Plan: | Park Voorn 1 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPPARKVOORN1-0601 |
Kader
Het groenstructuurplan en het Meerjaren Groenprogramma (2006, 2007) heeft als centrale doelstelling het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad.
Gebleken is dat een gevarieerde natuur en soortendiversiteit in flora en fauna een grote bijdrage levert aan een positieve waardering van het groen en de openbare ruimte van bewoners. Om de natuurwaarden in het stadsgroen te behouden en te verbeteren is het noodzakelijk dat er groene verbindingen zijn tussen het groene buitengebied en het groen in de stad, en tussen groene kerngebieden onderling..
In het groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke groenstructuren (ecologisch recreatief en cultuurhistorisch) vastgelegd. Deze zones dienen in principe "groen" te blijven en bij (her)inrichting dient dit te worden afgestemd op de toegekende ecologische functie.
De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in regelgeving waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soorten- en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is verankerd in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998. In het kader van deze twee wetten moet worden bepaald of de ontwikkeling effect heeft op de natuurwaarden van het plangebied.
De Flora en Faunawet legt een zorgplicht op ten aanzien van natuur, planten en dieren. Indien een ontwikkeling mogelijk de bestaande natuurwaarden kan verminderen moet de initiatiefnemer aangeven hoe dat beperkt en/of gecompenseerd kan worden.
Wanneer er sprake is van aanhaking bij een omgevingsvergunningsprocedure in het kader van de Wabo, dient er in gevallen waarin er een ontheffing moet worden aangevraagd, een verklaring van geen bedenkingen worden gevraagd bij het ministerie EL&I.
Plansituatie
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd groen- of natuurgebied in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Eveneens is het geen onderdeel van de provinciale ecologische hoofdstructuur.
Park Voorn is onderdeel van de stedelijke groenstructuur zoals opgenomen in het groenprogramma. Dit park is een van de grotere groenstructuur (kerngebied) die een zeer belangrijk onderdeel vormen van de totale groene verbindingen in de gemeente. Vanuit Park Voorn lopen er ecologische verbindingen oost-west langs de Leidsche rijn en zuidelijk over rijnvliet en polder Rijnenburg naar het Groene Hart, en naar het noorden langs de Rijnkenemerlaan.
Inventarisatie beschermde soorten
In september 2008 is er door Bureau Waardenburg een onderzoek gedaan naar het voorkomen van vleermuizen in polder Rijnvliet en Park Voorn. Recentelijk, oktober 2009, heeft het bureau Mieuw van Diedenhoven een aanvullend onderzoek gedaan voor specifiek de bouwlocatie in dit bestemmingsplan. Uit deze onderzoeken blijkt dat er vleermuissoorten verblijven op Park Voorn: de gewone en ruige dwergvleermuis. rosse vleermuis en de watervleermuis; voornamelijk passerende vleermuizen maar de dwergvleermuis en de watervleermuis zijn ook foeragerend en baltsend waargenomen.
Uit het onderzoek blijkt dat t.b.v. de bouw van de geplande nieuwe woning er enkel bomen gekapt zullen moeten worden die potentieel geschikte verblijfplaatsen zijn voor vleermuizen. De ingreep heeft zoals het nu er naar uitziet geen (directe) nadelige invloed op de populatie vleermuizen. De ingreep is gering en zal daarmee geen afbreuk doen aan de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen vleermuissoorten. De huidige open plek wordt groter door de bouw van het huis. Vleermuizen kunnen profiteren van open plekken wanneer door goed bosbeheer het insectenaanbod vergroot wordt.
Bij de aanvraag voor een bouw/sloopvergunning zullen de concrete plannen getoetst worden aan de flora en faunawet. Voor verstoring of aantasting van het leefgebied van categorie 3 soorten, waaronder vleermuizen, kan geen ontheffing worden verleend. Uit de onderzoeken en plannen bij de aanvraag moet blijken dat er voldoende maatregelen zijn/worden getroffen zodat het leefgebied van de vleermuizen niet wordt aangetast.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de Flora- en faunawet geen belemmering vormt voor de realisatie van het project.