direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Veenderij, De Eilanden - Eiland I
Status: onherroepelijk
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In het plangebied Veenendaal-oost worden in totaal ongeveer 3.200 woningen en de daarbij behorende voorzieningen gerealiseerd. Voor geheel Veenendaal bedraagt de behoefte 4.000 woningen tot het jaar 2030. De woningbouwontwikkeling zal gefaseerd tot stand komen. In Veenendaal-oost worden drie deelgebieden met een eigen identiteit uitgewerkt: "Buurtstede", "Veenderij" en "Groenpoort". Er is voor gekozen om "Buurtstede" als eerste te ontwikkelen, omdat hierin het centrum is gesitueerd, dat tevens een functie dient te vervullen voor de wijk Dragonder Oost. Nu "Buurtstede" is gerealiseerd, is begonnen met de ontwikkeling van "Veenderij".

"Veenderij" zal bestaan uit 4 buurten: Hart, Eilanden, Weteringse Zoom en De Linten. Voor iedere buurt zal een serie uitwerkingsplannen worden vervaardigd. Om een duidelijke samenhang van deze uitwerkingsplannen per buurt te verkrijgen, zal de opzet van ieder uitwerkingsplan waar mogelijk gelijk zijn. De specifieke situatie van ieder uitwerkingsplan wordt beschreven in paragraaf 4.4, alsmede in hoofdstuk 10 waarin de juridische aspecten van de regels en de verbeelding worden beschreven.

Uitwerkingsplan "Veenderij, De Eilanden - Eiland I" is het vijfde uitwerkingsplan van het deelplan "De Eilanden". Het plangebied van het voorliggende uitwerkingsplan bevindt zich binnen het bestemmingsplan Veenderij. Het uitwerkingsplan baseert zich op de uit te werken bestemmingen Wonen - Uit te werken.

Afbeelding 1 toont de situering van het uitwerkingsplan "Veenderij, De Eilanden - Eiland I" in relatie tot Veenendaal-oost en het Gelders Benedeneind.

Afbeelding 1: Situering plangebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0001.jpg"

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Landschappelijke kenmerken

Het grootste deel van Veenendaal-oost bestaat uit een open gebied met een strokenverkaveling. Het gebied heeft een weids karakter en werd tot voor kort intensief agrarisch gebruikt (grasland). Het verkavelingspatroon is ontstaan door de eigendomsverhoudingen van vóór de vervening. Het plangebied behoorde tot Gelders Veenendaal, waar de kavels op de Ede-Wageningen stuwwal waren gericht. Tijdens de vervening ontstond door de aanleg van de wijken een fijnmazige strokenverkaveling die ook na afloop van de turfwinning, toen de grond een agrarische bestemming kreeg, in hoofdlijnen is gehandhaafd. In het gebied is zowel een toplaag van zand als venig materiaal aanwezig.

Het oorspronkelijke oost-west gerichte verkavelingspatroon is ter plaatse van Eiland I grotendeels nog aanwezig.

2.2 Huidig gebruik

Momenteel is het gebied Veenderij niet meer in gebruik als agrarisch gebied. Het grootste deel is/wordt gerealiseerd. Een klein deel van het gebied, aansluitend aan het Gelders Benedeneind, is in gebruik als volkstuin.

2.3 Eigendom plangebied

Het gebied Veenderij - voor zover begrepen in deze uitwerking - is in eigendom van de gemeente Veenendaal. Het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost (OVO) heeft de opdracht het gebied Veenendaal-oost tot ontwikkeling te brengen.

2.4 Bestemmingsplan Veenderij

2.4.1 Wat vooraf ging

Op 14 december 2006 heeft de gemeenteraad van Veenendaal het bestemmingsplan Veenendaal-oost vastgesteld waarin de juridisch-planologische randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied Veenendaal-oost werden vastgelegd. Het bestemmingsplan Veenendaal-oost is inmiddels grotendeels geactualiseerd. Voor de deelgebieden Buurtstede en Veenderij zijn nieuwe bestemmingsplannen vervaardigd. Het bestemmingsplan Veenderij is vervolgens op 30 maart 2017 vastgesteld.

In 2016 zijn voor Veenderij (Eilanden D, F en G) uitwerkingsplannen vervaardigd die in het bestemmingsplan Veenderij zijn geïncorporeerd. Datzelfde geldt voor twee deelplannen in De Linten (2014 en 2016). Deze deelplannen hebben in het bestemmingsplan Veenderij een directe bouwtitel gekregen. De overige deelgebieden, waaronder de deelplannen voor de Eilanden H, I en K hebben een uit te werken bestemming gekregen. De algemene stedenbouwkundige structuur van Veenendaal-oost is aangegeven in de uitwerkingsregels van de bestemming Wonen - Uit te werken (artikel 9).

2.4.2 Toetsing aan uitwerkingsregels

De uitwerkingsregels van het bestemmingsplan Veenderij zijn opgenomen in artikel 9 van het bestemmingsplan. Bij het vervaardigen van de optimalisatie van het stedenbouwkundige plan voor de Eilanden H, I, J en K is rekening gehouden met de stedenbouwkundige uitwerkingsregels van het bestemmingsplan.

Binnen het bestemmingsplan Veenderij dienen minimaal 825 woningen respectievelijk maximaal 1225 woningen te worden gerealiseerd. Het voorliggende uitwerkingsplan bevat (op basis van de optimalisatie uit 2019) in beginsel 82 woningen. Het totaal aantal woningen in Veenderij kan op dit moment geraamd worden op circa 1130 woningen.

De hoogte van de bebouwing in Veenderij mag maximaal 5 bouwlagen bedragen. Daarbij zijn de bouwlagen in meters bepaald op 3,5 meter voor woonlagen. Dat betekent dat de maximale bouwhoogte gesteld kan worden op 17,5 meter. Iedere woning dient minimaal één gevel te hebben waar de voorkeurswaarde van 48 dB Lden vanwege wegverkeer niet wordt overschreden.

Conclusie
Het aantal woningen dat binnen het nu voorliggende uitwerkingsplan mogelijk wordt gemaakt past binnen de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan.

De grondgebonden woningen krijgen een maximale bouwhoogte van 12 meter, daarmee wordt voldaan aan het moederplan. In paragraaf 5.6 wordt het akoestisch onderzoek beschreven. Daaruit blijkt dat de norm van 48 dB bij geen enkele woning wordt overschreden. Geconcludeerd kan worden dat aan de uitwerkingsregels wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan Veenderij is het plan getoetst aan de toen geldende beleidskaders. Het Uitwerkingsplan Veenderij, De Eilanden - Eiland I voldoet daarom eveneens aan die beleidskaders. In dit hoofdstuk wordt kort aangegeven dat het beleid ten aanzien van Veenendaal-Oost ongewijzigd is en dat het voorliggende uitwerkingsplan ook voldoet aan de toekomstige beleidskaders.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (ontwerp)

Op 20 juni 2019 is het ontwerp van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) verschenen. De NOVI is de langetermijnvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving. Hoewel het om een ontwerpvisie gaat, kan wel alvast getoetst worden of de ontwikkeling in lijn is met het toekomstige beleid.

De NOVI heeft maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • Sterke en gezonde steden en regio's;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Onder deze prioriteiten hangen 21 nationale belangen die het lokale, regionale en provinciale niveau overstijgen. Deze belangen hebben onder andere betrekking op het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit, zorgt dragen voor een woningvoorraad die aansluit op woonbehoeften, het beperken van klimaatverandering, et cetera. De verantwoordelijkheid van het omgevingsbeleid ligt voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen, waardoor inhoudelijke keuzes in veel gevallen ook het beste regionaal kunnen worden gemaakt. Met de NOVI wordt het proces in gang gezet waarmee de keuzes voor de leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.

Het realiseren van het woongebied Veenderij voorziet in de behoefte aan woningen in de regio Foodvalley. De opzet van Veenderij met veel waterpartijen draagt bij aan een duurzame woonwijk met aandacht voor klimaatadaptie en soortendiversiteit. Daarmee is dit uitwerkingsplan in lijn met het beleid zoals verwoord in de ontwerp-NOVI.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie (ontwerp)

Gedeputeerde Staten hebben op 17 maart 2020 besloten de ontwerpen van de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Utrecht en het bijbehorende milieueffectrapport (planMER) ter inzage te leggen. In de Omgevingsvisie worden de integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vastgelegd tot 2050.

De provincie Utrecht zet in op een gezonde en veilige leefomgeving, aan de hand van zeven samenhangende beleidsthema's:

  • 1. Stad en land gezond
  • 2. Klimaatbestendig & waterrobuust
  • 3. Duurzame energie
  • 4. Vitale steden & dorpen
  • 5. Duurzaam gezond & veilig bereikbaar
  • 6. Levend landschap erfgoed & cultuur
  • 7. Toekomstbestendige natuur & landbouw

De ambities en keuzes zijn gebiedsgericht samengevat per regio. De regio Foodvalley, waar Veenendaal onderdeel van is, ligt binnen de provincies Utrecht en Gelderland en bestaat uit acht gemeenten. Voor deze regio wordt een verstedelijkingsstrategie gegeven als regionale uitwerking van het beleid. Daaruit blijkt dat de woningbehoefte in Foodvalley het aanbod overtreft en ook de prognoses laten een groei zien. In de periode 2019 tot 2040 moeten er binnen het Utrechtse gedeelte van Foodvalley 7.000 tot 8.000 woningen worden gebouwd om tegemoet te komen aan de geprognosticeerde woningbehoefte. Hiervan zijn 3.500 woningen opgenomen in de bestaande plancapaciteit. Er moet dus nog ruimte voor 3.500 tot 4.500 extra woningen worden gezocht. In de gemeente Veenendaal is er op de korte termijn voldoende plancapaciteit om het grootste gedeelte van haar woningbouwopgave te realiseren. Dit gebeurt in Veenendaal-Oost en in de nabijheid van station Veenendaal-Centrum. Na circa 2030 bereikt de gemeente Veenendaal letterlijk de grenzen van haar groei. Voor de langere termijn is het noodzakelijk om in de regio op zoek te gaan naar nieuwe locaties voor integrale ontwikkeling van wonen en werken, bij voorkeur rondom knooppunten.

De aanvullende behoefte aan werklocaties binnen het Utrechtse gedeelte van Foodvalley tot 2030 is 6 tot 9 hectare. De inzet van de provincie is vooral gericht op herstructurering, verduurzaming en efficiënter ruimtegebruik van bestaande bedrijventerreinen.

Bij ontwikkelingen in het landelijk gebied in de regio Foodvalley speelt onder meer het belang van de bodemdaling in het Binnenveld, het militair erfgoed van de Grebbelinie, (nieuwe) natuur en innovaties op het gebied van circulaire landbouw, voedselproductie en gezondheid.

De ontwikkeling van Veenderij past binnen de verstedelijkingsstrategie voor de regio Foodvalley.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening (ontwerp)

Tegelijkertijd met de ontwerp-Omgevingsvisie hebben Gedeputeerde Staten positief besloten over de ontwerp-Omgevingsverordening. In de ontwerp-Omgevingsverordening staan de regels die nodig zijn om het beleid uit de Omgevingsvisie uit te voeren. In de verordening zijn alle regels voor de leefomgeving van circa 20 verordeningen samengebracht naar één verordening.

De omgevingsverordening bevat een verstedelijkingsverbod voor landelijk gebied, tenzij in de verordening anders bepaald. Voor een omgevingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen stedelijk gebied, geeft de verordening instructieregels voor onder meer woningbouw. Woningbouw dient te passen in het door gedeputeerde staten vastgestelde programma woningbouw en woningbouw mag niet leiden tot extra bodemdaling. Daarnaast worden er instructieregels gegeven voor een omgevingsplan dat betrekking heeft op bedrijventerreinen, kantoren en detailhandel.

Een omgevingsplan waarin nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien waarborgt dat de nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een toename van de knelpunten in de bereikbaarheid. Bij voorkeur leiden de nieuwe ontwikkelingen tot een afname van knelpunten in de bereikbaarheid.

Tot slot bevat de omgevingsverordening specifieke instructieregels voor een Omgevingsplan betrekking heeft op een locatie binnen onder andere de Cultuurhistorische hoofdstructuur, Stiltegebied, Overstroombaar gebied, een boringsvrije zone, beschermd natuurgebied, of een geluidscontour van een provinciale weg.

Het voorliggende plan is een uitwerking van eerder vastgestelde bestemmingsplannen die de instemming hebben van de provincie Utrecht.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Gemeentelijke Omgevingsvisie

De raad van de gemeente Veenendaal heeft op 17 december 2020 de Omgevingsvisie 2030 vastgesteld. De Omgevingsvisie 2030 is een plan op hoofdlijnen dat alle strategische beleidsplannen zal vervangen die gaan over de fysieke leefomgeving, zoals het milieubeleidsplan, het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan en de structuurvisie. De inhoud van de Strategische Visie 2040, die de gemeenteraad in 2017 vaststelde, is de basis geweest voor de omgevingsvisie.

De Omgevingsvisie zet in op een koerswijziging van kwantiteit naar kwaliteit: beter en slimmer inrichten van de leefomgeving met gebruik van innovatie, kennis en creativiteit. Bij ieder initiatief moeten afwegingen worden gemaakt. Voor Veenendaal staan hierbij de principes gezondheid, duurzaamheid en veiligheid voorop. Voor nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving wordt in de Omgevingsvisie 2030 het volgende afwegingskader gegeven:

  • 1. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten een bijdrage leveren aan een Gezonde, Duurzame en Veilige leefomgeving. Elke nieuwe ontwikkeling is een kans om hier aan bij te dragen. Zo zal ook de gewenste groei van Veenendaal moeten bijdragen aan deze doelen.
  • 2. We kiezen voor meervoudig boven enkelvoudig ruimtegebruik, zodat de beperkte ruimte optimaal wordt benut.
  • 3. We voorkomen dat negatieve gevolgen van ontwikkelingen afgewenteld worden op de omgeving. We beoordelen ruimtelijke ontwikkelingen integraal en in relatie tot de omgeving.

Daarnaast bevat de Omgevingsvisie 2030 specifieke opgaven en doelstellingen voor de thema's Gezond duurzaam en veilig, Bouwen en wonen, Groen natuur en water, Mobiliteit, Economie, Milieu, en er worden aanvullende opgaven en doelstellingen voor het centrum gegeven.

De bovengenoemde aspecten zijn/worden zo veel mogelijk nagestreefd bij de ontwikkeling van Veenderij.

Hoofdstuk 4 Toekomstige situatie

4.1 Stedenbouwkundige hoofdstructuur Veenendaal-oost

Het oost-west gerichte kavelpatroon van het onderliggende veenlandschap is uitgangspunt geweest bij het opstellen van de verkavelingsstructuur voor Veenendaal-oost. Kenmerkende eigenschappen van dit landschap zijn lange smalle kavels, smalle sloten tussen de kavels die het gebied afwateren en incidenteel opgaande beplanting tussen de kavels.

In het landschappelijk patroon van kavels in oost-west richting ligt een aantal elementen die afwijken van de parallelle oost-west gerichte kavels. Het gaat om een aantal bestaande sloten en laantjes. Deze elementen zijn meegenomen in de stedenbouwkundige verkaveling en vormen interessante plekken in delen van de wijk en vormen daarom een aanleiding voor bijzondere plekken en/of functies. Deze elementen kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren aan de identiteit van buurten op een lager schaalniveau.

Het zuidelijk deel van Veenendaal-oost zal een specifiek karakter krijgen door de grote hoeveelheid water die in dit gebied opgevangen moet worden. Het landschappelijk patroon langs het (Gelders) Benedeneind is bijzonder, doordat hier de oost-west gerichte kavels omslaan naar een verkaveling haaks op het Valleikanaal (Bisschop Davidsgrift). In deze structuur is ook de bestaande lintbebouwing langs het Valleikanaal opgenomen. Om een goede overgang te maken tussen de wijk en het bebouwingslint en tegelijkertijd de verbijzondering van het landschappelijk patroon zichtbaar te maken is een zone gedefinieerd met een waterrijk milieu. Door deze verkavelingsstructuur (met behulp van een markante zichtlijn en de aanwezigheid van oppervlaktewater) zichtbaar te maken vanaf de hoofdentree van de wijk, wordt het waterrijke karakter van de wijk reeds bij de entree herkenbaar gemaakt. Ook wordt de entree vanaf de Rondweg-oost op deze wijze een bijzondere plek in de stedenbouwkundige structuur van de wijk.

De Groene Grens
In de nota 'Interprovinciale Structuurvisie Ede-Veenendaal' (ISEV; augustus 1994) en een in 2007 gesloten samenwerkingsovereenkomst is afgesproken om een natuurontwikkelingszone te realiseren. Deze is bedoeld als compensatie voor realisering van Veenendaal-oost waar Veenderij onderdeel van uitmaakt. Veenendaal-oost is na een gemeentegrenswijziging tot het grondgebied van de gemeente Veenendaal gaan behoren.

Nieuw wonen
De natuurontwikkelingszone dient twee doelen. In de eerste plaats de bescherming van de ecologische en visueel-landschappelijke waarden van het Binnenveld. Het gebied zal niet alleen meer voor agrarische doeleinden maar nu -en vooral- ook voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden worden bestemd. Daarnaast bestaat er behoefte aan het stellen van een uiterste grens aan de stedelijke uitbreiding van Veenendaal-oost.

Veenendaal-oost is een voorbeeldproject in het kader van Nieuw Wonen. Nieuw Wonen gaat uit van een levensloopbestendige wijk. Hieronder wordt verstaan: een woonwijk die mensen (in willekeurig welke levensfase, ongeacht levensomstandigheden, huishoudensamenstelling en culturele achtergrond) optimale mogelijkheden biedt voor alle vormen van fysieke en geestelijke activiteiten en zelfontplooiing en die een woningaanbod en voorzieningenniveau heeft die daartoe zijn uitgerust. Eén van de belangrijkste ontwerpuitgangspunten die hieruit is afgeleid is de realisering van buurtjes met een menselijke maat.

4.1.1 De deelgebieden

Veenendaal-oost is onderverdeeld in drie deelgebieden, te weten Groenpoort in het noorden, Buurtstede in het midden en Veenderij in het zuiden. Deze deelgebieden krijgen ieder hun eigen karakter, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in een kenmerkende dichtheid, sfeer en profilering van de openbare ruimte.

Groenpoort
Het deelgebied "Groenpoort" vormt het noordelijkste deelgebied van Veenendaal-oost. De (gemiddelde bruto) woningdichtheid zal naar huidige inzichten ongeveer 26 woningen per hectare bedragen. Dit gebied zal worden doorsneden door singels en groene elementen waardoor meerdere kleine woonbuurtjes ontstaan, waarbinnen de woningblokken voornamelijk uit halfopen bouwblokken bestaan. Door de grote voortuinen en de relatief brede profielen van de openbare ruimten krijgt de buurt een groen karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0002.png"   Buurtstede
Het centraal in de wijk gesitueerde deelgebied "Buurtstede" met een woningdichtheid van ongeveer 30 woningen per hectare, bevat de voorzieningen voor Veenendaal-oost (alsmede voor Dragonder Oost). Het voorzieningencluster in Buurtstede bedraagt in totaal 16.500 m², waarvan 5.000 m² detailhandel en 11.500 m² maatschappelijke functies, inclusief horeca. Hiermee worden alle niet-wonen functies centraal in Veenendaal-oost gesitueerd. In het centrum is een menging van functies belangrijk voor de leefbaarheid/levensloopbestendigheid van de centra en de wijk als geheel. De woningblokken bestaan hoofdzakelijk uit gesloten bouwblokken met voornamelijk aaneengesloten woningen en gestapelde woningen. Door de beperkte aanwezigheid van voortuinen en het materiaalgebruik van de openbare ruimten krijgt de buurt een stedelijk karakter.

Veenderij
Het deelgebied "Veenderij" vormt het zuidelijke deel van Veenendaal-oost. De woningdichtheid bedraagt ongeveer 24 woningen per hectare (825-1.225 woningen). De woningblokken bestaan hoofdzakelijk uit halfopen bouwblokken. De woningdichtheid zal van noord naar zuid afnemen. Ook het oostelijk deel langs de Dragonderweg zal, aansluitend op het buiten het plangebied te realiseren woongebied (zogenaamde balkon), een lagere dichtheid krijgen. In Veenderij is het mogelijk om het water een belangrijke rol toe te kennen in de woon- en leefomgeving. .  

4.1.2 Verkeersstructuur

De hoofdontsluitingsstructuur van Veenendaal-oost staat voor het merendeel haaks op de landschappelijke hoofdstructuur van het gebied. De hoofdontsluitingsstructuur heeft een duidelijk herkenbaar profiel binnen ieder deel van de wijk. Een brede watergang vervult in het profiel van de hoofdontsluiting een belangrijke rol en onderstreept het waterrijke karakter van de wijk.

De hoofdverkeersstructuur is voor het gemotoriseerde verkeer zo ontworpen dat de deelgebieden Buurtstede en Veenderij niet worden verbonden met het deelgebied Groenpoort. Doordat de hoofdontsluiting voor Buurtstede en Veenderij wordt losgekoppeld van de hoofdontsluiting van Groenpoort is er geen doorgaande verkeersbeweging voor gemotoriseerd verkeer mogelijk tussen het zuidelijke deel van de wijk en het noordelijke deel. Verbinding van beide delen is vanzelfsprekend wel mogelijk voor langzaamverkeer en openbaar vervoer.

In het centrale deel van de wijk (Buurtstede) worden op logische plekken voorzieningen, scholen en andere functies gecreëerd. Het centrale voorzieningencluster met winkels zal voor gemotoriseerd verkeer zowel vanuit het noordelijk als vanuit het zuidelijk deel bereikbaar zijn. De hoofdontsluitingsweg wordt waar mogelijk ingericht als 50 km/uur weg. Langs de hoofdontsluitingswegen is rekening gehouden met een ventweg zodat enige afstand gecreëerd wordt tussen de woningen en de hoofdontsluiting. Dit mede in verband met het aspect verkeersgeluid.

4.1.3 Water- en groenstructuur

Groen en water worden in Veenendaal-oost ingezet als belangrijke structurerende elementen. Zo vormen de oost-west gerichte groenzones de verbindingszones tussen de deelgebieden Groenpoort, Buurtstede en Veenderij en de aan de oostzijde van Veenendaal-oost geprojecteerde natuurontwikkelingszone. Deze groenzones geven bovendien de relatie met de bestaande stad vorm, doordat de langzaamverkeersroutes in de richting van het centrum van Veenendaal hierin worden opgenomen.

Aan de zuidzijde vormen de waterstructuren haaks op de Grift een duidelijke afwijking van de landschappelijke richting van Veenendaal-oost waardoor lange zichtlijnen naar de Utrechtse Heuvelrug ontstaan. Om zorg te dragen voor een goede waterhuishouding is hier sprake van relatief veel oppervlaktewater.

De groenzones leggen niet alleen een relatie met de natuurontwikkelingszone ten oosten van het plangebied, maar vormen ook een belangrijke interne kwaliteit binnen het plangebied. De groenzones kunnen op een verschillende wijze worden ingericht, waarbij de verhouding tussen water en groen bepalend zal zijn voor het karakter van de zone. Daarnaast krijgt ook ieder deel van de wijk een eigen groene ontmoetingsplek waar invulling gegeven kan worden aan een meer intensief gebruik van het groen.

4.2 Veenderij

Veenderij, waarbinnen De Eilanden is gesitueerd, is het waterrijkste deel van Veenendaal-oost. Dit gedeelte van Veenendaal-oost krijgt een dorpse uitstraling die wordt gekenmerkt door verschillende factoren, zoals landschap, schaal en maat, herkenbare eenheden, informele sfeer en wisselende verkaveling.

De waterrijke, natte omgeving is van oudsher karakteristiek voor de omgeving. Ook bij de ontwikkeling van Veenderij tot woongebied zal het water overal zichtbaar en voelbaar zijn. Brede watergangen zorgen voor een heldere structuur die in directe verbinding staat met het omringende landschap, zoals de Nieuwe Wetering en de Grift.

In Veenderij zal een subtiele overgang gerealiseerd worden van stedelijk gebied (noordwestzijde) naar het bestaande landschap (zuidoostzijde). De relatie met het landschap krijgt al vorm door landschappelijke structuren door te zetten in Veenderij. De inrichting van de openbare ruimte en de uitstraling van de bebouwing moeten bijdragen aan een soepele overgang naar het omringende landschap. Veenderij bestaat uit vier buurten, te weten: "Hart" met een stedelijk dorps karakter (noordwest), "Eilanden" met een landelijk dorps karakter (centraal), "Weteringse Zoom" met een waterrijk landelijk karakter (zuidoost) en "De Linten" (zuid en oost).

Voor Veenderij is een indicatief stedenbouwkundig plan gemaakt1. Het plan schetst de mogelijke toekomstige stedenbouwkundige configuratie. Dit stedenbouwkundige plan heeft geen juridische status en er kunnen derhalve geen rechten aan worden ontleend. Het 'schetst sferen' en 'geeft suggesties voor oplossingen', zonder dat het 'voorschrijft'. Het laat de ontwikkelaar of woningcorporatie derhalve alle vrijheid voor creativiteit en interpretatie. Tegelijkertijd kan het gezien worden als een inspanningsverplichting om het gesuggereerde stedenbouwkundige kwaliteitsniveau na te streven bij de verdere uitwerking. Op basis van onder meer markttechnische overwegingen kan echter bij de definitieve uitwerking worden afgeweken van het stedenbouwkundige plan.

De basis voor het stedenbouwkundig plan vormt de wijze waarop het water is georganiseerd in combinatie met het dorpse karakter van de woonbuurtjes. Het water moet niet alleen beleefbaar zijn vanaf het openbaar gebied, maar ook vanuit de privétuinen. Daarom is gekozen voor kleinschalige eilanden. Elk eiland vormt een min of meer op zichzelf staand dorps buurtje met een eigen karakter. Tussen de eilanden is een gevarieerd en fijnmazig stelsel van waterwegen gecreëerd met in het midden van “Veenderij” een centrale waterpartij. Het water vanuit het deelplan “Buurtstede” is naar het zuiden toe doorgezet, takt aan op De Nieuwe Wetering (het betreft hier de bestaande watergang ten oosten van de Dragonderweg) en mondt uit in het Valleikanaal.

Afbeelding 2: Indicatieve verkaveling Veenderij (oktober 2015).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0003.jpg"

Het noordelijk deel van “Veenderij” is dichter bebouwd dan de overige delen van “Veenderij”. Om een natuurlijke overgang te creëren richting het (Gelders) Benedeneind, de Meentdijk en de Dragonderweg zijn in het zuidelijk en zuidoostelijk deel van “Veenderij” relatief veel vrijstaande woningen en tweekappers geprojecteerd. Daar waar sprake is van rijwoningen staan deze woningen haaks op de percelen van het (Gelders) Benedeneind. Hiermee wordt een gesloten wandvorming richting deze percelen voorkomen.

De woonbuurtjes hebben een dorps karakter met een informeel beloop van de wegen en een gevarieerde mix van woningtypen. Elk wooneiland krijgt een eigen identiteit met een eigen brink (een plein) en wordt ontsloten door een 30 km/h weg. De hoofdontsluiting van “Veenderij” takt op twee punten aan op de Van Essenlaan. De meeste appartementen (circa 110) worden gesitueerd in het noordelijk deel. Twee appartementengebouwen van elk naar verwachting 15 appartementen met een landelijke uitstraling krijgen een zorgvuldig toegewezen plek in het zuidelijk deel. Hierbij is rekening is gehouden met voldoende afstand tot de bestaande bebouwing in de omgeving.

In juli 2019 heeft een optimalisatie van het stedenbouwkundige plan voor de Eilanden H, I, J en K plaatsgevonden. Bij deze optimalisatie heeft zich rond de buurtontsluitingsweg een zekere verdichting plaatsgevonden.

Afbeelding 3: Stedenbouwkundige verkaveling na optimalisatie Eilanden H, I en K (juli 2019).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0004.jpg"

In het Beeldkwaliteitplan voor “Veenderij” van 26 september 2011 wordt de gewenste sfeer van de bebouwing en de openbare ruimte in samenhang omschreven. Voor “Veenderij” zijn een dorpse, informele uitstraling in een waterrijke wijk, waarin water goed beleefbaar is, de belangrijkste uitgangspunten.

Het centraal gelegen eiland (Hart) krijgt een meer stedelijk dorps karakter. De daaromheen liggende eilanden (De Eilanden) verkrijgen een meer landelijk dorps karakter met een groene uitstraling door de aanwezigheid van veel voortuinen met hagen. Het dorpse beeld wordt versterkt door te variëren met de rooilijnen en kaprichtingen. Alle woningen worden in beginsel van een kap voorzien. Het gebied “Weteringse Zoom” is een landelijk waterrijk karakter toegedicht. Veel vrijstaande woningen met een landelijke uitstraling zijn aan het water gesitueerd. Het deelgebied “De Linten” wordt gevormd door de toekomstige woningen langs de Dragonderweg en nabij het (Gelders) Benedeneind. “De Linten” krijgt een sfeer en een beeld van lintbebouwing: vrijstaande woningen met een landelijke uitstraling.

In het Beeldkwaliteitplan zijn de richtlijnen weergegeven voor de uitwerking van de bebouwing en de openbare ruimte. Met deze richtlijnen wordt beoogd de gewenste sfeer en kwaliteit te waarborgen, zonder de vrijheden voor architecten en anderen bij de uitwerking te veel in te perken.

Woningbouwprogramma
Het woningbouwprogramma voor Veenderij omvat in totaal circa 1.000 woningen in diverse categorieën.

Parkeren
Uitgaande van de parkeernorm van 1.8 parkeerplaats per woning, zijn er voor het stedenbouwkundig plan (exclusief de uitwerking van eiland J), ongeveer 1.800 parkeerplaatsen nodig. Het stedenbouwkundige plan bevat voldoende parkeerplaatsen.

De voor het gebied geldende parkeernormen en reductiefactoren zijn opgenomen in het stedenbouwkundig plan en het Startdocument Opstalontwikkeling.

Groenvoorzieningen en speelplaatsen
In het stedenbouwkundig plan wordt elk wooneiland voorzien van een centrale groene plek en een groene plek aan het water. Op deze plekken is er ruimte voor ontmoeten, spelen of om te wandelen. Het principe voor speelplekken is dat de speelmogelijkheden gekoppeld zijn aan de voetpaden in de wijk.

Naast de openbare verblijfsplekken spelen boomstructuren een belangrijke rol binnen de groenstructuur van Veenderij. De hoofdontsluiting van Veenendaal-oost wordt begeleid door een dubbele bomenrij. De bomen staan langs de rijbanen en het fietspad in brede grasbermen. De buurtontsluiting van Veenderij wordt aangezet met een enkele bomenrij (1e grootte) in een brede groene berm. In de buurtstraten en op de brinken vindt men solitaire bomen. Landschappelijke bomen staan los langs de watergangen.

Een ander element van de groenstructuur is de Weteringse Zoom. De bredere watergang van de Nieuwe Wetering vormt een duidelijke scheiding tussen de wooneilanden en de eilanden van de Weteringse Zoom. De overgang tussen deze twee typen wooneilanden wordt benadrukt door de aanwezigheid van oevers met plasbermen die begroeid zijn met rietachtige oevervegetaties als lisdodde en gele lis.

4.3 De Eilanden

Door de vier buurten een eigen identiteit te geven wordt bereikt dat de wijk en de buurten een menselijke maat krijgen en dat ze herkenbaar zijn. De Dragonderweg, het (Gelders) Benedeneind en de Meentdijk vormen de landschappelijke grenzen van Veenderij.

Door de vele watergangen in Veenderij ontstaan er eilanden die door de ringvormige buurtontsluiting met elkaar verbonden zijn. Korte en bochtige straten zijn gekoppeld aan deze buurtontsluiting. Elk eiland is een aparte woonbuurt. Onder meer door de kleinschaligheid van de eilanden krijgen de buurten een dorps karakter. Ook het informele stratenpatroon in de buurt draagt hieraan bij. De buurten krijgen een eigen identiteit door een centraal gelegen groene plek, oftewel brink, midden op het eiland te situeren. De brink is direct bij binnenkomst van het eiland te zien en ligt daar waar de straten knikken. Aan de brink staat markante, bijzonder vormgegeven bebouwing. Een brink ligt bijvoorbeeld bij één eiland deels aan het water, bij een ander eiland juist weer niet.

Elke buurt krijgt een veilige speel- en ontmoetingsplek in de directe nabijheid van de woningen. Een tweede groene ontmoetingsplek ligt aan de informele route aan het centrale water. Op de eilanden zijn de oevers deels openbaar en deels privé. Zo kunnen zowel bewoners als bezoekers, wandelaars en fietsers optimaal profiteren van de waterrijke wijk.

De buurtstraten op de eilanden krijgen een intiem en vriendelijk karakter. Dit wordt onder meer bereikt door een asymmetrisch straatprofiel. Hierdoor is tevens het onderscheid met de ringvormige buurtontsluiting duidelijk. Aansluitend bij de dorpse sfeer, worden erfscheidingen gevormd door hagen. Deze hagen en los geplaatste solitaire bomen geven de straten een groen en intiem karakter. Bewoners en bezoekers parkeren grotendeels op eigen erf, openbare parkeerplaatsen zijn her en der geclusterd langs de woonstraat of geclusterd in parkeerkoffers tussen de bebouwing.

Voor de Eilanden H, I en K is een apart Beeldkwaliteitsplan opgesteld2. Dit Beeldkwaliteitsplan (vastgesteld op 10 januari 2020) is een nadere uitwerking van het Beeldkwaliteitsplan voor Veenderij als geheel. Voor de uitwerkingsplannen voor de Eilanden H, I en K is de aangegeven situering van rooilijnen van belang. De afstand van de rooilijn tot de kavelgrens is voor alle grondgebonden woningen minimaal 3.00 meter. Ten behoeve van een informeel beeld is variatie in de rooilijn echter verplicht. Daarvoor gelden de volgende richtlijnen die in de uitwerkingsplannen worden vertaald:

  • de rooilijn van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen verspringt minimaal 1.00 meter. Bij voorkeur zijn de verspringingen in de rooilijn groter;
  • incidenteel is een rooilijn op 2.00 meter van de kavelgrens toegestaan, mits dit bijdraagt aan de variatie in rooilijnen en daarmee aan een informeel dorps straatbeeld;
  • binnen één hoofdgebouw kan de rooilijn ook verspringen en een bijdrage leveren aan de geleding van het volume en een gevarieerd beeld.

4.4 De Eilanden, Eiland I

In de indicatieve verkaveling voor Veenderij (oktober 2015) is in 2019 voor de Eilanden H, I en K geoptimaliseerd. Deze eilanden worden in het zuiden begrensd door de watergang langs het Gelders Benedeneind. Aan de noordzijde begrenst de Van Essenlaan Eiland K, Eiland L begrenst Eiland I en de centrale waterpartij begrenst Eiland H.

Eiland I
Er wordt gestreefd naar een (gedeeltelijke) invulling met aaneengeschakelde woningen langs (en ten noorden van) de ontsluitingsweg en de groenzones. Daarnaast voorziet het eiland in vrijstaande en twee-aaneengeschakelde woningen. De bebouwing kent een informele opzet, onder andere door wisselende rooilijnen.

De verbinding met het water is heel belangrijk voor de beleving van Eiland I. De oevers spelen in de waterbeleving een zeer belangrijke rol. De woningen aan de zuidzijde hebben een tuin aan het water, zodat bewoners optimaal van hun waterrijke woonomgeving kunnen genieten. De taluds en waterranden zijn overwegend groen, met de optie om er een vlonder te realiseren. De overige woningen aan de randen van het Eiland I hebben zicht op het water, dan wel zicht op een groenzone.

In het opgestelde beeldkwaliteitsplan3 is aangegeven dat de architectuur van de woningen bijdraagt aan een landelijk karakter. Ten behoeve van een informeel straatbeeld wordt variatie in de rooilijn, verschillende kaprichtingen en wisselend materiaalgebruik nagestreefd.

Binnen Eiland I is in het stedenbouwkundige plan uitgegaan van 82 woningen. Gelet op de wens om "vraaggestuurd" te bouwen is een afwijking van het stedenbouwkundige plan in de toekomst mogelijk gewenst, zonder dat daarbij overigens afbreuk wordt gedaan aan de vormgevende uitgangspunten.

Afbeelding 4: Het aangepaste indicatieve stedenbouwkundige plan voor Eiland I.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0005.jpg"

Hoofdstuk 5 Nader onderzoek

5.1 Algemeen

In het kader van het bestemmingsplan Veenderij zijn de relevante milieu- en omgevingsaspecten voor de ontwikkeling van de planlocatie beschreven. Het gaat hierbij om de aspecten natuur, water, archeologie, bodem, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Voor ieder aspect is een onderzoek of toets uitgevoerd. In dit hoofdstuk wordt daarvan verslag gedaan. De onderzoeksrapportages zijn opgenomen in de bijlagenmap bij het bestemmingsplan. Indien geen nader onderzoek naar een milieuaspect heeft plaatsgevonden wordt dat hier eveneens vermeld.

5.2 Duurzame verstedelijking

5.2.1 Aanleiding

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Voor de actualisatie van het bestemmingsplan Veenderij is als uitgangspunt aangenomen dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Toepassing van de Ladder ten behoeve van het bestemmingsplan is in dat geval niet voorgeschreven.

Aanpassing regeling
Per 1 juli 2017 is de tekst van de "ladder" aangepast. Vanaf dat moment moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken worden getoetst aan de nieuwe Ladder. Hoewel de Ladder-toets niet op dit uitwerkingsplan van toepassing is, is zorgvuldigheidshalve wel een Ladder-toets voor het uitwerkingsplan doorlopen, omdat aan de hand van deze Ladder-toets waardevolle input voor de uitvoerbaarheidstoets voor het uitwerkingsplan wordt verkregen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Hieronder zijn de nieuwe wettekst en de uitleg van kernbegrippen opgenomen.

5.2.2 Toetsing

Het voorliggende plan is met behulp van het stappenplan getoetst aan de ladder. Dit levert de volgende beoordeling op.

Trede 1. Bestaande behoefte:
Dit plan houdt de realisatie van ongeveer 82 woningen in binnen Veenderij. In de woningbouwprognoses van Veenendaal wordt uitgegaan van een behoefte van circa 4.000 woningen van 2013 tot 2030. Deze woningen kunnen binnen het stedelijke gebied van Veenendaal, zoals begrensd door de rode contour, ingevolge de provinciale structuurvisie, worden gebouwd. Deze woningen maken tevens deel uit van de in de door de raad van Veenendaal jaarlijks vastgestelde Projectenboeken, opgenomen tabellen van concrete woningbouwprojecten.

Trede 2. Binnen- of buitenstedelijk:
Dit plan voorziet in een inbreiding binnen de wijk Veenderij in Veenendaal-oost een en ander passend in het opgestelde stedenbouwkundig plan. Het plan is daarmee aan te merken als een binnenstedelijk plan. De grens van het stedelijk gebied (rode contour) wordt aan de oostzijde van Veenderij gevormd door de Dragonderweg in Veenendaal.

Trede 3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten
Met het bevestigend beantwoorden van de vraag in Trede 2 is de motivering afgerond. Immers de keuze voor een locatie buiten het stedelijk gebied is niet aan de orde. Toetsing aan Trede 3 is daarmee eveneens niet aan de orde.

5.3 Cultuurhistorie

Uit het onderzoek dat in het kader van het bestemmingsplan Veenderij is uitgevoerd blijkt dat in het plangebied Veenderij geen cultuurhistorische kenmerken aanwezig zijn. In Veenendaal-oost zijn twee wegen wel aangeduid als 'historische infrastructuur (weg/pad)'. Dit betreft de Spitsbergenweg en Buurtlaan oost. Naast het feit dat beiden wegen niet in het plangebied zijn gelegen, blijven beiden wegen ook in stand. Cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling van Veenderij. Dit geldt derhalve tevens voor het onderhavige plangebied.

5.4 Archeologie

Uit het rapport "Archeologische beleidskaart en cultuurhistorische kenmerkenkaart gemeente Veenendaal" blijkt dat het plangebied in een zone ligt die is vrijgegeven na onderzoek. Nader onderzoek is overbodig en de beoogde functie kan worden gerealiseerd.

5.5 Verkeer / parkeren

Bij de ontwikkeling van een bouwlocatie moeten voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Met andere woorden er moet worden voldaan aan parkeernormen die in Veenendaal van toepassing zijn. Parkeernormen zijn neergelegd in de parkeernota 'Parkeernormen gemeente Veenendaal 2008' en in een startdocument dat is opgesteld voor de opstalontwikkeling in Veenendaal-oost. Voor het beoordelen van de vraag of projecten in Veenendaal-oost in voldoende mate voorzien in de te verwachten parkeerbehoefte worden deze bouwprojecten dus getoetst aan het parkeernormenbeleid en aan het startdocument Opstalontwikkeling Veenendaal-oost. Laatstgenoemd document is een overkoepelend document waarin is omschreven hoe het proces van voorbereiding en ontwikkeling van bouwprojecten is georganiseerd. In dit Startdocument staan ook kwalitatieve en fysieke uitgangspunten voor het bouwen van bouwprojecten en het inrichten van openbare ruimten in de woonwijk.

Parkeerplaatsen kunnen in de openbare ruimte en soms ook op eigen terrein worden gerealiseerd. Parkeerplaatsen in de openbare ruimte moeten voldoen aan de gebruikelijke inrichtingseisen, zoals opgenomen in de Inrichtingseisen Veenendaalse Openbare Ruimte (IVOR).

De parkeernorm Veenderij is van toepassing.

  • Uitgangspunt is een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning.
  • Parkeerplaatsen op eigen terrein achter elkaar gesitueerd tellen voor 1,4 parkeerplaats mee. Anders gezegd er moet dan nog 0,4 parkeerplek per woning worden gerealiseerd.
  • Parkeerplaatsen op eigen terrein naast elkaar gesitueerd tellen voor 1,5 parkeerplaats mee. Anders gezegd er moet dan nog 0,3 parkeerplek per woning worden gerealiseerd.

Parkeerbalans
Voor Eiland I is een parkeerbalans opgesteld.

Totaal aantal woningen: 82

Gevraagd aantal pp: 82 x 1,8 147,6

Opgenomen aantal pp: 157,6

Geconcludeerd kan worden dat voor Eiland I wordt voldaan aan de Inrichtingseisen Veenendaalse Openbare Ruimte (IVOR).

5.6 Akoestische aspecten

Uit het akoestisch onderzoek4, dat ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Veenderij is uitgevoerd, bleek dat niet op alle plaatsen aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder kon worden voldaan. Op pagina 28 van het akoestisch rapport wordt het volgende geconcludeerd: De Van Essenlaan vormt geen belemmering voor de realisatie van woningen binnen het deelgebied de Veenderij. Wel dient als gevolg van de samenloop van geluid vanwege de Van Essenlaan en de N233 kritisch te worden gekeken naar de invulling van het plan in de noordwesthoek van het deelgebied Veenderij.

Op 29 maart 2017 heeft de Omgevingsdienst Regio Utrecht een besluit hogere waarden vastgesteld5. Ten behoeve van Veenderij is langs de Van Essenlaan voor maximaal 130 woningen een hogere waarde van maximaal 55 dB vastgesteld. Daarbij is rekening gehouden met de realisering van appartementencomplexen langs de Van Essenlaan.

Op basis van de actuele verkaveling volgens het geoptimaliseerde stedenbouwkundige plan is medio juni 2020 de te verwachten geluidsbelasting op de gevels van de woningen van de eilanden H, I, J en M opnieuw bepaald6. Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat bij geen van de woningen van Eiland I sprake zal zijn van normoverschrijding. Ten gevolge van elk van de wegen wordt voldaan aan de norm van 48 dB.

5.7 Natuurbescherming

Kader
De Wet natuurbescherming (Wnb) heeft vanaf 1 januari 2017 de Flora- en faunawet, Boswet en Natuurbeschermingswet 1998 vervangen en is het sluitstuk van de decentralisatie van het natuurbeleid van het Rijk naar de provincies, onder andere vastgelegd in het Bestuursakkoord Natuur (2011) en het Natuurpact (2013). Hiertoe maakt de Wnb onderscheid in het beschermen van gebieden (hoofdstuk 2), dier- en plantensoorten (hoofdstuk 3) en houtopstanden (hoofdstuk 4).

De Wnb gaat in op de bescherming van natuurgebieden van Europees belang die behoren tot het zogenoemde Natura-2000-netwerk. In feite verandert er niet veel ten opzichte van de Natuurbeschermingswet 1998. Natura 2000-gebieden zijn belangrijke delen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en dragen veel bij aan het bereiken van een goede biologische diversiteit.

De provincies zijn vanaf 1 januari 2017 verantwoordelijk voor het beleidsveld natuur en krijgen te maken met extra taken, bevoegdheden en verplichtingen, waarbij het nieuwe stelsel de Europese regelgeving als uitgangspunt neemt. De provincies hebben de opdracht om de Wnb nader uit te werken in een provinciale Natuurvisie die de strategische hoofdlijnen van het natuurbeleid moet weerspiegelen.

Flora en fauna

Voor Veenendaal-oost is een verkennend natuuronderzoek7 uitgevoerd in het kader van onder meer het bestemmingsplan Veenderij. Het verkennend onderzoek was erop gericht om een eerste inzicht te krijgen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied en de mogelijke vervolgstappen die moeten worden genomen met betrekking tot aanvullend veldonderzoek, nader effectonderzoek en nadere procedures. Onderstaande tabel geeft de resultaten van het onderzoek.

Afbeelding 5: Samenvattende tabel
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0006.png"

Op basis van het verkennend natuuronderzoek kan worden geconcludeerd dat mogelijk (zwaarder) beschermde soorten aanwezig zijn in of in de nabijheid van het plangebied. Dit betreft vleermuizen, vogels met een jaarrond beschermde nestplaats, amfibieën en vissen. Om vast te stellen of zwaarder beschermde soorten voorkomen in het plangebied zal aanvullend onderzoek uitgevoerd worden voor vleermuizen, vogels met een jaarrond beschermde nestplaats, amfibieën en vissen.

Naar de vleermuis8 en de Grote modderkruiper9 is ten behoeve van de ontwikkeling van Veenderij aanvullend onderzoek gedaan.

Uit het vleermuisonderzoek blijkt dat in de te kappen bomen langs de Dragonderweg en Meentdijk in het najaar geen paarverblijven aanwezig waren. Er is in het voorjaar geen onderzoek gedaan naar kraamkolonies, maar de boomholtencontrole en nadere holteinspectie heeft geen potentiële holten opgeleverd. Omdat de bomen goed te controleren waren en omdat er in het najaar geen verblijfplaatsen aanwezig waren, wordt de kans op aanwezigheid van kraamkolonies zeer klein geacht. Ten aanzien van vliegroutes is geconcludeerd dat de groene structuur langs de Dragonderweg en Meentdijk geschikt zijn voor vliegroutes. Belangrijke vliegroutes zijn langs deze weg niet te verwachten en ook zijn er alternatieve routes mogelijk naar hoogwaardige foerageergebieden. Hieruit volgt dat de kap van de bomen niet zal leiden tot een wezenlijk negatief effect op het leefgebied van lokale populaties vleermuizen. Tevens dient hierbij te worden opgemerkt dat na de kap herplant plaatsvindt, waardoor het negatieve effect van tijdelijke aard is.

Uit het veldonderzoek naar de demping van sloten is gebleken dat in het te dempen deel geen beschermde soorten voorkomen. Wel is de Bastaardkikker aangetroffen, maar voor deze licht beschermde soort geldt een algemene ontheffing in geval van ruimtelijke ingrepen. In de sloot in het westelijke deel van Veenderij bevond zich een bebroed meerkoetennest dat door een demping verloren gaat. Dit is verboden volgens de Wet natuurbescherming. Rond de sloten komen meer nesten voor op basis van vastgestelde territoria. De kans bestaat dat dergelijke nesten verloren gaan door werkverkeer. Op grond hiervan dient de demping buiten het broedseizoen plaats te vinden. De piek van het broedseizoen beslaat de periode van 15 maart tot 15 juli, maar latere broedgevallen zijn mogelijk.

Uit beide onderzoeken komt naar voren dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van Veenderij.

Beschermde gebieden
In de Voortoets Nbwet bestemmingsplan Veenendaal-oost is een uitgebreide analyse van de mogelijke effecten op Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten uitgevoerd voor zowel de aanleg als gebruiksfase. De conclusie uit de Voortoets (zoals opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan Veenderij) is hieronder aangegeven.

Uit de effectbeoordeling blijkt dat als gevolg van het voorgenomen bestemmingsplan geen sprake is van een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied. De Natuurbeschermingswet 1998 (artikel 19j) staat derhalve niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg. De ontwikkeling van de woningbouwlocatie Veenendaal-oost zit als prioritair project in het Programma Aanpak Stikstof (PAS), waardoor ontwikkelingsruimte voor de ontwikkeling van deze locatie is gereserveerd in het kader van het PAS. Voorafgaand aan de bouwwerkzaamheden moeten nog wel stikstofberekeningen in AERIUS Calculator uitgevoerd worden om de noodzakelijke ontwikkelingsruimte in het kader van het PAS te kunnen laten afboeken door het bevoegd gezag voor de betreffende Natura 2000-gebieden. De ontwikkelende partij dient dit aan te vragen of aan te leveren voorafgaand aan de indiening van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.

In het kader van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) is het programma AERIUS geïntroduceerd. Gelet op de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 is de PAS-regeling buiten werking gesteld. In september 2019 is een nieuw AERIUS-rekenprogramma gepresenteerd.

De “Spoedwet aanpak stikstof” is op 5 december 2019 aangenomen door de Tweede Kamer en op 17 december 2019 door de Eerste Kamer.

In de Spoedwet is voorzien in aanvullende instrumenten voor de aanpak van de stikstofproblematiek. Het doel is de stikstofbelasting op Natura 2000-gebieden te verminderen, natuur te herstellen, en de toestemmingsverlening voor activiteiten, zoals woningbouw, weer vlot te trekken. Eén van de instrumenten waarin de Spoedwet voorziet, is de mogelijkheid om bij ministeriële regeling een stikstofregistratiesysteem in te stellen dat ruimte moet bieden bij toestemmingverlening voor nader te omschrijven categorieën van projecten. Daartoe is de “Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur” opgesteld.

De ontwikkeling van de woningbouwlocatie Eilanden HIJK betreft de bouw van in totaal 268 woningen. Het project wordt gefaseerd gerealiseerd tussen 2020 en 2024 (3 jaar). Het project voldoet daarmee ook aan de voorwaarden om een beroep te doen op de ruimte uit de “Regeling spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur” en het daarbij behorende stikstofregistratiesysteem. Ten behoeve van het project De Eilanden HIJK is onderzoek10 verricht naar de stikstofdepositie op het natuurgebied.

De projectlocatie ligt op circa 130 m van Natura 2000-gebied “Binnenveld”; dit bevat stikstofgevoelige habitats en soorten (H6410 Blauwgraslanden, H7140 Overgangs- en trilvenen, H1393 Geel schorpioenmos). Elke toename in stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar op een overbelast stikstofgevoelig instandhoudingsdoel (habitattype of leefgebied), is – eventueel na saldering- in potentie een significant effect. Een dergelijke toename in stikstofdepositie betekent daardoor dat het project niet zonder meer vergunbaar is onder de Wet Natuurbescherming.

Uit de uitgevoerde effectbeoordeling stikstofdepositie (AERIUS-berekening) blijkt dat de ontwikkeling van 268 woningen op De Eilanden HIJK in de aanlegfase (2020 t/m 2022) op verschillende stikstofgevoelige habitattypes en leefgebieden in Natura2000-gebieden een tijdelijke stikstofdepositie plaats vindt tot maximaal 0,70 mol/ha/jaar op “Binnenveld” en maximaal 0,01 mol/ha/jaar op “Veluwe” en “Rijntakken”.

In de gebruiksfase na realisatie is de stikstofdepositie op verschillende stikstofgevoelige habitattypes in het Natura2000-gebied "Binnenveld' maximaal 0,34 mol/ha/jaar.

Rekening houdend met de stikstofdepositie wordt aanbevolen om een vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming (artikel 2.7, tweede lid) aan te vragen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het stikstofregistratiesysteem. Op 3 maart 2020 heeft de gemeente Veenendaal de aanvraag ingediend bij Gedeputeerde Staten van Utrecht en op 2 april zijn aanvullende gegevens verstrekt.

Inmiddels hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de beschikking in het kader van de Wet natuurbescherming gepubliceerd (besluit nummer 82162231). Daarmee hebben zij aangegeven dat zij een vergunning verlenen, met zaakkenmerk Z-WNB-PP-VA-2020-0474, op grond van de Wet natuurbescherming. De vergunning zal verleend worden ten behoeve van de bouw van 268 woningen in het plangebied Eilanden H-I-J en K in Veenendaal-oost. Aan de vergunning zijn voorschriften verbonden om de natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden te beschermen.

5.8 Bodem

Door de gemeente Veenendaal is een historisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft bestaan uit het raadplegen van archieven, het verzamelen en samenvatten van eerder uitgevoerde onderzoeken, het bestuderen van historisch en huidig kaartmateriaal, alsmede luchtfoto-interpretatie.

Voor de deelgebieden "Buurtstede" en "Veenderij" is een zogenaamd sleuvenonderzoek uitgevoerd11. Dit onderzoek is gericht op de mogelijke aanwezigheid van asbest in de puinverhardingen, slootdempingen of andere verdachte deellocaties. Bovendien is onderzocht in welke vorm de verontreiniging met asbest aanwezig is (hechtgebondenheid en type). Indien mogelijk worden uitspraken gedaan over de globale omvang van de verontreiniging met asbest.

Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek is vervolgens een saneringsplan op hoofdlijnen opgesteld12 voor de sanering van de eventueel ernstig verontreinigde bodem. In dit saneringsplan worden de sanerende maatregelen en de te volgen procedures beschreven die noodzakelijk zijn om de ernstige verontreinigingen, dan wel de gevolgen daarvan, tot een milieuhygiënisch aanvaardbaar niveau terug te brengen.

Gelijktijdig met het opstellen van het raamsaneringsplan zijn een verkennend bodemonderzoek gedateerd 2 april 2007 en een waterbodemonderzoek van 30 maart 2007 uitgevoerd.

Geconcludeerd kan worden dat het aspect bodem(verontreiniging) geen belemmering is voor het bouwrijp maken en een gebruik overeenkomstig de bestemming. Ondanks de uitgevoerde onderzoeken is het mogelijk dat tijdens het bouwrijpmaken van het plangebied niet-aangetoonde bodemverontreinigingen worden aangetroffen. Het raamsaneringsplan biedt dan uitkomst en voorkomt stagnatie tijdens de werkzaamheden.

5.9 Explosieven

Op basis van een in mei 2016 uitgevoerde oppervlaktedetectie is door OVO opdracht gegeven tot het uitvoeren van een onderzoek naar de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven. Daartoe is een projectplan opgesteld13. Binnen het onderzoeksgebied kunnen naar alle waarschijnlijkheid explosieven uit de Tweede Wereldoorlog aanwezig zijn. Het specifieke opsporingsgebied is verdacht verklaard op geschutmunitie vanaf het kaliber 40 mm t/m 5,5 inch. De volgende afbeeldingen tonen het detectiegebied (afbeelding 6) en de resultaten van het uitgevoerde onderzoek14 (afbeelding 7).

Afbeelding 6: Het onderzochte detectiegebied.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0007.png"

Afbeelding 7: Resultaten detectie onderzoek in relatie tot de deelgebieden van Veenderij.
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0008.png"

De onderzochte locaties binnen het opsporingsgebied zijn onderzocht op de aanwezigheid van conventionele explosieven tot een diepte van 4,5 meter beneden maaiveld. De locaties zijn afgezocht om de in de toekomst geplande werkzaamheden veilig uit te kunnen voeren. De aangemerkte verdachte objecten zijn geïdentificeerd en verwijderd. De proefsleuven zijn afgezocht met als doel het verzamelen van aanwijzingen en/of feiten welke duiden op achtergebleven conventionele explosieven uit de Tweede Wereldoorlog.

Tijdens het proefsleuven-onderzoek (o.a. in De Eilanden H, I, J en K) zijn geen aanwijzingen en/of feiten gevonden die kunnen duiden op achtergebleven CE uit de Tweede Wereldoorlog. D.w.z. er zijn in de proefsleuven geen CE en/of restanten van CE aangetroffen. De vondsten bestonden hoofdzakelijk uit naoorlogs puin en afval. Naar aanleiding van dit proefsleuven-onderzoek is, in overleg is besloten ook dit deel van het opsporingsgebied als niet CE verdacht te beschouwen. Deze niet CE verdacht aangemerkte gebieden zijn in de overzichtstekening weergegeven in de kleur (licht) geel. In deze gebieden wordt het protocol toevalsvondst gehanteerd.

Uit afbeelding 7 kan worden afgeleid dat voor Eilanden HIJK (zoals opgenomen in onderhavig uitwerkingsplan) de aanwezigheid van ongesprongen explosieven kan worden uitgesloten.

5.10 Bedrijven en milieuzonering

Om hinder tussen bedrijven en woningen te voorkomen is een goede afstemming noodzakelijk. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. De Vereniging van Nederlandse Gemeente doet in de publicatie "Bedrijven en milieu-zonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. De publicatie heeft bedrijven ingedeeld in categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies. De meest voorkomende categorieën met bijbehorende gewenste afstand tot milieugevoelige functies zijn hieronder weergegeven.

  Omgevingstype rustige woonwijk   Omgevingstype gemengd gebied  
Categorie 1   10 meter   -  
Categorie 2   30 meter   10 meter  
Categorie 3.1   50 meter   30 meter  
Categorie 3.2   100 meter   50 meter  

Zijn de afstanden tussen ontwikkellocaties en bestaande bedrijfsactiviteiten kleiner dan de afstanden uit de VNG-publicatie, dan zal door middel van onderzoek aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Gevolgen voor het plan
Het plan voorziet in de realisatie van woningen binnen een woonomgeving. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven. Het gebied kan daarom worden aangemerkt als een "rustig woongebied". Er zijn vanuit de milieuzonering geen belemmeringen voor de ontwikkeling van de woningen.

5.11 Externe veiligheid

Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van de risico's bij de productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen. De aanwezigheid of het nieuw vestigen van dergelijke activiteiten kunnen beperkingen opleggen aan de omgeving, doordat veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn. Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed op elkaar worden afgestemd.

De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen, die van belang zijn ten behoeve van het aspect externe veiligheid, kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen, zoals een chemische fabriek of een lpg-tankstation, en de mobiele bronnen, zoals een tankwagen.

Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico met 10-6 als grenswaarde.

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen, die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Op basis van de risicokaart blijkt dat zich in en in de directe omgeving van het plangebied geen bedrijven bevinden die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of bedrijven met een overig veiligheidsrisico.

Er is één route voor transport van gevaarlijke stoffen over de weg, namelijk de Rondweg-oost. Deze weg heeft geen PR 10-6 contour. Er zijn dus geen beperkingen wat betreft het plaatsgebonden risico. Voor de N233 is in het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Veenderij met RBMII berekend dat het groepsrisico maximaal een factor 0,313 maal de oriëntatiewaarde is en niet toeneemt in de toekomstige situatie. Het groepsrisico hoeft daarom niet uitgebreid verantwoord te worden. Voor de beperkte verantwoording van het groepsrisico van Veenendaal-Oost (waarvan het plangebied onderdeel uitmaakt) wordt verwezen naar bijlage 7 bij het bestemmingsplan Veenderij.

Daarnaast zijn er geen routes voor transport van gevaarlijke stoffen over het spoor en het water van invloed op het plangebied. Spoorwegen en vaarwegen met structureel en grootschalig vervoer van gevaarlijke stoffen liggen namelijk niet in de omgeving van het plangebied.

Volgens de risicokaart ligt er in of bij het plangebied géén buisleiding voor transport van gevaarlijke stoffen zoals aardgas of benzine waar rekening mee gehouden zou moeten worden. Het gasnet voor huishoudens en bedrijven valt niet binnen het kader van externe veiligheid. Ook liggen er geen zendmasten en hoogspanningslijnen in de omgeving van het plangebied.

Gevolgen voor het plan
Geconcludeerd kan worden dat voorliggend plan aan de normen voor externe veiligheid voldoet.

5.12 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit met de bijbehorende regelingen in werking getreden. Voor het voorliggende plan is daarbij met name het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" van belang. Hierin zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1.500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat het onderhavige project slechts de realisering van 82 woningen omvat, kan worden geconcludeerd dat het project voldoet aan de eisen uit de Wet luchtkwaliteit.

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. Om dit te toetsen heeft de Omgevingsdienst Regio Utrecht de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekend. De uitkomsten (peiljaar 2030) zijn weergegeven in de afbeeldingen 8, 9 en 10.

Afbeelding 8: Concentratie NO2 in 2030 (10-12 µg/m³).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0009.jpg"

Afbeelding 9: Concentratie PM10 in 2030 (17-18 µg/m³).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0010.jpg"

Afbeelding 10: Concentratie PM2,5 in 2030 (9,5-10 µg/m³).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0011.jpg"

De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties van zowel NO2 als PM10 bedragen 40 µg/m³. Ook voor PM2,5 geldt vanaf 1 januari 2015 een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Deze bedraagt 25 µg/m³.

De World Health Organisation (WHO) heeft voor de buitenlucht zogenaamde Air Quality Guidelines opgesteld. Deze WHO-adviesnormen voor de buitenlucht zijn normen waaronder geen schadelijke gezondheidseffecten meer te verwachten zijn. De WHO adviseert voor de kleinere fijn stof deeltjes (PM2,5) een advieswaarde van 10 µg/m3 en voor PM10 een advieswaarde van 20 µg/m3.

Geconstateerd wordt dat de concentratie NO2 in 2030 10-12 µg/m³ bedraagt. De concentratie Fijnstof (PM10) bedraagt in 2025 17-18 µg/m³ en de concentratie Fijnstof (PM2,5) bedraagt 9,5-10 µg/m³.

Voor de berekende situatie in 2030 voor PM10 en PM2,5 wordt ook voldaan aan de veel strengere adviesnormen van de WHO.

Gevolgen voor het plan
Omdat in het plangebied het aantal woningen met slechts 82 toeneemt, kan worden geconcludeerd dat er uit het oogpunt van de "Wet luchtkwaliteit" geen belemmeringen zijn voor het plan. Ook zijn er in de toekomstige situatie geen overschrijdingen van de grenswaardes voor de componenten Fijnstof en NO2.

5.13 M.e.r.-beoordeling

Ten behoeve van het vaststellen van het bestemmingsplan Veenendaal-oost in 2006 is de procedure voor de milieueffectrapportage (m.e.r.) gevolgd. Dit heeft in 2005 geresulteerd in een PlanMER. Vervolgens is in het kader van uitwerkingsplan 'Centrale groenzone Buurtstede' een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. Op 14 juni 2016 heeft het bevoegd gezag het besluit genomen dat er geen belangrijk nadelige effecten te verwachten zijn die aanleiding geven een m.e.r.-procedure te doorlopen. Met het opstellen van het PlanMER in 2005 en het uitvoeren van de m.e.r.-beoordeling in 2016 is de m.e.r.-plicht voor het bestemmingsplan Veenendaal-oost 'uitgewerkt'. Voor later vast te stellen uitwerkingsplannen en/of bestemmingsplannen hoeft dan geen m.e.r.-procedure meer te worden doorlopen. Om deze reden is voor voorliggend uitwerkingsplan verder geen nadere invulling gegeven aan de m.e.r.. In het voorliggende hoofdstuk is vanuit het kader van goede ruimtelijke ordening nog wel aandacht besteed aan diverse milieuaspecten.

Hoofdstuk 6 Watertoets

6.1 Algemeen

In het kader van het opstellen van het bestemmingsplan Veenendaal-oost is ruimschoots aandacht besteed aan het wateraspect. In het navolgende wordt aandacht besteed aan de ontwikkelingen sindsdien die van belang zijn voor de ontwikkeling van De Eilanden.

6.2 De waterbeheerder van het gebied Veenendaal-oost

Waterschap Vallei en Veluwe (voorheen Vallei & Eem) is waterbeheerder in het plangebied. Het waterschap is verantwoordelijk voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer. Bij het ontwerp van de waterhuishouding van Veenendaal-oost en “Veenderij” heeft het waterschap verschillende aandachtspunten naar voren gebracht:

  • de ontwikkelingen mogen niet leiden tot verdroging in de omgeving waarbij vooral de relatie met natuurgebieden van belang is;
  • de ontwikkelingen mogen niet leiden tot een versnelde afvoer van water naar de omgeving. Dit is een algemeen uitgangspunt van het waterschap dat voor deze locatie bijzondere aandacht behoeft omdat de omgeving lage gebieden kent die gevoelig zijn voor wateroverlast;
  • hemelwater wordt in het gebied vastgehouden en hemelwater en afvalwater worden gescheiden afgevoerd.

Waterbeheerprogramma Vallei en Veluwe
In het Waterbeheerprogramma spreekt Waterschap Vallei en Veluwe de ambitie uit dat bij het inrichten van watersystemen, het ontwikkelen van nieuw stedelijk gebied, en het bouwen van woningen, bedrijfsgebouwen e.d. geen materialen meer worden gebruikt, die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. De gemeentelijke ambities op het gebied van duurzaam bouwen worden door het waterschap gestimuleerd.

6.3 Watersysteem

De ligging van Veenendaal op de gradiënt van de Utrechtse Heuvelrug naar de Gelderse Vallei heeft tot gevolg dat ook de waterhuishouding verschillende karakteristieken heeft. De waterhuishouding van Veenendaal-oost staat onder invloed van zowel de Utrechtse Heuvelrug als het Veluwemassief. Van beide kanten komt grondwater naar het lager gelegen gebied, dat globaal bij de Grift bij elkaar komt. De Gelderse Vallei kent al eeuwenlang wateroverlast. In het zuiden zorgde de Nederrijn voor regelmatige overstromingen. Het bekenstelsel voerde veel water aan van de Veluwe, dat via de Eem naar de voormalige Zuiderzee werd afgevoerd. Kwelwater verzamelde zich aan de voet van de Utrechtse Heuvelrug. Door afgraving van het hoogveenkussen bij Veenendaal werd de overlast verergerd. De strijd tegen het water is af te lezen aan een stelsel van noord-zuid lopende watergangen en dwarskaden. De ontwikkeling van het watersysteem is daarom nauw verbonden met de ontstaansgeschiedenis van Veenendaal.

De belangrijkste watergang van Veenendaal is de Grift. Deze voert het water uit het Binnenveld, door Veenendaal af naar het noorden. In de zomermaanden wordt Rijnwater via de Grift het gebied ingelaten om de sloten op peil te houden. De Zijdewetering wordt voornamelijk gevoed met water uit de gemeente Ede en stroomt door het gebied Fort Buursteeg. Net buiten de gemeentegrens staat deze wetering in verbinding met het Valleikanaal. De vroegere wijken of turfvaarten zijn inmiddels gedempt en sommige zijn belangrijke uitvalswegen van Veenendaal geworden.

Op de hogere zandgronden van de Heuvelrug zakt het neerslagwater de bodem in. Het water legt in de bodem als grondwater een weg naar beneden af en beweegt daarbij ook opzij. In de lagere delen van de flanken komt het water hierdoor omhoog. Dit wordt kwel genoemd. Op plekken waar er gemiddeld meer water uittreedt dan er neerslag de bodem inzakt is er sprake van kwel. Kwelrijke plaatsen hebben doorgaans grote natuurpotenties. De Hellen danken hun natuurwaarde daar grotendeels aan. Het plangebied ligt in een zone waar veel kwel optreedt. In het stedenbouwkundige plan voor “Veenderij” speelt het water dan ook een belangrijke rol.

6.4 Toekomstige situatie

Het plangebied “Veenderij” bevindt zich in het Binnenveld, tussen de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe. De woningbouw in Veenendaal-oost is gekoppeld aan de inrichting van de natuurontwikkelingszone "De Groene Grens", die de begrenzing vormt tussen de woningbouwlocatie en het landelijk gebied van het Binnenveld. Momenteel is de planvorming verder gevorderd dan ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan. Daarom zijn er enkele wijzigingen ten aanzien van het eerder vervaardigde waterhuishoudingsplan (Witteveen+Bos, mei 2006) opgesteld. In de oorspronkelijke opzet zou het water van het landelijke gebied en de rondweg langs het plangebied worden afgevoerd. Hiervoor zouden zowel langs de oost- als de westzijde watergangen worden aangelegd of worden gehandhaafd. Door het water van de omgeving via het plangebied af te voeren wordt echter een aantal praktische problemen opgelost. Dit heeft consequenties voor de waterhuishouding.

Met de bovengenoemde aanpassing hebben gemeente, Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost en het Waterschap gezamenlijk een oplossing aangedragen voor de waterhuishouding in de toekomstige wijk Veenendaal-oost. In het opgestelde rapport zijn de effecten onderzocht van het instellen van waterpeilen die een koppeling met het bestaande (omliggende) watersysteem mogelijk maken.

De waterstructuur van “Veenderij” en "Buurtstede" is op een heldere wijze verbonden. Voor de waterstructuur in “Veenderij” is er gekozen voor één waterpeil, namelijk 4.70 meter boven NAP. Dit bevordert de toegankelijkheid op het water door het hele plangebied van “Veenderij” en maakt de aansluiting op de bestaande omgeving eenvoudiger. Er wordt een drooglegging van 1.00 - 1.10 meter voorzien, het maaiveld komt derhalve op circa 5.70 - 5.80 meter boven NAP te liggen. Om grondwateroverlast te voorkomen wordt in “Veenderij” onder de wegen een drainagestelsel aangelegd waarmee de grondwaterstanden kunnen worden beheerst.

Het water van Buurtstede en de Grift hebben andere waterpeilen dan “Veenderij” waardoor stuwen worden aangebracht. Om de recreatieve waarde van “Veenderij” te vergroten wordt een overstappunt voor kano's aangelegd ter hoogte van de aansluiting met Buurtstede en de Grift. Deze overstappunten bestaan uit een grote vlonder en maakt het voor kanovaarders mogelijk om over te stappen naar het water met een ander peil.

6.4.1 Waterpeilen

In tegenstelling tot eerdere plannen is het naar huidige inzichten wenselijk het water uit de omgeving via Veenendaal-oost af te kunnen voeren. Om dit mogelijk te maken is een verlaging van de eerder voorgestelde waterpeilen nodig. Met deze aanpassingen wordt voorkomen dat lange duikers nodig zijn. Het waterpeil zal variëren van 5,1 meter boven NAP in ”Groenpoort” (conform oorspronkelijk plan) tot 4,7 meter boven NAP in ”Veenderij”. In het tussengelegen gebied loopt het waterpeil in een aantal stappen af. Het waterpeil is in “Veenderij” bijgesteld om grondwateroverlast bij bestaande bebouwing te voorkomen.

Effecten op het grondwater
In de plannen voor Veenendaal-oost is vanaf het begin rekening gehouden met het tegengaan van ongewenste effecten op nabij gelegen natuurgebieden. Om verdroging te voorkomen is gekozen voor waterpeilen die hoger liggen dan de huidige oppervlaktewaterpeilen en voor een groot deel aansluiten op de grondwaterstanden die momenteel in het gebied voorkomen. De waterpeilen die nu in het zuiden en midden worden ingesteld (4,7 meter boven NAP en 4,8 meter boven NAP) zijn de hoogst mogelijke waterpeilen waarbij afwatering van de omgeving via het plangebied onder vrijverval mogelijk is. Het instellen van hogere waterpeilen in Veenendaal-oost zou kunnen leiden tot wateroverlast in de omgeving. De grens tussen de peilvakken 4,7 meter boven NAP en 4,8 meter boven NAP sluit in de huidige plannen aan bij de opzet van de wijk. Hierdoor ontstaat per buurt een aaneengesloten watersysteem met mogelijkheden voor varen en schaatsen. Voor Veenderij is het waterpeil derhalve 4,7 meter boven NAP.

Op basis van eerdere onderzoeken en bovenstaande beschouwing kan geconcludeerd worden dat de wijzigingen in het plangebied in gemiddelde en droge situaties niet leiden tot lagere grondwaterstanden, maar op veel plaatsen tot iets hogere grondwaterstanden. Dit betekent dat de kwel naar Veenendaal-oost iets zal afnemen.

In natte situaties kunnen in de toekomstige situatie lokaal iets lagere grondwaterstanden optreden. Dit vindt plaats in de oostkant van het gebied Veenendaal-oost op circa 1 km afstand van de natuurgebieden. Dichterbij de natuurgebieden stijgen de grondwaterstanden iets. Daarom wordt ook gedurende natte perioden geen negatief effect op de kwel in de natuurgebieden De Hel en De Blauwe Hel verwacht15. Bij brief van 12 mei 2010 heeft het waterschap met deze conclusies ingestemd16.

Waterhuishouding
De maximale peilstijging in het plangebied is 35 cm in een T=10 situatie en 44 cm in een T=100 situatie (peilvak 4,7 meter boven NAP). Met deze peilstijgingen voldoet de waterhuishouding ruim aan de eisen ten aanzien van de peilstijgingen en de afvoer vanuit het gebied naar de omgeving. Ook wordt door de plannen het risico van wateroverlast in de omgeving niet verhoogd.

6.4.2 Waterkwaliteit

Door de veranderingen in de waterhuishouding wordt water aangevoerd van buiten het gebied met een andere waterkwaliteit. Hierdoor nemen de chlorideconcentraties en stikstofconcentraties binnen het gebied toe. De belasting van het watersysteem met voedingsstoffen (nutriënten) kan negatieve gevolgen hebben voor de waterkwaliteit (bijvoorbeeld meer algengroei). Door het water uit de omgeving min of meer gescheiden af te voeren worden de grotere waterpartijen geïsoleerd (alleen gevoed door neerslag en kwel), waardoor de invloed van het nutriëntrijke landbouwwater uit het achterliggende gebied beperkt zal zijn. Het scheiden van de waterstromen gebeurt door in één watergang ruimere duikers en stuwen aan te brengen. Bij het ontwerp van de waterhuishouding en natuurvriendelijke inrichting van ca. 50% van de oevers wordt zoveel mogelijk bijgedragen aan een gezond watersysteem en vormt het water een waardevol en aantrekkelijk element in de nieuwe woonwijk.

6.4.3 Riolering

In de wijk wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Dit betekent dat hemelwater in het gebied wordt afgevoerd naar de watergangen in de wijk. Bij de inrichting van de wijk en het materiaal gebruik wordt rekening gehouden met de kwaliteit van het afstromende hemelwater. Er worden geen materialen gebruikt die de waterkwaliteit negatief beïnvloeden. Afvalwater wordt via een afzonderlijk stelsel afgevoerd naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie.

6.4.4 Beheer en onderhoud

In het waterhuishoudkundig plan van Veenendaal-oost zijn afspraken gemaakt over het beheer en onderhoud van de nieuwe watergangen. Het waterschap gaat bijna alle watergangen onderhouden.

Het bestemmingsplan biedt flexibiliteit om de watergangen planologisch te bestemmen in de uitwerkingsplannen van Veenderij en Groenpoort. Voor de gerealiseerde situatie in Buurtstede is de planologische bestemming van het beheer en onderhoud maatwerk; het beheer en onderhoud is gebaseerd op eerdere afspraken tussen gemeente en waterschap.

6.5 Wateradvies 2016

Reeds in 2004 heeft het waterschap een positief wateradvies afgegeven voor het plan Veenendaal-oost. Het waterschap heeft naar aanleiding van de actualisatie van het bestemmingsplan geen behoefte om een nieuw Wateradvies af te geven. Reeds gemaakte plannen en afspraken blijven het uitgangspunt voor de verdere planuitwerking zoals het door Dijkgraaf en Heemraden op 14 februari 2008 vastgestelde rapport "Herziening uitwerking waterhuishouding Veenendaal-oost".

Hoofdstuk 7 Duurzaamheid

Duurzaamheid gemeente Veenendaal
In de periode tot 2025 wil de gemeente Veenendaal grote stappen zetten met het integrale milieu- en duurzaamheidsbeleid met de volgende ambities:

  • een gezonde en veilige leefomgeving;
  • een energieneutraal Veenendaal in 2035;
  • een gebiedsgericht milieubeleid (Omgevingsvisie);
  • werken aan een circulaire economie;
  • voorbereid zijn op klimaatverandering en Veenendaalse bewoners, bedrijven en organisaties zetten zich in voor een duurzame samenleving.

Milieukwaliteitsplan
Het Milieukwaliteitsplan bevat de hoofdzaken van het milieu- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente. De gemeente moet bij haar beslissingen rekening houden met de ambities uit dit plan. Dat zijn de vijf integrale ambities die hierboven staan beschreven, maar in het Milieukwaliteitsplan vind je ook doelstellingen per milieuthema.

Energieneutraal Veenendaal 2035
In 2035 woont heel Veenendaal duurzaam, dat is de ambitie van de gemeente Veenendaal. Dit betekent dat er in 2035 in Veenendaal net zoveel energie wordt opgewekt als wij gebruiken. Om dan energieneutraal te zijn, moeten we gezamenlijk aan de slag (gemeente, inwoners en bedrijven). Veenendaal loopt daarbij voor op acties van de rijksoverheid om in 2050 aardgas niet meer in te zetten voor de verwarming van woningen.

In Veenendaal worden kansen gezien om een bijdrage te leveren aan:

  • verduurzaming woningen (Het streven is naar energieneutraliteit (EPC = 0 of beter: Nul Op de Meter);
  • integrale aanpak verduurzaming openbaar gebied (openbare verlichting, maar ook oplaadpunten voor voertuigen);
  • energietransitie (naar een gasloze wijk);
  • voorbereid op klimaatverandering (ontwikkelingen worden minimaal waterneutraal uitgevoerd, groen wordt strategisch ingezet voor hemelwaterafvoer en koeling in de stad).

Dit gebeurt niet vanzelf. De gemeenteraad heeft hiertoe in maart 2017 het programma Energieneutraal Veenendaal 2035 vastgesteld.

Duurzaam bouwen
De gemeente vindt het belangrijk dat bij nieuwe ontwikkelingen de volgende onderwerpen aan de orde komen bij het thema duurzaam bouwen:

  • toepassen van een prestatie-instrument voor duurzaam bouwen (GPR-Gebouw, gratis licentie wordt beschikbaar gesteld via gemeente). We streven bij GPR-Gebouw naar een 7 of hoger op alle thema's;
  • mogelijkheden om het dak te benutten voor warmte-opslag, waterberging, het bufferen van fijn stof of energiewinning;
  • geen koper, lood of zink gebruiken voor de hemelwaterafvoer;
  • toepassen van duurzaam hout;
  • waar mogelijk rekening houden met oplaadmogelijkheden voor elektrische voertuigen;
  • Veenendaal streeft naar toepassing van beton met minimaal 50% hergebruikte grondstoffen.

Duurzaamheid in Veenendaal-oost
Al in 1999 is bij de start van Veenendaal-oost op het niveau van het structuurplan Duurzaam Veenendaal-oost de groen-, water- en verkeersstructuur geïntegreerd tot een duurzaam casco.

In het voortraject van dit structuurplan zijn door middel van een Verkeersprestatie op locatie (VPL) verschillende modellen onderzocht en is het effect van de modellen op het energieverbruik bepaald.

Bij het ontwikkelen van de verkeersstructuur van Veenendaal-oost is uitgegaan van de afspraken en principes, zoals vastgelegd in het door het Rijk, IPO en VNG geïnitieerde convenant “Duurzaam Veilig”.

Bij het opstellen van de MER Veenendaal-oost zijn de verschillende inrichtingsvarianten voor Veenendaal-oost getoetst op hun milieueffecten. Het Masterplan Veenendaal-oost 2006 is gebaseerd op het Meest Milieuvriendelijk Alternatief.

Zo is op basis van het uit 2001 daterende Waterstructuurplan Dragonder- en Veenendaal-oost gekozen voor een duurzaam watersysteem. De waterstructuur maakt integraal onderdeel uit van de wijk en van de naastgelegen natuurontwikkelingszone “De Groene Grens”.

In de Nota van Uitgangspunten voor Veenendaal-oost is destijds opgenomen als randvoorwaarde dat de aanbevelingen uit het Nationale Pakket Duurzame Stedenbouw meegenomen moeten worden in het planproces. Veenendaal-oost zal duurzaam ontwikkeld worden in de brede zin van het woord. Naast Duurzaam Bouwen moet er sprake zijn van een duurzame waterhuishouding, duurzame energie, een fietsvriendelijke inrichting, duurzame GWW, voorlichting Duurzaam Wonen en controle en handhaving.

In het kader van het project “Nieuw Wonen” zijn verschillende mogelijkheden voor openbaar vervoer onderzocht waaronder het aansluiten van Veenendaal-oost op bestaande lijndiensten, het introduceren van een nieuwe lijn maar ook kleinschaliger opgezette vormen van openbaar vervoer met busjes die de wijk in kunnen. In de hoofdstructuur van Veenendaal-oost zijn alle onderzochte alternatieven mogelijk gemaakt.

Vanuit het Waterschap wordt speciale aandacht gevraagd voor het beperken van diffuse bronnen; alle elementen in de openbare ruimte die de kwaliteit van het water negatief kunnen beïnvloeden, bijvoorbeeld verzinkte dakgoten, chemische onkruidbestrijding, etc.

Veenendaal-oost kent een verbeterd gescheiden stelsel. In Veenendaal-oost is het streven om 70% van de wijk zongericht te verkavelen. Veenendaal-oost is een waterrijke wijk. In principe hebben de watergangen in potentie een hoge ecologische waarde. Door de watergangen minimaal aan een zijde een ecologische oever te geven kunnen ecologische verbindingen vormgegeven worden die Veenendaal-oost verbinden met het omliggende gebied.

In 2007 heeft de gemeente Veenendaal samen met Quattro Energie B.V. (een combinatie van drie marktpartijen) het energiebedrijf DEVO B.V. opgericht. Duurzame Energievoorziening Veenendaal-oost B.V. (DEVO) is het lokale energiebedrijf, dat verantwoordelijk is voor de aanleg, de exploitatie en het beheer van de duurzame energievoorziening in “Buurtstede” en “Veenderij” (deelgebieden Veenendaal-oost). DEVO voorziet (op termijn) circa 2.250 woningen en gebouwen voor de voorzieningen van warmte en koeling via een collectief energiesysteem op basis van warmte-/koudeopslag en warmtekrachtkoppeling. De CO2-uitstoot wordt met dit duurzame energiesysteem met 60% verminderd. Hiermee draagt DEVO bij aan het duurzame karakter van de wijk Veenendaal-oost. Doel van DEVO is het realiseren van een goede energieambitie in Veenendaal-oost met een verhoogd wooncomfort tegen lagere energielasten voor bewoners. En bij een gunstig bedrijfsresultaat, het initiëren van nieuwe energiebesparings- of duurzame energieprojecten binnen Veenendaal.

Via een zogenoemd Startdocument Opstalontwikkeling dat is opgebouwd uit tekeningen en teksten en dat de programmatische, planmatige en financiële randvoorwaarden voor de ontwikkeling van de opstallen in Veenendaal-oost bevat, worden de ontwikkelaars en in het verlengde hiervan hun architecten gevraagd zich maximaal in te spannen een zodanige kwaliteit van bebouwing en woonomgeving te realiseren dat een Veenendaal-oost ontstaat waar het in de brede zin van het woord prettig wonen en verblijven is.

Voor de woningen in “Veenendaal-oost” zal moeten worden voldaan aan de in het Bouwbesluit vastgelegde energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Naar verwachting zal deze EPC per 1 januari 2021 overgaan in de BENG-norm (Bijna Energie Neutrale Gebouwen).

Naast deze wettelijke eis zal “Veenendaal-oost” in het kader van het terugdringen van het gebruik van fossiele brandstoffen niet op gas worden aangesloten.

Voorts wil OVO (op basis van het gemeentelijk klimaatbeleid en op grond van het betreffende besluit van de aandeelhouders van OVO) de ambitie van een aandeel van minimaal 20% duurzame energieopwekking vanuit de wijk blijven hanteren. Dit zou bijvoorbeeld kunnen met het toepassen van zonnepanelen.

Tot slot ziet de gemeente graag dat ontwikkelaars de mogelijkheid van energieneutrale woningen - vooruitlopend op het van kracht worden van een EPC van 0.0 - al meenemen in het aanbod voor “Veenendaal-oost”.

Voor de energieconcepten die in “Veenderij” worden gehanteerd, geldt dat deze concepten moeten leiden tot goed functionerende systemen met aan de eindgebruiker een prestatiezekerheids-/instandhoudingsgarantietermijn en in de woning een gezond leefklimaat. Daaraan gekoppeld geldt het uitgangspunt van goede voorlichting aan de eindgebruiker over de werking van het systeem en een goede informatieoverdracht tussen alle schakels in de keten vanaf het ontwerp tot en met de uitvoering van het systeem. Ontwikkelaars zijn gevraagd een informatiebijeenkomst te beleggen waarop aan kopers/huurders van opgeleverde woningen de werking van de energievoorziening wordt uitgelegd en instructies worden meegeven hoe het best met deze voorziening in de praktijk kan worden omgegaan.

Sinds Bouwbesluit 2012 bestaat de wettelijke plicht voor de aanvrager van de omgevingsvergunning om een berekening aan te leveren van de milieuprestatie van een gebouw. Het prestatie-instrument GPR-Gebouw wordt door de ontwikkelaar zelf toegepast en als verklaring overgedragen bij de omgevingsvergunningaanvraag. De ontwikkelaars dienen zich vast te leggen op een gangbare prestatiescore van tenminste 7.0.

De gemeente wenst vast te houden aan het terugdringen van de CO2-uitstoot, maar beraadt zich nog of het verbod van het opnemen van rookgasafvoeren in de woningen hiertoe de aangewezen weg is. Dit mede in licht van hoe elders in Veenendaal op nieuwbouwlocaties met dit verbod wordt omgegaan.

Het verbod van het toepassen van materialen als koper, lood en zink als deze materialen door uitloging in de hemelwaterafvoer kunnen komen, blijft gehandhaafd. Dit geldt ook voor het achterwege laten van het gebruik van niet-duurzame bouwmaterialen.

In het stedenbouwkundig plan en VO inrichtingsplan openbare ruimte van "Buurtstede" is met de uitgangspunten van “Nieuw Wonen” rekening gehouden. Echter “Veenderij” zijn geen provinciale middelen beschikbaar voor de uitvoering van Nieuw Wonen. Dit leidt ertoe dat er voor de opstalontwikkeling geen bijzondere ontwerpeisen worden gesteld die een extra toetsing door de gemeente vragen. Wel zal de gemeente de ontwikkelaars aan de hand van het regionale Stimuleringsprogramma Woonbewust informeren over de mogelijkheden om woningen comfortabel, veiliger en energiezuiniger te maken. Ook vraagt de gemeente aandacht voor alternatief opdrachtgeverschap, voor consumentgericht bouwen en voor bijzondere wooninitiatieven.

De gemeente continueert bewonersparticipatie ten aanzien van de invulling van de nog per eiland aan te wijzen locaties voor speel- en ontmoetingsplekken.

IVN Veenendaal - Rhenen wordt met enige regelmaat gelegenheid geboden om de ontwikkeling van en aandacht voor natuur in de stad voor het voetlicht te brengen. Ook voor een duurzame groene inrichting van particuliere tuinen is aandacht.

Hoofdstuk 8 Financiële uitvoerbaarheid

Voor Veenendaal-oost is in 2003 een Samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen de gemeente en een aantal private partijen. Dit heeft geresulteerd in de oprichting van het Ontwikkelingsbedrijf Veenendaal-oost als Publiek Private Samenwerking (PPS) die de grondexploitatie voert voor het plan. De grondexploitatie wordt jaarlijks geactualiseerd. Er is sprake van een financieel sluitende grondexploitatie.

Voor het onderhavige plan behoeft geen exploitatieplan als bedoeld in Afdeling 6.4. van de Wet ruimtelijke ordening te worden opgesteld omdat enerzijds het kostenverhaal via een anterieure overeenkomst in een PPS met diverse partijen is verzekerd. Anderzijds zijn alle gronden in het plangebied in eigendom van gemeente Veenendaal.

Verder zijn er zijn naast procedurele kosten geen andere kosten verbonden aan de vaststelling van dit plan. Voor de procedurele kosten geldt dat zij binnen de gemeentelijke begroting zijn, of kunnen worden, gedekt.

Conclusie
Op basis van genoemde argumenten is een exploitatieplan bij dit uitwerkingsplan niet nodig. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening is ten aanzien van dit uitwerkingsplan niet van toepassing en de economische uitvoerbaarheid van dit uitwerkingsplan is niet in het geding.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpuitwerkingsplan heeft vanaf donderdag 8 oktober tot en met woensdag 18 november 2020, zes weken ter inzage gelegen. Na afloop van die termijn is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is daarom niet ontvankelijk.

Hoofdstuk 10 Regels en analoge verbeelding

10.1 Algemeen

Het voorliggende uitwerkingsplan Veenderij, De Eilanden - Eiland I is een nadere uitwerking van het bestemmingsplan Veenderij dat is vastgesteld op 30 maart 2017. Het uitwerkingsplan dient zich daarbij te voegen naar het in de bestemmingsplannen aangegeven bevoegdheden die door de gemeenteraad aan B&W zijn verleend.

10.2 Regels

De regels van het uitwerkingsplan Veenderij, De Eilanden - Eiland I zijn qua vormgeving deels ingegeven door de "Veenendaalse Standaard voor BestemmingsPlannen", die is afgeleid van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012), de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) en door de regels van het bestemmingsplan Veenderij. Gelet op uniformiteit binnen de gemeente Veenendaal is de systematiek tevens afgestemd op het bestemmingsplan Woongebieden 2018 en de Parapluplan 2020.

In het uitwerkingsplan Veenderij, De Eilanden - Eiland I komen vier bestemmingen voor, te weten:

  • Groen (artikel 3)
  • Verkeer (artikel 4)
  • Water (artikel 5)
  • Wonen (artikel 6).

De bestemmingen "Groen", "Verkeer" en "Water" omvatten alle functies die binnen de openbare ruimte zijn toegestaan. Daarbij zorgt een "overlap" voor een flexibele vormgeving op de grens van beide bestemmingen. De op de verbeelding aangegeven grens behoeft in de praktijk derhalve niet zo strikt te zijn. Bruggen kunnen binnen de bestemming "Water" worden opgericht en zijn daarom niet aangegeven op de verbeelding. Ook dat maakt een flexibele inrichting mogelijk. Ten behoeve van de realisatie van bruggenhoofden is in het plan ter plaatse van de toekomstige bruggen zo nodig een bestemmingsvlak met de bestemming Verkeer opgenomen.

De overige te ontwikkelen (uitgeefbare) gronden hebben de bestemming "Wonen". Op de analoge verbeelding zijn in de bestemming "Wonen" bouwvlakken aangegeven. Hoewel deze bouwvlakken in beginsel leidend zijn voor de situering van de voorgevels kan daar beperkt van worden afgeweken. Daarbij zal in de praktijk een advies gevraagd worden aan de supervisor van Veenderij. De supervisor zal zich daarbij laten leiden door het Stedenbouwkundig plan na optimalisatie Eilanden H, I en K (juli 2019) en de Nadere uitwerking BKP Eilanden H, I en K (januari 2020). Op deze wijze is de ontwikkelaar in staat een vraaggestuurd programma te realiseren waarbij de definitieve stedenbouwkundige situatie zo min mogelijk wordt beperkt door het uitwerkingsplan.

Binnen het plangebied zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan. Gelet op de situering binnen Veenderij hebben de grondgebonden woningen ten noorden van de ontsluitingsweg betrekking op aaneengesloten woningen en twee-aaneengebouwde woningen. Ten zuiden van de ontsluitingsweg wordt aangesloten op de karakteristieken van het Gelders Benedeneind. Hier worden vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen gerealiseerd. Het maximale aantal te realiseren woningen is niet vastgelegd. Op deze wijze ontstaat flexibiliteit bij de verdere planvorming in het kader van de omgevingsvergunningen.

Conform de uitwerkingsregels van de bestemmingsplannen geldt voor grondgebonden woningen in het voorliggende uitwerkingsplan een bouwhoogte van maximaal 12 meter. In de “Nadere uitwerking BKP Eilanden H, I en K” is de bouwhoogte voor dit soort woningen iets lager aangegeven. Om te kunnen voldoen aan de gewenste Beeldkwaliteit is in het uitwerkingsplan een nadere eisen regeling opgenomen (artikel 6.3) die het college van burgemeester en wethouders in staat stelt de beperktere maatvoering te handhaven.

De bestemming "Wonen" is gebaseerd op het bestemmingsplan Woongebieden 2018. Dat betekent dat voor de verschillende bouwblokken één bestemmingsvlak is opgenomen. Binnen deze zijn bouwvlakken opgenomen die gebaseerd zijn op het stedenbouwkundige plan. In het Stedenbouwkundige plan na optimalisatie Eilanden H, I en K zitten echter talloze verspringingen in de gevellijnen. Uitgangspunt bij het bepalen van de ligging van de bouwvlakken is geweest dat de gevellijn in beginsel de markantste plekken als vormgevend vertrekpunt heeft (bijvoorbeeld een hoekgebouw) en de “gemiddelde” voorgevelrooilijn. Daarbij is rekening gehouden met de wens om gevels te laten verspringen. Dat betekent dat ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven gevellijn kan worden afgeweken van de begrenzing van het bouwvlak (maximaal 1 meter naar voren of maximaal 1 meter naar achteren).

In het Nadere uitwerking BKP Eilanden H, I en K, 10 januari 2020 is aangegeven dat water een belangrijke rol speelt. Dit water grenst zowel aan openbare oevers en (uitsluitend aan de zijde van het Gelders Benedeneind) aan privé kavels. Ook de oevers spelen in de waterbeleving een zeer belangrijke rol.

Aan de zuidzijde van Eiland I grenzen alle tuinen aan het water en deze zijn van belang voor de beeldvorming van Veenderij. Om die reden is er een aantal randvoorwaarden geformuleerd hoe eigenaren om dienen te gaan met de oevers van de eigen tuin. Met de aanleg van een vlonder kan vanuit de tuin het water direct beleefd worden en is het mogelijk om een bootje aan te leggen. Ook binnen het voorliggende uitwerkingsplan is sprake van kavels die aan de achterzijde aan het water grenzen. De vlonders zijn toegestaan in dit plan. Daarbij mag slechts één vlonder per bouwperceel met een breedte van 5 meter worden gerealiseerd. Bij hoekkavels geldt een aangepaste regeling. Omdat in de Nadere uitwerking BKP Eilanden H, I en K een overkraging van de vlonder van 50 cm over het water mogelijk is, is dit in het uitwerkingsplan mogelijk gemaakt. De totale diepte van de vlonder mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.

Afbeelding 11: Vlonder (volgens de maatvoering die in het BKP is opgenomen).
afbeelding "i_NL.IMRO.0345.UPEilandI-oh01_0012.png"

De betreffende bepalingen die in de bestemmingen Water en Wonen zijn opgenomen dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd bij de plantoetsing. Bovenstaande afbeelding geeft de maximale maatvoering van de vlonder in relatie tot de twee bestemmingen. Daarbij dient te worden opgemerkt dat het achterwege laten van de overkraging mogelijk is met behoud van de maximale diepte van 2,5 meter binnen de bestemming Wonen.

Op 18 november 2014 heeft de Eerste Kamer de 'Reparatiewet Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2014' aangenomen. De Reparatiewet BZK is voor het grootste deel op 29 november 2014 in werking getreden (stb. 2014, 458). In die wet worden de bepalingen van de Woningwet geschrapt die de grondslag vormen voor het opnemen van stedenbouwkundige voorschriften in de Bouwverordening. Dit was al de bedoeling van de wetgever bij de invoering van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008. Een van deze voorschriften is, kort gezegd, de verplichting van voldoende parkeergelegenheid. Parkeren moet dus voortaan in het bestemmingsplan worden geregeld. In dit uitwerkingsplan is hieraan invulling gegeven via een voorwaardelijke verplichting (12.1).

10.3 Analoge verbeelding

Het digitale plan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. Met de invoering van de Wro en de daaraan gekoppelde standaarden kent het plan een analoge en een digitale verbeelding. Het primaat ligt bij de digitale verbeelding. De analoge verbeelding is getekend op schaal 1 : 1000.