4.4 Bodem
Het gemeentelijk bodembeleid gaat uit van de volgende algemene uitgangspunten:
-
Bodembescherming
Nieuwe bodemverontreiniging moet worden voorkomen en indien er toch bodemverontreiniging ontstaat moet de bodem direct worden gesaneerd. Dit speelt met name bij bedrijfsmatige activiteiten en/of calamiteiten.
-
Bodemsanering
Ernstig verontreinigde locaties dienen te worden gesaneerd indien er tevens sprake is van milieuhygiënische risico's. Bij immobiele verontreiniging in de bovengrond die zich niet kan verspreiden (zoals zware metalen en PAK) wordt uitgegaan van een zogenoemde functiegerichte benadering. Dit houdt in dat de kwaliteitseisen die aan de bodem worden gesteld afhankelijk zijn van de (toekomstige) bestemming van de locatie. Bij mobiele verontreiniging die zich via het grondwater kan verspreiden, wordt mede afhankelijk van de kosteneffectiviteit, zoveel mogelijk verwijdering van de verontreiniging nagestreefd. Een ander uitgangspunt is dat bij nieuw in te richten gebieden of terreinen hogere eisen worden gesteld aan de bodemkwaliteit dan bij milieuhygiënisch onvermijdbare saneringen in gebieden waar geen nieuwe inrichting plaats vindt. Bij nieuwe situaties ligt het criterium voor saneren bij ernstige verontreiniging.
-
Bodembeheer
Bij hergebruik van (schone of licht verontreinigde) grond wordt uitgegaan van het principe "wat schoon is moet schoon blijven" en "wat vies is mag niet viezer worden". Waar mogelijk wordt een verbetering van de kwaliteit nagestreefd, zodat de bodem duurzaam geschikt wordt voor elk gewenst gebruik.
Bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen, een functiewijziging of aan- dan wel verkoop dient een bodemonderzoek conform de NEN 5740 verricht te worden. Op basis van dit onderzoek wordt beoordeeld of de locatie geschikt is voor de geplande functie of dat er nog een nader onderzoek of misschien zelfs een bodemsanering noodzakelijk is voordat de locatie geschikt is voor de geplande functie.
De resultaten van het onderzoek dienen bij de in te dienen bouwaanvraag te worden overlegd voor deze in behandeling wordt genomen. Hierbij dient te worden aangetoond dat de grond ter plaatse geschikt is voor de uitoefening van de functie. In het gemeentelijk bodeminformatiesysteem AV Besure is onderzocht of in het gebied ernstige gevallen van bodemverontreiniging aanwezig zijn:
- relevante informatie uit bodeminformatiesysteem over historisch bodemgebruik;
- zijn er in het plangebied verontreinigde locaties aanwezig?
- aangeven wat bekend is van bodemkwaliteit, wat is gesaneerd, wat eventueel potentieel risico is
vanwege huidig gebruik.
In het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen bekend. In verband met de voorgenomen sloop van de huidige gebouwen en de geplande nieuwbouw is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Verkennend bodemonderzoek Castellumlaan 1 te De Meern, Aveco de Bondt, d.d. 3 september 2008). In de bovengrond van de onderzoekslocatie zijn vanaf het maaiveld tot maximaal 1,0 meter onder het maaiveld overwegend bijmengingen met puin, bakstenen en kolen aangetroffen. In de ondergrond zijn geen bijmengingen aangetroffen. Tijdens de maaiveldinspectie en bij veldwerkzaamheden zijn op maaiveld of in de bodem geen asbestverdachte materialen aangetroffen.
Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de puin, baksteen-, kool-, en slakhoudendende bovengrond van de onderzoekslocatie lichte verontreinigingen aan koper, lood, zink, barium, kobalt, minerale olie en PAK bevat. De lichtverhoogte gehalten in de bovengrond hangen zeer waarschijnlijk samen met de diverse bijmengingen in de bovengrond.
De ondergrond bevat lichte verontreinigingen aan nikkel en kobalt.
In het ondiepe grondwater zijn lichte verontreinigingen van barium en molybdeen gemeten.
De vastgestelde bodemkwaliteit geeft geen risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu. Voor geen van de gemeten stoffen wordt de interventiewaarde overschreden. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de grond vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt geacht voor zowel het huidige als het toekomstige gebruik.