direct naar inhoud van 5.11 Archeologie
Plan: Haarzuilens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPHAARZUILENS-0401

5.11 Archeologie

5.11.1 Archeologische monumenten en waardevolle gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPHAARZUILENS-0401_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0344.BPHAARZUILENS-0401_0019.png"

De Archeologische Waardenkaart van de gemeente Utrecht geeft inzicht in de ligging van beschermde en behoudenswaardige archeologische terreinen. Daarnaast geeft de kaart inzicht in de gebieden waarvoor een hogere of lagere archeologische verwachting geldt. De gemeentelijke kaart is geënt op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van de provincie en op de kennis en ervaring opgedaan gedurende tientallen jaren archeologisch onderzoek in de gemeente. Er wordt onderscheid gemaakt tussen beschermde archeologische monumenten, terreinen van hoge archeologische waarde en gebieden van hoge en lage archeologische verwachting.

Het gemeentelijk archeologiebeleid heeft tot doel bij te dragen aan de historische beeldvorming over Utrecht en zijn bewoners. Om dit doel optimaal te verwezenlijken vervult de gemeentelijke archeologische dienst een actieve rol. In het gemeentelijk archeologiebeleid wordt afhankelijk van de archeologische waarde, danwel de archeologische verwachtingswaarde zowel naar boven als naar beneden afgeweken van de algemene vrijstelling voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

In de op de gemeentelijke archeologische waardenkaart aangeduide gebieden waar een onderzoeksverplichting geldt zal van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activiteiten een inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo nodig veilig te stellen. Binnen deze gebieden gelden voor bepaalde ingrepen en activiteiten een aantal vrijstellingen.

Verordening op de Archeologische Monumentenzorg

Op grond van het Verdrag van Malta dat vertaald is in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 zijn gemeenten verplicht om het archeologisch erfgoed te beschermen. De wet biedt de mogelijkheid om een verordening vast te stellen en om de bescherming via bestemmingsplannen te regelen. Het is mogelijk om beide wegen te bewandelen. Gezien de complicaties die optreden bij het beschermen van archeologisch erfgoed in bestemmingsplannen, is gekozen voor een verordening, en voor een verwijzing daarnaar in bestemmingsplannen.

In de verordening op de archeologische monumentenzorg is een vergunningstelsel opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed, waarmee de wettelijk vereiste bescherming kan worden geboden. In het bestemmingsplan wordt, wanneer sprake is van archeologische waarden of verwachting een arcering opgenomen op de kaart (verbeelding) met de bestemming Waarde-Archeologie. In de regels wordt in deze dubbelbestemming opgenomen dat de voor Waarde-Archeologie aangewezen gronden mede zijn bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden en verwachting. In een specifieke gebruiksregel wordt geregeld dat onder een met het bestenmmingsplan strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het handelen in strijd met de verordening op de Archeologische Monumentenzorg. Het bestemmingsplan houdt op deze manier rekening met de archeologische waarden en verwachtingen, terwijl in strijd handelen met de specifieke gebruiksregel een economisch delict is.

Hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 (artikel 38 en verder) regelt de archeologische monumentenzorg. De wetgever heeft voor de bescherming van het archeologisch erfgoed de gemeente de bevoegdheden toegekend waarmee onderzoek afgedwongen kan worden bij verstoring van de grond en waarmee eisen aan dat onderzoek gesteld kunnen worden.

5.11.2 Beschrijving van archeologische waarden en motivatie van de waarde

In paragraaf 2.2.1. is de historische ontwikkeling van het gebied beschreven. In die paragraaf is beknopt de geschiedenis beschreven van de prehistorie, Romeinse tijd, de middeleeuwen en de periode daarna. Vanaf de middeleeuwen is het huidige, zichtbare, cultuurlandschap ontstaan, met name waar het gaat om de ontginningen in het gebied in de drie beschreven perioden.

Van de middeleeuwse periode en vooral ook de perioden daarvoor is relatief veel bekend door het archeologisch onderzoek in het gebied en de directe omgeving.

Bij de twee laatste typen ontginningen, namelijk de opstrekkende stroomrugontginningen uit de 11e eeuw en de jonge, regelmatige veenontginningen uit de 11e tot de 13e eeuw, is de middeleeuwse en jongere bewoning vrijwel steeds gelegen aan de kop van de kavels, aan de zijde waar de ontginning is aangevangen (de zogenaamde ontginningsbasis). Op basis van de ontginningsgeschiedenis kunnen daarom zonder meer zones van hogere archeologische verwachting worden onderscheiden langs met name de noordzijde van de Parkweg, de Thematerweg en de Lagehaarse Dijk.

Een groot verschil met de rest van de stroomrug is dat in het gebied ten noorden van de Heycop en Bijleveld nauwelijks klei is gewonnen ('afgevlet') ten behoeve van de baksteenindustrie. Hierdoor zijn oudere vindplaatsen veel meer dan elders bewaard gebleven; de grondsporen zijn hier niet met het afgraven van de grond uitgewist.

Met name het blok tussen Vleuten in het oosten, het kasteelpark in het westen, de Parkweg in het zuiden en de rand van de stroomgordel in het noorden heeft enkele tientallen vindplaatsen uit de periode tussen de Late Ijzertijd en de Vroege Middeleeuwen opgeleverd.

De onderzoeken in het gebied hebben enkele tientallen nederzettingsterreinen uit de IJzertijd tot de Late Middeleeuwen opgeleverd. Voor een deel zijn deze verwerkt in de Archeologische Monument Kaart (AMK) die door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) wordt bijgehouden (zie bijlage). De status van de terreinen op de AMK, met uitzondering van wettelijk beschermde of te beschermen terreinen, is niet bepalend of beperkend voor het gemeentelijk beleid inzake de bescherming van archeologisch erfgoed. Voor het plangebied zullen de archeologische waarden zoveel mogelijk in samenspraak met de RCE worden gedigitaliseerd en geclassificeerd.

De aanwezigheid van enkele tientallen archeologische terreinen in een goeddeels ongestoord landschap is voor het gebied van de Oude Rijn ten westen van Utrecht bijzonder te noemen. Om die reden heeft de RCE het gebied rond het Haarpad en de Joostenlaan (gelegen tussen Parkweg, Thematerweg, het dorp Vleuten en het kasteelpark De Haar) in het kader van het landinrichtingsproject Haarzuilens in zijn totaliteit als beschermenswaardig bestempeld. Het is de bedoeling om grote delen ervan na inrichting voor te dragen voor wettelijke bescherming op grond van de Monumentenwet. Dit betekent dat voortgezet agrarisch gebruik mogelijk zal zijn, maar met beperkingen ten aanzien van de bodembewerking (niet dieper dan de bestaande bouw voor, in de praktijk 30 cm).

Conclusies

  • nieuwe functies zullen verenigbaar moeten zijn met duurzaam behoud van de archeologische resten in de bodem;
  • in het algemeen moet bij vergunningaanvragen (voor beschermde monumenten en eventueel in het kader van een aanlegvergunningenstelsel) worden uitgegaan van behoud van de bestaande maaiveldsituatie (of beperkte ophoging), aanzienlijke beperkingen ten aanzien van bodemingrepen (hooguit kleinschalige verstoringen in de bovenste 30 cm) en handhaving van het grondwaterpeil;
  • voor het gehele Haarpad/Joostenlaan-gebied geldt een uiterst restrictief beleid vanuit rijk en gemeente; dit gebied komt in aanmerking voor wettelijke bescherming;
  • voortzetting van agrarisch gebruik is mogelijk bij beperking van de bodembewerking tot een diepte van 30 cm.