Artikel 7 Cultuur en ontspanning
1. Bestemmingsomschrijving
a.
De voor
'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
i.
een dierenpark met ondergeschikte horecavoorzieningen;
ii.
conferentiecentrum,
b. met
de daarbij behorende:
i.
bestaande bedrijfswoningen;
ii.
kantoorruimte;
iii.
groenvoorzieningen;
iv.
speelvoorzieningen;
v.
parkeervoorzieningen;
vi.
nutsvoorzieningen;
vii.
water en waterhuishoudkundige
voorzieningen;
viii.
erfbeplanting;
ix.
wegen
en paden;
x.
erven
en terreinen;
2. Bouwregels
Ten aanzien
van de bebouwing gelden de volgende regels:
a.
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak
gebouwd worden;
b. het
bebouwingspercentage per bouwvlak
mag niet meer bedragen dan
is aangegeven;
c.
de maatvoering
van de bebouwing mag niet meer bedragen
dan in de navolgende tabel is aangegeven:
Bouwwerken |
Goothoogte in m |
Bouwhoogte in m |
Inhoud in m³ |
Oppervlakte in m² |
Dakhelling |
Gebouwen |
9 |
12 |
|||
Dienstwoning |
3 |
10 |
600 |
|
Minimaal 30° |
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de dienstwoning |
3 |
4,5 |
20 |
||
Volières |
15 |
||||
Terrein- en erfafscheidingen |
4 |
||||
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
12 |
a.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in artikel
7, lid 2, sub c voor de bouw
van gebouwen met een bouwhoogte van niet meer dan 20 m tot maximaal 25% van de oppervlakte
van gebouwen.
b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7, lid 2, sub
b voor het vergroten van de
toegestane oppervlakte aan gebouwen met maximaal 15% van die oppervlakte,
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
i.
de bedrijfseconomische
noodzaak van de uitbreiding
is aangetoond;
ii.
vergroting geen overmatige verkeersaantrekkende werking heeft;
iii.
de omgevingsvergunning
geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid;
iv.
de gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden niet worden aangetast;
v.
voorzien wordt in een goede
landschappelijke inpassing,
afgestemd op de kenmerken
van de omgeving;
vi.
parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
vii.
vergroting
van de oppervlakte niet leidt tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden;
viii.
vergroting
van de oppervlakte niet leidt tot een onevenredige
toename van de hinder op nabijgelegen
hindergevoelige functies.
<<< Terug naar de inhoudsopgave