaag:

de horizontale projectie van de ruimte tussen de harten van de vloeren of balklagen.

2.9 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.10 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidingsmuren).

2.11 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.13 peil:
  • a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdentree;
  • b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein ter plaatse van de hoofdentree;
  • c. bij ligging, anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld ter plaatse van de hoofdentree;

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen(voorziening);
  • b. infrastructuur;
  • c. jongeren ontmoetinsplek;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. ontsluiting;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. park;
  • h. parkeerterrein;
  • i. plantsoen;
  • j. specifieke vorm van groen - beeldende kunst;
  • k. specifieke vorm van groen - hondenuitlaatvoorziening;
  • l. hondenlosloopplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hondenlosloopplaats".
  • m. speelvoorziening;
  • n. water;
  • o. weg.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Er mogen, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, geen gebouwen worden gebouwd. Voor gebouwen voor nutsvoorzieningen gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Gebouwen voor nutsvoorzieningen   Eis  
maximum bouwhoogte   3,0 meter  
maximum oppervlakte   15,0 m²  

3.2.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken de gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Overige bouwwerken   Eis  
maximum bouwhoogte geluidscherm   10 m¹  
maximum bouwhoogte beeldende kunstvoorzieningen   10,0 m¹  
maximum bouwhoogte jongeren ontmoetingsplek   4 m¹  
maximum oppervlakte jongeren ontmoetingsplek   20 m²  
maximum bouwhoogte speelvoorzieningen   6 m¹  
maximum bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10,0 meter  
maximum bouwhoogte overige bouwwerken voor nutsvoorzieningen   10,0 meter  
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken   5,0 meter  

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend het uitlaten van honden zonder dat deze zijn aangelijnd, met uitzondering van het uitlaten van honden zonder dat deze zijn aangelijnd ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van groen - hondenlosloopplaats".

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersvoorzieningen, zoals wegen, paden, bruggen en parkeervoorzieningen;
  • b. infrastructuur;
  • c. watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. objecten van beeldende kunst.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 4.1 mogen uitsluitend (ondergrondse) gebouwen en overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht, mits wordt voldaan aan de in 16.3 gegeven voorwaardelijke verplichting.

4.2.2 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende maatvoeringen:

Bouwwerken   Eis  
maximum bouwhoogte objecten van beeldende kunst   10,0 meter  
maximum bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10,0 meter  
maximum bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen   3,0 meter  
maximum oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen   15,0 m2  
maximum bouwhoogte overige bouwwerken voor nutsvoorzieningen   10,0 meter  
maximum bouwhoogte afvalcontainers   2,0 meter  
maximum oppervlakte afvalcontainers   5,0 m2  
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken   5,0 meter  

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • d. bruggen en duikers;
  • e. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 5.1 mogen uitsluitend overige bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht, mits wordt voldaan aan de in 16.3 gegeven voorwaardelijke verplichting.

5.2.2 Overige bouwwerken

Overige bouwwerken zoals bruggen, duikers en beschoeiingen zijn, met uitzondering van steigers en vlonders als bedoeld in 5.2.3 en 5.2.4, toegestaan. Voor het bouwen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Overige bouwwerken   Eis  
de maximum bouwhoogte   5,0 meter  
minimum doorvaarhoogte van bruggen t.o.v . waterpeil   1,25 meter  
minimum doorvaarbreedte onder bruggen ter hoogte van het waterpeil   2,5 meter  

5.2.3 Vlonders

In afwijking van het bepaalde in 5.2.2 is het toegestaan vlonders op te richten, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er mag ten hoogste 1 vlonder per bouwperceel worden gerealiseerd, met dien verstande dat bij hoekkavels ten hoogste 1 vlonder per perceelgrens mag worden gerealiseerd, welke eventueel mogen worden gecombineerd tot één hoekvlonder;
  • b. de breedte gemeten langs de waterlijn bedraagt maximaal 5,0 meter, met dien verstande dat bij hoekkavels de totale breedte van twee vlonders tezamen, dan wel de breedte van de hoekvlonder, niet meer bedraagt dan 10 meter;
  • c. de diepte gemeten dwars op de waterlijn bedraagt binnen de in 5.1 bedoelde gronden maximaal 0,5 meter, waarbij de totale diepte van de vlonder in samenhang met het bepaalde in 8.2.6 onder c niet meer dan 2,5 meter mag bedragen;
  • d. de vlonder is vrijdragend, hetgeen betekent dat de draagconstructie geen contact maakt met het oppervlaktewater.

5.2.4 Speciale overgang tussen water en land

In afwijking van het bepaalde in 5.2.2 en 5.2.3 is het toegestaan een steiger, vlonder of ander bouwwerk te realiseren, dat voorziet in de voorwaardelijke verplichting als bedoeld in 16.3, onder f. Alvorens te beslissen vragen burgemeester en wethouders advies aan de waterbeheerder.

 

Artikel 6 Wonen - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a. mag een aanbouw (erker) worden gerealiseerd vóór de voorgevel, daarvoor gelden de maatvoeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Situatie   Eis  
maximale overschrijding voorgevelrooilijn door een erker, gevelornament of balkon als percentage van de breedte van de voorgevel   60%  
maximale overschrijding voorgevelrooilijn door een erker, balkon of luifel gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw   1,0 meter  
maximum bouwhoogte van een erker of luifel   3,2 meter  

6.2.2 Aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen

Voor het bouwen van de aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen mogen uitsluitend binnen de gronden met de aanduiding "erf" en binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van de aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Aan- of uitbouwen, alsmede bijgebouwen   Eis  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf (per perceel)   50%, met een maximum van 60 m2  
maximum bouwhoogte aan- of uitbouw   3,2 meter  
maximum goothoogte aan- of uitbouw   3,2 meter  
maximum diepte aan- of uitbouw achter het bouwvlak   3 meter  
maximum bouwhoogte bijgebouw   6,1 meter  
maximum goothoogte bijgebouw   3,1 meter  

6.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwen van deze overige bouwwerken, met uitzondering van vlonders, gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Overige bouwwerken buiten het erf   Eis  
maximum bouwhoogte   1 meter  
Overige bouwwerken binnen het erf    
maximum bouwhoogte erfafscheiding   2 meter  
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken   3 meter  

6.2.4 Bouwverbod

Het is verboden vlonders te bouwen.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.4 voor het toestaan van een vlonder, voor zover deze voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. er mag ten hoogste 1 vlonder per bouwperceel worden gerealiseerd;
  • b. de breedte gemeten langs de waterlijn bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • c. de diepte gemeten dwars op de waterlijn bedraagt binnen de in 6.1 bedoelde gronden maximaal 2,5 meter, waarbij deze diepte van de vlonder in samenhang met het bepaalde in 5.2.3 onder c wordt gemeten.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Parkeren op eigen terrein

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend: bij woningen met de aanduiding "minimum aantal parkeerplaatsen" het zodanig gebruik van gronden dat er per perceel minder dan het ter plaatse aangegeven aantal parkeerplaatsen met een afmeting kleiner dan 2,5 x 5 m per parkeerplaats in stand wordt gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen.

6.4.2 Beroep aan huis

De in 5.1 onder d. bedoelde beroepen aan huis mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

6.4.3 Vrijstaande bijgebouwen

Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

6.4.4 Detailhandel en seksinrichting

Gebouwen mogen niet worden gebruikt voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Bedrijf aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 voor het toestaan van een bedrijf aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het bedrijf aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen sprake zijn van bedrijfsactiviteiten die op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn aan te merken als een vergunningplichtige (milieu)inrichting.
6.5.2 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.4.3 teneinde afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • d. de afhankelijke woonruimte kadastraal niet afsplitsbaar is;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast.

Artikel 7 Wonen - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

7.2 Bouwregels
7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen dienen te worden gebouwd binnen de bebouwbare zone die door de volgende maatvoering wordt bepaald:

Situatie   Eis  
de minimum afstand tot de voorste perceelgrens   3,0 meter  
de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens   2,0 meter  
de minimum afstand tot de zijdelingse perceelgrens indien deze aan het water is gesitueerd   3,0 meter  
de minimum afstand tot de achterste perceelgrens   7,0 meter  

  • b. het bebouwingspercentage van de bebouwbare zone voor het realiseren van hoofdgebouwen en de in 7.2.2 bedoelde bijgebouwen bedraagt niet meer dan 60%;
  • c. de gebouwen dienen te worden afgedekt met een kap;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" mag de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" mogen niet meer woningen worden gebouwd dan staat aangegeven;
  • f. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand" mogen uitsluitend 'vrijstaande woningen' worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen" mogen in afwijking van het bepaalde onder e tevens 'twee-aaneengebouwde woningen' of 'geschakelde woningen' worden gebouwd;

7.2.2 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de bebouwbare zone als bedoeld in 7.2.1, onder a;
  • b. voor het bouwen van bijgebouwen gelden daarnaast de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Bijgebouwen   Eis  
de minimum afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw   3,0 meter  
maximum bouwhoogte bijgebouw   6,0 meter  
maximum goothoogte bijgebouw   3,0 meter  

7.2.3 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Overige bouwwerken mogen uitsluitend binnen de bebouwbare zone worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van deze overige bouwwerken, met uitzondering van vlonders als bedoeld in 7.2.4, gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Overige bouwwerken   Eis  
maximum bouwhoogte   3,0 meter  

7.2.4 Vlonders

In afwijking van het bepaalde in 7.2.3 dienen vlonders aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • a. er mag ten hoogste 1 vlonder per bouwperceel worden gerealiseerd, met dien verstande dat bij hoekkavels ten hoogste 1 vlonder per perceelgrens mag worden gerealiseerd, welke eventueel mogen worden gecombineerd tot één hoekvlonder;
  • b. de breedte gemeten langs de waterlijn bedraagt maximaal 5,0 meter, met dien verstande dat bij hoekkavels de totale breedte van twee vlonders tezamen, dan wel de breedte van de hoekvlonder, niet meer bedraagt dan 10,0 meter;
  • c. de diepte gemeten dwars op de waterlijn bedraagt binnen de in 7.1 bedoelde gronden maximaal 2,5 meter, waarbij deze diepte van de vlonder in samenhang met het bepaalde in 5.2.3 onder c wordt gemeten.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Parkeren op eigen terrein

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend: bij woningen met de aanduiding "minimum aantal parkeerplaatsen" het zodanig gebruik van gronden dat er per perceel minder dan het ter plaatse aangegeven aantal parkeerplaatsen met een afmeting kleiner dan 2,5 x 5,0 m per parkeerplaats in stand wordt gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen.

7.3.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient bij de aanvraag te worden aangetoond dat, indien de omvang en het beoogde gebruik van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte wordt aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. aan de onder a bedoelde voorwaarde wordt voldaan indien de bedoelde aanvraag voor omgevingsvergunning voldoet aan het parkeernormenbeleid zoals geldend ten tijde van de indiening van de aanvraag.
  • c. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5,0 meter bedragen bij haaksparkeren;
    • 2. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,0 x 6,0 meter bedragen bij langsparkeren;
    • 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 x 5,0 meter bedragen.
  • d. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • e. Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

7.3.3 Beroep aan huis

De in 7.1 onder d. bedoelde beroep aan huis mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

7.3.4 Vrijstaande bijgebouwen

Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

7.3.5 Detailhandel en seksinrichting

Gebouwen mogen niet worden gebruikt voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting

7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Bedrijf aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1 voor het toestaan van een bedrijf aan huis voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het bedrijf aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen sprake zijn van bedrijfsactiviteiten die op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn aan te merken als een vergunningplichtige (milieu)inrichting.

7.4.2 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.3.4 teneinde afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • d. de afhankelijke woonruimte kadastraal niet afsplitsbaar is;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast.

 

Artikel 8 Wonen - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, met de bijbehorende tuinen en erven;
  • b. verkeersvoorzieningen, zoals wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  • c. watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. beroep aan huis.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de gronden als bedoeld in 8.1 mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht, mits wordt voldaan aan de in 16.3 gegeven voorwaardelijke verplichting.

8.2.2 Hoofdgebouwen (woningen)

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het wonen gelden de volgende regels:

  • a. woningen mogen worden gebouwd in de vorm van grondgebonden woningen (vrijstaand, twee-aaneengebouwd, geschakeld, aaneengebouwd);
  • b. het aantal te realiseren woningen bedraagt maximaal 490 woningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" het aangegeven aantal wooneenheden niet mag worden overschreden;
  • c. de achtergevel van vrijstaande woning, geschakelde woning en twee-aaneengebouwde woningen mogen niet verder dan 16 meter achter de voorste perceelsgrens worden gebouwd;
  • d. de achtergevel van aaneengebouwde woningen mag niet verder dan 13 meter achter de voorste perceelsgrens worden gebouwd;
  • e. voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Hoofdgebouwen   Eis  
de maximum bouwhoogte   11,0 meter  

8.2.3 Bijgebouwen (bij woningen)

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Bijgebouwen   Eis  
de minimum afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw   3,0 meter  
maximum bouwhoogte bijgebouw   5,0 meter  
maximum goothoogte bijgebouw   3,0 meter  
maximaal bebouwd deel (bebouwingspercentage en oppervlak) van het erf (per perceel)   50%, met een maximum van 50 m2  

8.2.4 Overige bouwwerken (bij woningen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken, met uitzondering van vlonders, gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Overige bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw   Eis  
maximum bouwhoogte   1,0 meter  
Overige bouwwerken achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw    
maximum bouwhoogte erfafscheiding   2,0 meter  
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3,0 meter  

8.2.5 Overige bouwwerken (woongebied)

Voor het bouwen van overige bouwwerken, met uitzondering van vlonders als bedoeld in 8.2.6, gelden de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken   Eis  
maximum bouwhoogte objecten van beeldende kunst   10,0 meter  
maximum bouwhoogte infrastructurele voorzieningen   10,0 meter  
maximum bouwhoogte gebouwen voor nutsvoorzieningen   3,0 meter  
maximum oppervlakte per gebouw van gebouwen voor nutsvoorzieningen   15,0 m2  
maximum bouwhoogte overige bouwwerken voor nutsvoorzieningen   10,0 meter  
maximum bouwhoogte afvalcontainers   2,0 meter  
maximum oppervlakte afvalcontainers   5,0 m2  
maximum bouwhoogte steigers en vlonders boven waterpeil   0,5 meter  
maximum oppervlakte steigers en vlonders   10,0 m2  
maximum bouwhoogte andere overige bouwwerken   5,0 meter  

8.2.6 Vlonders ter plaatse van de bestemmingsgrens met de bestemming Water

In afwijking van het bepaalde in 8.2.5 dienen vlonders ter plaatse van de bestemmingsgrens met de bestemming Water aan de volgende voorwaarden te voldoen:

  • a. er mag ten hoogste 1 vlonder per bouwperceel worden gerealiseerd, met dien verstande dat bij hoekkavels ten hoogste 1 vlonder per perceelsgrens mag worden gerealiseerd, welke eventueel mogen worden gecombineerd tot één hoekvlonder;
  • b. de breedte gemeten langs de waterlijn bedraagt maximaal 5,0 meter, met dien verstande dat bij hoekkavels de totale breedte van twee vlonders tezamen, dan wel de breedte van de hoekvlonder, niet meer bedraagt dan 10 meter;
  • c. de diepte gemeten dwars op de waterlijn bedraagt binnen de in 8.1 bedoelde gronden maximaal 2,5 meter, waarbij deze diepte van de vlonder in samenhang met het bepaalde in 5.2.3 onder c wordt gemeten.

8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Parkeren op eigen terrein

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend het zodanig gebruik van gronden dat er per perceel minder dan het per woningtype aangegeven aantal parkeerplaatsen met een afmeting kleiner dan 2,5 x 5,0 m per parkeerplaats in stand wordt gehouden, zoals dit onder meer blijkt uit het niet langer handhaven van de verharding of het niet meer toegankelijk houden van de parkeerplaatsen. Per woningtype geldt het in onderstaande tabel opgenomen minimaal te handhaven aantal parkeerplaatsen op eigen erf:

Wonigtype   Eis  
vrijstaande, geschakelde en twee-aaneengebouwde woningen   2 pp  
aaneengebouwde woningen   1 pp  

Het bovenstaande is ten aanzien van aaneengesloten woningen niet van toepassing indien bij het verlenen van de omgevingsvergunning op een andere wijze in het aangegeven aantal parkeerplaatsen is voorzien.

8.3.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. er dient bij de aanvraag te worden aangetoond dat, indien de omvang en het beoogde gebruik van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte wordt aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • b. aan de onder a bedoelde voorwaarde wordt voldaan indien de bedoelde aanvraag voor omgevingsvergunning voldoet aan het parkeernormenbeleid zoals geldend ten tijde van de indiening van de aanvraag.
  • c. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5,0 meter bedragen bij haaksparkeren;
    • 2. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,0 x 6,0 meter bedragen bij langsparkeren;
    • 3. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 x 5,0 meter bedragen.
  • d. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
  • e. Het college van burgemeester en wethouders kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en c:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

8.3.3 Beroep aan huis

De in 8.1 onder g. bedoelde beroep aan huis mogen uitsluitend worden uitgeoefend met inachtneming van de volgende regels:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden.

8.3.4 Vrijstaande bijgebouwen

Vrijstaande bijgebouwen mogen niet voor bewoning worden gebruikt.

8.3.5 Detailhandel en seksinrichting

Gebouwen mogen niet worden gebruikt voor detailhandel en voor de uitoefening van een seksinrichting.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Bedrijf aan huis

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.1 voor het toestaan van een bedrijf aan huis, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 100 m² van het vloeroppervlak van - bij elkaar geteld - de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt voor het bedrijf aan huis;
  • b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen sprake zijn van bedrijfsactiviteiten die op grond van artikel 1.1, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn aan te merken als een vergunningplichtige (milieu)inrichting.

8.4.2 Mantelzorg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.3.4 teneinde afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. er geen milieuhygiënische belemmeringen vanwege percelen van derden bestaan c.q. bestaande belemmeringen vanwege percelen van derden zijn opgeheven;
  • d. de afhankelijke woonruimte kadastraal niet afsplitsbaar is;
  • e. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast.

Artikel 9 Wonen - Uit te werken

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met uitzondering van woonwagens;
  • b. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, fiets- en voetpaden, bruggen en parkeerplaatsen;
  • c. speel- en groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. maatschappelijke functies;
  • f. alle overige voorzieningen die functioneel tot een woongebied behoren, zoals buurtvoorzieningen, met uitzondering van seksinrichtingen;
  • g. bedrijven, voor zover behorende tot de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van bedrijfsactiviteiten als bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), alsmede met uitzondering van seksinrichtingen;

9.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 9.1 omschreven bestemming uit met in achtneming van de volgende hoofdlijnen, uitgangspunten, wensbeelden en regels,

In hoofdlijnen

  • a. Veenderij vormt deels de stedenbouwkundige afronding van Veenendaal in de richting van de ten oosten van het plangebied op het grondgebied van de gemeente Ede te realiseren natuurontwikkelingszone. De stedenbouwkundige opzet van Veenderij dient daarbij zodanig te zijn dat enerzijds een goede verbinding tussen het bestaand stedelijk gebied en het buitengebied ontstaat en dat anderzijds een geleidelijke overgang tussen beide gebieden tot stand wordt gebracht;
  • b. binnen het plangebied wordt gestreefd naar een aantrekkelijk en hoogwaardig woonmilieu,
    waarin plaats wordt geboden aan initiatief van de toekomstige gebruikers (particulier opdrachtgeverschap en/of bijzondere woonvormen) bij de realisering van het plangebied;
  • c. Veenderij wordt ontwikkeld volgens de principes van Duurzame stedenbouw. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van Energie neutraal Veenendaal 2035 is uitgangspunt bij de ontwikkeling van de wijk.

Algemene stedenbouwkundige structuur van Veenendaal-Oost

  • d. Het gehele plangebied dient een heldere stedenbouwkundige structuur te krijgen. Dit vindt onder meer zijn uitwerking in structurerende en niet-structurerende elementen:
    • 1. Structurerende elementen:
      • het woongebied krijgt een eigen karakter (zie 9.2 sub g) Zo dient Veenderij een kenmerkende dichtheid, sfeer en profilering van de openbare ruimte te krijgen;
      • een verkavelingsrichting die aansluit op de landschappelijke kavelrichting ter plaatse. Dit betekent dat Veenderij in hoofdzaak dezelfde oost-west gerichte verkaveling krijgt. Veenderij zal qua richting tevens haaks aan dienen te te sluiten op het bestaande bebouwingslint van het Gelders Benedeneind, waardoor er een "dubbele" verkavelingsrichting ontstaat. In het algemeen geldt dat afwijkingen in de bestaande kavelstructuur aanleidingen vormen voor het realiseren van markante plekken en/of structuren;
      • de hoofdontsluitingsstructuur van Veenendaal-Oost voor gemotoriseerd verkeer staat grotendeels haaks op de landschappelijke hoofdstructuur en zal worden ingericht voor een verkeerssnelheid van maximaal 50 km/uur. Het zuidelijke deel van de wijk (in casu Buurtstede en Veenderij) is/zal worden aangesloten op de Rondweg-oost. Het noordelijke deel van Veenendaal-Oost (Groenpoort) zal daarentegen worden aangesloten op de Buurtlaan oost. Beide hoofdontsluitingen krijgen ongeveer ter plaatse van het centrale cluster een koppeling voor hulpdiensten en langzaamverkeer. Door de loskoppeling van beide hoofdontsluitingen wordt doorgaand gemotoriseerd verkeer door de wijk tegengegaan en wordt langzaamverkeer bevorderd;
      • de hoofdgroenstructuur van Veenendaal-Oost is voornamelijk oost-west gericht. De belangrijkste twee groene elementen vormen de verbindende elementen tussen de deelgebieden.
      • de hoofdwaterstructuur van Veenendaal-Oost ondersteunt de hoofdontsluitingsstructuur en de hoofdgroenstructuur en sluit aan op de natuurontwikkelingszone. Daarnaast zal een aanwezige waterschapssloot langs de Rondweg-oost, hoewel deze geen functie heeft voor het gebied zelf, eveneens worden opgenomen in de hoofdwaterstructuur.
    • 1. Niet-structurerende elementen:
      • langzaamverkeersroutes worden zo veel mogelijk gekoppeld aan de hoofdontsluiting en de hoofdgroenstructuur van Veenendaal-oost. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij doorgaande routes buiten het plangebied.
      • de secundaire wegenstructuur zal in hoofdzaak parallel lopen aan de huidige verkavelingsstructuur (oost-west). De inrichting zal afgestemd zijn op een verkeerssnelheid van maximaal 30 km/uur;
      • de ten oosten van het plangebied te situeren woongebieden binnen de natuurontwikkelingszone (balkons) zullen een geleidelijke overgang naar het landschap bewerkstelligen. Eenzelfde rol vervult de zuidelijkste rand van Veenderij. Ter plaatse van het bestaande bebouwingslint aan de zuidzijde dient het nieuwe woongebied duidelijk van het bestaande lint te worden gescheiden door een zone met relatief lage woningdichtheid en waterpartijen. Op deze wijze behoudt het lint zo veel mogelijk het waardevolle cultuur-historische karakter;
      • ten behoeve van de waterberging en waterafvoer wordt uitgegaan van het zo veel mogelijk bergen van regenwater in de wijk. Indien nodig kan aanvullende bergingscapaciteit worden gezocht in de natuurontwikkelingszone. De wijze waarop het water vormgegeven wordt, zal een belangrijk instrument zijn bij het differentiëren van het deelgebied Veenderij ten opzichte van de andere deelgebieden.

Stedenbouwkundige structuur

  • e. Veenderij vormt het zuidelijkst gesitueerde deelgebied van Veenendaal-oost. De
    volgende uitgangspunten zijn daarbij van belang:
    • 1. de (gemiddelde bruto) woningdichtheid zal 15 à 35 woningen per hectare bedragen, waarbij
      de woningdichtheid in zuidelijke richting afneemt;
    • 2. de woningblokken bestaan hoofdzakelijk uit halfopen bouwblokken;
    • 3. het oostelijk deel langs de Dragonderweg zal -aansluitend op het buiten het plangebied te
      realiseren woongebied (zogenaamde balkon)- een lagere dichtheid krijgen dan de rest van
      dit deelgebied;
    • 4. Veenderij wordt gekenmerkt door een waterrijk karakter. In Veenderij is het mogelijk om het water een belangrijke rol toe te kennen in de woon- en leefomgeving. Door de oriëntatie van de waterstructuur ontstaan bovendien zichtlijnen naar de Utrechtse Heuvelrug;
    • 5. ondergeschikte clusters voor sociaal-maatschappelijke-, medische-, educatieve- en soortgelijke voorzieningen zijn door het gehele gebied mogelijk;
    • 6. dagelijkse voorzieningen (niet zijnde winkelvoorzieningen) dienen goed bereikbaar te zijn (zo mogelijk binnen een straal van 250 meter) en dienen bij te dragen aan functiemenging op buurtniveau. Indien situering binnen een straal van 250 meter niet mogelijk blijkt is het situeren van de voorzieningen zo dicht mogelijk bij routes voor langzaamverkeer en/of haltes van openbaar vervoer eveneens een optie.

Programmering

  • f. Binnen Veenderij dienen minimaal 825 woningen respectievelijk maximaal 1225 woningen te worden gerealiseerd.

Omgevingsfactoren

  • g. Bij de uitwerking dient te worden aangetoond dat de beoogde planontwikkeling geen knelpunten oplevert voor de relevante milieuaspecten (akoestiek, bodem, water, flora en fauna, e.d.) in de directe omgeving en vice versa; Dit betekent onder andere dat de milieuhygiënische belemmeringen ten gevolge van binnen en buiten het plangebied aanwezige milieubelastende functies, op grond waarvan milieubelemmeringen zijn bepaald, dienen te zijn weggenomen en/of de voorwaarden in acht zijn genomen zoals neergelegd in de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de relevante leefmilieuaspecten;

Bebouwing en gebruik

  • h. binnen de in het uitwerkingsplan te bepalen stankcirkels rond agrarische bedrijven mogen geen woningen of andere gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd;
  • i. ten behoeve van de realisering van Veenderij dient voldoende waterberging te worden gerealiseerd;
  • j. de hoogte van de bebouwing in Veenderij bedraagt maximaal 5 bouwlagen;
  • k. de bouwlagen worden in meters bepaald op 4,5 meter voor de voorzieningen en op 3,5 meter voor de woonlagen.
  • l. iedere woning heeft minimaal één gevel waar de voorkeurswaarde van 48 dB Lden vanwege wegverkeer niet wordt overschreden;
  • m. het binnenniveau in de geluidsgevoelige verblijfsruimten binnen iedere woning vanwege wegverkeer mag niet hoger zijn dan 33 dB Lden.
  • n.

9.3 Bouwregels

Voorlopig bouwverbod
Voorzover de in lid 9.2 bedoelde uitwerking niet van kracht is, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 9.3, indien de op te richten bebouwing naar zijn bestemming en gebruik, alsmede naar zijn afmetingen en zijn plaats binnen het plangebied in overeenstemming zal zijn met, dan wel op verantwoorde wijze kan worden ingepast in een reeds vastgesteld uitwerkingsplan of een daarvoor ter inzage gelegd ontwerp.

 

Artikel 10 Waarde - Landschap

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor de bescherming van de op deze gronden voorkomende landschappelijke waarden die worden ontleend aan de historische openheid van de Dragonderweg, zoals met name de openheid tussen de afzonderlijke bebouwingsensembles.

10.1.1 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de gronden die zijn aangewezen voor Waarde - Landschap als bedoeld in 10.1 en het bepaalde in de artikelen 4 5, 6 9 en 8 prevaleert de (dubbel)bestemming 'Waarde - Landschap'.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Bouwwerken bebouwbaar zone

In de bebouwbare zone zijn de gebouwen en overige bouwwerken toegestaan die ingevolge de samenvallende bestemmingen mogen worden gebouwd.

10.2.2 Bouwverbod niet-bebouwbare zone

In de niet-bebouwbare zone is het ter bescherming van de in 10.1 bedoelde landschappelijke waarde niet toegestaan gebouwen en overige bouwwerken te bouwen, met uitzondering van de in 6.2.1 onder h genoemde uitzonderingen.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 voor:

  • a. een vlonder als bedoeld in 5.2.3 en 6.2.4
  • b. gebouwen en overige bouwwerken voor zover:
    • 1. deze gebouwen en overige bouwwerken niet buiten (het verlengde van) de zijdelingse begrenzing van de bebouwbare zone worden gebouwd;
    • 2. deze gebouwen en overige bouwwerken niet in het talud langs de bestemming "Water" worden gebouwd;
    • 3. overigens wordt voldaan aan de in 6.2 gegeven maatvoeringseisen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Vormen van verboden gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting;
  • b. de permanente bewoning van recreatiewoningen, kampeermiddelen en andere onderkomens en gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Maatvoering

Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels kan worden afgeweken kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels van het plan ten behoeve van het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste 5 m¹ bedragen;
  • c. de regels van het plan om toe te staan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
  • d. de regels van het plan ten aanzien van de maximum (bouw)hoogte van gebouwen om toe te staan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische installaties wordt vergroot, mits de vergroting leidt tot een hoogte welke niet meer bedraagt dan 1,2 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

14.2 Geen onevenredige afbreuk

De in 14.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 15 Algemene wijzigingsregels

15.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste
    5 m¹ mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.

Artikel 16 Overige regels

16.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

16.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken geldt, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, dat deze uitsluitend toegestaan zijn binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan.

16.3 Voorwaardelijke verplichting ontwikkeling woongebied

Een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in dit plan wordt slechts verleend, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden, dan wel aannemelijk is gemaakt dat hieraan wordt voldaan tijdens de looptijd van dit plan:

  • a. het bestemmingsvlak van het betreffende woongebied wordt op ieder eiland door middel van ten minste 2 kruisingen aangesloten op de bestemming Verkeer dan wel door middel van 1 kruising in combinatie met een calamiteitenpad;
  • b. binnen de zone met de aanduiding "langzaam verkeer" wordt op ieder eiland een noord-zuid gerichte langzaamverkeersroute gerealiseerd;
  • c. aansluitend op de onder b bedoelde langzaamverkeersroute wordt op ieder eiland een centrale openbare plek gerealiseerd met groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - binnenwaarde bouwbesluit" mogen slechts woningen worden gebouwd indien is aangetoond dat de binnenwaarde als gevolg van het wegverkeer niet meer bedraagt dan de in artikel 3.3, lid 1 van het Bouwbesluit aangegeven waarde;
  • e. het aantal te realiseren sociale huurwoningen bedraagt per eiland niet minder dan aangegeven door middel van de aanduiding "minimum percentage sociale huurwoningen (%)" als percentage van het in 8.2.2 onder b genoemde aantal woningen;
  • f. aan de westzijde van de eilanden G, F en D wordt bij ieder eiland één speciale overgang tussen water en land gecreëerd, zoals een vlonder of steiger of een andere voorziening.

16.4 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.1.2 Vergroten inhoud

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 17.1.1 met maximaal 10%.

17.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 17.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Veenderij

Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Veenendaal

d.d. tot vaststelling van het bestemmingsplan Veenderij

Mij bekend,

de griffier.