Artikel 35              Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

1.       Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

 

werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

a

b

c

d

e

f

g

h

i

j

Gronden met de bestemming

Agrarisch

-

-

x

x

-

-

-

-

-

-

- Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – openheid’

x

x

x

x

-

-

x

x

-

x

Bos

x

x

-

x

x

x

-

-

x

x

- Ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’

x

-

x

-

-

x

-

-

-

-

Natuur

x

x

x

x

x

x

x

x

-

x

Recreatie – Dagrecreatie

-

-

-

x

-

-

-

-

-

-

Water

-

-

x

x

-

-

-

-

-

x

Gronden met de dubbelbestemming

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Waarde – Aardkundige waarden

x

x

x

-

-

-

-

x

-

x

Waarde - Cultuurhistorie

x

x

x

x

x

x

x

x

-

x

Waarde - Landgoed

x

x

x

x

x

x

x

x

-

x

Gronden met de aanduiding

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Milieuzone - waterwingebied

-

x

x

x

-

-

x

x

-

-

a.        Ter plaatse van de aanduiding x’ is een omgevingsvergunning vereist,

b.       Ter plaatse van de aanduiding ‘-‘ is een omgevingsvergunning niet vereist,

voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

c.        In kolom ‘a’: het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

d.       In kolom ‘b’: het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, alle dieper dan 0,60 m onder maaiveld, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;

e.        In kolom ‘c’: het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen en greppels alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;

f.         In kolom ‘d’: het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen groter dan 100 m², uitgezonderd ten aanzien van agrarische bouwvlakken;

g.        In kolom ‘e’: het aanleggen van onverharde wegen en paden;

h.       In kolom ‘f’: het vellen of rooien van bomen, hakhout, houtwallen en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben, anders dan bij wijze van verzorging van houtopstanden, één en ander indien en voor zover de Boswet niet van toepassing is;

i.         In kolom ‘g’: beplanting van houtgewas hoger dan 2,5 m ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;

j.         In kolom ‘h’: het bebossen of beplanten van gronden;

k.       In kolomi’: het winnen van bosstrooisel en mos;

l.         In kolom ‘j’: het aanbrengen van recreatieve voorzieningen.

 

2.       Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35, lid 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk of de werkzaamheid dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen. Onder waarden en functies worden in ieder geval verstaan de cultuurhistorische, natuurlijke en landschapswaarden in het betrokken gebied.

 

3.       Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35, lid 1 is vereist voor:

a.        werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ter verwezenlijking van de in dit plan aan de gronden toegekende bestemmingen, waaronder tevens de aanleg van wegen en paden is begrepen;

b.       werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

c.        werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke worden uitgevoerd binnen een bouwvlak;

d.       het aanleggen van verhardingen ten behoeve van in- en uitritten;

e.        werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, behorende bij de aanleg van zwembaden, indien en voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;

f.         werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.

 

<<<         Terug naar de inhoudsopgave

<             art. 34    Algemene procedureregels

>             art. 36    Overgangsrecht