direct naar inhoud van 5.10 Flora en fauna
Plan: Cartesiusweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPCARTESIUSWEG-0401

5.10 Flora en fauna

5.10.1 Inleiding

Het Groenstructuurplan Utrecht (vastgesteld door de raad in april 2007) heeft tot doel het verhogen van de kwaliteit van het stedelijk groen ten behoeve van de leefbaarheid van de stad. In het Groenstructuurplan zijn de bestaande en wenselijke stedelijke groenstructuren vastgelegd. Deze groenstructuren hebben zowel een landschappelijke, cultuurhistorische, recreatieve als ook ecologische functie. Het is op grond van dit Groenstructuurplan de bedoeling dat de kwaliteit van het groen in deze zones zich steeds verder ontwikkelt en verbetert. Veranderen van functie is alleen mogelijk na bestuurlijke afweging. Een afname van oppervlakte van de stedelijke groenstructuur dient te worden gecompenseerd.

In de Flora- en faunawet zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Flora- en faunawet legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of (bestemmings )plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Flora- en faunawet. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Flora- en faunawet. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.

Bij het vaststellen van het bestemmingsplan dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Flora- en faunawet niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend

5.10.2 Onderzoek en conclusie

Wanneer bij planvorming de bestemming in een gebied verandert, moet middels een flora en fauna inventarisatie de huidige waarde worden bekeken en moet er inzicht worden gegeven in het voorkomen van beschermde planten en diersoorten.

Bureau Waardenburg heeft in het kader van dit bestemmingsplan in februari 2013 een quickscan uitgevoerd naar het voorkomen van beschermde soorten in het plangebied. Hierbij zijn verschillende beschermde soorten aangetroffen. Het gehele onderzoek is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.

In Cartesiusweg e.o. is het voorkomen van diverse beschermde soorten vastgesteld. Het betreft veelal soorten die zijn aangepast aan het leven in stedelijk gebied. Het bestemmingsplan actualiseert de bestaand situatie, waardoor geen noemenswaardige conflictsituaties worden verwacht met betrekking tot de Flora- en faunawet. Ingrepen kunnen leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten, maar door mitigerende maatregelen te treffen kunnen de effecten worden beperkt. Eventueel kunnen compenserende maatregelen worden toegepast, bijvoorbeeld in de vorm van het plaatsen van nestkasten.

De belangrijkste waarden (Flora- en faunawet) zijn:

  • kademuur Industriehaven (zwartsteel, steenbreekvaren, tongvaren)
  • pannengedekte daken (huismus, gierzwaluw)
  • ondergrondse objecten en bunker (mogelijk vleermuizen).


Daarnaast is specifiek op de braakliggende terreinen een hoge biodiversiteit aanwezig.

In Cartesiusweg e.o. zijn geen gebieden aanwezig die zijn beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 of planologische bescherming genieten in het kader van de Ecologische HoofdStructuur.

Dit bestemmingsplan is actualiserend van aard. Er hoeft daarom geen verder vleermuisonderzoek gedaan te worden om het bestemmingsplan vast te stellen. Wanneer nieuwe ontwikkelingen in het gebied plaatsvinden is verder vleermuisonderzoek noodzakelijk. Bij werkzaamheden aan de kades dient rekening gehouden te worden met de aanwezige varens.

Indien in gebieden met pannengedekte daken werkzaamheden aan de daken worden verricht vormen de aanwezige huismussen en gierzwaluwen aandachtspunten. Er dient dan gedetailleerd onderzoek te worden verricht en eventueel maatregelen te worden genomen.

5.10.3 Groenstructuur projectgebied

In het plangebied is groen spaarzaam aanwezig in de vorm van enkele bomenrijen (voornamelijk populieren), wegbegeleidend groen, (spoor)bermen en enig groen op de bedrijventerreinen.

Groengebied en verbindingen naar buiten

In het bestemmingsplangebied ligt geen ecologische groenstructuur.

De spoorbermen vormen in Utrecht één van de groene verbindingsstructuren. De spoorlijnen hebben vaak een brede stuk groen tussen bebouwing en spoorbaan. Vele reizigers zien Utrecht vanuit de trein. Het groen langs de spoorlijnen biedt deze reizigers en de aanliggende bewoners aantrekkelijke beelden. Tevens bieden de bermen van de spoorlijnen mogelijkheden om groene verbindingen aan te leggen.