Plan: | Gelders Benedeneind - Veenderij-zuid |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0345.BPVeenderijzuid-vg01 |
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Binnen elk bouwvlak op de gronden als bedoeld in 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:
Buiten bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd:
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de leden 3.2.1 en 3.2.2, gelden de volgende bepalingen:
bouwwerken | maximale goothoogte |
maximale bouwhoogte |
bedrijfswoningen | 3,5 m | 8 m |
bijgebouwen bij bedrijfswoningen | 3,1 m | 4,5 m |
bedrijfsgebouwen binnen bouwvlak | 4,5 m | 8 m |
bedrijfsgebouwen buiten bouwvlak | - | 3 m |
bouwwerken voor mestopslag en kassen | - | 6 m |
silo's | - | 12 m |
windmolens | - | 12 m |
erf- of perceelafscheidingen op ten minste 1 m achter de voorgevelrooilijn binnen bouwvlak | - | 2 m |
overige erf- of perceelafscheidingen | - | 1 m |
terreinafscheiding ten behoeve van paardenbakken | 1,5 m | |
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten bouwvlak | - | 2 m |
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een seksinrichting.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1, teneinde afhankelijke woonruimte mogelijk te maken in bijgebouwen, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing in als bedoeld in 3.4.1, indien de voor het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 3.1, ten behoeve van het gebruiken van bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 300 m2 waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor:
Bij het verlenen van ontheffing worden de volgende bepalingen in acht genomen:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen zodanig, dat de gronden als bedoeld in 3.1, worden gewijzigd naar de bestemming Wonen als bedoeld in Artikel 8, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen zodanig, dat de gronden als bedoeld in lid 3.1, worden gewijzigd ten behoeve van de volgende functies:
Bij het toepassen van de in 3.5.2 bedoelde bevoegdheid dient aan de volgende voor-waarden te worden voldaan: