6.2 Bouwregels
Een bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet of een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor het bouwen van een geluidsgevoelige bestemming, wordt slechts verleend indien vaststaat dat op de gevel(s) van dit gebouw de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge het besluit hogere waarde, met inachtneming van de in dit besluit hogere waarde gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt.
Binnen deze bestemming mogen bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
6.2.1 Hoofdgebouwen
-
a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag niet worden overschreden;
-
c. de hoogte ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag niet worden overschreden;
-
d. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-01' mag ten behoeve van het realiseren van gevelverbijzonderingen, de goothoogte worden overschreden tot de maximale bouwhoogte;
-
e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'sba-02' mag ten behoeve van het realiseren van architectonische verbijzonderingen, de maximale bouwhoogte met maximaal 2,5 meter worden overschreden;
-
f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "sba-ob" mag uitsluitend vanaf 5,5 meter boven peil worden gebouwd ten behoeve van een overbouwing;
-
g. ter plaatse van de kopgevels van bouwblokken, mag ten behoeve van het realiseren van gevelverbijzonderingen in de vorm van schijngevels, de maximale goot- en bouwhoogte worden overschreden tot een hoogte van maximaal 1 meter boven de op de verbeelding aangegeven maximale bouwhoogte;
6.2.2 Aanbouwen en bijgebouwen
-
a. aanbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
-
b. de diepte van een aanbouw aan het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 meter bedragen;
-
c. de breedte van een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag, gemeten vanuit (het verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 3 meter bedragen;
-
d. de hoogte van een aanbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,25 meter;
-
e. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
-
f. indien de oppervlakte van een perceel kleiner is dan 250 m2 mag de maximale oppervlakte aan aanbouwen en bijgebouwen ten hoogste 50% bedragen van het perceel tot een oppervlakte van ten hoogste 50 m²; het perceelsgedeelte waarop het hoofdgebouw is gebouwd wordt bij deze berekening buiten beschouwing gelaten.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
a. op de gronden die vóór (het verlengde van) en tot 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw zijn gelegen, mogen uitsluitend erfafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1 meter worden gebouwd; De bouwhoogte van de overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
-
b. de bouwhoogte van de overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
-
c. in afwijking van het gestelde onder lid a mogen op de grens tussen de bestemming "wonen" en "verkeer-verblijfsgebied" en op de grens tussen de bestemming "wonen" en "tuin" (erf)scheidingen tot een maximale hoogte van 2,20 meter worden opgericht die dienen om gesloten bouwblokken te realiseren of om een binnenterrein af te sluiten.