Plan: | Zijdebalen |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPZIJDEBALEN-0601 |
Het gebied heeft een lange geschiedenis, die nauw verbonden is met de loop van rivier de Vecht. Vanaf de 10e eeuw wordt de rivierloop in onderdelen gekanaliseerd en functioneert als katalysator voor de stedelijke ontwikkeling van Utrecht. Er vestigen zich ambachtelijke functies, met name pottenbakkerijen.
Vanwege het economische belang van het gebied wordt het in de 14e eeuw al omwald en heet sindsdien “Bemuurde Weerd”. De begrenzing van deze voorstad wordt onder andere gevormd door de Westerstroom en de Noorderstroom. Beiden zijn in 1938 overkluisd, maar ondergronds nog aanwezig bij de Westerdijk (Westerstroom) en de Zijdebalenstraat (Noorderstroom).
In het derde kwart van de 17e eeuw vestigen zich buitenplaatsen langs de Vecht. Ter hoogte van de huidige Zijdebalenstraat bouwt Jacob van Mollem één van de meest imposante buitenplaatsen, genaamd Zijdebalen. De hoofdbebouwing staat met de voorgevel evenwijdig (en een grote koepelzaal) aan de Vecht, fabriek en tuinen met oranjerie liggen achter het huis (figuur 3.1). Begin 19e eeuw wordt het landgoed verkocht en de grond geheel opnieuw verkaveld en in gebruik genomen als tuindersgrond. Het enige dat er nu nog aan herinnert, is de vroegere tuinmanswoning Zijdebalenstraat 2 (gemeentelijk monument).
Figuur 3.1: Historische tekening Zijdebalenfabriek
In de tweede helft van de 19e eeuw groeit Utrecht als gevolg van de industriële revolutie en de bevolkingsgroei die dit met zich mee brengt. Aan de Westerstroom vestigt zich een houtzagerij (Jongeneel). Aan de Vechtzijde blijft het een lintbebouwing met woonhuizen afgewisseld met bedrijfsgebouwen. Uitzonderingen zijn enkele grootschalige bedrijven, zoals de Lubro (later Kamps/ Quality Bakers) en de Korenschoof (aan de Kaatstraat, gesloopt). De houtzagerij Jongeneel kent eveneens een forse ontwikkeling, maar deze kenmerkt zich meer door losse loodsen die gericht zijn op de Westerstroom (Westerdijk).
Met de aanleg van de Oudenoord ontstond een grote verkeersdoorbraak vanuit de binnenstad naar het noordwesten en zijn nieuwe ontwikkelingen in toenemende mate georienteerd op het plangebied Zijdebalen. Aan de Oudenoord kwam al voor de Tweede Wereldoorlog een kantoorontwikkeling op gang, waardoor het gebied aan de Westerdijk zich steeds meer als een achterkant is gaan manifesteren.
Het gebied kent door zijn oude en lange geschiedenis een hoge cultuurhistorische waarde. Dit geldt met name voor de archeologisch waarde, die zeer hoog is vanwege de kans op onder andere sporen van oude bewoninggeschiedenis, middeleeuwse bedrijvigheid, voorstadsomwalling en de aanwezigheid van restanten van Zijdebalen en andere pre-19e-eeuwse bedrijvigheid.
De cultuurhistorische waarde van het gebied betreft ook de kenmerkende aangesloten, maar wel individuele bebouwingkarakteristiek langs de Vecht en de historische, gedeeltelijk overkluisde waterlopen in het gebied, zoals de Westerstroom en Noorderstroom. Ook de karakteristiek van de kademuur aan de Vecht is van cultuurhistorisch belang.
Van de huidige bebouwing is in 2006 een inventarisatie gemaakt, waarbij geconcludeerd is dat het als cultuurhistorisch en architectonisch waardevol en beeldbepalend gewaardeerde kantoor mét productiehal van de Lubro uit 1946-50 (het gedeelte aan de Vechtzijde) en het gemeentelijk monument Zijdebalenstraat behouden dienen te blijven. Van de overige bebouwing (m.n.Jongeneel) is geconcludeerd dat het enige cultuurhistorische waarde heeft als restant van hier gelegen historische bedrijvigheid, maar de complexen zijn teveel aangetast en verbouwd om vanuit cultuurhistorisch opzicht nog aan te merken als waardevol.
Voor wat betreft de structuurbepalende elementen kan Pijlsweerd gezien worden als een bescheiden wijk die grotendeels bestaat uit gesloten en halfopen stedelijke bouwblokken. De wijk is ontstaan in verschillende perioden. Het gebied wordt omsloten door de spoorbaan, de Vecht en de Weerdsingel en wordt doorsneden door een oud lint (de oude Pijlsweerdstraat), de Oudenoord en de Amsterdamsestraatweg. Het concept van de wijk is vooroorlogs, met een verkeersboulevard die door bebouwingswanden wordt begeleid. Eén van die structuurbepalende elementen is de hoogbouw aan de Oudenoord 275.
De woonbuurten zijn divers en over een langere periode ontstaan, wat de wijk gefragmenteerd maakt. Als gevolg van de versnippering in kleine buurten, kan Pijlsweerd gemakkelijk transformaties opnemen, zonder dat het karakter van de wijk wordt aangetast.
De woonfunctie is dominant, maar er is geen sprake van een uitgesproken functiescheiding in de wijk. De buurten zijn met name stenig. Achter die bebouwde elementen ligt de groenstructuur verscholen, als een secundaire ruimtelijke structuur. Verder wordt Pijlsweerd gekenmerkt door aaneengesloten bebouwing en het gebruik van kappen. De woningen zijn ooit voornamelijk voor volkshuisvesting gebouwd; nu zijn er veel eenpersoons huishoudens (56%) en studenten. Er is sprake van een doorstroomfunctie van de kleinere woningen in het gebied naar grotere woningen elders.