Artikel 20 Tuin - 1
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woning zoals vermeld in artikel
30 Wonen - 2.
20.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden:
20.2.1 Bijbehorende bouwwerken
-
a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend 1 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw in de bestemming Wonen - 2 worden gebouwd;
-
b. de diepte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk aan het hoofdgebouw in de bestemming Wonen
- 2 mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw, niet meer dan 3 meter bedragen;
-
c. de breedte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk aan de zijgevel van het hoofdgebouw in de bestemming Wonen - 2 mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw, niet meer dan 3 meter bedragen;
-
d. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw in de bestemming Wonen - 2 bedragen, vermeerderd met 0,3 meter;
-
e. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen; indien het vrijstaande bijbehorende bouwwerk wordt afgedekt met een kap mag de bouwhoogte niet meer dan 4,5 meter bedragen;
-
f. de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw in de bestemming Wonen - 2 mag niet meer dan 10 meter bedragen;
-
g. de erfzone mag volledig worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
-
h. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 of minder, mag maximaal 50% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 30 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
-
i. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van 300 m2 tot 1500 m2, mag maximaal 10% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 75 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
-
j. indien het achtererfgebied een oppervlakte heeft van meer dan 1500 m2, mag maximaal 5% van het achtererfgebied met bijbehorende bouwwerken worden bebouwd, met een maximum van 125 m2 naast hetgeen is toegestaan in de erfzone;
-
k. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken die worden afgedekt met een kap op percelen zoals bedoeld onder i, mag de goothoogte maximaal 3 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen;
-
l. bestaande bijbehorende bouwwerken die niet voldoen aan het bepaalde vermeld onder a. tot en met k. mogen worden gehandhaafd en/of vernieuwd, maar de afwijkingen mogen niet worden vergroot.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
a. de bouwhoogte van erf- of perceelafscheidingen mag vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw in de bestemming Wonen - 2 niet meer dan 1 meter bedragen; de bouwhoogte van overige erf- of perceelafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
-
b. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 6 meter bedragen en van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 3 meter;
-
c. bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die afwijken van het bepaalde onder a. en b. mogen worden gehandhaafd en vernieuwd, mits de afwijkingen niet worden vergroot.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde vermeld in artikel 20.2.1 onder f. voor de voor het bouwen van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens indien:
-
1. de bestaande cultuurhistorische waarden, landschappelijke waarden of de bebouwingskarakteristiek van de omgeving niet worden aangetast, of;
-
2. de bestaande afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens reeds kleiner is dan 5 meter, onder de voorwaarde dat de afstand niet kleiner wordt dan de bestaande afstand tot de zijdelingse perceelsgrens.
20.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de afmeting en de plaats van de bebouwing, ten behoeve van de situering van bebouwing, indien dit noodzakelijk is in verband met de bebouwingskarakteristiek van de omgeving en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en/of de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.