direct naar inhoud van 5.5 Externe veiligheid
Plan: Nieuw Hoog Catharijne
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPNWHOOGCATHARIJNE-0601

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Kader

In en direct om het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water. Voor het plangebied is het spoortraject Am sterdam – Utrecht - aansluiting Betuwelijn relevant;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen;
  • Bedrijven die vallen onder het Bevi. Binnen het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Ook buiten het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven die van invloed zijn op het plangebied.
  • Bedrijven die vuurwerk mogen opslaan. Dit soort bedrijven bevinden zich niet in (of in de directe nabijheid van) het plangebied.


Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water).

De circulaire Rnvgs (laatste herziening d.d. 31-7-2012) geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.

Het groepsrisico geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.

De circulaire Rnvgs verplicht ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens de circulaire Rnvgs moet het groepsrisico beoordeeld worden binnen het invloedsgebied, dat bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval.

Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen niet sturen op aantallen vervoersbewegingen.

Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water
Het risico bij transportassen wordt veroorzaakt door de mogelijkheid van beschadiging van een transportmiddel (tankwagon, schip) als gevolg van een ongeval, bijvoorbeeld door een aanrijding en/of door brand. Hierdoor kan een deel of de gehele lading vrijkomen. De meest relevante stoffen zijn vloeibare gassen (b.v. LPG), brandbare vloeistoffen (b.v. benzine) en giftige stoffen. Bij een ongeval met vloeibaar gas kan dat gas vrijkomen en ontbranden met het mogelijk ontploffen van een tankwagon tot gevolg. Een ongeval met brandbare vloeistof zal leiden tot een grote brand met veel hittestraling. Een ongeval met giftige stoffen kan leiden tot de vorming van een giftige gaswolk.

Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. In de loop van 2013 zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, wettelijk worden verankerd. Dit gebeurt door het aanpassen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een nieuw vast te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev). Het Btev zal de afstanden tussen transportroutes en (beperkt) kwetsbare objecten en bestemmingen gaan beschrijven. Vooruitlopend hierop zijn die uitgangspunten nu reeds vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de bevoegde gezagen wordt verwacht dat zij toepassing geven aan de circulaire en daarmee anticiperen op het Basisnet. De transportfrequenties, opgenomen in de circulaire, corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de berekening van de risico's ten behoeve van dit plan is uitgegaan van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Vervoer over het spoor - traject Amsterdam – Utrecht - aansluiting Betuwelijn
Ten behoeve van deze en nog te verwachten ontwikkelingen in het Stationsgebied is in 2012 het rapport "Ontwikkeling Stationsgebied Utrecht – Verantwoording groepsrisico ten behoeve van ruimtelijke besluiten in Stationsgebied (Oranjewoud, augustus 2012) opgesteld. Het rapport is op 11 juni 2013 door het college vastgesteld. In deze rapportage is de basis gelegd voor de wettelijk voorgeschreven verantwoordingsplicht groepsrisico, welke bruikbaar is voor alle toekomstige ruimtelijke besluiten in het Stationsgebied. Ook komen in het rapport de uitgangspunten van het Basisnet en een beschrijving van het Stationsgebied aan de orde.
In dit hoofdstuk worden de hoofdpunten uit het rapport weergegeven. Voor verdere verdieping en meer achtergrondinformatie wordt verwezen naar het genoemde rapport dat als bijlage is gevoegd bij dit plan.

5.5.2 Plansituatie

Omgeving van de spoorlijn
Het plangebied Nieuw Hoog Catharijne maakt deel uit van het Stationsgebied met veel diverse en intensieve functies, zowel aan de oostzijde als aan de westzijde van het spooremplacement. Zowel ten noorden als ten zuiden van het Stationsgebied wordt de omgeving van het spoor gedomineerd door kantoren en minder door woonfuncties.

Uitgangspunten van het Basisnet
De uitgangspunten van het Basisnet worden onder andere bepaald door de transportfrequenties. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel.

Soort gevaarlijke stof
 
Aantal ketelwagons
(per jaar)
 
Brandbaar gas (A)   600  
Toxisch gas (B2)   200  
Zeer brandbare vloeistof (C3)   2750  
Toxische vloeistof (D3)   200  
Zeer toxische vloeistof (D4)   100  

De transportfrequenties en nog enkele andere uitgangspunten zijn opgenomen in bijlage 4 van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Eén van die uitgangspunten is de exacte ligging van het spoorvak dat als referentie geldt. Voor het Stationsgebied komt dat ongeveer overeen met spoor 10.

Toetsing plaatsgebonden risico
Op basis van de uitgangspunten van het Basisnet (vertaald naar de circulaire Rnvgs) is er rond het spoortraject geen PR=10-6 contour aanwezig. Er hoeft daarom geen toets plaats te vinden naar de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten. Ook is er geen zogenaamd plasbrandaandachtsgebied vastgesteld ter hoogte van het plangebied.

Toetsing groepsrisico
Anticiperend op het Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev) wordt hierna de zogenaamde verantwoording van het groepsrisico behandeld. Hierbij wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht en wordt vervolgens ingegaan op hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door eventuele maatregelen aan het transport en de omgeving.

Voor de berekening van het groepsrisico is gebruik gemaakt van het rekenprogramma RBM II. In dit programma zijn de uitgangspunten zoals hierboven genoemd als brongegevens ingevoerd. Het groepsrisico wordt in principe bepaald binnen de zogenaamde 1% letaliteitcontour. Aangezien bebouwing op grotere afstand dan 200/250 meter een verwaarloosbare invloed heeft op het groepsrisico, is in het rekenprogramma volstaan met het invoeren van personendichtheden binnen 200/250 meter afstand van het spoor. In dat gebied bevinden zich de onder "Omgeving van de spoorlijn" genoemde bestemmingen.

Huidige situatie bebouwing
In het kader van de landelijke risicoberekeningen voor het Basisnet heeft de gemeente Utrecht een inventarisatie uitgevoerd van de bestaande bebouwing en de geplande bebouwing. Bij de risicoberekening voor de huidige situatie is uitgegaan van de bestaande bebouwing inclusief het reeds geprojecteerde Stadskantoor en OV-terminal op basis daarvan bedraagt het groepsrisico 0,021 maal de oriëntatiewaarde (zie bijlage Berekening externe veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- oud, GU, 24 augustus 2012).

Toekomstige situatie bebouwing
Het bestemmingsplan voorziet in de integrale herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne en bestaat uit een uitbreiding van de bestaande functies. Dit plan maakt deel uit van het Sleutelproject Stationsgebied Utrecht. Deze uitbreiding vindt conform onderhavig bestemmingsplan plaats vanaf ca. 130 meter afstand van het centrale spoor 10 voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast kan enige retail en horeca zich vestigen op het Stationsplein Oost op niveau +1. Ondergronds komt een fietsenstalling voor 14.000 fietsen.

Risicoanalyse op basis van de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
In de risicoanalyse is uitgegaan van de situatie waarbij het vervoer over spoor 5, 10 en 17 gelijk verdeeld is. Daaruit blijkt dat het groepsrisico 0,024 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Hierbij wordt de oriëntatiewaarde niet verschreden (zie bijlage Berekening externe veiligheid Nieuw Hoog Catharijne- oud, GU, 24 augustus 2012) .

5.5.3 Verantwoording groepsrisico

Naast de reeds hiervoor aangehaalde rapportage 'Ontwikkeling Stationsgebied Utrecht – Verantwoording groepsrisico ten behoeve van ruimtelijke besluiten in Stationsgebied' (Oranjewoud, augustus 2012) zal in deze paragraaf nader worden ingegaan op de verantwoording van het groepsrisico.

Verlaging groepsrisico door eventuele maatregelen aan het transport
Het Basisnet is het resultaat van een langdurig afwegingsproces tot het optimaliseren van de externe veiligheid rond het totale Nederlandse spoorwegennet. Een belangrijke maatregel is dat op veel trajecten, waaronder het traject Amsterdam-Utrecht-aansluiting Betuwelijn, met zogenaamde bloktreinen voor brandbare gassen (LPG) wordt gereden. Dit houdt in dat zo'n trein uitsluitend is samengesteld met LPG-wagons. Bij gemengde treinen met brandbare vloeistoffen is de kans op een zogenaamde warme BLEVE (een exploderende LPG tankwagon als gevolg van een brand nabij zo'n wagon) veel groter. Daarnaast zal een vermindering van het aantal wissels de kansen op ongevallen verminderen. Ook komt op alle plaatsen waar langzamer dan 40 km/uur wordt gereden het zogenaamde ATB-Vv beveiligingssysteem.

Door de wettelijke borging van de uitgangspunten van het Basisnet is de transportbijdrage aan het groepsrisico gefixeerd in een risicoruimte. Als gevolg hiervan is het groepsrisico niet meer te beïnvloeden door maatregelen aan het transport.

Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Een verlaging van het groepsrisico kan bereikt worden door bebouwing op grotere afstand van het spoor te projecteren en/of het bouwvolume kleiner te maken. Voor Nieuw Hoog Catharijne is dat echter geen optie, daar geldt juist het beleidsmatige uitgangspunt van verdichting. Bundelen van functies rondom een OV-knooppunt is een speerpunt vanuit het ruimtelijk beleid. Verdichting rond het Stationsgebied is eveneens onderdeel van de Nationale Sleutelprojecten van het Rijk.

Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:

  • Bluswatercapaciteit. De totale bluswatercapaciteit wordt voor de bestrijding van een (dreigend) zwaar ongeval op het spoor als voldoende beschouwd.
  • Bereikbaarheid. De planlocaties zijn voor de brandweer te bereiken binnen de daarvoor geldende opkomsttijden.

Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden met betrekking tot voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, is het gebruikelijk om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving te verantwoorden.

Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in voldoende mate in het plangebied aanwezig.

Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (kantoren, winkels, horeca etc.) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.

Toekomstige ontwikkelingen
Met betrekking tot de ontwikkeling van het groepsrisico zijn enkele verwachte toekomstige ontwikkelingen vermeldenswaard:

  • Toekomstige bouwprojecten in het Stationsgebied.
  • Het realiseren van het zogenaamde Doorstroomstation Utrecht (DSSU).

In het Stationsgebied zullen nog meer ontwikkelingen plaatsvinden. Bij het vaststellen van het Basisnet zijn onder andere alle toekomstige verwachte ontwikkelplannen bij gemeenten in beschouwing genomen. Dit is gedaan om het vervoer optimaal te faciliteren en tegelijkertijd toekomstige plannen bij gemeenten niet te frustreren. Voor het bepalen van de risicoruimte is daartoe rekening gehouden met de hoogtes van groepsrisico's, waarbij al die toekomstige ontwikkelingen in de berekeningen zijn meegenomen, dus ook alle toekomstplannen voor het Stationsgebied. Dit heeft geresulteerd in een groepsrisicohoogte dat ontstaat nadat al die toekomstige plannen zijn gerealiseerd.

Voor het Stationsgebied, waar het plangebied onderdeel van is, zal het groepsrisico uiteindelijk 0,037 maal de oriëntatiewaarde bedragen. Dit is dus nog steeds ruim beneden de oriëntatiewaarde.

Er bestaan plannen om tot een betere doorstroming van het treinverkeer door Utrecht te komen, zowel voor personenvervoer als goederenvervoer. Die plannen worden aangeduid als het Doorstroomstation Utrecht (DSSU). Dit zal in ieder geval leiden tot een afname van het aantal wissels. Voor het transport van gevaarlijke stoffen zal dit wellicht leiden tot een verschuiving van het spoor waarover de meeste transporten zullen plaatsvinden. Ook zal naar verwachting het transport met grotere snelheid plaatsvinden. Deze wijzigingen zullen van invloed zijn op de risicosituatie binnen het Stationsgebied. Te zijner tijd zal de afweging van die risicosituatie en de toetsing aan het Basisnet moeten plaatsvinden in het kader van een tracé- of vervoersbesluit.

5.5.4 Conclusie

Plaatsgebonden risico
Voor de spoorlijn Amsterdam-Utrecht-aansluiting Betuwelijn bestaat volgens het Basisnet (vertaald naar de circulaire Rnvgs) geen PR=10-6 contour. Ook zijn volgens het Basisnet geen plasbrandaandachtsgebieden (PAG) aanwezig. Voor het onderhavig bestemmingsplan is toetsing aan het PR en PAG daarom niet aan de orde.

Groepsrisico
In een risicoanalyse voor een specifiek bestemmingsplan wordt in beeld gebracht op welke wijze een ontwikkeling bijdraagt aan het groepsrisico in een bepaald gebied. Bij de berekeningen die hiervoor zijn uitgevoerd is voor de omvang van het vervoer gebruik gemaakt van de transportaantallen in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Zonder de herontwikkeling van Hoog Catharijne bedraagt het groepsrisico 0,021 maal de oriëntatiewaarde. Na herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne zal het groepsrisico 0,024 maal de oriëntatiewaarde bedragen. De herontwikkeling van Nieuw Hoog Catharijne draagt dus in zeer beperkte mate bij aan het totale groepsrisico rond het Stationsgebied.