direct naar inhoud van 5.8 Ecologie en flora en fauna
Plan: Terwijde
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPTERWIJDE-0601

5.8 Ecologie en flora en fauna

Ecologie

Het groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad.

Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling.

In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones moeten in principe groen blijven. (Her)inrichting moet rekening houden met de ecologische functie. Functieverandering is alleen toegestaan na bestuurlijke afweging. Afname in omvang en/of kwaliteit moet gecompenseerd worden.

Plansituatie

Het waterwinpark en de Rijnkennemerlaan maken deel uit van de hoofdgroenstructuur van Leidsche Rijn. Deze bestaande groenstructuren worden vastgelegd op de plankaart.

Flora en fauna

De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een ontwikkeling mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd gaat worden. Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert moet er, bij kans op voorkomen van beschermde diersoorten, middels een flora-fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten. De Flora en Faunawet beschermt inheemse dier- en plantsoorten, en onderscheidt deze in verschillende beschermingscategorieën. Voor algemeen voorkomende beschermde soorten (tabel 1) geldt vrijstelling van verbodsbepalingen. Soorten van Tabel 2 zijn zwaarder beschermd, voor deze soorten kan ontheffing worden aangevraagd. Ontheffing op grond van het belang ruimtelijke ontwikkeling en inrichting is niet mogelijk voor soorten van Tabel 3, die zijn opgenomen in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Voor deze soorten geldt dat overtreding van verbodsbepalingen voorkomen dient te worden door het treffen van mitigerende maatregelen. Het bevoegd gezag voor de FF-wet is het ministerie van EL&I.

Plansituatie

Er is een quick-scan uitgevoerd voor de ontwikkellocaties in het plangebied. De uitkomst van deze quick-scan is dat de volgende beschermde diersoorten (kunnen) voorkomen: kievit, bontbekplevier, amfibieën, bittervoorn, kleine modderkruiper, bosmuis, veldmuis, dwergmuis, rosse woelmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis en konijn. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan. Hiervoor dient – afhankelijk van de planning - specifiek voor de genoemde soorten nader bekeken te worden of deze soorten er daadwerkelijk voorkomen en passende maatregelen te worden genomen om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen dan wel te voldoen aan de zorgplicht.

Gemeente Utrecht beschikt over een vastgestelde Gedragscode Flora en Faunawet. De werkzaamheden moeten worden uitgevoerd conform deze "gedragscode Flora en Faunawet van de gemeente Utrecht, goedkeuringsbesluit ministerie LNV d.d. 7 september 2010, ref DR/210/3379).

De Quick scan flora en fauna Terwijde is opgenomen in Bijlage 1 Quick scan flora en fauna Terwijde van dit bestemmingsplan.