Plan: | Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0345.BPCentrum-oh02 |
Tot het eind van de Middeleeuwen was het huidige Veenendaal een geïsoleerd gebied. Het was een van de laagst gelegen gedeeltes van het drassige veengebied tussen de Stichtse Bergen en Gelderland en dus minder geschikt voor bewoning. Pas in de 16e eeuw ontstond bewoning van enige betekenis, toen exploitatie van het gebied interessant werd door de turfproductie.
Veenendaal is dus gesticht als veenkolonie. Het gehele Veenendaalse grondgebied is opgezet volgens de waterlopen (zie historische kaart).
Op de Grift en haar zijtakken komen een aantal bredere kanalen uit. De richting van een groot deel van de waterlopen is bepalend geweest voor de verkaveling in Veenendaal. In deze periode zijn de bouwstenen gelegd voor het huidige centrum van Veenendaal. De Bisschop Davidsgrift, die eerst was verland, werd hersteld en verlengd. Vanaf het huidige Zwaaiplein werd richting Gelderland de Boveneindse Grift gegraven. Deze bevond zich waar nu de Prins Bernhardlaan is gelegen. Ook in westelijke richting werd de Grift verlengd: de Schoonderbeekse Grift. Deze was gelegen waar nu de Zandstraat en het Panhuis gesitueerd zijn. Het is op de splitsing van de hierboven genoemde waterlopen waar het eerste concentratiegebied van menselijke activiteit ontstond. In 1561 werd besloten de kerk te bouwen op het Klein Veenloo. Tevens ontstond een marktplein achter de kerk en werd ten westen van de kerk aan het einde van de stuwwal de Stichtse molen gesticht. In de loop der tijd hebben deze twee concentratiegebiedjes zich samen met de tussen gelegen as ontwikkeld tot het centrumgebied van Veenendaal.
Door de grote aanwezigheid van water vond het primaire verkeer in het dorpscentrum met name plaats over de watervaarwegen. Gewone wegen en paden hadden een secundaire functie, deze liepen langs waterwegen als de Grift en de wijken (Kerkewijk, Jufferswijk). Tot het eind van de 19e eeuw kwam er nauwelijks verandering in het stratenpatroon van het centrum van Veenendaal. Een nieuwe impuls aan de ontwikkeling van Veenendaal werd gegeven door de realisatie van station de Klomp op de Rijnspoorlijn tussen Utrecht en Arnhem (1845). Vanaf het station De Klomp kwam er een Rijkstraatweg van De Klomp naar het Ingense Veer bij Elst. Ten behoeve van de vorming van deze Rijksstraatweg werd de Nieuweweg aangelegd en werden waterlopen als Kerkewijk en delen van de Grift gedempt en de huidige Hoofdstraat gevormd. Tot aan het begin van de twintigste eeuw concentreerde de bouw van nieuwe wegen zich met name in het centrum van Veenendaal. Wegen uit die tijd zijn De Helling (liep van de Zwaai richting het zuiden), Boerscheland (de huidige Beatrixstraat), Lombok (huidige Wilhelminastraat) en Engelse stad (huidige Oranjestraat). In het centrum werden de eerste straten aangelegd omdat de eerste textiel- en sigarenfabrieken in en rondom het centrum werden gebouwd.
In de 30'er jaren begon men tevens met het dempen van een groot aantal vaarten in het centrum waaronder de waterlopen van de Hoofdstraat, grote delen van de Bisschop Davidsgrift en Boveneindse Grift. Hierdoor werden respectievelijk de Fluitersstraat en Tuinstraat, de Zandstraat en Verlaat en Prins Bernhardlaan gecreëerd. Door al deze dempingen was het beeld van het centrum van Veenendaal in twee decennia (van 1925 tot 1946) volledig veranderd. In plaats van water, waren er brede wegen gekomen.
Met het sluiten van de sigaren- en textielfabrieken verdwenen de fabrieken langzaam aan ook uit het centrum en verplaatste de bedrijvigheid zich naar de verschillende bedrijventerreinen. De woon- en winkelfunctie namen met name in de jaren 60 en 70 sterk toe in het centrum. Rond 1960 werd de hoogbouwwijk Schrijverspark ontwikkeld in de zuidoosthoek van het centrum en in 1978 werd de Hoofdstraat afgesloten voor verkeer en kreeg zij de functie van kernwinkelgebied. Net buiten het centrum ligt het station Veenendaal-Centrum, dat is gelegen aan de in 1981 gereactiveerde spoorlijn Rhenen-Utrecht.