direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Lange Brinkweg 31a
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0342.WPSOE0001-0301

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • agrarische bedrijven;

  • instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschaps- en/of natuurwaarden, waaronder geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en cultuurhistorische waarden;

  • instandhouding van de ter plaatse voorkomende waardevolle landschapselementen, zoals bomenrijen, singel- en laanbeplanting, streek en waterlopen;

  • extensieve recreatie;

  • met de daarbij behorende:

    1. waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

    2. overige voorzieningen, zoals ontsluitingsverhardingen, groenvoorzieningen, open terreinen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen

Op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

 

    • de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer

bedragen dan hierna is aangegeven:

 

bouwwerken

bouwhoogte

Perceelsafscheidingen voor de voorgevelrooilijn van een gebouw

1 m

Overige perceelsafscheidingen

1 m

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

De voor Agrarisch met waarden aangewezen gronden mogen niet worden gebruikt voor:

 

    • het weiden van dieren;

    • moestuinen en/of volkstuinen;

    • het bebossen van gronden;

    • paardenbakken.

 

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

 

    • oppervlakteverhardingen ten behoeve van parkeren aan te leggen of aan te brengen;

    • wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;

    • de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;

    • ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee saenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;

    • andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.

3.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 is vereist voor werken of werkzaamheden die:

 

    • het normale onderhoud betreffen;

    • noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;

    • reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

    • van zodanig ondergeschikt belang en van zo geringe omvang zijn, dat aan de karakteristieke waarden van de bomen en hagen geen afbreuk wordt gedaan.

3.4.3 Toegestane werken of werkzaamheden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 mag slechts verleend worden, indien:

 

    • de werkzaamheden of de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;

    • door het stellen van voorwaarden ten aanzien van plaats, omvang, wijze en tijd van uitvoering aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden kan worden voorkomen;

    • de mogelijkheden tot herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of natuurwetenschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.