Plan: | Het Zand |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0344.BPHETZAND-0601 |
Wet op de archeologische monumentenzorg (22 december 2009)
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet is een raamwet, die regelt hoe rijk, provincie en gemeente bij hun ruimtelijke plannen rekening moeten houden met het erfgoed in de bodem.
De wet beoogt het culturele erfgoed (en vooral het archeologische erfgoed) te beschermen. Onder archeologisch erfgoed wordt verstaan: alle fysieke overblijfselen, zowel in als boven de grond, die bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in menselijke samenlevingen uit het verleden.
De uitgangspunten in deze wet zijn:
De Wet op de archeologische monumentenzorg ziet verder dan alleen de wettelijk beschermde monumenten. De wet beoogt een integraal stelsel van zorg voor archeologische waarden, onder meer door gemeenten een grotere rol te geven bij te aanwijzing en planologische bescherming ervan. Op basis van de nieuwe regelgeving heeft de gemeente Utrecht onlangs een Archeologische Waardenkaart en Verordening op de Archeologische Monumentenzorg vastgesteld. Naast de wettelijk beschermde terreinen onderscheiden de waardenkaart en de verordening terreinen van hoge archeologische waarde en gebieden van hoge en lage archeologische verwachting. Binnen het plangebied van bestemmingsplan Het Zand bevinden zich twee terreinen van hoge archeologische waarde.
Archeologische Waardenkaart
De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de ligging van beschermde en te beschermen archeologische terreinen. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de gebieden waarvoor een archeologische waarde of verwachting geldt. De gemeentelijke kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan gedurende tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische monumenten, terreinen van hoge archeologische waarde en gebieden van hoge en middelhoge archeologische verwachting.
Terreinen van hoge archeologische waarde zijn gebieden waarvan bekend is dat er archeologische waarden zijn, maar die niet beschermd zijn als archeologisch rijks- of gemeentelijk monument. Voor deze terreinen en voor gebieden van hoge en lage archeologische verwachting geldt vanaf november 2008 beleid dat wordt beschreven in de 'Nota archeologiebeleid Gemeente Utrecht november 2008' .Dit beleid is mede gebaseerd op de recent herziene Monumentenwet (de herziening wordt ook wel de Wet op de Archeologische Monumentenzorg genoemd).
Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, dan wel de archeologische verwachtingswaarde, zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt, zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen.
Afbeelding: Uitsnede plangebied Het Zand uit de Waardenkaart Archeologie en legenda
Verordening op de Archeologische Monumentenzorg
Op grond van het Verdrag van Malta, dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988, zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van het archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, de 'Verordening op de Archeologische Monumentenzorg', en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.
In de gemeentelijke Verordening op de Archeologische Monumentenzorg is een vergunningenstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. De Verordening op de Archeologische Monumentenzorg is geënt op de Archeologische Waardenkaart.
In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde- archeologie. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde- archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestemmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachting, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.
Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologische erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.
Het plangebied het Zand bevindt zich op de gemeentelijke archeologische waardenkaart in een gebied waarin sprake is van zowel hoge archeologische waarde, hoge archeologische verwachting als archeologische verwachting.
Het Park het Groot Zandveld geldt op grond van de archeologische waardenkaart dat het een gebied is met een hoge archeologische verwachting. Ondertussen is dit park door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed aangewezen als beschermd rijksmonument (monument nummer 2201) en valt hiermee onder de bescherming van de Monumentenwet 1986. Op de archeologische waardekaart is dit gegeven echter nog niet verwerkt.
Een tweede beschermde archeologisch monument betreft de resten van de versterkte middeleeuwse boerderij Den Hoet. Het eiland en een deel van de omgeving zijn beschermd (monument nummer 1167). Dit monument staat overigens niet afgebeeld op de archeologische waardenkaart, maar is eveneens beschermd op grond van de Monumentenwet 1986.
Een gebied met een hoge archeologische verwachting is de restgeul van de middeleeuwse Oude Rijn. In het verleden is bij archeologisch onderzoek gebleken dat op plaatsen waar een nederzetting op de oevers van de Rijn lag veel archeologisch materiaal in de afzettingen van de rivier terecht gekomen kan zijn. In deelgebied Het Zand is al een groot deel van de restgeul opnieuw uitgegraven, het deel langs de Vuurvlindersingel, waardoor er geen sprake meer is van archeologische waarden.
Het grootste deel van deelgebied Het Zand is op de archeologische waardenkaart een gebied met een archeologische verwachting. Voor grote delen van dit gebied geldt dat ze in de afgelopen jaren door middel van booronderzoek en archeologisch proefonderzoek zijn onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden. Hierbij zijn geen nieuwe archeologische vindplaatsen aangetroffen.
De gebieden met archeologische waarden en verwachting in Het Zand worden beschermd via het vergunningenstelsel in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg en de specifieke gebruiksregel bij de dubbelbestemming 'waarde - archeologie'. De voorgestane ontwikkelingen binnen het plangebied Het Zand vinden weliswaar plaats in gebieden waar sprake is van terreinen met hoge archeologische waarden, maar deze terreinen zullen slechts kunnen worden gebruikt met inachtneming van het gestelde in de Verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Op basis hiervan zal sprake zal zijn van ongestoord behoud van het bodemarchief, waardoor deze terreinen niet worden aangetast.
Indien bij uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch nog archeologische zaken worden aangetroffen, dient conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien 2007) melding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de afdeling Stedenbouw en Monumenten, Team Cultuurhistorie, 030-2863990 te worden gedaan.