Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Brinkerweide fase 2
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0340.BPBrinkerweide2-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Brinkerweide fase 2 van de Gemeente Rhenen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0340.BPBrinkerweide2-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.6 ambachtelijke bedrijvigheid

een bedrijf omvattende de vervaardiging en/of bewerking van goederen, uitgezonderd massaproductie, dan wel de verrichting van aanleg- en/of onderhoudswerkzaamheden met de daarbij behorende, dienstbare en ondergeschikte verkoopruimten, zoals bijvoorbeeld het schoenherstellersbedrijf en de kleermakerij, dan wel bijvoorbeeld het glazenwassersbedrijf;

1.7 bebouwd oppervlak:

een in de regels aangegeven oppervlakte die maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.10 bedrijf aan huis:

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke - geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen - bedrijvigheid, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.11 beroep aan huis:

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede een beroep op het terrein van persoonlijke verzorging, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde

bouwwerk, geen gebouw en overkapping zijnde;

1.22 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.23 erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 hoofdtoegang

de toegang tot een gebouw, direct grenzend aan, en op peil van de directe ontsluiting van het gebouw;

1.27 huishouden:

de leefvorm of samenlevingsvorm van een alleenstaande of een gezin, waaronder mede wordt begrepen:
  1. een met een gezin gelijk te stellen samenlevingsverband, daaronder begrepen een woongroep van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking;
  2. de gezamenlijke huisvesting van een groep van maximaal 4 personen die gebruik maken van de gemeenschappelijke voorzieningen in de woning;

1.28 mantelzorg

langdurende zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende, door personen uit diens sociale omgeving, waarbij de zorgverlening de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, op vrijwillige, niet afdwingbare basis;

1.29 ondergronds:

onder peil;

1.30 peil:

  1. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    1. de hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld ter hoogte van het hoofdgebouw;

1.31 perceel:

de aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij een bestaand of te bouwen bouwwerk of complex van bouwwerken;

1.32 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.33 tijdelijke woonunit

een mantelzorgwoning in de vorm van een tijdelijk op een perceel aanwezige unit die hetzij geheel hetzij in delen over de weg verplaatsbaar is;

1.34 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.35 voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van een woning, of het verlengde hiervan, gelegen is;

1.36 voorgevel:

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt of de gevel die is voorzien van de aanduiding 'gevellijn';

1.37 weg:

alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen en paden, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.38 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de afstand tot een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van een gebouw, op 1,00 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens;

2.6 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 meter.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 
  1. plantsoenen;
  2. gazons; 
  3. beplantingen;
  4. voetpaden;
  5. in- en uitritten;
  6. speelplaatsjes;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in artikel 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd bij de bestemming behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:
  1. speelvoorzieningen: 3,00 meter;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' zijn speelvoorzieningen niet toegestaan;
  3. erfafscheiding: 1,00 meter;
  4. overige andere bouwwerken: 3,00 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Gronden ter plaatse van de aanduiding 'houtwal' zijn bestemd voor het behoud en bescherming van houtwallen en natuurlijk struweel, het is niet toegestaan de houtwallen te rooien zonder vergunning.
  2. Gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - greppel' zijn bestemd voor waterberging.

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. beroep- en bedrijf aan huis;
  3. bed and breakfast;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. wegen en paden;
  4. tuinen en erven.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Bouwwerken mogen alleen ten dienste van de bestemming als omschreven in artikel 4.1 worden gebouwd.
4.2.2 Woningen
Voor het bouwen van woningen gelden de volgende regels:
  1. woningen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  3. de goothoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte';
  4. de bouwhoogte van woningen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte';
  5. de inhoud van een woning bedraagt maximaal 600 m³.
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het oprichten van bijbehorende bouwwerken is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erf' of binnen het bouwvlak;
  2. maximaal 25% van de bij de woning behorende kadastrale percelen mag bebouwd worden met bijbehorende bouwwerken met een maximum van 125 m²;
  3. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte';
  4. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte'; 
4.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 meter voor (het verlengde van) de voorgevel en 2,00 meter daarachter;
  2. de bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8,00 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van gebouwen in die zin dat bijbehorende bouwwerken 3,00 meter achter de voorgevel van de woning moeten worden gebouwd;
  2. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere oppervlakte dan 6 m² en/of een grotere bouwhoogte dan 1,50 meter.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Beroep en bedrijf aan huis
Voor de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis zijn de volgende regels van toepassing:
  1. de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  2. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis niet meer bedragen dan 50% van het grondoppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, mits op eigen terrein in extra parkeerplaatsen wordt voorzien zoals is weergegeven in de navolgende tabel:
Omvang van de uitoefening van het beroep- en bedrijf aan huis Aantal te realiseren parkeerplaatsen
26 - 50 m²1
51 - 100 m²  2
101 - 150 m²3
151 - 201 m²4
201 m² en meer  5
  1. bedrijfsactiviteiten uit categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten VNG zijn ook toegestaan;
  2. detailhandel en buitenopslag zijn niet toegestaan;
  3. het beroep- en bedrijf aan huis wordt in ieder geval uitgeoefend door de bewoner.
4.4.2 Bed and breakfast
Voor het uitoefenen van een bed and breakfast mogen maximaal vijf kamers per bouwperceel worden gebruikt met een maximum van tien slaapplaatsen, met dien verstande dat:
  1. het gebruik niet leidt tot belemmeringen voor de omliggende functies;
  2. de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien;
  4. de bedrijfsvoering van bed and breakfast uitsluitend door de bewoner(s) wordt uitgeoefend;
  5. aanverwante voorzieningen zoals een speeltuin, stallingsruimte en detailhandel bij bed and breakfast niet zijn toegestaan.
4.4.3 Zwembad
Per woning is maximaal één zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden;
  1. een zwembad uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel is toegestaan;
  2. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;
  3. de oppervlakte van een zwembad ten hoogste 50 m² bedraagt;
  4. een zwembad niet meer dan 0,20 meter boven het maaiveld mag uitsteken.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

 

6.1 Strijdig gebruik

Onder een gebruik strijdig met het bestemmingsplan wordt in elk geval verstaan:
  1. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk ten behoeve van (zelfstandige) bewoning, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  2. het in enigerlei vorm buiten de bedrijfsgebouwen opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook, uitgezonderd voor zover toegelaten binnen het plan;
  3. het gebruik van de gronden voor paardenbakken en/of tennisbanen.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. de in de bestemmingsregels gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate worden overschreden, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, dit tot een maximum van 1,00 meter;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat paden, wegen, parkeerplaatsen en voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer worden aangelegd;
  5. de bestemmingsregels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van het bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de omvang per gebouwtje niet meer bedraagt dan 40 m³;
    2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4,00 meter;
  6. het bepaalde ten aanzien van het tijdelijk gebruik van bijbehorende bouwwerken bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk wordt verbouwd en gebruikt ten behoeve van bewoning, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte voor mantelzorg van het bijbehorend bouwwerk niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    4. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning;
  7. het bepaalde ten aanzien van de bestemmingsregels bij woningen en bedrijfswoningen, en toestaan dat een tijdelijke woonunit wordt geplaatst en gebruikt, met dien verstande dat:
    1. het bewoning betreft in het kader van mantelzorg;
    2. de oppervlakte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 80 m²;
    3. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit niet meer mag bedragen dan 4,00 meter;
    4. de afstand van de tijdelijke woonunit tot aangrenzende percelen dient minimaal 2,00 meter te bedragen;
    5. de maximale afstand van de tijdelijke woonunit tot de (bedrijfs)woning bedraagt niet meer dan 15,00 meter;
    6. van het vervallen van de noodzaak van mantelzorg dient door of vanwege de gebruiker van het hoofdgebouw waaraan of waarbij de mantelzorg is verleend, aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te worden gedaan;
    7. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen gaat het bevoegd gezag over tot intrekking van de omgevingsvergunning.
  8. het bepaalde in artikel 6.1 onder c en toestaan dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van paardenbakken en/of tennisbanen.
Bij de toepassing van de bevoegdheid tot omgevingsvergunningverlening dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving, water en archeologie, in acht te worden genomen.

Artikel 8 Algemene wijzigingsregels

8.1 Wijzigingsbevoegdheid Groen - Wonen

  1. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.
  2. Bij een wijziging als bedoeld in artikel 8.1 sub a kan een bestaand bouwvlak en/of de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erf' geheel of gedeeltelijk worden verplaatst naar de gronden waarvan de bestemming 'Groen' is gewijzigd in 'Wonen'.
  3. Een wijziging als bedoeld in artikel 8.1 sub a en een verplaatsing van het bouwvlak en/of van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - erf' als bedoeld in artikel 8.1 sub b zijn slechts toegestaan indien:
    1. dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede stedenbouwkundige invulling;
    2. dit niet ten koste gaat van de stedenbouwkundige samenhang van het perceel en de omgeving;
    3. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van een goed woon- en leefklimaat;
    4. dit niet leidt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van andere percelen, en
    5. een gelijke oppervlakte van de bestemming 'Wonen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Groen' waardoor de oppervlakte van de bestemming 'Wonen' niet toeneemt.

8.2 Wijzigingsbevoegdheid Wonen - Groen

  1. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Groen'.
  2. Een wijziging als bedoeld in artikel 8.2 sub a is slechts toegestaan indien:
    1. dit noodzakelijk is vanuit het oogpunt van een goede stedenbouwkundige en/of landschappelijke invulling;
    2. dit niet ten koste gaat van de stedenbouwkundige samenhang van het perceel en de omgeving;
    3. dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van een goed woon- en leefklimaat;
    4. dit niet leidt tot een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van andere percelen.

Artikel 9 Voorwaardelijke verplichting parkeren

  1. Gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals bedoeld in de bestemmingen Groen en Wonen zonder dat per woning twee parkeerplaatsen van tenminste 2,50 x 5,00 meter op eigen terrein zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
  2. Gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van de functies zoals bedoeld in de bestemmingen Groen en Wonen zonder dat de droge greppel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - greppel' is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder artikel 10.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder artikel 10.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder artikel 10.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder artikel 10.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde artikel 10.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Brinkerweide fase 2'.