Plan: | Dorpshart Renswoude |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0339.BpDorpshart-vg02 |
CSO Adviesbureau in verband met de voorgenomen planontwikkeling een quickscan Natuurwetgeving (nr. 08J167, 23 maart 2009) uitgevoerd in het plangebied.
Op basis van het uitgevoerde literatuuronderzoek en het uitgevoerde veldbezoek en de overige verzamelde gegevens kan het onderstaande worden geconcludeerd:
Flora:
Binnen het plangebied zijn geen ontheffingsplichtige plantensoorten geregistreerd of aangetroffen. Het ligt ook niet in de lijn der verwachtingen dat deze aangetroffen zullen worden. Nader onderzoek naar het voorkomen van ontheffingsplichtige soorten wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Fauna:
De zwaarder beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten) die volgens het literatuuronderzoek en locatiebezoek mogelijk op het plangebied voorkomen zijn:
1. vleermuizen: Watervleermuis, Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger, Grijze grootoorvleermuis, Rosse vleermuis en Ruige dwergvleermuis;
2. vogels: broedvogels
Ad. 1 Vleermuizen
Het is mogelijk dat het plangebied gebruikt wordt door vleermuizen als vliegroute, foerageer- en/of verblijfsgebied. De aanwezige bebouwing op het terrein zijn in potentie geschikt als verblijfplaats (winter-, zomer-, kraam- en paarplaats) vanwege de aanwezigheid van holten, spouwmuren, kieren en gaatjes in de gevels en dergelijke. Het verdwijnen van bomen, open plaatsen en bebouwing zal mogelijk een negatief effect hebben op de aanwezigheid van deze soorten. Tevens hebben geïnterviewde bewoners bevestigd dat zij vleermuizen hebben gezien binnen de grenzen van het plangebied. Geadviseerd wordt een nader onderzoek te laten verrichten naar het gebruik van het plangebied door vleermuizen.
Ad. 2 Vogels
Ongetwijfeld zullen binnen de terreingrenzen van het plangebied vogels broeden (in bomen, struiken en in het veld). De te verwijderen bomen en opstallen vergen controle op in gebruik zijnde schuil- en broedplaatsen. Eventueel in gebruik zijnde broedlocaties van broedvogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd (ontheffing is niet mogelijk). De huidige bewoners van het plangebied hebben aangeven dat er vogels broeden binnen de grenzen van het plangebied.
Samenvattend wordt een nader onderzoek nodig geacht naar het gebruik van het plangebied door vleermuizen.
Geadviseerd wordt verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te laten voeren. Ontheffing om werkzaamheden tijdens het broedseizoen uit voeren wordt vrijwel nooit verkregen. Het nader onderzoek dient uitgevoerd te worden gedurende een bepaalde periode en geschikt jaargetijde, afhankelijk van de soortgroep. Veelal start deze periode in maart/april, bij het missen van deze periode kunnen de resultaten pas een jaar later beschikbaar komen.
CSO Adviesbureau in verband met de voorgenomen planontwikkeling een nader onderzoek Flora- en faunawet (nr. 09L111, d.d. 25 mei 2011) uitgevoerd op het plangebied. Aanleiding voor het nader onderzoek is de uitgevoerde quick-scan Flora- en faunawet van het plangebied (CSO, Quickscan Natuurwetgeving plangebied Centrumplan te Renswoude”, nr. 08J167, d.d. 23 maart 2009). In de quick-scan is geconcludeerd dat bepaalde beschermde soorten aanwezig kunnen zijn op het plangebied of anderszins mogelijk schade kunnen ondervinden van de planontwikkeling. Het advies in de quick-scan is om nader onderzoek uit te voeren naar het gebruik van het plangebied door vleermuizen. Daarnaast is geadviseerd verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te laten voeren.
Het doel van voorliggend nader onderzoek is vast te stellen of de betreffende ontheffingsplichtige soorten daadwerkelijk voorkomen (met bijbehorende functie(s) van het plangebied) en/of vervolgens de geplande ontwikkelingen strijdig zijn met de soortbescherming van de Flora- en faunawet (2005). In geval van te verwachten knelpunten tussen de soorten en planontwikkeling in het kader van de Flora- en faunawet, wordt aangegeven welke vervolgstappen nodig zijn en welke mitigerende (verzachtende maatregelen) en/ of compenserende maatregelen van toepassing kunnen zijn. Op basis van dit nader onderzoek kan een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I).
Indien geen ontheffingsplichtige soorten aangetroffen worden in het plangebied, of als de aanwezige ontheffingsplichtige soorten geen schade zullen ondervinden van de geplande ingrepen, blijven de algemene beschermende bepalingen van kracht in de zin van de algemene zorgplicht.
Van de strikter beschermde soorten (tabel 2 en 3 soorten) en situaties zijn geen aanwijzingen van aanwezigheid binnen het plangebied vastgesteld en/ of conflicten met de Flora- en faunawet. Een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet is derhalve niet noodzakelijk.
Geadviseerd wordt zorgvuldig te handelen bij de uitvoering. Dit kan onder andere door aantoonbaar te werken volgens een goedgekeurde gedragscode en op maat gemaakt ecologisch werkprotocol. Daarnaast worden mitigerende maatregelen voorgesteld in de vorm van het beperken van strooilicht naar boven door openbare verlichting in de nieuwe situatie, het opnemen van gierzwaluwkasten tegen gevels van de nieuwbouw en het wegvangen en verplaatsen van amfibieën in te dempen tuinvijvers. Daarnaast dient verstoring van in gebruik zijnde nestlocaties voorkomen te worden door bijvoorbeeld verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te laten voeren.
Hiermee vormt het aspect flora en fauna geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.