4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Vergroten mestopslag binnen het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 onder o voor het vergroten van de inhoudsmaat van een mestopslagruimte, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
-
b. na de vergroting bedraagt de inhoud van het bouwwerk voor mestopslag maximaal 5.000 m³, exclusief de mestopslagruimte onder de gebouwen.
4.3.2 Vergroten bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde het bepaalde in lid 4.2.2 onder e voor het vergroten van de inhoudsmaat van een bedrijfswoning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de vergroting mag maximaal 25% bedragen tot maximaal 800 m³ inclusief aan- en uitbouwen;
-
b. het landschap in de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;
-
c. het ontwerp van de woning sluit goed aan bij het karakter van het buitengebied en de omgeving;
-
d. de woning wordt landschappelijk goed ingepast in de omgeving;
-
e. de maatvoeringseisen voor woningen worden in acht genomen;
-
f. ontheffing leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.3.3 Mestopslag en silo's buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 onder i voor het bouwen van een bouwwerk voor kadaveropslag, mestopslag, waterbassins en silo's buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. sleufsilo's, anders dan voor mestopslag, zijn buiten het bouwvlak tot een gezamenlijke oppervlakte van 500 m² en een maximale hoogte van 2 meter toegestaan;
-
b. per agrarisch bedrijf is buiten het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag tot een inhoud van 1000 m³ en een maximale hoogte van 6 meter toegestaan;
-
c. per agrarisch bedrijf is buiten het bouwvlak ten hoogste één bouwwerk voor kadaveropslag tot een inhoud van 25 m³ en een maximale hoogte van 2,5 meter toegestaan;
-
d. een bouwwerk wordt gesitueerd in directe aansluiting op het desbetreffende bouwvlak;
-
e. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
-
f. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en het aanwezige reliëf;
-
g. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
h. alvorens omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder f en g vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
i. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.3.4 Afwijking buitenrijbaan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 onder i ten behoeve van het bouwen van een buitenrijbaan buiten het bouwvlak ten behoeve van het houden van paarden met in achtneming van het volgende:
-
a. aangetoond moet zijn dat de buitenrijbaan niet geheel of gedeeltelijk binnen het bouwvlak of, indien sprake is van een buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning, niet binnen de bestemming Wonen kan worden gerealiseerd;
-
b. een buitenrijbaan wordt gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak of op gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is;
-
c. de oppervlakte van een buitenrijbaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 1.200 m²;
-
d. de oppervlakte van een buitenrijbaan ten behoeve van en behorend bij een woning en als onderdeel van een nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf bedraagt maximaal 800 m²;
-
e. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 2 meter;
-
f. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 8 meter;
-
g. afwijking wordt niet verleend voor een buitenrijbaan gelegen voor de voorgevellijn van de bebouwing;
-
h. afwijking wordt niet verleend binnen een afstand van 50 meter ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;
-
i. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing, afgestemd op de kenmerken van de omgeving;
-
j. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en het aanwezige reliëf;
-
k. binnen een afstand van 50 meter van de door de provincie in de Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is het realiseren van een buitenrijbaan en het oprichten van lichtmasten slechts toegestaan als de wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast;
-
l. alvorens omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige met betrekking tot de onder i, j en k vermelde voorwaarden en wordt voorzien in een privaatrechtelijke overeenkomst omtrent de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
-
m. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.3.5 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.2 onder i, ten behoeve van het realiseren van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd in de vorm van boog- en/of tunnelkassen;
-
b. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden gerealiseerd direct aansluitend aan het agrarische bouwvlak;
-
c. de omgevingsvergunning wordt verleend voor een periode van ten hoogste maart tot en met september in één kalenderjaar;
-
d. de gezamenlijke oppervlakte van de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 500 m² per bedrijf;
-
e. de maximale hoogte bedraagt 4 meter;
-
f. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de landschapsstructuur en het aanwezige reliëf;
-
g. afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
h. binnen een afstand van 50 meter van de door de provincie in de Verordening Ruimte vastgestelde begrenzing van de Ecologische Hoofdstructuur is het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen slechts toegestaan als de wezenlijke ecologische kenmerken, waarden en potenties van de Ecologische Hoofdstructuur niet significant worden aangetast; alvorens het plan te wijzigen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijking bed & breakfast
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.4 onder j en/of k voor de uitoefening van een bed & breakfast met meer dan drie kamers in een woning of in een bestaand bijgebouw, met in achtneming van het volgende:
-
a. de omgevingsvergunning wordt niet verleend voor meer dan vijf kamers;
-
b. de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.5.2 Afwijking ten behoeve van mantelzorg
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.4 onder o voor het bieden van mantelzorg in een bijgebouw of een tijdelijke unit, met in achtneming van het volgende:
-
a. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend ter plaatse van een bouwperceel waarop krachtens het plan een bedrijfswoning is toegestaan en ook feitelijk aanwezig is;
-
b. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
-
c. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt overgelegd voor Awbz-zorg thuis;
-
d. uit de indicatie van het CIZ moet blijken dat sprake is van mantelzorg voor minimaal zes maanden;
-
e. de indicatie moet na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn afgegeven voor minimaal zes maanden en geldig zijn op het moment van de aanvraag om de omgevingsvergunning voor het bouwen;
-
f. de oppervlakte in gebruik voor mantelzorg bedraagt maximaal 80 m²;
-
g. indien sprake is van een tijdelijke unit dient deze te voldoen aan de volgende voorwaarden:
-
1. een tijdelijke unit wordt geplaatst aan de achterzijde of zijgevel van de bestaande woning, waarbij plaatsing aan de zijgevel slechts is toegestaan als de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 meter bedraagt;
-
2. de afstand van een tijdelijke unit tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen bedraagt ten minste 2 meter;
-
h. de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
i. de omgevingsvergunning wordt verleend voor de duur van de periode waarin mantelzorg wordt geboden.
4.5.3 Twee bedrijfshoofden
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van de bestaande bedrijfswoning ten behoeve van de huisvesting van het huishouden van een tweede bedrijfshoofd, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de omgevingsvergunning is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
-
b. het agrarisch bedrijf biedt naar omvang en aard van de bedrijfsactiviteiten duurzaam aan twee volwaardige arbeidskrachten een volledige of nagenoeg volledige dagtaak;
-
c. de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
4.5.4 Huisvesting van tijdelijke werknemers
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 4.4 onder n ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers in bestaande agrarische bedrijfsgebouwen binnen een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
a. de omgevingsvergunning wordt verleend voor realisatie van niet-zelfstandige wooneenheden in bestaande gebouwen;
-
b. het gezamenlijk oppervlak van de wooneenheden in bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste 200 m²;
-
c. de omgevingsvergunning wordt verleend voor de periode tussen 15 maart en 15 september en/of van maximaal zes (6) weken buiten die periode per jaar indien sprake is van een piekbelasting in de werkzaamheden gedurende deze periode;
-
d. het betreft een volwaardig agrarisch bedrijf; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
-
e. het is alleen toegestaan werknemers te huisvesten die werkzaam zijn op het bij het bouwvlak behorende agrarische bedrijf;
-
f. de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
-
g. de beschikbare ruimte per persoon bedraagt ten minste 12 m².
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
a. het aanleggen, vergraven, verruimen, uitdiepen of dempen van sloten, greppels, vijvers en andere wateren;
-
b. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;
-
c. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
-
d. uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen van gronden;
-
e. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht
Het in sublid 4.6.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
-
a. behoren tot normaal onderhoud en beheer waaronder begrepen worden de normale agrarische exploitatie ten dienste van de bestemming;
-
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
-
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
-
d. binnen bouwvlakken worden uitgevoerd.
4.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien en voorzover daardoor de in lid 4.1 onder c en d genoemde waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
4.6.4 Advies
Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning slechts na ingewonnen advies van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.