Plan: | 'Het Noorderwerk' |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01 |
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.
Op en in de gronden als bedoeld in 12.1 mogen uitsluitend bouwwerken en voorzieningen worden opgericht ten dienste van de in 12.1 omschreven doeleinden.
In afwijking van het bepaalde in 12.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen, mits:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover die worden gebouwd op, of binnen een afstand van 30 m tot de voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemmingen van deze gronden, indien op basis van de rapportage van het archeologisch vooronderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Alvorens een beslissing te nemen over een ontheffing als bedoeld in 12.4 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.
Behoudens het bepaalde in 12.5.1 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de navolgende werken, geen bouwwerk(en) zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op een diepte van meer dan 0.50 m¹ onder het peil en over een oppervlakte van meer dan 5.000 m²:
Het in 12.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:
De bepaling in 12.5 op grond waarvan géén omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van 5.000 m² of minder geldt niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden deze bepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.
Werken en werkzaamheden als bedoeld in 12.5, zijn slechts toelaatbaar, indien:
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 12.5 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen terzake deskundige.
Het bepaalde in 12.5.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen danwel deel uitmakend van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 12.2 en/of 12.5. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan zodanig te wijzigen dat:
Over de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in 12.6.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen deskundige.