direct naar inhoud van Artikel 1 begrippen
Plan: 'Het Noorderwerk'
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk-OH01

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Het Noorderwerk' van de gemeente Veenendaal

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0345.BPHetNoorderwerk- met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).;

1.3 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Het Noorderwerk', bestaande uit de kaart 7 mei 2013, waarbij gebruik is gemaakt van een ondergrond welke is ontleend aan GBKN_07-12;

1.4 aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is en een uitbouw een uit-breiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aaneengebouwde woningen:

blokken van meer dan twee aaneengebouwde woningen;

1.8 achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel;

1.9 ambachtelijk bedrijf:

een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen;

1.10 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 archeologisch vooronderzoek:

archeologisch vooronderzoek dat kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een aanlegvergunning kan worden verleend;

1.12 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten in dat gebied;

1.13 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.14 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.16 bedrijf aan huis:

het door één of meer van de bewoners bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.17 bedrijfsgebonden kantoor:

een bedrijf met een productieruimte, assemblageruimte, showroom en dergelijke, gecombineerd met een kantoorruimte dat functioneel gebonden is aan het bedrijf en waarbij de kantoorruimte maximaal 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte uitmaakt met een maximum van 2.000 m2;

1.18 bedrijfsgebouwen:

het geheel aan gebouwen, behorend bij een bedrijf;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen;

1.20 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein, dienend voor de huisvesting van een persoon (en diens huishouden), wiens huisvesting ter plaatse, gelet op de bedrijfsvoering, noodzakelijk is;

1.21 bedrijventerrein:

bedrijven met daarbij behorende wegen, paden, verblijfsgebieden, groenvoorzieningen, water en andere op een bedrijventerrein voorkomende functies;

1.22 beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarvoor een richtwaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.23 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig en ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.24 Besluit externe veiligheid inrichtingen:

besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteiteisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Staatsblad 2004, nr. 250) zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.25 Besluit MER 1994:

besluit van 4 juli 1994 (Staatsblad 1994, 540), houdende uitvoering van het hoofdstuk Milieu-effectrapportage van de Wet milieubeheer zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.28 bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.29 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.30 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.31 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.32 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.33 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.34 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.35 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.36 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.37 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.38 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar;

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat productiegebonden detailhandel ook is toegestaan;

1.40 detailhandel - perifeer:

vestiging van detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten, caravans, tenten en motoren), bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden), niet zijnde electro- sport- en foodmarkten, speelgoed, outdoorsport en recreatie;

1.41 detailhandel - productiegebonden:

detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.42 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.43 erkende partij:

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.44 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.45 geluidbeperkende voorziening:

een al dan niet gebouwde voorziening kennelijk bedoeld voor het beperken van geluidhinder, zoals een geluidscherm of een geluidwal;

1.46 gestapelde woning(en)

een al dan niet uit meerdere bouwlagen bestaande woning, deel uitmakend van een gebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven dan wel beneden en naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangsersniveau, gewaarborgd is;

1.47 groepsrisico:

cumulatieve kansen per jaar dat tenminste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.48 grote lawaaimaker:

een inrichting, zoals bedoeld in 2.4 van het inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (stb. 1993, nr. 50), bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.49 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een perceel door zijn gebruik, karakter, constructie en/of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.50 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.51 horeca categorie I:

vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en daarmee qua openingstijden nagenoeg sporen en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt zoals: lunchroom, koffiehuis, ijssalon, broodjeszaak, patisserie, crêperie;

1.52 horeca categorie II:

vormen van horeca, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt, die ter plaatse worden geconsumeerd zoals: restaurants, bistro, pizzeria, poffertjeszaak, pannenkoekenhuis;

1.53 horeca categorie III:

vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in (een deel van) de avonduren geopend zijn (tot maximaal 24.00 uur) en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt zoals: cafetaria, snackbar, shoarmazaak;

1.54 horeca categorie IV:

vormen van horeca, die wat betreft exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen maar qua openingstijden daarvan afwijken in die zin, dat ze ook in de avond- en nachturen geopend zijn en waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije drank wordt verstrekt zoals: cafetaria, snackbar, shoarmazaak;

1.55 horeca categorie V:

vormen van horeca, met een bruto vloeroppervlakte van 250 m² of minder waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt en/of vormen van horeca, met een bruto vloeroppervlakte van
250 m² of minder met als hoofddoel het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren zoals: café, bar, eetcafé, pub, dancing, discotheek, café-restaurant;

1.56 horeca categorie VI:

vormen van horeca, met een bruto vloeroppervlakte van 251 m² of meer waar in hoofdzaak al dan niet alcoholhoudende drank wordt verstrekt en/of vormen van horeca, met een bruto vloeroppervlakte van
251 m² of meer met als hoofddoel het bedrijfsmatig ten gehore brengen van muziek en het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren zoals: café, bar, eetcafé, pub, dancing, discotheek, café-restaurant, etc.;

1.57 horeca categorie VII:

een vorm van horeca, waarin primair de gelegenheid wordt geboden voor nachtverblijf zoals: hotel, pension.

1.58 infrastructuur:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (ontsluiting van) de bestemmingen die ingevolge deze regels aan gronden zijn toegekend, zoals aanlegsteigers, (ondergrondse) afvalcontainers, bruggen, duikers, geluidbeperkende voorzieningen, kadewanden, keermuren, lichtmasten, objecten van beeldende kunst, openbaar vervoer haltes, overkappingen, (gebouwde) parkeervoorzieningen, reclameobjecten, stallingsruimten, tunnels, verkeersborden, verkeersgeleiders, verkeersregelinstallaties, vlaggenmasten, vlonders, stuwen, wachthuisjes;

1.59 invloedsgebied:

gebied waarin, volgens bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer gestelde regels, personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico:

1.60 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een gebouw of een gedeelte van een gebouw, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie. Onder kantoren vallen in ieder geval niet:

  • de kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlakte (bvo) van 1.500 m² per vestiging;
  • kantoren met een lokaal vestigingsgebied, zoals gemeentehuizen en bankfilialen;
  • bedrijfsgebonden kantoren met een bvo dat minder bedraagt dan 50% van het totale bvo en minder is dan 2.000 m²;
  • functiegebonden kantoren, zoals havengebonden kantoren en veilinggebonden kantoren;
  • uitbreiding van bestaande kantoren, eenmalig met ten hoogste 10% van het bestaande bvo;
1.61 kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen:

een object als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarvoor een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.62 lijst van bedrijfsactiviteiten:

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de regels;

1.63 maatschappelijke dienstverlening:

activiteiten en instellingen die in de Standaard Bedrijfsindeling, versie 21-07-2008 (SBI 2008) van het Centraal Bureau voor de Statistiek als volgt zijn omschreven:

SBI-categorie 86 (gezondheidszorg), voor zover het betreft de SBI-codes 86.2 en hoger;

SBI – categorie 88 (maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting)

Het verlenen van diensten, zoals genoemd in de bedrijfsklassen 94 van de Bedrijfstak S (overige dienstverlening).

1.64 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen op het gebied van zorg- en welzijn (waaronder niet is inbegrepen de huisvesting van zorgbehoevenden), volksgezondheid, cultuur, religie, onderwijs, verenigingsleven, opvoeding, kinderopvang, openbaar bestuur en andere openbare en sociale voorzieningen;

1.65 Monumentenwet:

wet van 23 december 1988 (Staatsblad 638), tot het vaststellen van nieuwe bepalingen voor het behoud van monumenten van bouwkunst en archeologie zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.66 nutsbedrijf:

bedrijf gericht op de productie en/of distributie van drinkwater, electriciteit, gas of warmte en op het telecommunicatieverkeer;

1.67 nutsvoorziening:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming, en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen;

1.68 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op tenminste 1,75 m beneden peil;

1.69 onderlaag:

de onderste laag van een woongebouw, voor tenminste 1,5 m hoogte gelegen boven het peil, waarin uitsluitend zijn ondergebracht niet voor bewoning bestemde ruimten, ten dienste van de bewoners van de bovengelegen woningen;

1.70 openbare ruimte:

de op de verbeelding aangewezen grond, die bestemd is voor verkeer, groen en water;

1.71 opgraving:

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

1.72 perceelsgrens:

de grens van een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.73 permanent geluiddichte gevel:

een gevelconstructie zonder te openen delen en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB;

1.74 plaatsgebonden risico:

de risicocontour zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen die aangeeft waar er een bepaalde effectkans van één op een miljoen is op een incident met één of meer dodelijke slachtoffers; deze contour geldt voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde.

1.75 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.76 risicovolle inrichting:

inrichting zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.77 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf (bordeel);

1.78 showroom:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het tonen van artikelen en/of materialen;

1.79 staat van bedrijfsactiviteiten:

een lijst waarin bedrijven zijn gecategoriseerd op bedrijfstypen en milieubelasting, waarnaar in de regels wordt verwezen en die daarom deel uit maakt van deze regels;

1.80 transportroute gevaarlijke stoffen:

route aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

1.81 twee-onder-een-kap woning:

een blok van twee aaneen gebouwde woningen;

1.82 voorgevel(rooilijn):

de naar de openbare ruimte gekeerde gevel (bouwgrens), erkers e.d. niet meegerekend;

1.83 vrijstaande woning:

een niet-aaneengebouwde woning;

1.84 Vuurwerkbesluit:

besluit van 22 januari 2002 (Staatsblad 2002, nr. 33), houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk, zoals deze luidt (eventueel na wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.85 waarde-archeologie 3:

gronden (bebouwd gebied) met een hoge archeologische verwachtingswaarde en/of gronden (buitengebied) met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.86 waarde-archeologie 4:

gronden (bebouwd gebied) met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde zoals vermeld op de gemeentelijke archeologische maatregelen/beleidskaart;

1.87 Wet geluidhinder:

Wet van 16 februari 1979 (Staatsblad 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.88 Wet Milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979 (Staatsblad 442), houdende regels met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;

1.89 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor zelfstandige huisvesting van maximaal 1 huishouden;

1.90 Woningwet:

wet van 29 augustus 1991 (Staatsblad 439) tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt (inclusief wijzigingen) op het tijdstip van in werking treding van dit plan;