direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Overvecht-Noordelijke stadsrand
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR-0601

Artikel 1 Begrippen

in dit plan wordt verstaan onder:

1.1 aan huis verbonden beroep
  • a. beroep of bedrijf dat in een woning of vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend waarvan de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie verenigbaar is en waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en degene die het beroep of het bedrijf uitoefent ook bewoner van de woning is.
  • b. hieronder wordt in ieder geval niet verstaan: een detailhandelsvestiging, een afhaalzaak, een horecabedrijf, een belhuis en een (raam)prostitutiebedrijf;
  • c. hieronder wordt wel verstaan: een kleinschalig voorziening ten behoeve van kinderopvang.
1.2 aanduiding

een geometrische bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.3 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.4 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.5 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar de openbaar toegankelijk gebied gekerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.6 additionele horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit bij een hoofdfunctie, niet zijnde horeca, waarbij de additionele horeca-activiteiten passen bij de hoofdfunctie qua uitstraling, dienen ter ondersteuning van de hoofdfunctie en niet zelfstandig worden uitgeoefend en/of toegankelijk zijn los van de hoofdfunctie.

1.7 afhaalzaak

een specifieke vorm van detailhandel waar in hoofdzaak kant en klare maaltijden en kleine etenswaren, alsmede alcoholvrije drank en consumptie-ijs wordt verkocht voor directe consumptie anders dan ter plaatse.

1.8 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  • a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
  • b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  • c. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  • d. sierteelt: de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
  • e. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  • f. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
  • g. bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
  • h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • i. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • j. een paardenfokkerij en paardenhouderij.
1.9 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning op grond van de Monumentenwet 1988 beschikt.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

het met een aanduiding of in de regels aangegeven percentage, dat aangeeft hoeveel van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en bijbehorende bouwwerken.

1.15 bed & breakfast

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning.

1.16 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met in begrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.18 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.19 belhuis

een onderneming die in de sfeer van publiekgerichte dienstverlening in hoofdzaak is gericht op het aanbieden van diensten op het gebied van telecommunicatie, zoals telefoon- en internetverbindingen.

1.20 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.21 bestaand bouwwerk

een bouwwerk, dat op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan is of wordt gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Woningwet.

1.22 bestaand aantal

het aantal dat voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtend de gemeentelijke Havenverordening.

1.23 bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van het bestemmingsplan aanwezige gebruik.

1.24 bestaande afstands-, hoogte, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die voor of op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.25 bestemmingsgrens

grens van een bestemmingsvlak

1.26 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0344.BPOVERVECHTNSR.0601 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.27 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bevi-inrichting

een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.29 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.30 bijzondere bouwlaag
  • a. een bouwlaag die aan de voorzijde en/of eventueel aan de achterzijde een hellend dakvlak heeft en voor het overige deel plat is afgedekt, dan wel;
  • b. een ten opzichte van de voorgevel terugliggende bouwlaag.
1.31 boog- en gaaskassen

halfronde of min of meer halfronde, al dan niet verplaatsbare constructies overtrokken met luchtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor (agrarisch) gebruik als trek- of kweekkas.

1.32 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.33 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.34 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.35 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.36 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.37 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.38 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.39 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten en met uitzondering van gebouwde (ondergrondse of half verdiept gelegen) parkeervoorzieningen.

1.40 bunker

zie groepsschuilplaats.

1.41 congrescentrum

voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.

1.42 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.43 culturele voorzieningen

voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals theaters, bioscopen, musea, ateliers en muziekcentra.

1.44 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.45 dak

een bovenbeëindiging van een gebouw.

1.46 detailhandel in volumineuze goederen:

een detailhandelsbedrijf te onderscheiden in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in volumineuze goederen, als auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • b. grootschalige detailhandel in recreatie-, en sport- en vrijetijdsartikelen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubeldetailhandel inclusief woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.47 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Hieronder worden niet verstaan afhaalzaken.

1.48 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten door een bedrijf of instelling dat in hoofdzaak baliewerkzaamheden verricht of andere diensten verleent, gericht op het publiek, zoals stomerijen, wasserettes, kappers, pedicures, makelaars, reis- en uitzendbureaus e.d.. Hieronder wordt niet verstaan belhuizen.

1.49 ecologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge betrekkingen tussen dieren en planten en de omgeving waarin zij leven;

1.50 entreepartij

een bouwwerk gelegen vóór de hoofdtoegang van een hoofdgebouw ten behoeve van gestapelde woningen.

1.51 extensieve openluchtrecreatie

vormen van recreatief gebruik van een (agrarisch) gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte.

1.52 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.53 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.54 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb 2001, 29) en artikel 2.4 Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143, laatst gewijzigd Stb. 2010, 781).

1.55 gemaal

een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen en/of om de waterstand op een bepaald niveau te houden of te brengen.

1.56 groepsschuilplaats

een op zich zelf staande betonnen verdedigingsstelling, deel uitmakende van de Hollandse Waterlinie, dienende als schuilplaats voor militairen.

1.57 grondgebonden woning

een gebouw ten behoeve van wonen dat direct met de grond is verbonden en waarbij geldt dat binnen het bouwperceel geen andere woningen zijn toegestaan.

1.58 grootschalige detailhandel in recreatie-, sport en vrijetijdsartikelen:

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig volumineuze en overige sport-, recreatie- en vrijetijdsartikelen ter verkoop worden aangeboden, zoals boten, caravans, tenten, sportkleding en sportattributen en dergelijke en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.59 grootschalige meubeldetailhandel:

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig meubels, woninginrichtingartikelen, stoffering en woningtextielgoederen ter verkoop worden aangeboden en waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte tenminste 1.000 m² bedraagt.

1.60 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.61 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie

1.62 hotel

een specifieke vorm van horeca, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.63 intensieve veehouderij

een niet grondgebonden agrarisch bedrijf voor het houden van vee en pluimvee - zelfstandig of als neventak -, waarbij dit houdenvan vee en pluimvee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet en het houden van melkrundvee, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.64 kampeermiddelen
  • a. tenten, tentwagens, kampeerauto's of caravans;
  • b. enige andere onderkomens of enige andere voertuigen of gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 kampeerterrein

een terrein met daarbij behorende voorzieningen dat is ingericht voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf.

1.66 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat dient voor de bedrijfsmatige uitoefening van administratieve werkzaamheden en voor zakelijke dienstverlening.

1.67 kap

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk.

1.68 kas

bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

1.69 kelder

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat geheel onder het (straat)peil is gelegen.

1.70 kiosk

een gebouw van beperkte omvang, geplaatst in de openbare ruimte, gericht op het ter plaatse aan passanten te koop aanbieden van producten zoals souvenirs, kranten, tijdschriften, bloemen en planten, vis, groenten, versnaperingen, niet-alcoholische en licht alcoholische dranken, rookwaren, e.d.

1.71 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en- banken, alsmede (inpandige) voorziening voor agrarisch georïenteerde dagrecreatieve activiteiten, zoals bijvoorbeeld poldersport, boerengolf of kleinschalige speelboerderij.

1.72 kleinschalig kamperen

het houden van een kampeerterrein gedurende het zomerseizoen, met dien verstande dat buiten het zomerseizoen geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn.

1.73 kwetsbaar object

kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.74 landschapswaarde

waarden in landschappelijke-esthetische geomorfologische zin.

1.75 lijst van bedrijven functiemenging:

de Lijst van Bedrijven functiemenging (LvB) die onderdeel uitmaakt van deze regels, die een onderverdeling van bedrijfsactiviteiten aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.76 lijst van horeca-activiteiten

De Lijst van Horeca-activiteiten die onderdeel uitmaakt van deze regels die een onderverdeling aangeeft, die een gelijke of nagenoeg gelijke invloed hebben op een nabij gelegen of omringende woonomgeving.

1.77 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, kinderopvang, naschoolse opvang, religie, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren, gymzalen ten behoeve van onderwijsdoeleinden daaronder begrepen tot een maximum van 1.100m2 b.v.o per gymzaal.

1.78 manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, al dan niet in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke) logies-en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

1.79 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.80 niet-permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van tijdelijke aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op een kampeerterrein voor niet langer dan een zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.81 nutstuin

tuin ten behoeve van het telen van (snij)bloemen, kruiden, groentes, kleinfruit of andere planten;

1.82 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.83 onderbouw

een kelder of een souterrain.

1.84 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is, welke uitsluitend toegankelijk is via de hoofdfunctie en waarvan de openingstijden zijn aangepast aan de openingstijden van de hoofdfunctie.

1.85 overkapping

een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak.

1.86 paardenbak

een omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport.

1.87 peil
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor gebouwen die grenzen aan een dijk: de hoogte van de kruin van de dijk ter plaatse van het bouwwerk.
1.88 permanente verblijfsrecreatie

verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan het zomerseizoen door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.89 plaatsgebonden risico (PR)

Een begrip dat uitdrukking geeft aan de mate van externe veiligheid van een locatie. Het PR wordt gedefinieerd als "de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij een risicovolle activiteit". Het begrip is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van de Nederlandse overheid, en zal worden opgenomen in het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

1.90 plaatsgebonden risico contour

In Nederland heeft de overheid bepaald dat in principe nergens in Nederland iemand een groter plaatsgebonden risico mag lopen dan 1 op de 1 miljoen per jaar (10-6/jaar). Deze contour is door middel van een aanduiding weergegeven op de plankaart. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke norm van 1 op de 100.000 per jaar 10-5).

1.91 plan:

het bestemmingsplanOvervecht-Noordelijke stadsrand van de gemeente Utrecht.

1.92 platte afdekking

een (min of meer) horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw of bijzondere bouwlaag, dat meer dan tweederde van het grondvlak van het gebouw dan wel de bijzondere bouwlaag beslaat.

1.93 (raam)prostitutiebedrijf

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin prostitutie plaatsvindt, bij een raamprostitutiebedrijf voorzien van één of meer vitrines. Hieronder vallen ook erotische massagesalons en prostitutiehotels.

1.94 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding.

1.95 seksinrichting

hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar.

1.96 souterrain

het doorlopende gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of vrijwel gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen wordt begrensd en dat maximaal 1,2 m boven het (straat)peil is gelegen.

1.97 tuincentrum

een detailhandelsbedrijf waarbij bedrijfsmatig tuin-, tuinaanlegartikelen en dierbenodigdheden worden verkocht, zoals bloemen, planten, zaden, tuingereedschap, meststoffen, afrasteringsmateriaal, diervoeding en dergelijke, waarbij de overdekte verkoopvloeroppervlakte ten minste 1.000 m² bedraagt.

1.98 veiligheidszone-lpg

een op de plankaart aangegeven zone waarbinnen beperkingen gelden voor de bouwmogelijkheden in verband met de wettelijke normen voor het plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 'veligheidszone-lpg'.

1.99 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.100 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte -al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken- voer- en vaartuigen, woonketen, arken, caravans en andere soortgelijke constructies, alsmede tenten; een en ander voor zover deze geen bouwwerken in de zin van de Woningwet en/of kampeermiddelen zijn.

1.101 vergader- en congresfaciliteiten

voorzieningen ten behoeve van het bedrijfsmatig organiseren van vergaderingen en congressen.

1.102 vergunningvrije zone

in het achtererfgebied gelegen zone van 2,5 meter, direct grenzend en gelegen aan de zij- en achterkant van het hoofdgebouw.

1.103 verkoopvloeroppervlakte (vvo)

de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.104 Verordening op de Archeologische Monumentenzorg

de sedert 22 december 2009 van kracht zijnde Verordening op de Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Utrecht.

1.105 volkstuinen

gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

1.106 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.107 voorgevelrooilijn

de lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied (zoals de weg, openbaar groen of water) gekeerde voorgevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.

1.108 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:

een niet aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of ander bouwwerk, met een dak, dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.

1.109 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat die door zijn indeling kennelijk is bedoeld te worden gebruikt voor detailhandel.

1.110 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.111 woonschip

elk vaartuig of drijvend voorwerp, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als woning; hieronder wordt ook verstaan een woonboot of woonark.

1.112 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.113 woonwagenstandplaats/standplaats

een bouwperceel, in hoofdzaak bestemd voor het plaatsen of geplaatst houden van een woonwagen, met voorzieningen ten behoeve van aansluitingen op het leidingennet van nutsbedrijven of de gemeente.

1.114 zendmast

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop antenne-installaties worden geplaatst.

1.115 zomerseizoen

de periode van 1 april tot en met 31 oktober van een jaar.

1.116 zorglandbouw

een activiteit waarbij naast agrarische activiteiten ruimte geboden wordt aan gepensioneerden, psychiatrische of terminale patiënten, gehandicapten, langdurig zieken of chronisch zieken om daar (eventueel voor langere tijd) te verblijven en eventueel mee te helpen met het uitvoeren van agrarische activiteiten, conform het principe van een zorginstelling, hersteloord, hospis. Zelfstandige woningen, evenals kinder- en naschoolse opvang zijn niet toegestaan.