direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw bestemmingsplan Voordorp-Voorveldsepolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPCHWVOORDORPVELD-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

De uitleg van de begrippen zoals die in de Begrippenlijst, bijlage 1 bij de regels, zijn opgenomen, is bepalend bij de uitleg van het bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels worden onderstaande regels over het meten en berekenen gebruikt.

2.1 Hoogtematen
  • 1. De hoogte van een bouwwerk: de afstand vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
  • 2. De goothoogte van een bouwwerk: de afstand vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • 3. De hoogte van een kap: de afstand vanaf de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot het hoogste punt van de kap.
2.2 Dakhelling

De hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 Oppervlakte
  • 1. De oppervlakte van een bouwwerk: de oppervlakte, gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
  • 2. Bruto vloeroppervlakte (b.v.o.): het totaal van de binnen een gebouw beschikbare vloeroppervlakte van alle verdiepingen, inclusief kelders en souterrains.
  • 3. Verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.): de totale oppervlakte van de voor publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
  • 4. De gebruiksoppervlakte van woonruimte: met toepassing van de norm NEN 2580.
2.4 Inhoud

De inhoud van een bouwwerk: de inhoud, gemeten tussen

  • de onderzijde van de begane grondvloer,
  • de buitenzijde van de gevels, het hart van de scheidsmuren en
  • de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 2 Functies

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Agrarisch zijn bedoeld voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

3.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals

  • 1. het aanleggen, gebruiken en in stand houden van weide- en landbouwgrond, tuinen, erven en toegangswegen, wandelpaden, waterberging, natuur- en landschapsbeheer;
  • 2. het in stand houden en bewonen van een bestaande bedrijfswoning;
  • 3. het bouwen van hekwerken met een hoogte van maximaal 2 meter.
3.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn verboden:

  • 1. glastuinbouw, fruitteelt, sierteelt, intensieve veehouderij, geitenhouderij, bosbouw, intensieve kwekerij en boomkwekerij;
  • 2. activiteiten die de cultuurhistorische waarden, de groenstructuur of het Natuurnetwerk Nederland aantasten.

Artikel 4 Groen

4.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Groen zijn bedoeld voor groen met de daarbij behorende voorzieningen, vergroting van de leefbaarheid en een gezond leefklimaat, water en speel- en verblijfsplekken. Locaties met de functie Groen zijn ook bedoeld voor groen dat een gezond leefklimaat voor flora en fauna vergroot, de biodiversiteit stimuleert en voedsel en schuilgelegenheid biedt aan dieren.

4.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, bruggen, duikers en faunapassages, geluidwerende voorzieningen, veldjes voor het uitlaten van honden, watergangen, waterpartijen, ontmoetingsplaatsen al dan niet met zitbanken of speeltoestellen, kunstobjecten.
  • 2. Op de locatie met de aanduiding 'Dierenweide' is ook een dierenweide toegestaan.
4.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. het aanleggen van parkeervoorzieningen voor motorvoertuigen;
  • 2. het aanleggen van ontsluitingswegen voor aangrenzende functies (bestemmingen);
  • 3. het houden van evenementen die niet voldoen aan de eisen van de Algemene Plaatselijke Verordening;
  • 4. activiteiten die bomen aantasten;
  • 5. activiteiten die de biodiversiteit aantasten, met uitzondering van gebruik van het groen dat op een locatie normaal is.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Maatschappelijk zijn bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen.

5.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het gebruiken van ruimtes voor scholen, medische en paramedische diensten, buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf, buurtactiviteiten, het aanleggen en gebruiken van tuinen en erven, verkeers-, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen.
  • 2. Op de locatie met de aanduiding 'sporthal' is gebruiken van een gebouw als sporthal toegestaan.

Artikel 6 Recreatie - Volkstuin

6.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Recreatie - Volkstuin zijn bedoeld voor tuinen waar de gebruiker van een tuin als hobby tuiniert of als ontspanning kort verblijft.

6.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van de bestaande houten gebouwtjes, tuinen, erven en toegangswegen, wandelpaden, waterberging, groen- en speelvoorzieningen.
  • 2. Bouwactiviteiten zijn verboden, met uitzondering van het bouwen van één houten gebouw per volkstuin met een oppervlakte van maximaal 16 m2 en een hoogte van maximaal 3 meter dat als schuurtje of als onderkomen voor het kortdurige verblijf gebruikt wordt.
6.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn verboden:

  • 1. het overnachten op de volkstuin;
  • 2. het op de volkstuin verkopen van daar geteelde of gekweekte producten.

Artikel 7 Tuin

7.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Tuin zijn bedoeld voor een bijzondere tuin bij een of meer percelen. De tuin is bijzonder in de volgende gevallen:

  • 1. de tuin hoort bij een of meer gebouwen die monumentaal of cultuurhistorisch van belang zijn;
  • 2. de tuin is zelf monumentaal of cultuurhistorisch van belang;
  • 3. de tuin wordt als gemeenschappelijke tuin van een aantal huishoudens gebruikt.
7.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van groenvoorzieningen, voetpaden, waterpartijen en ontmoetingsplaatsen al dan niet met zitbanken of speeltoestellen, en plaatsen en in stand houden van kunstobjecten met een maximale hoogte van 3 meter.

7.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. het bouwen of in stand houden van gebouwen;
  • 2. activiteiten die bomen aantasten.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Verkeer zijn bedoeld voor verkeerswegen voor het doorgaande verkeer met het bestaande aantal rijstroken en de bijbehorende voorzieningen.

8.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van in- en uitvoegstroken, kruisingen, viaducten, bruggen, duikers, fiets- en voetpaden, geluidwerende voorzieningen, halteplaatsen, groenvoorzieningen, voorzieningen voor het onderhoud, reclame-uitingen en kunstobjecten.

8.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

1. het vergroten van het aantal rijstroken voor gemotoriseerd verkeer;
2. het verbreden van rijstroken voor gemotoriseerd verkeer.

Artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied

9.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Verkeer - Verblijfsgebied zijn bedoeld voor verblijf in de openbare ruimte, langzaam verkeer, gemotoriseerd verkeer, groen en water, en de bijbehorende voorzieningen.

9.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals het aanleggen, gebruiken en in stand houden van rijwegen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, bruggen, duikers, parkeerplaatsen, standplaatsen, kleine gebouwde parkeervoorzieningen voor fietsen, geluidwerende voorzieningen, speelvoorzieningen en kunstobjecten.
  • 2. Op de locatie met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - overbouwing" is de bestaande overbouwing toegestaan voor een aangrenzende woning toegestaan. In de overbouwing zijn de activiteiten toegestaan die in die aangrenzende woning mogen.
  • 3. Op de Smijerslaan is tussen gebouwen met de functie Maatschappelijk, het bouwen en gebruiken van een overdekte loopbrug en een overdekte voetgangersoversteek toegestaan. De loopbrug is maximaal 4 meter breed, 9 meter hoog en de vrije hoogte onder de loopbrug bedraagt minimaal 4,2 meter. De overdekte voetgangersoversteek is maximaal 3 meter breed, 6 meter hoog en de vrije hoogte onder de voetgangersoversteek bedraagt minimaal 4,2 meter.
  • 4. Het plaatsen en gebruiken van terrassen die voldoen aan de eisen van de horecaverordening en het terrassenreglement zijn toegestaan bij een horecagelegenheid.
9.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. Het houden van evenementen die niet voldoen aan de eisen van de Algemene Plaatselijke Verordening.
  • 2. Activiteiten die bomen aantasten.

Artikel 10 Waarde - Werelderfgoed Nieuwe Hollandse Waterlinie

10.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Waarde - Werelderfgoed Nieuwe Hollandse Waterlinie zijn primair bedoeld voor het behoud van de uitzonderlijke cultuurhistorische waarde van de militaire werken, het strategische watersysteem en het strategische landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, zoals het behoud van de openheid van het landschap, het strategische watersysteem, het zicht op een fort of de beleving van de nabijheid van een fort van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.

10.2 Bescherming van de locatie

Om de locatie te beschermen zijn de activiteiten bouwen, slopen en grondwerk verboden, behalve:

  • 1. als een activiteit nodig is voor het onderhoud van de bestaande bouwwerken, verkeersvoorzieningen, groen- en watervoorzieningen, groen- en waterstructuren, of
  • 2. als het gaat om het planten van bomen of struiken en het planten verenigbaar is met het doel van de functie of zorgt voor de vervanging van een al aanwezige boom of struik;
  • 3. als voor de activiteit een vergunning is verleend om af te mogen wijken van het verbod in dit lid.

Artikel 11 Water

11.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Water zijn bedoeld voor oppervlaktewater, oevers, taluds, groen en de bijhorende voorzieningen.

11.2 Activiteiten die bij de functie passen

Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals activiteiten voor het waterbeheer en voor waterberging, het aanleggen, gebruiken en in stand houden van taluds, beschoeiingen, kademuren, kruisingen met verkeer, bruggen, duikers, sluizen, groenvoorzieningen en kunstobjecten.

11.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. het dempen van oppervlaktewater;
  • 2. het bouwen of aanleggen, in stand laten of aangelegd laten van gebouwen of boten voor het wonen of voor de vestiging van een bedrijf.

Artikel 12 Wonen

12.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Wonen zijn bedoeld voor woningen met de daarbij horende voorzieningen.

12.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals de activiteiten die passen in een woning, het aanleggen, gebruiken en in stand houden van tuinen, erven, parkeervoorzieningen, waterberging, toegangspaden, ontsluitingswegen.
  • 2. In een woning met de aanduiding 'zorgwoning' is het wonen waarbij zorg verleend wordt, toegestaan.
  • 3. Op het adres Kemal Atatürkstraat 2 is een tandartspraktijk toegestaan.
  • 4. Op het adres Aartsbisschop Romerostraat 332 - 338 is een horecabedrijf in categorie B toegestaan op de begane grond.
12.3 Activiteiten die niet mogen

Het opheffen van bestaande parkeerplaatsen op het eigen perceel is verboden.

Artikel 13 Woonwagenstandplaats

13.1 Doel van de functie

Locaties met de functie Woonwagenstandplaats zijn bedoeld voor het wonen in woonwagens met als maximum aantal standplaatsen het aantal dat op de kaart is aangegeven met "maximum aantal wooneenheden”.

13.2 Activiteiten die bij de functie passen
  • 1. Activiteiten die passen bij het doel zijn toegestaan, zoals de activiteiten die passen in een woning, het aanleggen, gebruiken en in stand houden van tuinen, erven, parkeervoorzieningen, toegangspaden, ontsluitingswegen.
  • 2. Het is verboden om zonder vergunning een woonwagen te vervangen of te plaatsen. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning, als de woonwagen aan de volgende voorwaarden voldoet:
    • a. per standplaats mag niet meer dan 60% worden bebouwd, inclusief sanitaire voorzieningen en bijbehorende bouwwerken, met een maximum per standplaats van 135 m²;
    • b. een woonwagen die een bestaande woonwagen vervangt staat op dezelfde locatie als de te vervangen woonwagen;
    • c. een woonwagen die geen woonwagen vervangt wordt geplaatst op een locatie die gezien de belangen van bewoners van aangrenzende percelen of standplaatsen aanvaardbaar is;
    • d. er staat maximaal één woonwagen per standplaats;
    • e. de goothoogte van een woonwagen bedraagt niet meer dan 3,5 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter.
  • 3. Het bouwen van een bijbehorend bouwwerk of een uitbreiding hiervan, op een woonwagenstandplaats, is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • a. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de woonwagen;
    • b. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 2,5 meter met een maximale hoogte van 4 meter;
    • c. een bijbehorend bouwwerk heeft een maximale oppervlakte van 15 m².
13.3 Activiteiten die niet mogen

De volgende activiteiten zijn in ieder geval verboden:

  • 1. een zelfstandige woonwagen in onzelfstandige woonruimte om te zetten of een woonwagen zo te veranderen dat er een extra woonruimte ontstaat;
  • 2. het opheffen van bestaande parkeerplaatsen bij een woonwagen.

Hoofdstuk 3 Bouwen en slopen

Artikel 14 Inleidende bepalingen over het bouwen en het slopen

14.1 Werking van de regels in dit hoofdstuk

Regels in dit hoofdstuk blijven buiten toepassing voor zover zij niet te verenigen zijn met een regel over de toegewezen functie, met uitzondering van de regels in artikel 15, die altijd van toepassing zijn.

14.2 Nieuwe bouwwerken

Het bouwen is alleen toegestaan als de activiteit bouwen past bij het doel van de functie en als ook de activiteit of activiteiten waar het bouwwerk voor gebouwd wordt passen bij het doel van de functie.

14.3 Bestaande bouwwerken
  • 1. Bouwwerken die legaal zijn gebouwd zijn in overeenstemming met de regels die dit bestemmingsplan over de activiteit bouwen stelt.
  • 2. Bouwwerken of voorzieningen die zijn gebouwd of aangebracht om te voldoen aan een voorwaarde van een regel over een functie die op een locatie geldt, mogen niet worden afgebroken of veranderd, als daardoor niet meer aan die voorwaarde wordt voldaan.

Artikel 15 Bijzondere regels over bouwen

15.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren
  • 1. Een vergunning voor het bouwen wordt alleen verleend, als vast staat dat er voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd.
  • 2. De regel onder 1 is niet van toepassing op het bouwen van bijbehorende bouwwerken, dakopbouwen of dakterrassen.
  • 3. Aan de hand van beleidsregels waarin de normen voor parkeergelegenheid zijn opgenomen, stellen burgemeester en wethouders vast of aan de regel onder 1 wordt voldaan.
15.2 Woningvorming en omzetting

Het verbouwen, vervangen of vergroten van een woning die de vorming van een extra woning of de omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte tot gevolg heeft is alleen toegestaan als de eigenaar van de woning voldoet aan artikel 21, lid 21.3.

Artikel 16 Bouwen is toegestaan

16.1 Vergunningvrij bouwen

Op grond van dit bestemmingsplan is voor het bouwen geen vergunning nodig:

  • 1. als wettelijk bepaald is dat een bouwactiviteit niet hoeft te voldoen aan de regels van het bestemmingsplan;
  • 2. als de locatie niet is aangeduid als overige zone - omgevingskwaliteit en
    • a. als het bouwwerk op grond van de volgende leden van dit artikel is toegestaan of
    • b. als in de regels over de toegewezen functie regels over het bouwen zijn opgenomen en het bouwen in overeenstemming is met die regels en met de regels in dit hoofdstuk.
16.2 Gevallen waarin het overschrijden van de bouwgrens is toegestaan
  • 1. Een bouwgrens die geen bestemmingsgrens is mag, ongeacht de aanduidingen en regels over maatvoering en situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's, en afdaken of andere ondergeschikte bouwdelen.
  • 2. De regel onder 1 geldt niet als daarbij gebouwd wordt op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om te bouwen.
16.3 Dakopbouwen in de 'overige zone - bouwen'

Op een locatie met de aanduiding 'overige zone - bouwen' is voor het bouwen van een dakopbouw op een woning geen vergunning nodig op grond van dit bestemmingsplan, als die dakopbouw voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de locatie van het hoofdgebouw is niet aangeduid als overige zone - omgevingskwaliteit en op de locatie geldt geen functie die het bouwen verbiedt;
  • 2. het perceel van de woning grenst alleen aan de voorzijde aan de openbare ruimte;
  • 3. het hoofdgebouw is geen hoekpand;
  • 4. het hoofdgebouw heeft een plat dak;
  • 5. het hoofdgebouw bestaat uit 2 bouwlagen;
  • 6. de dakopbouw wordt op de bovenste bouwlaag gebouwd;
  • 7. de dakopbouw heeft niet tot gevolg dat een extra bouwlaag ontstaat;
  • 8. het is niet de eerste dakopbouw van een rij woningen van hetzelfde type;
  • 9. de dakopbouw is even hoog en ligt even ver terug als eerder gerealiseerde dakopbouwen op woningen van hetzelfde type in de rij of op eenzelfde type woning elders in het plangebied en sluit daar zoveel mogelijk op aan in vorm, afmeting, detaillering en materiaalgebruik.
16.4 Dakterras in de 'overige zone - bouwen'

Op een locatie met de aanduiding 'overige zone - bouwen' is een dakterras op een aan- of uitbouw toegestaan dat voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het dakterras hoort bij een woning;
  • 2. het hoofdgebouw heeft meer dan één bouwlaag;
  • 3. het dakterras wordt op de aan- of uitbouw die bij het hoofdgebouw hoort, geplaatst of op het deel van het hoofdgebouw dat alleen één bouwlaag op de begane grond heeft en
  • 4. die aan- of uitbouw bestaat uit één bouwlaag;
  • 5. het hek om het dakterras is niet hoger dan 1,5 meter.
16.5 Bijbehorend bouwwerk dat aan een openbaar gebied grenst
  • 1. Een bijbehorend bouwwerk bij een woning dat niet voldoet aan de bepaling in artikel 2, onderdeel 3, onder c, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, maar wel voldoet aan de overige bepalingen van dat onderdeel, mag gebouwd worden, als het openbaar toegankelijke gebied een deel van een binnenterrein is dat aan alle zijden omgeven is door hoofdgebouwen.
  • 2. Voor de toepassing van de regel onder 1 wordt de versie van het Besluit omgevingsrecht gebruikt die geldt op de datum van vaststelling van dit bestemmingsplan.
16.6 Bouwen in de openbare ruimte

In de openbare ruimte is, als de toegewezen functies zich daartegen niet verzetten en de verkeersveiligheid, de waterveiligheid en de veiligheid van personen die in de openbare ruimte verblijven niet worden aangetast, het bouwen van de volgende voorzieningen toegestaan:

  • 1. sport- of speeltoestellen die niet hoger zijn dan 4 meter en die uitsluitend functioneren met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
  • 2. geluidwerende voorzieningen en
  • 3. kunstobjecten.

Artikel 17 Bouwen met vergunning

17.1 Bouwen op locatie met aanduiding Waarde - Omgevingskwaliteit
  • 1. Het is verboden om zonder vergunning te bouwen op een locatie met de aanduiding overige zone - omgevingskwaliteit.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning alleen als de er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de kwaliteitskenmerken die op de Lijst locaties met omgevingskwaliteiten, bijlage 4 van de regels, zijn beschreven.
  • 3. Bij de beoordeling van een aanvraag kunnen burgemeester en wethouders advies vragen van deskundigen of van een instantie die belast is met de bescherming van de betreffende kwaliteiten.
  • 4. Als op grond van een andere regel in het bestemmingsplan ook een vergunning voor het bouwen nodig is, dan zijn de regels onder 2 en 3 daarop van toepassing en geldt die vergunning als de vergunning in de regel onder 1.
17.2 Bouwen buiten de bouw- en bestemmingsgrens
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het afwijken van de regels die op een locatie gelden en daarbij toestaan dat een bouw- en bestemmingsgrens, ongeacht de aanduidingen en regels over die functies of over de maatvoering en de situering, met maximaal 1,5 meter overschreden worden door:
    • a. bij gebouwen horende trappenhuizen, entreeportalen, veranda's;
    • b. andere ondergeschikte bouwdelen, zoals bij gebouwen horende stoepen, stoeptreden, hellingbanen;
    • c. balkons, erkers en afdaken, als de vrije hoogte, gemeten van de onderzijde van het overschrijdende bouwdeel tot aan het aansluitende, afgewerkte maaiveld minimaal 2,2 meter bedraagt.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de onder 1 bedoelde vergunning niet als:
    • a. de overschrijding niet te verenigen is met het doel van de functie of
    • b. de overschrijding onevenredige hinder voor aangrenzende percelen tot gevolg heeft of
    • c. op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om te bouwen.
17.3 Bouwen met een kleine afwijking van regels

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen, een vergunning verlenen voor:

  • 1. het afwijken van hoogtematen en bebouwingspercentages met maximaal 10% van deze maten en percentages, voor zover de afwijking niet leidt tot een extra bouwlaag;
  • 2. het afwijken van de regels voor het plaatsen van vlucht- of noodtrappen;
  • 3. het overschrijden van de maximale bouwhoogte van gebouwen met maximaal 1,5 meter voor het plaatsen van hekwerken of borstweringen voor dakterrassen op een locatie zonder de aanduiding 'overige zone - bouwen';
  • 4. het afwijken van de regels voor het bouwen met een geringe afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, als dit noodzakelijk is in verband met onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een kleine afwijking vraagt;
  • 5. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  • 6. het afwijken van de regels over de hoogte van bouwwerken voor een bouwhoogte van sirenemasten of masten voor mobiel dataverkeer toestaan tot maximaal 30 meter.
17.4 Hoofdgebouwen bouwen of verbouwen in de 'overige zone - bouwen'
  • 1. Het is verboden om op een locatie met de aanduiding 'overige zone - bouwen' zonder vergunning een hoofdgebouw te bouwen of te verbouwen.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen een vergunning voor het bouwen of verbouwen alleen:
    • a. als een nieuw of te verbouwen hoofdgebouw een bestaand hoofdgebouw op dezelfde plek vervangt en een omvang heeft die vergelijkbaar is met de te vervangen of te verbouwen bebouwing;
    • b. als een nieuw hoofdgebouw een bestaand hoofdgebouw op dezelfde plek vervangt, hoger is dan de te vervangen bebouwing en aan de volgende voorwaarden voldoet:
      • het nieuwe hoofdgebouw sluit beter aan bij de omringende bebouwing,
      • het woon- en leefklimaat of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen gaan niet onevenredig achteruit vergeleken met het bestaande hoofdgebouw;
    • c. als een nieuw hoofdgebouw een bestaand, vrijstaand hoofdgebouw met een maatschappelijke functie vervangt en aan de volgende voorwaarden voldoet:
      • het nieuwe hoofdgebouw staat vrij en sluit in hoogte en situering goed aan bij de omringende bebouwing;
      • het woon- en leefklimaat of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen gaan niet onevenredig achteruit vergeleken met het bestaande hoofdgebouw;
      • de geluidsbelasting op de gevels van het nieuwe hoofdgebouw voldoet aan de Wet geluidhinder en
      • de invloed van factoren die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid van de gebruikers van het hoofdgebouw en de daarbij horende buitenruimtes is in vergelijking tot de te veranderen situatie aanvaardbaar;
    • d. op een perceel dat deel uitmaakt van lintbebouwing een hoofdgebouw gesloopt wordt en op een ander deel van het perceel een nieuw hoofdgebouw gebouwd wordt, waarbij
      • het hoofdgebouw een woning is en de functie wonen heeft;
      • de beleving van het lint niet verslechtert,
      • de omvang van het grondvlak niet meer dan 20% en de bouwhoogte niet meer dan 10% groter is dan respectievelijk het grondvlak en de hoogte van het hoofdgebouw dat vervangen wordt,
      • de geluidsbelasting op de gevels van het nieuwe hoofdgebouw voldoet aan de Wet geluidhinder,
      • het woon- en leefklimaat of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig achteruit gaan vergeleken met de plek van het bestaande hoofdgebouw en
      • het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
    • e. als het een dakopbouw op een woning met twee of meer bouwlagen betreft
      • die op een woning komt van een huizenblok dat binnen een groen kader valt van de Luchtfoto met dakopbouwkader , bijlage 6 bij de regels,
      • die niet op grond van artikel 16, lid 16.3, gebouwd mag worden,
      • die niet geweigerd hoeft te worden op grond van de regel in lid 17.1 en
      • die voldoet aan de voorwaarden van de bijlage 5, Dakopbouwen in Voordorp;
    • f. als de verbouw de vergroting van een hoofdgebouw met een bedrijfsfunctie betreft die
      • niet meer bedraagt dan 10% van het bedrijfsvloeroppervlak,
      • qua omvang aansluit bij de omringende bebouwing,
      • de hinder van het bedrijf op omliggende percelen niet groter maakt en
      • het woon- en leefklimaat of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig aantast.
17.5 Bouwen of verbouwen van ondergeschikte bouwwerken voor mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, in afwijking van artikel 16, lid 16.1, een tijdelijke vergunning verlenen voor het vergroten van een bijgebouw voor mantelzorg, ongeacht de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen, voor zover de vergroting voor het doel noodzakelijk is en geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende woonpercelen veroorzaakt. Zodra de vergunning vervalt, moet de vergroting ongedaan gemaakt worden voor zover die in strijd is met artikel 16, lid 16.1.

17.6 Bouwen op locaties waar het bouwen in verband met de functie verboden is
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen om af te wijken van een regel die een locatie in verband met een functie beschermt door de activiteit bouwen te verbieden, als het bouwwerk past bij het doel van de andere aan de locatie toegewezen functies en het doel van de beschermde functie niet doorkruist.
  • 2. De vergunning wordt geweigerd, als het bouwen of het bouwwerk, gezien het belang van de te beschermen functie, schade of gevaar kan veroorzaken of als het te bouwen bouwwerk bij wet als kwetsbaar of zeer kwetsbaar object is aangewezen.
  • 3. Burgemeester en wethouders betrekken het advies van de beheerder van de te beschermen functie bij het besluit over de vergunning.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen, om schade uit te sluiten of om gevaar te voorkomen, voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 18 Slopen met vergunning

18.1 Slopen op locatie met aanduiding Waarde - Omgevingskwaliteit
  • 1. Het is verboden om zonder vergunning bebouwing of een deel daarvan te slopen op een locatie met de aanduiding Overige zone - Omgevingskwaliteit.
  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen de vergunning alleen als het project waar het slopen deel van uitmaakt genoeg rekening houdt met de kwaliteitskenmerken die op de Lijst locaties met omgevingskwaliteiten, bijlage 4 bij de regels, zijn beschreven.
  • 3. De vergunning wordt in ieder geval geweigerd als niet vaststaat dat het project waar het slopen deel van uitmaakt uitgevoerd mag worden.
  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in de vergunning voorwaarden opnemen die verband houden met de veiligheid of met de functie, waaronder de voorwaarde dat de sloop alleen is toegestaan, als andere vergunningen voor het project onherroepelijk verleend zijn.
  • 5. Bij de beoordeling van een aanvraag kunnen burgemeester en wethouders advies vragen van deskundigen of van een instantie die belast is met de bescherming van de betreffende kwaliteiten.
18.2 Slopen op locaties waar het slopen in verband met de functie verboden is
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen om af te wijken een regel die een locatie in verband met een functie beschermt door de activiteit slopen te verbieden, als het slopen het doel van de beschermde functie niet doorkruist.
  • 2. De vergunning wordt in ieder geval geweigerd als niet vaststaat dat het project waar het slopen deel van uitmaakt uitgevoerd mag worden.
  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in de vergunning voorwaarden opnemen die verband houden met de veiligheid of met de functie, waaronder de voorwaarde dat de sloop alleen is toegestaan, als andere vergunningen voor het project onherroepelijk verleend zijn.
  • 4. Bij de beoordeling van een aanvraag betrekken Burgemeester en wethouders het advies van de beheerder van de te beschermen functie bij het besluit over de vergunning.

Artikel 19 Overgangsrecht dakopbouwen en dakterrassen

  • 1. Bestaande, legale dakopbouwen die afwijken van de regel in artikel 16, lid 16.3, en niet aan de voorwaarden in de bijlage 5 Dakopbouwen in Voordorp, voor een vergunning op grond van artikel 17, lid 17.4, onder d, voldoen, zijn toegestaan zolang de afwijking niet wordt vergroot.
  • 2. Bestaande, legale dakterrassen die in strijd zijn met artikel 16, lid 16.4 of artikel 17, lid 17.4, zijn toegestaan zolang de afwijking niet wordt vergroot.

Hoofdstuk 4 Gebouwen en locaties gebruiken

Artikel 20 Activiteiten die niet zijn toegestaan

20.1 Een activiteit moet passen bij het doel van functies

Activiteiten die niet passen bij het in de regels beschreven doel van een functie die aan een locatie is toegewezen, gelezen met toepassing van artikel 21, zijn verboden.

20.2 Activiteiten die in het algemeen niet mogen
  • 1. De volgende activiteiten zijn verboden:
    • a. het plaatsen, laten plaatsen of geplaatst houden van een onderkomen op een sta- of ligplaats op onbebouwde locaties;
    • b. bedrijfsmatige seksactiviteiten;
    • c. zelfstandige horeca-activiteiten, belhuizen en afhaalzaken;
    • d. het aanbieden van logies;
    • e. het permanent bewonen van stacaravans en recreatiewoningen;
    • f. het kamperen op onbebouwde gronden;
    • g. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    • h. het opslaan van goederen voor de voorgevelrooilijn;
    • i. het opslaan van goederen in de openbare ruimte anders dan opslag die hoort bij een aan de openbare ruimte toegewezen functie;
    • j. het opslaan van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • k. het opslaan van voertuigen, vliegtuigen, boten of onderdelen daarvan op onbebouwde locaties;
    • l. het storten of het opslaan van puin en afvalstoffen op onbebouwde locaties, met uitzondering van het voor korte tijd opslaan van huishoudelijk tuinafval.
  • 2. Het verbod onder 1 geldt niet voor locaties met een functie die de activiteit expliciet toestaat.

Artikel 21 Activiteiten in de woning, nieuwe woonruimte

21.1 Uniforme toepassing van regels over wonen
  • 1. Locaties waar op grond van de toegewezen functie de activiteit wonen is toegestaan, zijn voor zover het die activiteit betreft uitsluitend bedoeld voor het wonen in een woning.
  • 2. Als de regels over een functie expliciet andere vormen van wonen toestaan, zoals het wonen in onzelfstandige woonruimtes of in zorgwoningen, dan:
    • a. blijft de regel onder 1 buiten toepassing, als de regels over de functie uitsluitend die andere vormen toestaan, en anders
    • b. wordt het onder 1 genoemde doel aangevuld met die vormen van wonen.
  • 3. De regels over de aantallen, het type of de aard van woningen of woonruimtes die in verband met het doel van de functie wonen op een locatie gelden, blijven onverminderd van toepassing.
21.2 Algemene regels over wonen
  • 1. De activiteit wonen is alleen toegestaan op locaties met de functie wonen.
  • 2. In één woning woont slechts één huishouden.
  • 3. Voor de toepassing voor deze regels worden de volgende situaties ook gezien als één huishouden:
    • a. een eigenaar die als hoofdbewoner kamers verhuurt aan maximaal twee personen (hospitaregeling);
    • b. een huishouden dat mantelzorg verleent, waarbij de ontvanger van mantelzorg in de woning woont of in een gebouw dat bij de woning hoort.
  • 4. In afwijking van de regel onder 1 is mag een bedrijfswoning als woning gebruikt worden.
  • 5. In afwijking van de regel onder 2 is het wonen in onzelfstandige woonruimte toegestaan,
    • a. als het wonen in onzelfstandige woonruimte, na toepassing van lid 21.1, past binnen het doel van de functie,
    • b. als de eigenaar van de woning een vergunning heeft die het gebruik van die woonruimte als onzelfstandige woonruimte toestaat,
    • c. als de eigenaar van de woning beschikt over een gedoogverklaring en de onzelfstandige bewoning sinds het ontvangen van die verklaring onafgebroken heeft plaatsgevonden in maximaal diezelfde omvang of
    • d. als de eigenaar aannemelijk kan maken dat de onzelfstandige bewoning voor 1 mei 1975 bestond en sindsdien onafgebroken heeft plaatsgevonden in maximaal diezelfde omvang.
21.3 Woningvorming en omzetting
  • 1. Het is verboden om zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte om te zetten of om een woning zo te veranderen dat er een extra woning ontstaat.
  • 2. Het is verboden om een bijbehorend bouwwerk te gebruiken of in te richten als woning.
  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regel onder 1 om woningvorming of omzetting toe te staan, als na toepassing van de algemene leefbaarheidstoets en de fysieke leefbaarheidseisen uit de beleidsregels "Wijziging samenstelling van de woonruimtevoorraad (woningsplitsen en omzetten)", blijkt dat kwalitatief goede onzelfstandige woonruimten of woningen ontstaan en er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het woon- en leefmilieu;
    • b. de privacy van omwonenden;
    • c. het verkeer en de parkeersituatie;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
21.4 Bedrijf-aan-huis
  • 1. Een bedrijf-aan-huis, met uitzondering van een bed-and-breakfast, voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • a. het bedrijf-aan-huis past in een woonomgeving, wat onder meer blijkt uit het feit dat de activiteiten geen bijzondere verkeersbewegingen of parkeerdruk veroorzaken in vergelijking tot een normaal gebruik van de woning;
    • b. het totale vloeroppervlak van het bedrijf-aan-huis, de som van de oppervlaktes die bij de toepassing van de regels onder c, d en e gebruikt worden, bedraagt maximaal 60m2;
    • c. het bedrijf-aan-huis gebruikt maximaal een derde deel van het bruto vloeroppervlak van de woning of de bedrijfswoning;
    • d. het bijbehorend bouwwerk dat voor een bedrijf-aan-huis wordt gebruikt staat vrij, waarbij het bedrijf-aan-huis maximaal 40 m2 van het bruto vloeroppervlak van het bijbehorend bouwwerk gebruikt;
    • e. in afwijking van de regel onder b kan een bedrijf-aan-huis maximaal 60 m2 bruto vloeroppervlak van een bijbehorend bouwwerk gebruiken, als het bruto vloeroppervlak van het bijbehorende bouwwerk groter is dan 100 m²;
    • f. de bedrijfsactiviteiten worden binnen verricht;
    • g. de bedrijfsactiviteiten bestaan uit de uitoefening van een beroep of uit activiteiten van een bedrijf in de categorie A of B1 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten in de woonomgeving;
    • h. het bedrijf-aan-huis is geen inrichting waarvoor een omgevingsvergunning nodig is op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • i. het bedrijf-aan-huis is geen winkel, geen afhaalzaak, geen belhuis, geen horecabedrijf of seksinrichting.
  • 2. In afwijking van de regel onder 1e, kunnen de burgemeester en wethouders een vergunning verlenen voor andere dan de op de lijst aangeven activiteiten, waaronder bedrijfsactiviteiten in categorie B2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten in de woonomgeving, als die activiteit geen of een beperkte invloed op de omgeving heeft, vergelijkbaar met activiteiten die vallen onder de categorie A of B1 van deze lijst.
21.5 Logies: bed-and-breakfast en particuliere vakantieverhuur
  • 1. In afwijking van de regel in artikel 20, lid 20.2, onder 1d, is het aanbieden van logies in een woning toegestaan in de vorm van een bed-and-breakfast, als die voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • a. de bed-and-breakfast wordt gedreven door de hoofdbewoner of door een volwassen bewoner die hoort tot het huishouden van de hoofdbewoner;
    • b. de hoofdbewoner houdt minimaal 50% van de woning in gebruik voor zijn huishouden.
  • 2. In afwijking van de regel in artikel 20, lid 20.2, onder 1d, is het aanbieden van logies in een woning toegestaan in de vorm van particuliere vakantieverhuur die voldoet aan de "Beleidsregels Particuliere Vakantieverhuur".

Artikel 22 Additionele horeca

Additionele horeca is als ondergeschikte activiteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de additionele horeca vindt plaats in een gebouw dat in hoofdzaak wordt gebruikt voor een van de volgende activiteiten: zelfstandige kantoren, bedrijfsactiviteiten in bedrijven, maatschappelijke diensten, culturele en sociaal-culturele activiteiten, sport en recreatie;
  • 2. het deel van het gebouw voor de additionele horecaruimte is alleen open tijdens de openingstijden van de genoemde hoofdactiviteit;
  • 3. bij een gebouw met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.200m2 is het deel voor additionele horeca niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 300m2;
  • 4. bij een gebouw met een bruto vloeroppervlak van 1.200m2 of groter is het deel voor additionele horecaruimte niet groter dan 25% van het bruto vloeroppervlak;
  • 5. de additionele horecaruimte is alleen bereikbaar via de ingang van het gebouw met de hoofdactiviteit.

Artikel 23 Ondersteunende horeca in een winkel of verkoop in horeca

23.1 Voorwaarden voor ondersteunende horeca in een winkel

Ondersteunende horeca is als ondergeschikte activiteit toegestaan in een winkel, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. verkoop van artikelen in de winkel is de hoofdactiviteit;
  • 2. de horeca-activiteit vindt plaats in één deel van de winkel;
  • 3. vanaf de straat is niet zichtbaar dat er een horecadeel in de winkel is;
  • 4. bij een winkel met een bruto vloeroppervlak van maximaal 350m2 is het horecadeel niet groter dan 40% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100m2;
  • 5. bij een winkel met een bruto vloeroppervlak van 350 tot 1.500 m2 is het horecadeel niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 300m2;
  • 6. bij een winkel met een bruto vloeroppervlak boven 1.500 m2 is het horecadeel niet groter dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  • 7. de horecaruimte is alleen bereikbaar via de ingang van de winkel;
  • 8. de winkel heeft een toilet voor bezoekers.
23.2 Voorwaarden voor ondersteunende verkoop in een horecabedrijf

In een horecabedrijf is winkelverkoop als ondergeschikte activiteit toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de horeca-activiteit is de hoofdactiviteit;
  • 2. de winkel-activiteit vindt plaats in één deel van het horecabedrijf;
  • 3. vanaf de straat is niet zichtbaar dat er een winkeldeel in het horecabedrijf is;
  • 4. bij een horecabedrijf met een bruto vloeroppervlak van maximaal 350 m2 is het winkeldeel niet groter dan 40% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100m2;
  • 5. bij een horecabedrijf met een bruto vloeroppervlak boven 350 m2 is het winkeldeel niet groter dan 30% van het bruto vloeroppervlak;
  • 6. het winkeldeel is alleen bereikbaar via de ingang van het horecabedrijf.
23.3 Gevelbankjes bij ondersteunende horeca of bij horeca met ondersteunende verkoop

Een winkel met ondersteunende horeca of een horecabedrijf met ondersteunende verkoop mag een of meer gevelbankjes plaatsen, als die aan de volgende regels voldoen:

  • 1. een gevelbankje staat op een locatie met de functie Verkeer, Verkeer - Verblijfsgebied of met een functie die een winkel toestaat;
  • 2. gevelbankjes worden niet gebruikt als horecaterras;
  • 3. op een locatie met de functie Verkeer of Verkeer - Verblijfsgebied ontstaat er geen hinder voor verkeer, waarbij in ieder geval minimaal 1,5 meter voor passerende voetgangers beschikbaar blijft, gerekend van een gevelbankje;
  • 4. de totale breedte van de gevelbankjes bij een winkel of een horecabedrijf bedraagt maximaal 4 meter;
  • 5. het gevelbankje steekt maximaal 0,6 meter uit, gerekend vanaf de gevel van de winkel;
  • 6. als de winkel of het horecabedrijf gesloten is, zijn gevelbankjes weggehaald of opgeklapt.

Artikel 24 Kruisingen, tunnels, bruggen en viaducten

24.1 Werking van dit artikel

Dit artikel is alleen van toepassing op kruisingen van verkeersinfrastructuur of water met andere verkeersinfrastructuur of met water, waarbij de toegewezen functie, een andere functie doorkruist, wat onder meer blijkt uit het feit dat ter plaatse van de kruising aan weerszijden diezelfde andere functie is toegewezen.

24.2 Activiteitenregeling bij kruisingen

Op de locatie van de kruising zijn naast de activiteiten die bij de toegewezen functie horen ook de activiteiten toegestaan die bij de functie horen die gekruist wordt.

Hoofdstuk 5 Grondwerk

Artikel 25 Vergunning in verband met de bescherming van een functie

25.1 Grondwerk dat niet is toegestaan

Het volgende grondwerk is niet toegestaan op een locatie die in verband met een functie beschermd is met een verbod om grondwerk te verrichten:

  • 1. het wijzigen van het maaiveldniveau door afgraven of ophogen;
  • 2. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
  • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • 4. het verrichten van graafwerkzaamheden (zoals ten behoeve van rioleringen, kabels, leidingen en drainage), anders dan normaal graafwerk;
  • 5. het planten of rooien van bomen of van andere diep wortelende planten;
  • 6. het aanleggen van oppervlaktewater, het verbreden of het dempen van bestaand oppervlaktewater.
25.2 Vergunning voor afwijken
  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen in afwijking van de regel in lid 25.1 een vergunning voor het verrichten van grondwerk verlenen, als het grondwerk, gezien het belang van de beschermde functie, geen onevenredige schade of gevaar kan veroorzaken.
  • 2. Burgemeester en wethouders betrekken het advies van de beheerder van de beschermde functie bij het besluit over de vergunning.
25.3 Vergunningvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen, om onevenredige schade uit te sluiten of om onveilige situaties te voorkomen, voorschriften aan de vergunning verbinden.

Artikel 26 Bescherming van archeologische waarden

Dit artikel treedt in werking op 1 januari 2022. Tot die datum blijven de vergelijkbare bepalingen in de Verordening op de archeologische monumentenzorg van toepassing.

26.1 Grondwerk waarvoor geen vergunning in verband met archeologische waarden nodig is

Met inachtneming van artikel 25 is het volgende grondwerk toegestaan:

  • 1. grondwerk dat wordt verricht op een locatie die niet is aangeduid als een archeologische verwachtingszone;
  • 2. grondwerk dat normaal onderhoud en beheer betreft, zoals onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • 3. grondwerk dat samenhangt met vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 4. grondwerk dat nodig is voor archeologisch onderzoek of voor onderzoek naar de bodemkwaliteit;
  • 5. grondwerk dat in overeenstemming met de wettelijke voorschriften al in uitvoering is op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
26.2 Grondwerk zonder vergunning in verband met de zone archeologische verwachtingswaarde

Met inachtneming van artikel 25 mag het volgende grondwerk op een locatie binnen een zone met een archeologische verwachtingswaarde zonder vergunning uitgevoerd worden, voor zover de activiteit aan de op de locatie geldende voorwaarden voldoet:

  • 1. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 1' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 1000m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 50cm onder het maaiveld;
  • 2. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 2' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 1000m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 30cm onder het maaiveld;
  • 3. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 3' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 100m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 50cm onder het maaiveld;
  • 4. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 4' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 100m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 30cm onder het maaiveld;
  • 5. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 5' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 50m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 50cm onder het maaiveld;
  • 6. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 6' onder de voorwaarde dat het grondwerk een oppervlakte van maximaal 50m2 verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 30cm onder het maaiveld;
  • 7. op een locatie met de aanduiding 'overige zone - archeologische verwachting - 7' onder de voorwaarde dat het grondwerk een verwaarloosbaar oppervlakte verstoort en geen verstoring veroorzaakt beneden een diepte van 30cm meter onder het maaiveld.
26.3 Vergunning in verband met de archeologische waarde
  • 1. Op een locatie met een van de in lid 26.2 genoemde aanduidingen is het verboden om zonder vergunning grondwerk te verrichten, behalve als de activiteit op grond van lid 26.1 of lid 26.2 is toegestaan.
  • 2. De vergunning wordt verleend, als is gebleken dat het grondwerk geen directe of indirecte gevolgen heeft voor het archeologische erfgoed of als er maatregelen zijn getroffen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden.
  • 3. De vergunning wordt geweigerd als op voorhand zeker is dat de vergunning die op grond van artikel 25 voor het grondwerk nodig is niet verleend kan worden.
  • 4. Bij de aanvraag voor een vergunning als bedoeld onder 1 wordt een deskundigenrapport overlegd, als zo'n rapport over de gevolgen van het grondwerk op de archeologische waarde nodig is voor een goede beoordeling van de aanvraag.
  • 5. Aan de vergunning als bedoeld onder 1 kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden:
    • a. de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • c. de verplichting om het grondwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of dat gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een vergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van vaststelling van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Als het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van vaststelling van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 28 Slotregel


Deze regels worden aangehaald als:

regels van het bestemmingsplan Voordorp-Voorveldsepolder.