direct naar inhoud van Bijlage 1 Externe veiligheid deelgebied N
Plan: Actualisering diverse gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPACTUALISATIEDG-0402

Bijlage 1 Externe veiligheid deelgebied N

1.1 Inleiding

In en direct rond het plangebied is een inventarisatie gedaan naar risicoveroorzakende activiteiten. Dit heeft het volgende overzicht opgeleverd:

  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water. Voor het plangebied is alleen het Amsterdam-Rijnkanaal relevant. De A2 ligt op te grote afstand (ca. 500 meter) om van invloed te zijn. Andere relevante Basisnet-transportassen liggen allen op zeer grote afstand (meer dan een kilometer) van het plangebied. Nadere beschouwing is niet nodig. Over niet-Rijkswegen vindt beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats dat wordt gereguleerd door de gemeentelijke routeringsverordening.
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen. In of nabij het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.
  • Bedrijven die vallen onder het Bevi. In het plangebied bevinden zich geen Bevi bedrijven. Iets buiten het plangebied bevindt zich één Bevi bedrijf, het LPG tankstation aan het 24 Oktoberplein. Het invloedsgebied heeft een overlap met het plangebied.

Het werken met, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen leidt tot veiligheidsrisico's voor omwonenden, bedrijven en passanten. Om deze risico's te beheersen worden in bestemmingsplannen de relaties tussen deze activiteiten en hun omgeving conform wet- en regelgeving verantwoord en vastgelegd. De normen en richtlijnen zijn onder andere vastgelegd in:

  • de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs; voor transport over weg, spoor en water)
  • het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi; voor bedrijven)

De circulaire Rnvgs (laatste herziening d.d. 31-7-2012) geeft antwoord op vragen hoe om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van transportroutes en geeft de normering aan voor plaatsgebonden risico en groepsrisico.

Het Bevi beschrijft de afstanden tussen risicovolle bedrijven en (beperkt) kwetsbare objecten/bestemmingen. Risicovolle bedrijven zijn bijvoorbeeld LPG stations. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld woningen, gebouwen waarin mensen zijn die zichzelf slecht in veiligheid kunnen brengen (scholen en zorginstellingen) en gebouwen waarin vaak grote aantallen personen aanwezig zijn (grote winkelcentra, grote kantoren etc.). Daarnaast bestaan beperkt kwetsbare objecten, dit zijn alle andere (meestal) gebouwde objecten.

In de circulaire Rnvgs en het Bevi staan twee soorten risico's beschreven waarop de normen en richtlijnen van toepassing zijn. Het betreft het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft aan hoe groot de overlijdenskans is indien een persoon zich permanent op een bepaalde plek bevindt. De wetgever beschouwt een overlijdenskans van eens in de miljoen jaar (aangeduid met 10-6) voor nieuwe situaties als acceptabel. Vertaald naar het bestemmingsplan (in dit geval de plankaart) kan het PR=10-6 worden weergegeven als een contour (10-6 - contour). Rondom een bedrijf is dat vaak een cirkel, langs een transportas zijn dat min of meer parallelle lijnen aan beide zijden. Alle punten op de cirkel of lijnen vertegenwoordigen een plaatsgebonden risico van één op de miljoen jaar. Het plaatsgebonden risico vertegenwoordigt dus een afstandsnorm. Voor de afstand tussen de risicoveroorzakende activiteiten en kwetsbare objecten is die norm een harde grenswaarde. Voor de afstand tot beperkt kwetsbare objecten is die norm een richtwaarde waarvan mag worden afgeweken als daar een gegronde reden voor is. Binnen de 10-6 - contour mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden bestemd of gebouwd. Voor bestaande situaties gelden overgangsregels.

Het groepsrisico (GR) geeft de kans aan op het overlijden van een groep mensen tengevolge van een calamiteit.

De circulaire Rnvgs, het Bevb en het Bevi verplichten ertoe dat bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening het groepsrisico wordt beschreven en gemotiveerd. Voor het toetsen van het groepsrisico wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde oriëntatiewaarde. Dit is geen harde wettelijke norm maar een houvast om te toetsen of het groepsrisico acceptabel is al dan niet in combinatie met maatregelen voor de bestrijding van ongevallen. Volgens het Bevi moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied van het risicovolle bedrijf. De grootte van het invloedsgebied verschilt per soort bedrijf. Volgens de circulaire Rnvgs en het Bevb moet het groepsrisico bepaald worden binnen het invloedsgebied, hetgeen bepaald wordt door de afstand waarbij voor 1 % van de blootgestelde personen dodelijk letsel optreedt bij het grootst mogelijke ongeval, de zogenaamde 1% letaliteit contour. Ook hier verschilt de grootte per transportas.

Er zijn twee manieren om het groepsrisico te verlagen. Het is mogelijk maatregelen te nemen bij de risicoveroorzakende activiteit of het is mogelijk maatregelen te nemen in de omgeving daarvan. De mogelijkheid om maatregelen te nemen bij transportroutes over weg, spoor en water zijn op lokaal niveau niet of nauwelijks aanwezig; gemeenten kunnen bijvoorbeeld niet sturen op aantallen vervoersbewegingen. Bij bedrijven, en in mindere mate bij transportleidingen, zijn er meer mogelijkheden via bijvoorbeeld de omgevingsvergunning.

1.2 Vervoer gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en water

Basisnet
Landelijk is een Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en vaarwegen ontwikkeld. Het Basisnet geeft zekerheid over de te verwachten transportfrequenties en de daarbij behorende zonering. In de loop van 2013 zal de wetgeving zodanig worden aangepast dat de uitgangspunten van het Basisnet, waaronder de transportfrequenties waarmee gemeenten bij risicoanalyses dienen te rekenen, wettelijk worden verankerd. Dit gebeurt door het aanpassen van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en een nieuw vast te stellen Besluit externe veiligheid transportroutes (Btev). Vooruitlopend hierop zijn die uitgangspunten nu reeds vastgelegd in de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Van de bevoegde gezagen wordt verwacht dat zij toepassing geven aan de circulaire en daarmee anticiperen op het Basisnet. De transportfrequenties, opgenomen in de circulaire corresponderen met de maximale gebruiksruimte voor het vervoer. Voor de berekening van de risico's ten behoeve van dit plan is om bovenstaande reden uitsluitend gerekend met de Basisnet uitgangspunten.

Transport van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam- Rijnkanaal
In het kader van het Basisnet zijn inventarisaties uitgevoerd wat betreft knelpunten externe veiligheid langs vaarwegen. Daaruit bleek dat langs het Amsterdam-Rijnkanaal geen knelpunten aanwezig zijn. De scheepvaart met gevaarlijke stoffen kan vele malen groeien voordat de normwaarden voor plaatsgebonden en groepsrisico in zicht komen. Aangezien er geen PR=10-6 contour bestaat is toetsing niet aan de orde. Wel zal op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied (PAG) gaan gelden van 25 meter vanaf de oever van het kanaal. In het toekomstige Besluit externe veiligheid transportroutes zal een verantwoordingsplicht gaan gelden waarom binnen zo'n gebied (beperkt) kwetsbare objecten worden toegelaten. De kortste afstand tussen het kanaal en het plangebied bedraagt ca. 35 meter. Het plangebied komt daarmee niet binnen het PAG. Nadere beschouwing is daarmee niet nodig.

Gelet op het lage groepsrisico zal er niet verder worden ingegaan op de eventuele mogelijkheden om het groepsrisico omlaag te krijgen. Wel wordt hierna ingegaan op de mogelijkheden tot het bestrijden van een zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen in de omgeving. Maatregelen m.b.t. voorbereiding en beperken omvang zwaar ongeval

De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:

  • Bluswatercapaciteit. De totale bluswatercapaciteit wordt voor de bestrijding van een (dreigend) zwaar ongeval op het water als voldoende beschouwd.
  • Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazernes zijn de posten aan de Vlampijpstraat en de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes van nood- en hulpdiensten naar het plangebied toe kunnen de diverse locaties snel bereikt worden en is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd.
  • Bereikbaarheid. Het kanaal is overal goed toegankelijk omdat nabij het gehele plangebied wegen liggen naast het kanaal. Ook de te beschermen bebouwing in het plangebied is overal goed bereikbaar.

Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval.

Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht de regelgeving om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de transportas te verantwoorden.

  • Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig (zie ook hierboven onder "Bereikbaarheid").
  • Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied langs het kanaal (woonwijk) kan ervan worden uitgegaan dat de meeste mensen in dat gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen.

Conclusies vervoer over water
Voor het Amsterdam-Rijnkanaal bestaat geen PR 10-6 contour die op de oever komt. Wel zal er op basis van het Basisnet een plasbrandaandachtsgebied gaan gelden. Het plangebied blijft echter buiten het PAG zodat nadere beschouwing niet nodig is. Het groepsrisico is laag en wordt als aanvaardbaar beschouwd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam-Rijnkanaal legt geen beperkingen op aan het bestemmingsplan.

1.3 Bedrijven die vallen onder het Bevi

Iets buiten het plangebied bevindt zich één bedrijf dat veiligheidsrisico's met zich mee brengt voor het plangebied en die onder het Bevi valt. Het gaat om het Texaco tankstation aan het 24 Oktoberplein, waar ook LPG verkocht wordt.

De verkoop van LPG brengt veiligheidsrisico's met zich mee die van invloed zijn op het plangebied. Het belangrijkste risico wordt gevormd door de mogelijkheid dat een LPG tankauto ontploft, een zogenaamde BLEVE. Behalve de opstelplaats van de tankauto, het vulpunt, is de ondergrondse LPG tank een belangrijke risicobron.

Hieronder volgt voor het tankstation een beschrijving van de omgeving, de toetsing van het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico.

LPG tankstation – 24 Oktoberplein

Omgeving van het tankstation
Het tankstation bevindt zich aan de noordzijde van het 24 Oktoberplein. In de oost oksel van het plein wordt het station omgeven door een grootschalige kantoorlocatie en een woontoren. De woontoren raakt de contour van het invloedsgebied en ligt er net buiten. In de zuid oksel bevindt zich het terrein van het Mesos ziekenhuis dat voor een deel binnen het invloedsgebied ligt.

In de noord oksel van het plein bevinden zich een woonflat, seniorenwoningen en een kantoorlocatie. In de west oksel tenslotte bevinden zich enkele vrijstaande woningen.

De omgeving van het tankstation kenmerkt zich door een zeer hoge bebouwingsdichtheid net buiten het invloedsgebied van het tankstation.

Het gaat in alle gevallen om kwetsbare objecten. In de directe omgeving bevinden zich geen beperkt kwetsbare objecten.

De afstand vanaf het LPG vulpunt tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (kantoor in de noord oksel) is ca. 90 meter. De afstand vanaf het ondergrondse reservoir tot het dichtstbijzijnde kwetsbare object (woonflat) is ca. 65 meter.

Plaatsgebonden risico (PR) vanwege het tankstation
Voor LPG tankstations hoeven de plaatsgebonden risico-contouren niet per geval te worden berekend, maar gelden vaste afstanden die afhankelijk zijn van de LPG-jaaromzet. Deze afstanden zijn vastgelegd in een regeling op grond van het Bevi. Voor het tankstation geldt een milieuvergunning voor de aflevering van maximaal 500 m3 per jaar. Omdat er geen sprake is van een gewijzigde situatie bij het LPG tankstation, noch de omgeving van het station, bedraagt de toetsafstand voor het PR (10-6 - contour), m.b.t. de afstand kwetsbaar object tot vulpunt, 25 meter. Deze toetsafstand is ontleend aan een tabel die is geïntroduceerd bij de Revi-wijziging van juli 2007 en geldt uitsluitend voor bestaande situaties. Binnen deze 25 meter bevinden zich geen kwetsbare objecten. Voor nieuwe situaties geldt vooralsnog een toetsafstand van 45 meter.

Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 - contour als richtwaarde. Strikt genomen geldt volgens het Revi voor bestaande beperkt kwetsbare objecten een grotere toetsafstand dan voor kwetsbare objecten, namelijk 45 meter. Dit komt omdat bij de Revi-wijziging van juli 2007 geen nieuwe tabel is geïntroduceerd voor beperkt kwetsbare objecten. Aangezien er geen beperkt kwetsbare objecten in de directe omgeving zijn, is een toetsing niet aan de orde. Voor nieuwe situaties geldt eveneens een toetsafstand van 45 meter.

Naast de afstandsnorm voor het vulpunt bestaan er normen voor de ondergrondse LPG tank en de LPG afleverzuilen. Aan de afstandscriteria met betrekking tot de ondergrondse tank (grenswaarde 25 meter tot kwetsbare objecten en richtwaarde 25 meter tot beperkt kwetsbare objecten) wordt voldaan. Aan de afstandscriteria met betrekking tot de afleverzuilen (grenswaarde 15 meter tot kwetsbare objecten en richtwaarde 15 meter tot beperkt kwetsbare objecten) wordt ook voldaan.

Conclusie toets plaatsgebonden risico
Aan zowel de grenswaarden als richtwaarden voor het plaatsgebonden risico m.b.t. het LPG vulpunt wordt voldaan.

Aan de overige afstandscriteria m.b.t. het ondergrondse LPG reservoir en de afleverzuil wordt eveneens voldaan.

Groepsrisico (GR) vanwege het tankstation
Volgens artikel 13 lid 1 van het Bevi moet een zogenaamde verantwoording van het groepsrisico plaatsvinden. Hierna wordt de omvang van het groepsrisico in beeld gebracht. Daarna wordt beschreven hoe het groepsrisico beïnvloed kan worden door maatregelen bij het station en de omgeving.

Tot slot wordt beschreven welke factoren van invloed zijn op de inperking van het aantal slachtoffers voor het geval dat zich daadwerkelijk een zwaar ongeval voordoet. Enerzijds gaat het er om dat de hulpdiensten zich voorbereiden op het bestrijden van een zwaar ongeval, anderzijds gaat het erom dat personen snel naar een veilige plek kunnen vluchten.

Personendichtheid en GR
De personendichtheid en de berekening van het groepsrisico zijn beschreven in een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) van februari 2012.

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen moet het GR bepaald worden binnen het invloedsgebied van het LPG tankstation. Het invloedsgebied bij het tankstation bevindt zich op een afstand van 150 meter vanaf zowel het LPG vulpunt als de ondergrondse LPG tank. Het invloedsgebied is daardoor te benaderen als een oppervlak in de vorm van twee cirkels met ieder een straal van 150 meter gerekend vanaf het LPG-vulpunt en het middelpunt van de ondergrondse tank. Binnen deze cirkels bevinden zich de onder "Omgeving van het tankstation" genoemde objecten/bestemmingen of gedeelten daarvan. De personendichtheden van de objecten zijn beschreven in de QRA.

Om een indruk te geven van de hoogte van het GR ten opzichte van wat als aanvaardbaar wordt beschouwd, de oriëntatiewaarde, is het gebruikelijk om de kansen te vergelijken die horen bij een ongeval met resp. 10, 100 en 1000 dodelijke slachtoffers. Deze kansen zijn af te lezen in de diagrammen die in de QRA zijn opgenomen, de zogenaamde fN-curves (blz 12 en 13).

In de QRA zijn voor diverse oplossingsrichtingen en combinaties daarvan de groepsrisico's doorgerekend en gepresenteerd door middel van fN-curves. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens kantooruren (alleen 's nachts);
  • aanbrengen van een hittewerende coating op de tank van de LPG tankwagens;
  • vervangen van de ondergrondse LPG tank door één met een kleinere inhoud.

In alle doorgerekende gevallen is sprake van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. In het geval dat alle maatregelen worden toegepast is er nog steeds een ruime overschrijding. Hierna worden de maatregelen nader toegelicht.

Kenmerkend voor de omgeving van het tankstation is dat er net buiten het invloedsgebied van het tankstation een zeer hoge bebouwingsdichtheid bestaat. De hierin verblijvende personen komen niet tot uitdrukking in de berekening van het groepsrisico; dit vanwege de strikte afbakening van het invloedsgebied. Het groepsrisico geeft daarmee een vertekend beeld. Bij de ontwikkeling van het Mesosterrein, buiten het invloedsgebied, zal dit fenomeen een nadrukkelijk punt van aandacht zijn.

Verlaging groepsrisico door (voorgenomen) maatregelen bij het station

Er bestaan drie (potentiële) maatregelen, gerelateerd aan het tankstation, om het groepsrisico te verlagen.

  • In juni 2005 is een convenant afgesloten tussen de LPG branche en de rijksoverheid. Eén van de consequenties van dit convenant was dat uiterlijk 2010 hittewerende coatings en verbeterde losslangen op de tankwagens zouden worden aangebracht. Deze maatregelen zijn in 2010 uitgevoerd. De gevolgen voor het groepsrisico moeten per station worden berekend.
  • Voor de locatie 24 Oktoberplein zijn deze te herleiden uit de fN-curves in de hierboven genoemde QRA.
  • Uitsluiten van het lossen van LPG tankwagens tijdens dagdelen waarop relatief veel mensen aanwezig zijn. Voor deze maatregel is het nodig om een extra voorschrift (i.c. benoemen van venstertijden) in de milieuvergunning van het tankstation op te nemen. Een procedure voor het aanpassen van de milieuvergunning wordt overwogen maar is nog niet gestart. Daarvoor zal eerst de exploitant benaderd moeten worden om de haalbaarheid te bespreken.
  • Vervangen van de ondergrondse LPG tank door één met een kleinere inhoud. Indien alle hiervoor genoemde maatregelen worden uitgevoerd zal met een tank van 20 m3 de oriëntatiewaarde van het groepsrisico nog steeds worden overschreden (zie de QRA). Dit verdraagt zich in principe niet met de afspraken uit het Convenant LPG.

Verlaging groepsrisico door maatregelen in de omgeving
Het ruimtelijke besluit betreft een beheer bestemmingsplan. Aan de omgeving zal niets veranderen. Gezien de externe veiligheidssituatie is het financieel niet verantwoord om geforceerd over te gaan tot aanpassingen in de omgeving. Zie hiervoor ook onder "Conclusie toets groepsrisico".

Maatregelen m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval
De volgende locatiespecifieke voorwaarden bepalen of een (dreigend) zwaar ongeval goed bestreden kan worden of zelfs voorkomen:

  • Bluswatercapaciteit. De bluswatercapaciteit is voldoende.
  • Primair: Er is op de Pijperlaan een primaire bluswatervoorziening (brandkraan) aanwezig met een capaciteit van tenminste 60 m3/uur. Dit is voldoende.
  • Secundair: Er is geen secundaire bluswatervoorziening aanwezig met een capaciteit van tenminste 90 m3/uur gedurende 4 uur. Dit is onvoldoende. Er zullen stappen worden ondernomen om in de nabijheid van de Verdilaan/Rachmaninoffplantsoen een geboorde put te laten slaan.
  • Tertiair: In de nabije omgeving is aan de Pijperlaan/Leidsweg een tertiaire bluswatervoorziening aanwezig (Leidsche Rijn) met een capaciteit van tenminste 240 m3/uur onbeperkt. Dit is voldoende.
  • Inzettijd. De dichtstbijzijnde brandweerkazerne is post Tolsteeg, gelegen aan de Helling. Vanwege de aanwezigheid van hoofdrijroutes voor nood- en hulpdiensten naar de Europalaan toe is de aanrijtijd in voldoende mate geborgd. Opschaling kan vanaf de post Belcampostraat toereikend aanrijden.
  • Bereikbaarheid. De bereikbaarheid van de locatie is goed vanwege de ruime infrastructuur (i.c. het 24 Oktoberplein en de daarop aansluitende wegen) rondom het tankstation. De installatieonderdelen zijn goed bereikbaar omdat deze direct aan de openbare weg liggen.

Mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen bij een "dreigend" zwaar ongeval
Naast het beschouwen van de mogelijkheden m.b.t. voorbereiding van bestrijding en beperken omvang van zwaar ongeval, verplicht het Bevi om de zelfredzaamheid van personen in de omgeving van de inrichting te verantwoorden.

  • Vluchtmogelijkheden. Bij een dreigende calamiteit moeten personen in staat zijn om snel van de bedreigde plek weg te kunnen komen. Hiervoor is het nodig dat er in voldoende richtingen straten en wegen zijn waarlangs men kan vluchten. Deze mogelijkheden zijn in ruim voldoende mate aanwezig. Verwezen wordt naar "Bereikbaarheid" (hierboven); ook zijn er goede ontruimingsmogelijkheden via de Pijperlaan en de Ravellaan.
  • Zelfredzaamheid. Gelet op het karakter van het gebied (o.a. woningen en kantoren) kan ervan worden uitgegaan dat een groot deel van de mensen in het gebied een goede gezondheid hebben en mobiel zijn. Dit betekent dat die personen zich bij een eventuele dreigende situatie op eigen kracht goed in veiligheid kunnen brengen. Er mag van worden uitgegaan dat dit ook geldt voor de seniorenwoningen (zelfstandig wonende personen).

Conclusie toets groepsrisico
Volgens een uitgevoerde berekening van het groepsrisico bestaat er een grote overschrijding van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Deze overschrijding zal blijven bestaan nadat tankauto's zullen zijn voorzien van een hittewerende coating; deze coatings zijn in de loop van 2010 aangebracht.

In de QRA is onderzocht of het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde gebracht kan worden door een aantal maatregelen te nemen bij het station, zoals het instellen van zogenaamde venstertijden en het verkleinen van de maximale LPG voorraad in het ondergrondse reservoir. Uit de QRA blijkt dat ook met die maatregelen nog een aanzienlijke overschrijding van de oriëntatiewaarde blijft bestaan.

Met de exploitant van het tankstation is consensus over het opnemen van deze maatregelen in de milieuvergunning. Met het borgen van deze maatregelen wordt de veiligheidssituatie sterk verbeterd.

Tegelijkertijd is met de exploitant van het tankstation gesproken over de afspraken die zijn vastgelegd in het zogenaamde Convenant LPG-autogas van 22 juni 2005. In dat convenant heeft de LPG branche zichzelf opgelegd de verkoop van LPG te stoppen indien het groepsrisico niet teruggebracht kan worden tot onder de oriëntatiewaarde. Omdat de afspraken in het convenant niet afdwingbaar zijn, heeft de gemeente geen mogelijkheden om het groepsrisico beneden de oriëntatiewaarde te krijgen. Gelet hierop wordt het risico geaccepteerd, mede rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rampenbestrijding en zelfredzaamheid.