Plan: | Rijnsweerd, Maarschalkerweerd |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPRIJNSMAARSCH-0401 |
De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan en vormt een wezenlijk element in het gehele watertoetsproces. Het fungeert als een instrument waarin de waterhuishoudkundige gevolgen van een plan inzichtelijk worden gemaakt, de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar worden vastgelegd en het wateradvies van de waterbeheerder wordt opgenomen. Door de bestaande (geo)hydrologische situatie en randvoorwaarden, de geplande ontwikkeling en de ruimtelijke consequenties ten aanzien van de waterhuishouding te analyseren, kan het streven naar een duurzaam en robuust watersysteem vroegtijdig in het ontwerpproces worden geïntegreerd.
Voor het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd in het zuidoosten van Utrecht wordt een beheerbestemmingsplan opgesteld om de bestaande situatie vast te leggen. Beheergebieden zijn gebieden (clusters van wijken) waar geen grote ontwikkelingen meer plaatsvinden. Deze waterparagraaf beschrijft de bestaande waterhuishoudkundige situatie van het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd. Het doel hiervan is om het strategische en operationele wijkbeleid optimaal af te stemmen op het lokale watersysteem.
In het algemeen is het beleid van het Rijk, de provincie Utrecht, de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR gericht op een duurzaam en robuust waterbeheer. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden (indien doelmatig) de waterkwaliteitstrits 'gescheiden inzamelen-gescheiden afvoeren-gescheiden verwerken' en de waterkwantiteitstrits 'water vasthouden-bergen-vertraagd afvoeren' gehanteerd. Voorts hebben gemeente en waterschap afgesproken de water(bodem)-kwaliteit verder te verbeteren door de emissies van uitlogende verontreinigende bouwmaterialen (zie ook paragraaf Duurzaamheid) te verminderen (ontmoedigen toepassing van koper, zink en, in mindere mate, lood dat in contact komt met regenwater).
Dit beleid is per overheidsniveau in de onderstaande beleidsdocumenten verankerd:
[1] De gemeente heeft de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater, het inzamelen en verwerken van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast. Het actuele beleid hiervoor is vastgelegd in het Gemeentelijk afval-, hemel- en grondwaterplan 2007-2010 en binnenkort in het Verbreed Gemeentelijk rioleringsplan 2011-2014. De ontwerpeisen zijn opgenomen in het Handboek Inrichting Openbare Ruimte, onderdeel riolen, rioolgemalen en drainage (versie juni 2005). Daarnaast stelt de gemeente eisen aan het ontwerp van watergangen waarvan zij eigenaar of beheerder is of wordt.
[2] Het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) heeft de zorg voor het kwantiteits- en kwaliteitsbeheer van het oppervlaktewater in het plangebied. Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. De belangrijkste verordening is de keur.
Structuur
In het plangebied vormen de rivier de Kromme Rijn en de wetering Oudwulverbroek belangrijke historische en landschappelijke elementen. In de beheerkaart (zie afbeelding hieronder) is de situering van de belangrijke watergangen in het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd weergegeven.
De wateraanvoer vindt plaats vanaf de Kromme Rijn. Ter hoogte van de Weg tot de Wetenschap begint de Rijnsweerdse Wetering, een gekanaliseerde wetering en voormalig inundatiekanaal dat het fort De Bilt en fort Blauwkapel van water voorziet. Nabij de Erasmuslaan ontspringt de Ridderschapsvaart, een gekanaliseerde wetering die ter hoogte van de Rembrandtkade splitst in de Minstroom die langs het Wilhelminapark naar de binnenstad stroomt en De Zilveren Schaats langs de Waterlinieweg die ter hoogte van Fort De Bilt verder gaat als Biltse Grift. Deze primaire watergangen zorgen voor schoon en voldoende water.
Peilgebieden
Het watersysteem in het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt deels in landelijk gebied en deels in stedelijk gebied. In het plangebied bevinden zich verschillende peilgebieden:
Contouren peilgebieden Rijnsweerd, Maarschalkerweerd (bron: HDSR)
Beleid en beheer
Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (waterschap HDSR) heeft de zorg voor het peilbeheer en het functioneren van de primaire of hoofdwatergangen en de waterkwaliteit van al het oppervlaktewater in Rijnsweerd, Maarschalkerweerd (zie paarse arcering):
Beheerderskaart oppervlaktewater (bron: gemeente Utrecht)
De tertiaire of wijkwatergangen zijn in algemeen beheer bij de gemeente Utrecht die verantwoordelijk is voor het reguliere onderhoud. Het overige oppervlaktewater is in beheer en onderhoud bij andere partijen (zie legenda).
Om het goed functioneren van de waterhuishouding te kunnen waarborgen, voert het waterschap onderhoudstaken uit en toetst of bij de aanleg van werken ter plaatse van oppervlaktewatergangen en in beschermingszones voldaan is aan algemene en specifieke criteria (zie paragraaf Keur).
De watergangen met een paarse arcering zijn primaire watergangen en maken deel uit van het hoofdwaterstelsel in de stad Utrecht. De watergangen met een gele of andere arcering zijn tertiaire watergangen en zijn van belang voor de afwatering en ontwatering van het gebied. De status van de watergangen is van belang voor de breedte van de beschermingszone: de breedte van de beschermingszone aan weerszijden van watergangen is vastgelegd in de legger en bedraagt 5 meter voor primaire (de hoofdwatergangen) en 2 meter voor tertiaire watergangen (de wijkwatergangen). Binnen deze zone is de Keur van het waterschap van toepassing.
Geplande maatregelen
Door de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR zijn en worden voor verschillende wijken van Utrecht Wijkwaterplannen opgesteld. Het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd is onderdeel van het wijkwaterplan Oost. Dit plan is echter nog in voorbereiding, de hierin voorgestelde maatregelen hebben op dit moment nog geen status. De meest recente afspraken ten aanzien van het beheer zijn opgenomen in het wijkwaterplan Oost.
Europese Kaderrichtlijn Water/Waterbeheerplan
Sinds 22 december 2000 is de 'Europese Kaderrichtlijn Water' van kracht. Met deze richtlijn wil Europa het oppervlakte- en grondwater kwalitatief en ecologisch beschermen en verbeteren en een duurzaam gebruik van water bevorderen. De Europese Kaderrichtlijn Water stelt doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlaktewater en het grondwater. Voor de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water binnen Nederland heeft de afgelopen jaren een intensieve samenwerking op het niveau van (deel)stroomgebieden en gebiedsprocessen plaatsgevonden.
Het waterbeheerplan beschrijft in hoofdlijnen de belangrijkste doelen en maatregelen die Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de komende zes jaar wil bereiken en uitvoeren: de zorg voor een duurzaam, schoon en veilig watersysteem. In het waterbeheerplan zijn ook de maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) vastgelegd om de kwaliteit van het regionale oppervlaktewater de komende jaren te beschermen en verbeteren, hiervoor geldt een resultaatsverplichting voor eind 2015.
Kromme Rijn Natuurlijk
De Kromme Rijn is volgens de gestelde definitie in de Kader Richtlijn Water als waterlichaam aangemerkt (NL_14_2). In het 'Achtergronddocument Europese Kaderrichtlijn Water' -behorend bij het Waterbeheerplan 2010 - 2015 van het HDSR- is een factsheet met basisgegevens opgenomen van dit waterlichaam (zie hieronder).
De Kromme Rijn is in het Waterbeheerplan 2010 - 2015 aangewezen als onderdeel van de aanpak 'vernieuwend projecten'. Deze projecten hebben als doel het toekomstige waterbeheer een impuls te geven. Hierbij gaat het om urgente vraagstukken, complexe samenwerking met andere maatschappelijke partijen en een groot waterschapsbelang met een grote impact op de lokale bevolking en het bedrijfsleven.
Karakterschets van het waterlichaam De Kromme Rijn: De Kromme Rijn heeft een af- en aanvoerfunctie die belangrijk is voor de nachtvorstbestrijdiing ten behoeve van de fruitteelt en bovendien voor de doorspoeling van de stadsgrachten van Utrecht. Het waterlichaam wordt gevoed door de Nederrijn en aantakkende afvoergebieden. Na de stadsgrachten voert de Kromme Rijn op zijn beurt de Vecht. De Kromme Rijn is deels gekanaliseerd, waardoor oeverbeschoeiingen zorgen voor abrupte overgangen van land naar water. De rivier heeft een functie als kanowater en maakt onderdeel uit van een ecologische verbindingszone.
Basisgegevens en maatregelenoverzicht waterlichaam Kromme Rijn (bron: HDSR)
De Kromme Rijn heeft binnen het werkgebied van het waterschap het hoogste ambitieniveau wat betreft natuurlijk herstel. De functie van waterleverancier voor de eigen regio, de Vecht en het midden en westelijk gebied is hier een integraal onderdeel van. Onderzoek is gewenst naar mogelijkheden van het aanpassen van inlaat van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede. Net als het nemen van maatregelen ter versterking van het natuurlijke rivierkarakter met een integratie met de ruimtelijke vraagstukken: ecologische stapstenen, recreatie en cultuurhistorie. Langs de rivier de Kromme Rijn komen hiertoe over een lengte van 7,5 kilometer natuurvriendelijke oevers en, als dat mogelijk is, nevengeulen. Daardoor verbetert de ecologische waterkwaliteit. Tevens leidt het project tot een verder herstel van het rivierkarakter. De waterkwaliteit verbetert door het aanleggen van een of meerdere slibvangen van in totaal 6 hectare. Vispassages en de natuurvriendelijke inrichting van de achterliggende watergangen leiden tot het herstel van de verbinding met het achterland van de rivier.
In het plangebied is langs de Kromme Rijn een waterkering (type: Overige waterkering) gelegen. Voor het verrichten van werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering dient een watervergunning te worden aangevraagd.
Het beleid en de regels van het waterschap zijn vastgelegd in diverse wetten en verordeningen. Aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem moeten door het Hoogheemraadschap worden vergund. Er geldt een vergunningsplicht op grond van de belangrijkste verordening, de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet).
In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewatergangen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewatergangen, waterkeringen of grondwatergangen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting.
Eventuele vergunningen worden alleen verleend als waterstaatkundige belangen niet in het gedrang komen. Bij het verlenen van een vergunning worden deze belangen altijd afgewogen. Daarnaast moet rekening gehouden worden met de verbrede doelstellingen van de Waterwet te weten de samenhang met chemische en ecologische aspecten en de vervulling van maatschappelijke functies van watersystemen.
In de Keur is daarnaast bepaald dat "beschermingszones" voor watergangen en waterkeringen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Waterschap gebouwd en opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Ten behoeve van het dempen en graven, aanleggen van vlonders en steigers en bouwen in en langs water is een Watervergunning van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden noodzakelijk. Alle wateraspecten (inclusief de Keur-aspecten) worden in de watervergunning geregeld.
Ook tijdelijke onttrekkingen van grondwater tijdens bouwwerkzaamheden zijn vergunningsplichtig, evenals tijdelijke lozing van bemalingswater op oppervlaktewater. Ook rechtstreekse afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater is vergunning- of meldingplichtig in het kader van de Waterwet. Voor nieuwbouw (indien niet-omvangrijk) kan volstaan worden met een melding. Het toepassen van uitlogende materialen (lood, koper, zink en bitumen) zonder KOMO-keurmerk voor verhardingen die rechtstreeks lozen op oppervlaktewater is niet toegestaan
Zorgplicht
De gemeente heeft per 1 januari 2008, voortkomend uit de nieuwe wet 'Verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken', de zorgplicht om 'het in openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming te voorkomen of beperken'. Dit is alleen zo als het nemen van maatregelen doelmatig is en het niet onder de verantwoordelijkheid van het waterschap of de provincie valt. De nieuwe gemeentelijke grondwaterzorgplicht stelt de gemeente Utrecht beter in staat een bijdrage te leveren aan de aanpak van grondwaterproblemen in het bebouwd gebied.
Verantwoordelijkheden
De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De wetgeving geeft aan dat de burger met grondwateroverlast bij de gemeente met zijn probleem terecht moet kunnen: de gemeente is het eerste aanspreekpunt voor de burger. De perceelseigenaar is op eigen terrein zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast. Deze verantwoordelijkheid geldt ook voor de gemeente als eigenaar van de openbare ruimte. De perceelseigenaar is verantwoordelijk voor de staat van zijn woning en perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Bij grondwaterproblemen mag dus in de eerste plaats van de perceelseigenaar worden verwacht, dat hij de vereiste waterhuishoudkundige en/of bouwkundige maatregelen neemt.
Criterium
Grondwater wordt als overtollig beschouwd indien het ontwateringscriterium van 0,7 meter beneden de as van de weg gedurende meerdere jaren langer dan vijf aaneengesloten dagen per jaar wordt overschreden. Voor grootschalig openbaar groen en parken wordt gestreefd naar een ontwateringsdiepte van tenminste 0,5 m beneden maaiveld. Afhankelijk van de begroeiing kan hier in overleg met de groenbeheerder van worden afgeweken.
Grondwaterregime
De gemeente Utrecht beschikt sinds 1962 over een peilbuizenmeetnet. Het meetnet is in de loop van de tijd uitgebreid en momenteel staan verspreid over de gemeente 175 peilbuizen, waarin de grondwaterstand regelmatig wordt gemeten. De meeste peilbuizen staan met het meetfilter in het eerste watervoerend pakket op circa 7 meter beneden maaiveld. Sinds 2002 worden de grondwaterstanden automatisch opgeslagen door dataloggers die tweemaal per dag het grondwaterpeil registreren. Het doel van het meetnet is om informatie over de stijghoogten en de stromingsrichting van het grondwater te verkrijgen.
Ook het langjarige grondwaterregime in het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd is dankzij dit meetnet bekend. De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket (1WVP) is afgeleid uit de dichtstbijzijnde peilbuizen en vastgelegd in de Grondwatercontourkaart Utrecht (Wareco, 26-03-2008). Op basis van deze kaart blijkt dat het grondwaterpeil in de natte periode in gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd verloopt van circa NAP +1.0 m in het oosten naar NAP 0.7/0.8 m in het westen.
In figuur 6 zijn de (statistische) stijghoogtes van het grondwater weergegeven tijdens natte perioden. Een maatgevende natte periode in relatie tot een representatief hoge stijghoogte in stedelijk gebied is gedefinieerd als: een periode in de maanden november tot en met februari waarin in een aaneengesloten periode van negen dagen circa 58 mm bruto neerslag valt. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de ontwateringsdiepte (hoogteverschil tussen maaiveld en hoogste grondwaterstand) minimaal 0.7 m te bedragen (ten opzichte van peil wegas), indien noodzakelijk dient het maaiveld opgehoogd te worden.
Overzicht isohypsen natte periode (bron: Wareco- maart 2008)
Onttrekkingen
De provincie Utrecht stelt met het strategisch grondwaterbeleid de kaders vast voor de uitvoering van het grondwaterbeheer door de waterschappen. Het waterschap is bevoegd gezag voor het verstrekken van vergunningen of het behandelen van meldingen ten behoeve van grondwateronttrekkingen (afhankelijk van hoeveelheden).
Het plangebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt niet in een boringsvrije zone, een grondwaterbeschermingsgebied of een waterwingebied.
Principe
Door de omvang van het gebied Rijnsweerd, Maarschalkerweerd ligt het plangebied in meerdere bemalingsgebieden. De grenzen van de bemalingsgebieden worden globaal gevormd door fysieke barrières als grote en diepe watergangen, spoorwegen of rijkswegen.
Het stedelijke gebied is voorzien van vrijverval riolering: bemalingsgebied Rijnsweerd Noord is voorzien van een gescheiden rioolstelsel, het vuilwater wordt met een persleiding en onder de A27 naar bemalingsgebied Rijnsweerd Zuid (wijk Oost) afgevoerd (zie afbeelding hieronder).
Overzicht riolering Oost Utrecht (bron: gemeente Utrecht)
Bemalingsgebied Rijnsweerd Zuid heeft ook een gescheiden rioolstelsel, het vuilwater wordt via een zinker onder de Ridderschapsvaart op het gemengd riool in de Prins Hendriklaan van bemalingsgebied Korte Baanstraat geloosd.
Het Galgenwaardstadion, de Kromhoutkazerne en het sportpark Maarschalkerweerd/ Koningsweg voeren het afvalwater af naar het gemengde riool in de Herculeslaan / Weg tot de Wetenschap, ook onderdeel van bemalingsgebied Korte Baanstraat. De landelijk gebieden zijn voorzien van drukriolering: de panden in de gebieden Merevelt en Amelisweerd lozen het afvalwater (uiteindelijk) in het gemengd stelsel van de Koningsweg, onderdeel van bemalingsgebied Korte Baanstraat.
Afvoerend oppervlak
Conform het bovengenoemde gemeentelijk en waterschapsbeleid moet het hemelwater bij sloop-nieuwbouwontwikkelingen lokaal worden verwerkt waarbij aan de kwantiteits- en kwaliteitstrits wordt voldaan. Het doel van dit beleid is om de oorspronkelijke, voorstedelijke waterhuishouding zoveel mogelijk te benaderen en de bestaande riolering en zuivering zo min mogelijk te belasten met schoon hemelwater.
Alleen het hemelwater van schone oppervlakken (daken) mag direct worden geloosd op het oppervlaktewater. Hemelwater van vervuilde oppervlakken (wegen en parkeervoorzieningen) mag alleen worden geloosd indien er een voorzuivering (zand/olieafscheider) wordt toegepast. Om vervuiling van afstromend hemelwater en verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, dienen geen uitlogende bouwmaterialen (zoals zink, lood en koper) te worden toegepast voor dak, dakgoot en regenpijp indien hemelwater vanaf deze oppervlakken (in)direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater.
Aansluitingen
Het huishoudelijk afvalwater van nieuwe voorzieningen en woningen dient onder vrijverval op het bestaand gemengd stelsel te worden geloosd. Alle nieuwe woningen / appartementen dienen een aparte huisaansluiting te krijgen. Voor de aansluiting van de woningen op de openbare riolering is een aansluitvergunning vereist van de dienst Stadswerken.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen is de benodigde watercompensatie afhankelijk van de toename aan verhard, afvoerend oppervlak. Om de waterhuishouding op orde te houden en wateroverlast te voorkomen, zijn bij een verhardingstoename van meer dan 500 m2 (de ondergrens voor watercompensatie binnen de bebouwde kom) maatregelen vereist. De kosten voor de compensatie zijn voor rekening van de ontwikkelaar.
De gemeente Utrecht wil ruimtelijke ontwikkeling benutten om te komen tot een duurzame omgang met het hemelwater. Hieronder zijn enkele oplossingsrichtingen beschreven die de toename aan verhard oppervlak (deels) kunnen voorkomen of als compensatie ervan kunnen fungeren.
Afkoppelen
De omgang met hemelwater krijgt een steeds belangrijkere rol in het landelijke en gemeentelijke beleid. Het beleid van de gemeente Utrecht is gericht op het lokaal verwerken (infiltreren, bergen, vertraagd afvoeren) van regenwater zodat er minder schoon hemelwater naar het riool en de zuivering wordt afgevoerd en er bij hevige neerslag minder vuilwater via de overstorten op het oppervlaktewater wordt geloosd.
In de gebieden met een gemengd stelsel zijn de schone en kansrijke verhardingen inmiddels afgekoppeld. Verdere afkoppeling is wenselijk mits duurzaam, robuust, doelmatig en conform het beleid van de gemeente Utrecht.
Nieuw oppervlaktewater
Met het realiseren van nieuw oppervlaktewater wordt extra berging gecreëerd waarmee een toename van verhard oppervlak kan worden gecompenseerd. HDSR stelt als norm dat 15% van een toename aan verhard oppervlak met extra open water moet worden gecompenseerd, bij een maximaal toelaatbare peilstijging van 0,3 m komt dit overeen met 450 m3 berging per hectare afvoerend oppervlak.
Algemeen
De status van de bovenstaande watergerelateerde elementen zijn gebaseerd op 'werkafspraken' tussen de gemeente Utrecht en het waterschap HDSR en betreffen algemene afspraken om het duurzaam verwerken van hemelwater te stimuleren. Het waterschap wijst erop dat concrete gebiedsgerichte afspraken of gebiedsgericht waterbeleid leidend zijn (bijvoorbeeld verwoord in een riolerings- of lokaal waterhuishoudingsplan). Daarom dienen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het kader van een watertoetsproces te worden geconcretiseerd tussen gemeente en het waterschap.
In het streven naar een duurzame omgang met het hemelwater, heeft de gemeente Utrecht in verband met het duurzame karakter sterke voorkeur voor de combinatie van 'Groene daken' en afkoppelen / 'Waterpasserende verharding' (zie bovenstaande oplossingsrichtingen).
Een keuze voor de oplossingsrichting 'Nieuw oppervlaktewater' of 'Infiltratievoorziening' heeft forse ruimtelijke consequenties. Bij compensatie in het oppervlaktewatersysteem dient per 100 m2 extra verharding 15 m2 nieuw oppervlaktewater te worden gegraven. Ook bij de aanleg van een wadi of een ander type infiltratievoorziening dient een deel van het plangebied gereserveerd te worden voor de verwerking van hemelwater.
Bovenstaande uitgangspunten gelden als er geen berekening wordt gemaakt. Via berekeningen kan er altijd onderbouwd van afgeweken worden.
Het is van groot belang dat deze ruimtelijke consequenties in het bestemmingsplan worden verankerd. Concreet betekend dit dat bij compensatie in het plangebied specifieke groenstroken in het bestemmingsplan met de dubbelfunctie groen-water moeten worden bestemd.
Ruimtelijke consequenties
Het functioneren van ondergrondse en bovengrondse voorzieningen ten behoeve van de inzameling en het transport van afvalwater, de inzameling en verwerking van overtollig hemelwater en het voorkomen van structurele grondwateroverlast, dient te zijn gewaarborgd. De mate van functioneren is afhankelijk van de conditie en de dimensies van de voorzieningen. Het huidige ruimtebeslag en afmetingen van bijvoorbeeld riolering, rioolgemalen, watergangen, wadi's en infiltratievoorzieningen is essentieel voor een goede systeemwerking.
Verkleining of aanpassing hiervan (bijvoorbeeld het verwijderen van een greppel/wadi) heeft directe consequenties voor het functioneren van de voorzieningen en is niet toegestaan zonder compenserende maatregelen.
Bij toename van verhard, afvoerend oppervlak in het plangebied ten gevolge van ruimtelijke ontwikkelingen dient conform het beleid van gemeente en waterschap extra berging worden gerealiseerd als compensatie voor de toegenomen belasting van het oppervlaktewater.