direct naar inhoud van Artikel 36 Leiding - Brandstof
Plan: Actualisering diverse gebieden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0344.BPACTUALISATIEDG-0402

Artikel 36 Leiding - Brandstof

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Brandstof aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse brandstoftransportleiding en daarbij behorende voorzieningen.

36.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen, in afwijking van het bepaalde ten aanzien van de overige bestemmingen, uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 36.2 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de desbetreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  • b. hierdoor geen blijvende onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van en de veiligheidssituatie rond de betreffende leiding, en
  • c. ter zake daarvan vooraf advies van de betreffende leidingbeheerder is ingewonnen.
36.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden voor opslag van goederen.

36.4.1 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van verlenen van het bepaalde in 36.4 indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de leiding en vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

36.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren;
    • 1. het ophogen van gronden;
    • 2. het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    • 3. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 centimeter;
    • 4. het verrichten van graaf- en grondwerkzaamheden anders dan normaal spitwerk;
    • 5. het planten van bomen en aanbrengen van diepwortelende beplantingen.
  • b. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
  • c. De in onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het belang van de leiding en vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
36.5.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 36.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale beheer en onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.