Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: TAM-omgevingsplan Franseweg 44-46, Elst
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0340.OPFranseweg4446-ON01

Regels

 
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Franseweg 44-46 te Elst en is als nieuw hoofdstuk 22a opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Rhenen. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Rhenen. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummerm '22a' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a' gelezen worden.

1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.1 Begripsbepalingen

1.1.1 TAM-omgevingsplan:
TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Franseweg 44-46, Elst;
1.1.2 omgevingsplan:
Het omgevingsplan van de gemeente Rhenen;
1.1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.1.4 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
1.1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.1.6 bed and breakfast:
het bieden van de mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, waarbij die activiteit ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
1.1.7 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen, repareren of opslaan van goederen, dan wel het verrichten van diensten;
1.1.8 bedrijf aan huis:
het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;
1.1.9 beroep aan huis:
de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
1.1.10 bestaand:
  1. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit;
1.1.11 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.1.14 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.1.15 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;
1.1.16 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (en in samenhang daarmee uitstallen, verkopen en leveren) van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik privéverbruik;
1.1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.1.18 hoofdgebouw:
gebouw, of bouwkundig en functioneel te onderscheiden gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor het verrichten van andere activiteiten dan bouwactiviteiten die op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit op het perceel zijn toegestaan en, als meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die toegestane activiteiten het belangrijkst is;
1.1.19 huishouden:
de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
  1. een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;
1.1.20 nutsvoorziening:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.1.21 straatpeil:
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.1.22 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.1.23 waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuurhistorie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur en/of ecologie;
1.1.24 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.2 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 1.3.1 tot en met 1.3.6.
1.2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
1.2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
1.2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken dakkapellen;
1.2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
1.2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
1.2.6 ondergeschikte bouwdelen:
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en reclameuitingen aan de gevel buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

1.3 Toepassingsbereik

  1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid.
  2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Franseweg 44-46, Elst, waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.OPFranseweg4446-ON01 zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

1.4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

1.5 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

2 Functies en activiteiten

Artikel 2 Groen

2.1 Toegelaten functies

In het gebied GROEN zijn de volgende functies toegestaan:
  1. plantsoenen;
  2. gazons;
  3. beplantingen;
  4. voetpaden;
  5. in- en uitritten;
  6. speelplaatsjes;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

2.2 Bouwactiviteiten

2.2.1 bouwen - gebouwen - groen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
2.2.2 bouwen - bouwwerken, geen gebouwen zijnde - groen
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is niet meer dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten is niet meer dan 8 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet meer dan 3 m.

Artikel 3 Verkeer

3.1 Toegelaten functies

In het gebied VERKEER zijn de volgende functies toegestaan:
  1. wegen en paden;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. terrassen ten behoeve van horeca;
met de daarbij behorende voorzieningen en werken zoals:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. bruggen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bouwwerken.

3.2 Bouwactiviteiten

3.2.1 bouwen - gebouwen - verkeer
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
3.2.2 bouwen - bouwwerken, geen gebouwen zijnde - verkeer
  1. de bouwhoogte ten behoeve van wegen en parkeervoorzieningen is niet meer dan:
    1. 12 m voor masten en verwijsborden;
    2. 7,5 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  2. de bouwhoogte ten behoeve van overige functies is niet meer dan:
    1. 8 m voor vlaggen- en lichtmasten;
    2. 4 m voor publicatieborden ten dienste van overheids- en niet commerciële mededelingen;
    3. 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 4 Wonen

4.1 Toegelaten functies

In het gebied WONEN zijn alleen de volgende functies toegestaan:
  1. wonen;
  2. beroep of bedrijf aan huis;
  3. bed and breakfast;
met daarbij behorende voorzieningen en werken zoals:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
  2. tuinen en erven;
  3. wegen en paden;
  4. bouwwerken.

4.2 Bouwactiviteiten

4.2.1 bouwen - hoofdgebouwen - wonen
  1. Een hoofdgebouw wordt alleen gebouwd in de aanduiding 'bouwvlak'.
  2. Het aantal hoofdgebouwen per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal 1, tenzij anders is aangegeven ter plekke van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
  3. Hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling niet minder is dan 35 graden.
  4. Ter plekke van het gebied 'overige zone - grondgebonden woningen' zijn uitsluitend aaneengebouwde woningen en twee-onder-een-kapwoningen toegestaan.
  5. Ter plekke van het gebied 'overige zone - appartementen' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan. 
  6.  De goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt niet meer dan aangegeven ter plekke van de aanduiding 'maximum bouwhoogte, maximum goothoogte'.
4.2.2 bouwen - bijbehorende bouwwerken - wonen
  1. Bijbehorende bouwwerken worden alleen gebouwd binnen:
    1. het gebied BOUWVLAK; of
    2. binnen het achtererfgebied.
  2. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken is niet meer dan 3,30 m.
  3. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is niet meer dan 4,5 m.
  4. Het bebouwingspercentage van het achtererfgebied is maximaal 25% van de bij de woning behorende aaneengesloten kadastrale percelen.
  5. De oppervlakte van bijbehorende bouwwerken is niet meer dan 150 m².
4.2.3 bouwen - bouwwerken, geen gebouwen zijnde - wonen
  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is niet meer dan 1 m voor (het verlengde van) de voorgevel en 2 m daarachter.
  2. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten is niet meer dan 8 m.
  3. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet meer dan 3 m.

4.3 Specifieke gebruiksbepalingen

4.3.1 overige gebruiksbepalingen - wonen
  1. Een woning wordt bewoond door niet meer dan één huishouden.
  2. Onder een huishouden wordt verstaan:
    1. een alleenstaande; of
    2. één gezin; of
    3. vier personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning.
4.3.2 overige gebruiksbepalingen - wonen - omgevingsvergunning
  1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 4.3.1, eerste lid, en worden toegelaten dat een woning wordt bewoond door twee of meer huishoudens die één woning bewonen, met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn.
  2. De omgevingsvergunning kan worden verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

3 Algemene bepalingen

Deze afdeling bevat regels die gelden voor meer dan één specifieke gebruiksactiviteit als bedoeld in afdeling 2.

Artikel 5 Algemene Bouwbepalingen

5.1 bouwen - parkeren - beoordelingsregel omgevingsvergunning

  1. Een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit wordt alleen verleend als vast staat dat voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd, overeenkomstig de beleidsregels van de 'Beleidsnota parkeernormen en parkeerfonds' (d.d. 14 april 2011). Als gedurende de beleidsregels parkeren wijzigen, gelden de gewijzigde regels.
  2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het eerste lid als toepassing van de beleidsregels – gelet op het belang waarvoor deze beleidsregels tot stand is gebracht – leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing voor zover het te realiseren bouwwerk alleen wordt gebruikt voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis.

5.2 bouwen - onderkeldering

Onderkeldering is alleen toegestaan onder (bedrijfs)woningen, bijbehorende bouwwerken en bedrijfsgebouwen en in maximaal één laag waarvan de diepte niet meer is dan 4m.

Artikel 6 Algemene gebruiksbepalingen

6.1 gebruik - bed and breakfast

Voor het uitoefenen van een bed and breakfast gelden de volgende regels:
  1. er worden maximaal vijf kamers per erf gebruikt;
  2. er zijn maximaal tien slaapplaatsen aanwezig;
  3. het gebruik leidt niet tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  4. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;
  5. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
  6. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  7. de bedrijfsvoering van de bed and breakfast wordt alleen door de bewoner(s) uitgeoefend.

6.2 gebruik - beroep of bedrijf aan huis

  1. De volgende activiteiten zijn toegelaten:
    1. het uitoefenen van een bedrijf, voor zover het betreft het verlenen van diensten en het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen – bedrijvigheid;
    2. het uitoefenen van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging;
    3. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.
  2. De volgende activiteiten zijn niet toegelaten:
    1. detailhandel;
    2. buitenopslag zijn niet toegestaan;
  3. Voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis gelden de volgende regels:
    1. de woning behoudt in overwegende mate haar woonfunctie;
    2. de ruimtelijke uitstraling is in overeenstemming met de woonfunctie;
    3. de omvang van de uitoefening van het beroep- of bedrijf aan huis bedraagt niet meer dan 50% van de oppervlakte van de woning tot een maximum van 100 m²;
    4. er wordt voorzien in tenminste zoveel extra parkeerplaatsen op eigen terrein als is aangegeven in de navolgende tabel:
Omvang van de uitoefening van het beroep- of bedrijf aan huisAantal extra te realiseren parkeerplaatsen
0 - 25 m20
26 - 50 m21
51 - 100 m22
  1. het beroep of bedrijf aan huis wordt alleen uitgeoefend door de bewoner.

6.3 gebruik - beroep of bedrijf aan huis - omgevingsvergunning bedrijfscategorie

  1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 5.2, eerste lid, en worden toegelaten dat bedrijfsactiviteiten worden uitgeoefend die zijn genoemd in categorie 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten.
  2. De omgevingsvergunning kan worden verleend als de bedrijfsactiviteiten naar het oordeel van het bevoegd gezag naar aard en invloed gelijk te stellen zijn aan de bedrijfsactiviteiten, bedoeld in het eerste lid.

6.4 gebruik - beroep of bedrijf aan huis - omgevingsvergunning parkeren

  1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 5.2, derde lid, onder d, en worden toegelaten dat minder parkeerplaatsen worden gerealiseerd.
  2. Op de beoordeling van de aanvraag is paragraaf 21.3.2.3 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Beschermen van waarden

7.1 Archeologie

7.1.1 toepassingsbereik
De regels in deze paragraaf zijn van toepassing in het gebied 'overige zone - archeologie'.
7.1.2 oogmerk
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op de bescherming (behoud in situ) en veiligstelling (behoud ex situ) van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
7.1.3 bouwen - bouwwerken - archeologie
In het gebied 'overige zone - archeologie hoge verwachtingswaarde' mogen bouwwerken alleen worden gebouwd als het gaat om:
  1. een bouwwerk, dat is toegestaan op grond van afdeling 2 of 3; en
  2. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppverlakte voor zover gelegen op of onder maaiveld niet wordt uitgebreid; of
  3. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2; of
  4. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.1.4 bouwen - bouwwerken - archeologie - omgevingsvergunning
  1. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.1.2 en artikel 7.1.3
  2. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt de volgende informatie verstrekt:
    1. een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld; en
    2. funderingstekeningen inclusief palenplan.
  3. Het college van burgemeester en wethouders betrekt een archeologisch deskundige bij de beoordeling van het bij de aanvraag overgelegde rapport, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a.
  4. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend als uit het archeologisch rapport, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel a, naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    1. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden; of
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  5. Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorschriften verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
7.1.5 aanleggen - archeologie - omgevingsvergunning
  1. In het gebied 'overige zone - archeologie' is het verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het ontgraven (onder andere door saneren) van de bodem;
    2. het ophogen van de bodem hoger dan 50 cm;
    3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    4. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
    5. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
    6. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    7. het bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
    8. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
    9. het aanleggen van bos of boomgaard;
    10. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
    11. het scheuren van grasland;
    12. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe gerekend worden woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
    13. het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
  2. Het eerste lid is niet van toepassing als:
    1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd op gronden waarbij de bodem tot maximaal 30 cm onder maaiveld wordt geroerd;
    2. de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden een oppervlakte hebben van ten hoogste 100 m² in het gebied 'overige zone - archeologie hoge verwachtingswaarde';
    1. de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
    3. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  3. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid worden de volgende gegevens en bescheiden overlegd:
    1. een rapport waarin de archeologische waarde van de locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
    2. een omschrijving van de aard van het werk, geen bouwwerk zijnde, of de werkzaamheid, met vermelding van:
      1°. de omvang in vierkante meters; en
      2°. de diepte, in centimeters ten opzichte van het maaiveld;
    3. een topografische kaart voorzien van een noordpijl en ten minste twee coördinatieparen, met de exacte locatie en omvang van de activiteit;
    4. doorsnedetekeningen met de exacte locatie, omvang en diepte van de afzonderlijke ingrepen ten opzichte van het maaiveld;
    5. een bestek of werkomschrijving met bijbehorende tekeningen.
  4. Het college van burgemeester en wethouders betrekt een archeologisch deskundige bij de beoordeling van het bij de aanvraag overgelegde rapport, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a.
  5. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt verleend als uit het archeologisch rapport, bedoeld in het derde lid, aanhef en onderdeel a, naar het oordeel van burgemeester en wethouders blijkt dat:
    1. archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden; of
    2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
  6. Aan de omgevingsvergunning bedoeld in het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
    3. de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door burgemeester en wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).

Artikel 8 Algemene aanduidingsbepalingen

8.1 overige zone - doelgroepen Franseweg 44-46

Binnen het gebied 'overige zone - doelgroepen Franseweg 44-46' dienen:
  1. tenminste 25% van de te bouwen woningen gereserveerd te worden voor de categorie 'sociale huurwoningen', waarbij geldt dat:
    1. de desbetreffende woningen voor minimaal 10 jaar, na vaststelling van het wijzigingsbesluit op het omgevingsplan ter plaatse van dit gebied, worden gereserveerd voor deze doelgroep;
  2. tenminste 15% van de te bouwen woningen gereserveerd te worden voor de categorie 'sociale koopwoningen', waarbij geldt dat:
    1. de desbetreffende woningen voor minimaal 10 jaar, na vaststelling van het wijzigingsbesluit op het omgevingsplan ter plaatse van dit gebied, worden gereserveerd voor deze doelgroep;
  3. tenminste 10% van de te bouwen woningen gereserveerd te worden voor de categorie 'geliberaliseerde woningen voor middenhuur', waarbij geldt dat:"
    1. de desbetreffende woningen voor minimaal 10 jaar, na vaststelling van het wijzigingsbesluit op het omgevingsplan ter plaatse van dit gebied, worden gereserveerd voor deze doelgroep.

8.2 overige zone - voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit

Het uitvoeren van de activiteiten en functies zoals toegelaten ter plaatse van het gebied 'overige zone - voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit' is uitsluitend toegestaan indien invulling gegeven wordt aan:
  1. de kaders uit het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  2. binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van het wijzigingsbesluit op het omgevingsplan ter plekke van het gebied 'overige zone - voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit' uitvoering wordt gegeven aan de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het als bijlage 3 bij de regels opgenomen landschappelijk inpassingsplan en in stand wordt gehouden;
  3. het gestelde in lid 1 en 2 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden in het kader van normaal onderhoud en beheer.

8.3 overige zone - voorwaardelijke verplichting aanvullend bodemonderzoek

Een omgevingsvergunning voor de bouw van de beoogde woningen binnen het gebied 'overige zone - voorwaardelijke verplichting aanvullend bodemonderzoek' kan alleen dan worden verleend wanneer aanvullend bodemonderzoek conform NEN5740, met aandacht voor de (eventuele) aanwezigheid van asbest in de grond en ondergrond, is uitgevoerd en de eventuele maatregelen, waaronder sanering, die hieruit voortvloeien zijn getroffen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsbepalingen

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. de in de regels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. de regels en toestaan dat aanduidingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate worden overschreden, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de regels en toestaan dat aanduidingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1 m;
  4. de regels en toestaan dat paden, wegen, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer worden aangelegd;
  5. de regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer bedraagt dan 30 m²;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m;
  6. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  7. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4 m;
    4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2 m te bedragen;
    5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 15 m;
    6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
Bij de toepassing van de bevoegdheid tot omgevingsvergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

4 Overgangsbepalingen

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.