c. kruisingen ten behoeve van wegen, straten, water en leidingen;
d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
e. nutsvoorzieningen;
f. groenvoorzieningen, met de daarbij behorende:
g. bouwwerken.
23.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegestaan waarvan de de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
2. ter plaatse van de aanduiding 'overkapping' is een overkapping toegestaan waarvan de maatvoering niet meer mag bedragen dan de bestaande maatvoering;
3. de bouwhoogte en oppervlakte van tot de spoorwerken behorende overige gebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijke 3 m en 9 m².
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
1. de bouwhoogte van draagconstructies voor bovenleidingen, seinpalen, bakens en andere railverkeersvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
3. de bouwhoogte van bouwwerken voor het onderbrengen van voorzieningen van de elektrotechnische systemen mag niet meer bedragen dan 9 m;
4. de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.