direct naar inhoud van 5.5 Archeologie
Plan: Stationskwartier, deelgebied C Industrielaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.StationskwCNoord-OH01

5.5 Archeologie

Het archeologisch erfgoed heeft een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Om de haalbaarheid van de realisatie van het beoogde functiewijziging aan te kunnen tonen is inzicht nodig in de archeologische waarde van het plangebied.

Om de archeologische verwachting inzichtelijk te krijgen heeft ADC Archeologisch adviesbureau archeologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit een bureau- en een veldonderzoek. De bevindingen zijn opgenomen in de rapportage Veenendaal, Stationssingel en Stationskwartier ADC rapport 2252, welke is opgenomen in bijlage 7 van dit bestemmingsplan.

5.5.1 Bureauonderzoek

Op basis van het bureauonderzoek is de volgende verwachting uitgesproken.
In het hele plangebied kunnen direct in of op de top van het dekzand archeologische resten het maaiveld tot ca. 100 cm beneden het maaiveld. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen, waterputten etc.) worden binnen ca. 120 cm beneden het maaiveld verwacht. De verwachte archeologische resten bestaan hoofdzakelijk uit aardewerk- of vuursteenstrooiïngen. Organische resten (zoals bot, hout, leder en textiel) zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren.

Binnen het plangebied moet sterk rekening worden gehouden met grootschalige bodemverstoringen als gevolg van de veenontginning die daar heeft plaatsgevonden. Als gevolg van de veenontginningen binnen de plangebied worden binnen het veenpakket geen archeologische resten meer verwacht.

5.5.2 Booronderzoek

Tijdens het booronderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op archeologische sporen in de bodem.

5.5.3 Conclusie

Geadviseerd wordt om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet.