Plan: | Dorpshart Renswoude |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0339.BpDorpshart-vg02 |
CSO Adviesbureau heeft ten behoeve van de ontwikkeling van het nieuwe Dorpshart Renswoude in 2009 een "verkennend bodemonderzoek" en in 2011 een "aanvullend en nader bodemonderzoek" uitgevoerd. Deze onderzoeken worden achtereenvolgens behandeld in de volgende paragrafen.
De directe aanleiding voor het uitvoeren van het verkennend bodemonderzoek (nr. 08J167.R02, d.d. 27 juli 2009) is de voorgenomen herinrichting van het plangebied.
Op basis van het vooronderzoek zijn een gedempte sloot en HBB-locatie Taets van Amerongenweg 5 beschouwd als verdacht voor bodemverontreiniging. Het overige terrein wordt beschouwd als onverdacht ten aanzien van bodemverontreiniging.
De belangrijkste bevindingen uit het onderzoek zijn onderstaand weergegeven:
De hypothese dat de gedempte sloot verdacht is voor bodemverontreiniging kan worden aanvaard, gezien de aangetoonde matige en sterke verontreiniging met respectievelijk PAK en zink.
De hypothese dat de HBB-locatie Taets van Amerongenweg 5 verdacht is voor bodemverontreiniging met minerale olie, dient te worden verworpen. Zowel in de bovengrond als in het grondwater is geen verhoogd gehalte minerale olie of aromaten aangetoond.
De hypothese dat het overige terrein onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging, dient te worden verworpen. Dit vanwege de licht verhoogde gehalten aan koper, lood, zink, PAK en/of PCB’s in voornamelijk de bovengrond. Omdat het slechts licht verhoogde gehalten betreft en de Maximale Waarden Wonen niet wordt overschreden, wordt een aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht.
Voor het zuidelijk deel van de gedempte sloot binnen het plangebied geldt dat het terrein, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, niet zonder meer geschikt is voor de beoogde bestemming. Om vast te stellen of het terrein toch geschikt is, of dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn, is een nader onderzoek noodzakelijk.
Voor het overige terrein kan gesteld worden dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen gebruik van de locatie.
Aanbevelingen
Aanbevolen wordt een nader onderzoek uit te voeren naar de verontreiniging met zink en PAK in het zuidelijk deel van de gedempte sloot, teneinde inzicht te krijgen in de mate en omvang ervan. Op basis van de resultaten van het nader onderzoek kan worden vastgesteld of sprake is van een noodzaak tot saneren c.q. tot het treffen van maatregelen.
Zintuiglijk is zowel op het maaiveld als in de opgeboorde grond geen asbestverdacht materiaal aangetroffen. Wel is ter hoogte van boring 26 een erfafscheiding van asbest golfplaten aangetroffen. Ten behoeve van het verkrijgen van een sloopvergunning dient een asbestinventarisatie van bovengrondse objecten conform SC540 te worden- uitgevoerd. Voorafgaand aan sloopwerkzaamheden dient eventueel aanwezig asbesthoudend materiaal door een erkend bedrijf te worden verwijderd. Dit geldt ook voor de asbest golfplaten langs de voormalige watergang. Aanbevolen wordt na afloop van de sloopwerkzaamheden een verkennend asbestonderzoek uit te voeren, teneinde vast te stellen of de sloopwerkzaamheden hebben geleidt tot bodemverontreiniging.
Er zal een nader bodemonderzoek naar de aangetroffen verontreiniging met PAK en zink ter plaatse van boringen 20 en 26 uitgevoerd moeten worden. Dit nader bodemonderzoek wordt gecombineerd met boringen ter verificatie van de verontreiniging met minerale olie en PCB's (CSO, memo d.d. 10 maart 2011).
In opdracht van de Gemeente Renswoude heeft CSO Adviesbureau een aanvullend en nader bodemonderzoek (nr. 11J046.R01, d.d. 15 december 2011) uitgevoerd. Ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing van het voorliggende bestemmingsplan is in 2009 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 5.1.1). Niet alle percelen konden destijds echter worden onderzocht, tevens is de begrenzing van het plangebied enigszins aangepast. Ook is tijdens het verkennend bodemonderzoek een verontreiniging met zware metalen en PAK in de bovengrond aangetoond en is ter plaatse van Dorpsstraat 101 sprake van een grensoverschrijdende verontreiniging met minerale olie en PCB's. Derhalve was een aanvullend bodemonderzoek alsmede nader bodemonderzoek noodzakelijk.
De belangrijkste bevindingen uit het aanvullend en nader bodemonderzoek zijn onderstaand weergegeven:
Met uitzondering van de verontreiniging ter plaatse van Dorpsstraat 101, is het plangebied vanuit milieuhygiënisch oogpunt geschikt voor de toekomstige bestemming (het nieuwe Dorpshart). De aangetoonde licht verhoogde gehalten brengen geen risico's met zich mee. Het verontreinigde deel (ter plaatse van de Dorpsstraat 101) binnen de huidige onderzoekslocatie, zal bij de herinrichting van het terrein worden gesaneerd. Voorafgaand aan de sanering wordt een saneringsplan opgesteld.
De geconstateerde verontreiniging heeft geen consequenties voor de (financiële) haalbaarheid van het plan. De milieuhygiënische kwaliteit van bodem vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling van het nieuwe Dorpshart Renswoude.