direct naar inhoud van 3.4 GEMEENTELIJK BELEID
Plan: Engelenweide
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0340.BPEngelenweide-OH01

3.4 GEMEENTELIJK BELEID

3.4.1 Stedenbouwkundige structuurvisie Rhenen

Op 23 september 2008 heeft de raad van de gemeente Rhenen een stedenbouwkundige structuurvisie vastgesteld, die ten aanzien van woningbouw een perspectief biedt op langere termijn. Belangrijk kenmerk is dat het eindresultaat een ontwikkelingsvisie is die richting geeft aan de gewenste bouwinitiatieven, passend bij de schaal en het karakter van de drie kernen Elst, Achterberg en Rhenen.

De woningbouwopgave van de gemeente Rhenen, 650 tot 750 woningen in de periode tot 2020, moet op basis van de Stedenbouwkundige structuurvisie gerealiseerd kunnen worden. De visie levert een bijdrage aan de nieuwe prestatieafspraken met woningbouwcorporaties. Ook is het een toetsingsinstrument voor individuele bouwaanvragen en een basis voor het opstellen van gebiedsvisies met beeldkwaliteitplannen en (herzieningen van) bestemmingsplannen.

Op de locatie Veeneind gaat de stedenbouwkundige structuurvisie niet specifiek in. Wel geeft de visie met betrekking tot het project De Vordel in Elst aan dat het plan voor die locatie overeenkomsten heeft met het regieplan dat is opgesteld voor het gebied Veeneind en waar diverse deelprojecten in uitvoering zijn.

3.4.2 Stedenbouwkundig plan Veeneind

Voor de locatie Veeneind in Rhenen is, zoals al in het inleidende hoofdstuk is aangegeven, een stedenbouwkundig plan gemaakt. Het plangebied beslaat een 1.200 meter lange strook tussen de Cuneraweg en de Veenendaalse wijk Petenbos, opgespannen tussen de Kerkewijk en de Rondweg Oost (N 233). Nadat de gemeente Rhenen het plan in december 2004 op heeft laten stellen, is het in oktober 2005 aangepast.

In de visievorming wordt benadrukt dat het plangebied nog behoort tot het veengebied, waarop ook de wijk Petenbos is gebouwd, maar dat het ook één van de beide lintstroken aan weerszijden van de Cuneraweg vormt. Dit dubbelkarakter van het veengebied met bijbehorende kavelrichting enerzijds en het lintkarakter anderzijds is het uitgangspunt voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied (zie afbeelding 10).

afbeelding "i_NL.IMRO.0340.BPEngelenweide-OH01_0010.jpg"

Afbeelding 10 Ligging Veeneind tussen Petenbos en lintbebouwing Cuneraweg

Een verdichting van het bebouwingslint langs de Cuneraweg is binnen de gewenste ontwikkeling van het plangebied mogelijk, maar moet wel beperkt blijven. De ruimtelijke kwaliteit van het lint en de overgang naar Petenbos zijn belangrijker dan de huisvestingscapaciteit. Inzet is dat Veeneind een heel ander milieu krijgt dan Petenbos. De sterke landschappelijke kwaliteiten moeten de aanknopingspunten vormen voor een bijzonder hoogwaardig woonmilieu. Gestreefd wordt naar een landschappelijke overgang van het lintmilieu langs de Cuneraweg naar het Petenbosmilieu, bestaande uit strokenverkaveling met vooral geschakelde woningen.

Gezien historische voorbeelden van geleidelijk aan verdichte linten, ontstaat na verloop van tijd een tweedelijns bebouwing achter de woningen die aan de weg liggen. De woningen in de tweede lijn worden in dat geval ontsloten door een pad langs de bestaande bebouwing. Doordat het lint een veelheid aan mogelijke invullingen biedt, afhankelijk van de kaveldieptes en -breedtes, is de verkavelingsvorm die wordt voorgesteld in het Stedenbouwkundig plan Veeneind, goed mogelijk.

Ofschoon het Veeneind door de verkavelingsvorm vooral herkenbaar blijft als lintontwikkeling, geeft het stedenbouwkundig plan ook antwoord op de open-eind-verkaveling van Petenbos. De lange zichtlijnen uit de structuur van deze wijk, die de richting volgen van het oorspronkelijke landschapspatroon en meestal aan woon- en ontsluitingsstraten gekoppeld zijn, worden benut in de verkaveling in clusters. Met het in stand houden en versterken van de bestaande houtwallen en bomenrijen en het aanleggen van nieuwe houtwallen en bomenrijen, ontstaan clusters. Een clustergewijze ontwikkeling van het Veeneind ligt door deze houtwallen en bomenrijen het meest voor de hand.

Deze insteek van het plan leidt tot een sterke kavelgewijze opzet en bepaalt daardoor mede het karakter van het gebouwde resultaat. Dit sluit naadloos aan op hetgeen wordt nagestreefd met de versterking van het lintkarakter. Op deze wijze zorgt het stedenbouwkundig plan voor een sterke eigen kwaliteit en herkenbaarheid van Veeneind.

Het stedenbouwkundig plan maakt een clustergewijze ontwikkeling van het plangebied mogelijk, met behoud en versterking van de identiteit en kwaliteit van het bebouwingslint langs de Cuneraweg. Ook is het plan onderdeel van de afronding van de wijk Petenbos. Het stedenbouwkundig plan geeft duidelijkheid over de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Daarnaast biedt het plan ook voldoende flexibiliteit, zodat er bij de invulling ruimte blijft voor een op maat gesneden aanpak voor ieder cluster.

Voor specifiek het cluster Engelenweide beoogt het stedenbouwkundig plan Veeneind een compacte verkaveling van 8 geschakelde woningen, met privétuin en -terras, een grote collectieve weide daaromheen en een enigszins besloten pleintje waaromheen de woonhuizen zijn gegroepeerd en van waaruit deze bereikbaar zijn (zie de eerder als afbeelding 6 weergegeven schets).

3.4.3 Beeldkwaliteitplan architectuur / Kwaliteit Handboek Buitenruimte

In oktober 2005 zijn het Beeldkwaliteitplan architectuur + Kwaliteit handboek buitenruimte (BKP+KHB) opgesteld. Deze behoren bij het Stedenbouwkundig plan Veeneind. In het boekwerk worden aanvullend op Stedenbouwkundig plan Veeneind voorschriften omschreven betreffende materialisatie, hoofdvormen, groenstructuur, erfscheidingen en bestrating. Het BKP+KHB dient als toetsingskader voor de welstandscommissie.

Doel van het BKP+KHB is te komen tot een hoogwaardige ontwikkeling van de lintbebouwing aan de Cuneraweg. De toekomstige bebouwing en de buitenruimte moeten voldoen aan de beoogde kwaliteit zoals bedoeld in het stedenbouwkundig plan. De diversiteit aan bebouwing, met een verschillende korrelgrootte, in combinatie met stukken grasland, houtwallen en bomenrijen is zeer kenmerkend voor de Cuneraweg. Alleen een zorgvuldige invulling van de bebouwing die samengaat met openheid en doorzicht kan zorgen voor een verdicht lint met een hoogwaardige uitstraling. Het boekwerk vormt een richtlijn voor de ontwikkeling van het plangebied en daarmee een garantie voor een goed kwaliteitsniveau.

De belangrijkste, ten aanzien van de voorgestane ontwikkeling, van toepassing zijnde voorschriften uit het beeldkwaliteitplan en het handboek zijn de volgende:

Bebouwingsvoorschriften

  • De breedte van de woningen mag maximaal 10 tot 13 meter bedragen;
  • De kapvorm moet een zadeldak zijn, gericht op de Cuneraweg;

Materiaalvoorschriften

De uitstraling van de gebouwen moet stevig en robuust zijn, refererend aan het archetype van een woonhuis (een huis met een 'puntdak');

Groen-, water- en verkeersstructuur

  • De groenstructuur moet onderdeel zijn van het totaalontwerp;
  • Langs de oprit naar het cluster bevindt zich een bomenrij.

3.4.4 Integrale structuurvisie gemeente Rhenen

De gemeente Rhenen heeft ervoor gekozen om een structuurvisie voor het gehele grondgebied op te stellen vanwege de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dit is een globaal, indicatief ruimtelijk plan dat de ruimtelijk relevante besluitvorming op lokaal niveau integreert. De integrale structuurvisie geeft op een globale wijze de door de gemeente gewenste ruimtelijke structuur weer. Voor woningbouwlocaties ligt de nadruk op onder meer zuinig ruimtegebruik en het zorgvuldig en zuinig omgaan met bestaand landschap. Binnen bestaande kernen, zoals in Achterberg, wordt ruimte geboden voor de verdichting van het reeds bestaande lint door middel van woningbouw.

De gemeente Rhenen beschikt over vele ambities op het vlak van de ruimtelijke ordening, die een belangrijke rol hebben gespeeld bij de opstelling van deze structuurvisie. Het gaat om gemeentelijke ambities als het creëren van een groene gemeente waar het goed recreëren is, het behoud en de versterking van de hoge kwaliteit van het buitengebied maar ook het benutten van de kansen voor de landbouw, de natuur en het landschap. Een andere doelstelling is dat de gemeente, op passende wijze, uitsluitend bouwt om in de eigen woningbehoefte te kunnen voorzien.

Voor woningbouwlocaties ligt de nadruk op onder meer zuinig ruimtegebruik en het zorgvuldig en zuinig omgaan met bestaand landschap. Langs de Cuneraweg, waar de onderhavige planlocatie zich bevindt, wordt ruimte geboden voor de verdichting van het reeds bestaande lint door middel van woningbouw.

3.4.5 Structuurvisie gemeente Veenendaal 2025

In de 'Structuurvisie gemeente Veenendaal 2025' (versie 1.1, november 2009) is het Petenbos aangemerkt als een gebied met als hoofdfunctie wonen. Een belangrijk kenmerk van het zuiden van Veenendaal, waaronder de wijk Petenbos, is de aanwezigheid van groen. Vooral de houtwallen die vanuit de Utrechtse Heuvelrug 'inprikken' in de woonwijk zijn opmerkelijke waarden in het landschap.

3.4.6 Conclusie

De ontwikkeling, waar het voorliggende bestemmingsplan toe strekt, mag in ieder geval beschouwd worden als passend bij de wens uit de stedenbouwkundige en de integrale structuurvisie van beide gemeenten. Het plangebied is gelegen binnen de zogeheten rode contour en maakt deel uit van een eveneens in het Streekplan Utrecht 2005-2015 aangegeven potentiële woningbouwlocatie, namelijk Veeneind.

Wel wijkt het aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende inrichtingsplan af van het beleid, geformuleerd in het Stedenbouwkundig plan Veeneind. Het beoogde dertiental woningen betekent niet alleen een verdichting ten opzichte van het oorspronkelijke plan, ook is de positionering van de woningen, mede ten opzichte van de Cuneraweg, anders en ziet het plan nu toe op het realiseren van woningen met afgeschermde privétuinen. Tijdens het planproces is de opzet voor het te ontwikkelen cluster dus gewijzigd.

De reden hiervan is gelegen in de financiële haalbaarheid en de wensen op de woningmarkt: een groter aantal woningen, met bijbehorende tuin, maakt het plan uitvoerbaar. Desondanks voorziet het inrichtingsplan in een aanvaardbare invulling van het cluster. De sterke, groene omkadering door houtwallen, bomenrijen en ander groen en de duidelijke relatie tussen de situering van de bebouwing en de centrale openbare ruimte van het hof geven het cluster een bijzondere kwaliteit en passen binnen de uitgangspunten van het Stedenbouwkundig plan Veeneind.

Ook wat betreft het beleid uit het Beeldkwaliteitplan voor de architectuur beoogt het inrichtingsplan enige afwijking, daar de richting van de kappen bij 6 woningen niet naar de Cuneraweg is gericht. Het gaat hier daarentegen om een bewuste afwijking. Door de kappen te verdraaien wordt de centrale openbare ruimte beter omkaderd en krijgt het woonhof een meer levendig karakter. Ook maakt het een efficiëntere indeling van de kavels mogelijk, zonder de stedenbouwkundige kwaliteit geweld aan te doen.

Het groene karakter van de woonwijk sluit zowel aan op het beleid van Rhenen als Veenendaal. In dat kader leggen beide gemeenten de nadruk op het behoud c.q. de aanwezigheid van houtwallen en overig groen. Hier speelt het onderhavige bestemmingsplan nadrukkelijk op in.

Op basis van vorenstaande kan geconcludeerd worden dat dit bestemmingsplan aan het beleid van beide gemeenten voldoet. Bovendien hebben burgemeester en wethouders van Rhenen in hun brief van 3 maart 2010 in beginsel ingestemd met de voorgenomen bouw van 13 woningen. Daarbij is ingestemd met 'variant A'. Deze variant is uitgewerkt in de inrichtingsschets (zie hiervoor afbeelding 5). Op ambtelijk niveau heeft ook de gemeente Veenendaal kenbaar gemaakt in principe medewerking aan deze woningbouwontwikkeling te willen verlenen.