direct naar inhoud van Artikel 12 Waarde - Archeologie - 3
Plan: 'Het Noorderwerk'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 3

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van en onderzoek naar de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

12.1.1 Rangorderegeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archelogische waarden als bedoeld in 12.1 en het bepaalde in de artikelen 3 Bedrijf, 4 Groen, 7 Verkeer, 8 Water en 9 Wonen - 1 prevaleert de (dubbel)bestemming 'Waarde - Archeologie - 3'

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 12.1 mogen uitsluitend bouwwerken en voorzieningen worden opgericht ten dienste van de in 12.1 omschreven doeleinden.

12.2.2 Uitzonderingen

In afwijking van het bepaalde in 12.2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemmingen, mits:

  • a. de oppervlakte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 5.000 m²;
  • b. de benodigde bodemingrepen niet dieper gaan dan 0.50 m¹ onder het maaiveld.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats, de fundering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor zover die worden gebouwd op, of binnen een afstand van 30 m tot de voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van het zicht op en de landschappelijke inpassing van de betreffende waardevolle terreinen, maar ook omdat de exacte begrenzingen van archeologische terreinen niet in alle gevallen vaststaan.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.1 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemmingen van deze gronden, indien op basis van de rapportage van het archeologisch vooronderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

12.4.1 Verbindende regels

Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
12.4.2 onderzoeksplicht

De omgevingsvergunning als bedoeld in 12.4 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

12.4.3 Inwinnen advies

Alvorens een beslissing te nemen over een ontheffing als bedoeld in 12.4 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen ter zake deskundige.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Behoudens het bepaalde in 12.5.1 is het in het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige of verwachte archeologische waarden verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de navolgende werken, geen bouwwerk(en) zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren op een diepte van meer dan 0.50 m¹ onder het peil en over een oppervlakte van meer dan 5.000 m²:

  • a. het aanleggen van kabels, leidingen en rioleringen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • d. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • f. het slopen van bouwwerken / het slopen van werkzaamheden / verwijderen van funderingen beneden 0,5 meter;
  • g. het rooien van bomen / het verwijderen van stobben.
12.5.1 Uitzonderingen

Het in 12.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van archeologisch vooronderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

De bepaling in 12.5 op grond waarvan géén omgevingsvergunning is vereist voor werken en werkzaamheden over een oppervlakte van 5.000 m² of minder geldt niet indien in de periode van 24 maanden voor de datum van voorgenomen werken of werkzaamheden deze bepaling van toepassing is geweest op aangrenzende terreinen of terreinen op een afstand van minder dan 25 meter van het onderhavige terrein.

12.5.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in 12.5, zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en;
  • b. vooraf door aanvrager van de aanlegvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zekergesteld;
    • 2. dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 3. dat de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
12.5.3 Inwinnen advies

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in 12.5 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen terzake deskundige.

12.5.4 Anti-opknipregeling

Het bepaalde in 12.5.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking op een terrein, binnen danwel deel uitmakend van eenzelfde ontwikkelgebied, waarvoor eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 12.2 en/of 12.5. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

12.6 Wijzigingsbevoegdheid
12.6.1 Wijziging bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan zodanig te wijzigen dat:

  • a. het bestemmingsvlak naar ligging wordt verschoven;
  • b. het bestemmingsvlak naar omvang wordt vergroot of verkleind;
  • c. het bestemmingsvlak van de plankaart wordt verwijderd;
  • d. aan (een deel van) het bestemmingsvlak een andere archeologische verwachtingswaarde wordt toegekend;
12.6.2 Inwinnen advies

Over de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in 12.6.1 winnen burgemeester en wethouders advies in van een door hen aan te wijzen deskundige.