direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Centrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt sinds 13 maart 2012 onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit, zoals deze in het voorontwerp van dit bestemmingsplan nog werden samengevat.

In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.


De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren.

In de SVIR geeft het kabinet ook aan hoe het de bereikbaarheid in Nederland de komende jaren wil verbeteren. Bijvoorbeeld door in de Randstad standaard snelwegen van 2x4 rijstroken aan te leggen. Uiterlijk in 2020 moeten op de drukste trajecten 6 intercity's en 6 sprinters per uur rijden. Reizigers kunnen zo de trein nemen zonder hun reis vooraf te plannen. Dit heet spoorboekloos reizen. Verder wordt veel geld uitgetrokken voor het verbeteren van het wegenonderhoud.

Verder worden bestaande wegen beter benut. Bijvoorbeeld door spitsstroken ruimer open te stellen en reizen buiten de spits te stimuleren.

De volgende afbeelding geeft aan wat de ambities van het Rijk voor Nederland in 2040 zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02_0007.png"

Afbeelding 3.1: Kaart ambitie Nederland 2040 (bron: SVIR)

Conclusie
Uit de afbeelding blijkt dat voor de gemeente Veenendaal geldt dat wordt gestreefd naar een veilige en gezonde woon- en werkomgeving, voldoende zoetwater in droge perioden, behoud van biodiversiteit en energietransitie.

De uitgangspunten voor het bestemmingsplan voldoen aan dit rijksbeleid. Het is grotendeels een beheerplan: door een toegesneden juridische regeling wordt de bestaande situatie gehandhaafd en blijvende kwaliteiten behouden.

De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, houden eveneens rekening met het hierboven geschetste rijksbeleid. Zij leiden tot een kwaliteitsverbetering van cultuurhistorische waarden, ruimtelijke diversiteit en functionaliteit, waarbij nadrukkelijk aandacht is voor de waterhuishoudkundige aspecten.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en bevat nadere regels waar bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13. Het kabinet zal in de SVIR vaststellen dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven. Binnen het plangebied zijn geen onderdelen van Barro aanwezig en hiermee behoeft het geen specifieke aandacht in het onderhavige bestemmingsplan.

Nota Wonen in de 21e eeuw (2000)

In de Nota Wonen in de 21e eeuw is het woonbeleid weergegeven tot 2010 met een doorkijk naar de decennia die daarop volgen. In de nota staan vijf thema’s centraal, die hun doorwerking dienen te vinden in de ruimtelijke ontwikkeling van het centrum van Veenendaal:

Het vergoten van de zeggenschap van de burger over vormgeving, inrichting en beheer van woning en woonomgeving. Het vergroten van de zeggenschap van de burger kan onder meer vorm krijgen door hetvroegtijdig betrekken van de burger in het planproces. Stadsdebatten zijn hiervoor een goed middel.· Behouden en verbeteren van de aansluiting van mensen in sociaal en/of financieel kwetsbare omstandigheden bij de rest van de samenleving, onder andere door het behouden en/of ontwikkelen van een betaalbare woningvoorraad; Het bevorderen van wonen en zorg op maat, als antwoord op enerzijds de extramuraliseringstrend in de gezondheidssector en anderzijds de steeds koopkrachtiger, kritischer en wereldser wordend ouderen; Het verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit opdat ook het meer koopkrachtige deel van de bevolking (dat nu haar heil vaak in buitenstedelijke gebieden zoekt) binnen de stadsgrenzen in haar woonbehoefte kan voorzien; Het faciliteren van groene woonwensen. Voor wonen in steden geldt dat het stedenbeleid zoals dat in het verleden door het kabinet is opgesteld zal worden voortgezet. Integratie, interactie en innovatie staan daarbij centraal. De ambitie van het kabinet kent de volgende speerpunten: Meer aansluiten bij woonvoorkeuren: er blijkt in heel Nederland een overschot van buitencentrummilieus, terwijl er juist een grote behoefte is aan centrum-stedelijk en groen-stedelijke milieus. Meer samenhang in sociale, economische en fysieke interventies, meer integrale oplossingen, anders worden problemen niet opgelost, maar alleen verplaatst; Meer aansluiten bij de dynamiek en kansen van wijken; Alle mogelijkheden die er zijn benutten voor verhoging van de woonkwaliteit. Met name architectuur, cultuurhistorie, bereikbaarheid en milieu dienen bij de transformatie van stedelijke woonmilieus kwaliteitsdragers te zijn. Het gaat daarbij om zowel de gebouwde als de niet-bebouwde of openbare ruimte.